Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1912
(1912)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |||||||||||
Vergadering van 20 Maart 1912.Aanwezig de heeren: Kan. Dr. Jac. Muyldermans, bestuurder. V. dela Montagne, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris. De heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Kan. Amaat Joos, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck, Prof. Dr. C. Lecoutere, Dr. Eug. van Oye, Frank Lateur, Dr. Leo Goemans en Prof. Dr. Jos. Mansion, werkende leden; De heeren Alf. de Cock en Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselende leden.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Februari-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de heer Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering: Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie et du Travail. Office du Travail. Statistique des Grèves et Lock-out en Belgique, 1906-1910. Bruxelles, 1911. Buffin (C.). - Académie Royale de Belgique. Commission Royale d'Histoire. Mémoires et documents inédits sur la Révolution belge et la campagne de dix-jours (1830-1831), recucillis et annotés par le Baron Camille Buffin, avocat. Bruxelles, 1912. (2 tomes.) Collard (A.). - Bibliothèque de l'Observatoire Royal de Belgique, à Uccle. Catalogue alphabétique des livres, brochures et cartes, préparé et mis en ordre par A. Collard, Bibliothécaire de l'Observatoire Royal de Belgique. Fascicule II. Bruxelles, 1911. | |||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||
Tijdschriften. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, no 12, 1911, et no 1, 1912. - Id. Bulletin de la Commission Royale d'Histoire. Tome 24, no IV. - Id. Prix perpétuels de l'Académie Royale de Belgique et du Gouvernement. - Bibliographie de Belgique. Table alphabétique 1911 de la 1re et de la 2me partie. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, no 23, 1912. - Sommaire idéologique des ouvrages et revues de philosophie, 15 février 1912. - Revue Néo-scolastique de philosophie. février 1912. - Revue Sociale Catholique, no 5, 1912. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 56, 1912 - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde. te Gent, nr 1, 1912 - Tooneelgids, nr 3, 1912. - Wallonia, nos 1-2, 1912. - Arbeidsblad, nrs 2-4, 1912. - Maandschrift van Land- en Tuinbouw, nr 7, 1912. - Annales des travaux publics, no 1, 1912.
Door de Katholieke Hoogeschool te Leuven: Annuaire de l'Université catholique de Louvain, 1912. 76e année. Louvain. Université catholique de Louvain. Bibliographie. Cinquième supplément, 1908-1911. Louvain, 1911. Door de ‘Société d'Emulation’, te Brugge: Annales, 1er fasc., février 1912.
Door den ‘Cercle archéologique’, te Mechelen: Bulletin du Cercle archéologique, littéraire et artistique de Malines. Tome 21, 1911. Malines, 1911. Door de ‘Société liégeoise de littérature wallonne’, te Luik: Bulletin, t. XLVIII. (Liber memorialis, 2e partie, 1856-1906.) Bulletin, 6e année, 1911, nos 3-4. Door de Rijksuniversiteit, te Groningen: Jaarboek der Rijksuniversiteit te Groningen, 1910-1911. Groningen, 1911. Door de ‘Société historique et archéologique dans le Limbourg’, te Maastricht: Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg, à Maestricht. Tome XLVII. Nouvelle Série, tome XXVII, 1911. Maestricht, 1911. Door de ‘Kaiserliche Akademie der Wissenschaften’, te Weenen: Anzeiger. Philosophisch-historische Klasse, XLVIII. Jahrgang 1911, nr I-XXVII.
Door ‘Danmarks Folkeminder’, te Kopenhagen: Gravlund (Thorhild). - Dansk Folkekarakter Sjoelloendere og jyder. Kobenhavn, 1911. | |||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||
Door de ‘Académie Impériale des Sciences’, te St.-Petersburg: Bulletin, nos 3 et 4, 1912. Door de ‘Reale Accademia dei Lincei’, te Rome: Rendiconti della Reale Accademia dei Lincei. Fasc. 7-10, 1911. Door den heer Edw. Gailliard, bestendigen secretaris, te Gent: Carte générale de la province d'Anvers, 1898. Door den eerw. heer Kan. Am. Joos, werkend lid, te St.-Niklaas: Joos (Am.). - Bemint de armen. Een reeks lezingen voor liefdadigheidsgenootschappen, door Kan. Amaat Joos, Bestuurder van de Bisschoppelijke Normaalschool, te Sint-Niklaas, werkend lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie. (Wordt verkocht ten voordeele van Sint-Jozefspatronage, te Sint-Niklaas). Sint-Niklaas, z.j. Door den heer O. Wattez, briefwisselend lid, te Schaarbeek: Wattez (Omer). - Hendrik Conscience. Leven en Werken, door Omer Wattez. Antwerpen, z.j. Door den heer Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselend lid, te Sint-Amandsberg: Sebbrechts (Jan), landbouwingenieur. - De Vlaamsche Landbouwetenschappelijke Taal. Brecht, z j. Puyvelde (Leo van), voorzitter van de Algemeene Koninklijke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding. - Aard en inrichting; en Roey (E.H. Aug. van). leeraar aan het St.-Romboutscollege te Mechelen. - Welke onderwerpen worden best behandeld. Antwerpen, 1910. Joos (Kan. Am), bestuurder van de Bisschoppelijke Normaalschool te St.-Niklaas, lid van de Koninklijke Vlaamsche Academie. - Wetenschappelijke voordrachten voor het volk. Gent, 1910.
Door den heer Dr. A. Beets, buitenlandsch eerelid, te Leiden: Beets (Dr. A). - Het Heilige Geest- of Armewees- en Kinderhuis. te Leiden, door Dr. A. Beets. Leiden, 1912. (Overdruk uit Het Huis Oud en Nieuw. Jg. 10, afl. 1 en 2.) Door den E H.J. Salsmans, S.J., te Leuven: Verstraeten (A.M.). - Vondels meesterstuk Lucifer. Treurspel in vijfbedrijven, taal- en letterkundig verklaard door A.M. Verstraeten, S.J. - Schooluitgaaf, 6e druk, bezorgd door J. Salsmans, S.J. Gent, 1912. Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen: La Vie diocésaine. Bulletin du diocèse de Malines. Tome VI, fasc. II. Door den heer Dr. Jaak Boonen, namens den heer Fritz Bley, te Berlijn: Bley (Fritz) und Hoffmann (Anton). - Der Burenkrieg in Bild und Wort. Von Fritz Bley, Schriftsteller in Berlin, und Anton Hoffmann, kunstmaler in München. 35. Tausend. München, o.J. | |||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||
Der Kampf um das Deutschtum. 11. Heft (1897): Die alld eutsche Bewegung und die Niederlande Von Fritz Bley. Id. 17. Heft (1898): Südafrika niederdeutsch! Von Fritz Bley. Id. - Die Buren im Dienste der Menschheit. Von Fritz Bley. Wien, o.J. Uit Zeitfragen. Wochenschrift fur deutsches Leben 17. März 1907: Die Franzosierung des vlämischen Belgiens. 1. Juli 1910: Die vereinfachung der niederländischen Sprache. 3. Oktober 1910: Belgische oder vlämische kunst? 14. November 1910: Das Vereinigte Südafrika und die Deutschen. 5. December 1910: Eine Südafrikanische Akademie für Sprache, Literatur und Kunst. 2. Januar 1911: Die vldmische Hochschule. 20. Februar 1911: Der niederdeutsche Sprachenkampf in Südafrika. 11 Juli 1911: Südafrika Niederdeutsch!
Door den heer Dr. Paul van Oye, te Oostende: Oye (Dr. P. van). - De bewegingen bij de platwormen door Dr. Paul van Oye (Oostende). (Overdruk uit Handelingen van het XVe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, Oostende, 1911.) Oye (Dr. P. van). - Beschouwingen over Prof. Plateau's bloementheorie. (Uit Botanisch Jaarboek, Gent 1911.) Oye (Dr. P. van) - Het Mikroskoop in de School, door Paul van Oye, Doctor in Natuurwetenschappen. (Overdruk uit Noord en Zuid, paedagogisch Maandschrift.) Door den heer Dr. Raf. van Oye, te Oostende: Oye (R. van). - Een geval van polykystisch enterokystoma door Dr. Raf van Oye (Oostende). (Overdruk uit de Handelingen van het XIIIe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, Brussel, 1909.) Oye (Dr. R. van). - Oostende's mineraalwater, door Dr. Raf. van Oye (Oostende). (Overdruk uit Handelingen van het XVe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, Oostende, 1911.)
Door den heer Ars vander Schelden, boekhandelaar, te Gent: Q. Curth Hoogberoemde Historie van 't Leven ende de daden. Alexandri de Groote. Inhoudende hoe hij Europa overheerd, Darius der Persen Coninck, met gansch Asia ende India, tot de Oceanise Zee t'ondergebracht heeft, ende eyntlijck tot Babilon ghestorven is. Overgeset uijt Latijn door A. Snel. Den vijfden druck gecorrigeert. t' Antwerpen, 1727. Goldsmith (Oliver). - The traveller und The deserted village. Zwei Gedichte von Oliver Goldsmith. Erklärt von Dr. Theodor Wolff, Oberlehrer an der Luisenstädtischen Gewerbeschule zu Berlin. Berlin, 1882. Leven en Marteldood der H. Barbara, geboren te Nicomedien in Kleen Azia, en aldaer voor J.-C. onthoofd in den ouderdom van 15 jaren | |||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||
den 4 December 237, tijdens de Heerschappij van den Romeinschen Keizer Maximinus. Dixmude, z.j. (Aan het slot: Pollinchove, op Lichtmisdag. L B.. Pr.) Een boekje (blzz. 5-40, zonder titelblad, met godsdienstige gedichtjes. De ‘approbatie’ is van 1753, en onderteekend: P. Verheyen S.T.L. Canoninck en Plebaen, en Arschpriester van het district van Antwerpen keurder der Boecken. Verslagen der keurraden over de wedstrijden der Academie: 1887-1891, - 1893-1899, - 1904-1909; - en nog enkele andere overdrukken uit de Verslagen en Mededeelingen.
Door den heer E. Soens, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Gent: Soens (E.). - De Latijnsche scholen van Geeraardsbergen, door E. Soens. Gent, 1912. Door den heer Al. Walgrave, leeraar aan het Klein Seminarie, te Hoogstraten: Walgrave (Al.). - Vrede op Aarde Een Kerstspel in drie bedrijven, door Al. Walgrave, leeraar aan het Klein Seminarie, te Hoogstraten. Hoogstraten, 1911. Walgrave (Al.). - Het spel van O.-L- Vrouw of Maria's Leven. Mysteriespel in twee deelen (zeventien tafereelen en een voorhang). Gedicht van Al. Walgrave, Pr. Muziek van Alf. Moortgat. Tweede, gewijzigde uitgave. Hoogstraten, 1911. Door de heeren Dr. A.-J-J. Vandevelde en L. Bosmans, te Gent: Vandevelde (Dr. A-J.-J.) en Bosmans (L.). - Over het opslorpen van zouten door de kleefstof van het Tarwemcel door Dr. A.-J.-J. Vandevelde, bestuurder van het Chemisch en Bacteriologisch Laboratorium der stad Gent, professor aan het Hooger Instituut voor gistingnijverheden en aan de Voedingsvakschool te Gent, en L. Bosmans, gediplomeerden bakker van de Voedingsvakschool te Gent. (10d Mededeeling uit het Gemeentelijk Laboratorium en de Voedingsvakschool te Gent.) Overgedrukt uit Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academic.)
Door den heer Dr. F. Leviticus, leeraar te Amsterdam: Taschenworterbuch der englischen und deutschen Sprache. Mit Angabe der Aussprache nach dem phonetischen System der Methode Toussaint-Langenscheidt. Zusammengestellt von Prof. Dr. E. Muret. Zweite Bearbeitung, 1902. 71-90. Tausend. Berlin-Schoneberg, o.J. Taschenworterbuch der franzosischen und deutschen Sprache. Mit Angabe der Aussprache nach dem phonetischen System der Methode Toussaint-Langensscheidt. Erster Teil. Franzosisch-Deutsch. Zweiter Teil: Deutsch-Französisch. Zusammengestellt von Prof. Dr. Jacob Schellens. Berlin-Schoneberg, o.J. | |||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||
Door de Redactie: De Vlaamsche Hoogeschool, nr 2, 1912. - Muscum. Maandblad voor Philologie en Geschiedenis, nr 6, 1912. - Hoogstudent, Maart 1912. - Het Boek. Maandschrift uitgegeven door het Syndikaat der Boeknijverheden van Oost-Vlaanderen, nr 8, 1912.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen: De Gids, Maart 1912. - Sint-Lucas, nrs 5-6, 1911-1912. - Plantijn, nr 2, 1912.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Vlaamsche Arbeid, nr 1, 1912. - Biekorf, nrs 3-6, 1912 en blzz. XXXIII-LXXVI van Bijblad (Studie over Kerkhojblommen). - Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het Aloude Hertogdom Brabant, Februari-Maart 1912. - St. Cassianusblad, nr 3, 1912; Bijvoegsel, nrs 4-5. - De Vlaamsche Gids, nr 2, 1912. - Korrespondenzblatt, nrs 5-6, 1912. - Onze Kunst, nr 3, 1912. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 2, 1912. - De Maasgouw, nrs 1-2 en Inhoudstafel. - Les Marches de l'Est, nrs 11-12, 191-12 - Neerlandia, nr 3, 1912. - Het Katholiek Onderwijs, nr 5, 1912. - De Opvoeder, nrs 6-9, 1912. - De Opvoeding, nr 3, 1912 - Christene School, nrs 9-10, 1912. - De Schoolgids, nrs 8-14, 1912. - Studien, nr 2, 1912. - Tijdschrift der Gemeentebesturen, nrs 2-3, 1912. - Dietsche Warande en Belfort, nr 2, 1912. - Zeitschrijt des Vereins fur Volkskunde, nr 1, 1912. - Zeitschrift des Vereins fur rheinische und westfalische Volkskunde, nrs 1-4, 1911; nr 1, 1912.
Ingekomen brief. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met den hieronder volgenden ingekomen brief: Conscience's Eeuwfeest. Plechtige vergadering van Zondag 4n Augustus. - Bij brieve van 9 Maart, bericht de heer Dr. G.J. Boekenoogen, uit Leiden, dat hij de uitnoodiging, om op de Plechtige Vergadering van 4n Augustus een voordracht te komen houden, met erkentelijkheid ontvangen heeft. (Toejuiching.) | |||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.1o) Van de pers gekomen uitgave. - Den 18 Maart is van de pers gekomen: Vergelijkende Klank- en Vormleer der Middelvlaamsche Dialecten, door den eerw. heer Joz. Jacobs, leeraar aan het bisschoppelijk College te Boom, Ie deel (Klankleer), met plaat voorstellende de geographie van de Middelvlaamsche dialecten. (Werk door de Academie in het jaar 1903 bekroond.) Op genoemden dag werd een exemplaar van het boek aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden, alsmede aan den Z.E. heer Pater van de Ven, S.J., stichter van het Van de Ven-Heremans-Fonds, en aan den Z.E Pater Joz. Salsmans, S.J., stichter van het Salsmans-Fonds. De Bestendige Secretaris liet ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, bestemd voor de verschillende inrichtingen, welke, door tusschenkomst van zijn Departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen.
2o) Uitgave: Schilderkunst en Tooneel, door den heer Dr. Leo van Puyvelde. - De Bestendige Secretaris geeft lezing van eene nota over de wijze waarop die uitgave zou dienen uitgevoerd. - Op voorstel van het Bestuur, beslist de Academie dat, bij uitzondering, het groot-8o formaat voor het drukken van dit werk zal mogen gebruikt worden. Vervolgens keurt de Vergadering goed, eene som van fr. 1200, voor het illustreeren van het boek beschikbaar te stellen.
3o) Geschiedkundig overzicht van het Italiaansch Strafrecht. - Namens den heer Prof. Ladislaus van Thot, te Ujpest, bij Budapest (Hongarije), biedt Prof. Dr. Willem de Vreese een verhandeling aan, onder bovenstaanden titel, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen der Academie. - Op voorstel van het | |||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||
Bestuur wordt die studie om advies naar de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde verzonden.
4o) Proeve van Encyclopedisch Onderwijs. - Verhandeling door den heer Michel Thierry, door tusschenkomst van den heer Prof. Dr. Julius Mac Leod, aan de Academie ter uitgave aangeboden. - Het Bestuur verzendt het stuk om advies naar de Bestendige Commissie voor Onderwijs
5o) Verhandeling over de Brusselsche tapijtwevers der 14de en der 15de eeuw, door den heer Dr. Joz. Cuvelier. - De heer Victor dela Montagne, onderbestuurder, deelt aan de Vergadering mede dat de heer Dr. Joz. Cuvelier, sectie-overste aan het Algemeen Rijksarchief te Brussel, aan de Academie, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen, eene verhandeling aanbiedt over de Brusselsche tapijtwevers der 14de en der 15de eeuw. Op voorstel van het Bestuur, beslist de Vergadering, dat dit stuk, om advies naar de Bestendige Commissie voor Geschiedenis zal verzonden worden. | |||||||||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. (Vergadering zonder bezwaar voor 's Lands Schatkist.) - De heer Karel de Flou, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden. Zijn aanwezig de heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, voorzitter; Prof. Dr. C. Lecoutere, ondervoorzitter; Edw. Gailliard, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Prof. Dr. Willem de Vreese, Th. Coopman, Is. Teirlinck en Dr. Leo Goemans, leden, en Karel de Flou, lid-secretaris. Het verslag over de Februari-vergadering wordt goedgekeurd. | |||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||
Aan de dagorde staat: 1o) Door den heer Dr. Buitenrust-Hettema, uit Zwolle, ter uitgave aangeboden verhandeling: Oude Glossen en hun beteekenis. Verslag door den heer Dr. Leo Goemans. - Beslissing. De heer Dr. Leo Goemans geeft lezing van het door hem opgemaakt verslag. (De heer Prof. Dr. Willem de Vreese, eerste verslaggever, heeft zijn verslag, in vergadering der Commissie van 21 Februari, reeds voorgelezen.) De verslagen door Prof. Dr. W. de Vreese en Dr. Leo Goemans uitgebracht, volgen hieronder: | |||||||||||
a.) Verslag van den heer Prof. Dr. W. de Vreese.Het geschrift, dat Dr. Buitenrust Hettema aan de Academie ter uitgave aanbiedt, heb ik met buitengewone belangstelling gelezen. Toen ik, jaren geleden, in onze vergaderingen een pleidooi hield voor onze oude woordenboeken uit de 15de en 16de eeuw, hun belang voor de taalstudie beknopt uiteenzette en voorstelde, dat de Academie ze stelselmatig opmeuw zou uitgeven, wist ik niet, dat daar benoorden den Moerdijk een vakgenoot met dezelfde onderzoekingen bezig was, vrijwel dezeifde plannen koesterde en - bij de uitvoering dezelfde moenlijkheden ondervond als ik. Het heeft een heelen tijd geduurd, voor Dr. Buitenrust Hettema, de bewerker van de eerste volledige, zeer verdienstelijke uitgave van het Glossarium Bernense, en ik, van elkanders overeenstemming in inzichten, plannen en werkzaamheden hebben afgeweten; sedert hebben wij eikander gesteund, moed ingesproken en onze werkzaamheden zooveel mogelijk gecoördonneerd. Beiden maakten wij in wetenschappelijke kringen propaganda voor onze plannen (de Heer Hettema hield o.a. een belangrijke voordracht over de kwestie in de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden). Beiden hebben wij getracht, jonge krachten voor onze plannen te winnen; van die pogingen zijn Bellaard's werk over den Teuthonista en onderzoekingen over Plantijn's Thesaurus het gevolg geweest; en terwijl Dr. Buitenrust Hettema zelf de uitgave van verschillende glossaria uit de 15de eeuw bewerkte, wijdde ik de eerste aflevering der Bibliotheca Neerlandica Manuscripta aan de overblijfselen onzer middeleeuwsche lexicographie. Nu biedt Dr. Hettema ons hier aan een studie over Dietsche glossen en glossaria uit de middeleeuwen. Zijn werk is een echt, goed gebouwd sermoen in drie punten: een historische uiteenzetting, een theoretisch betoog, een praktisch voorstel tot uitvoering. In het eerste gedeelte wordt het ontstaan van glossen en glossaria geschetst. Het mondeling verkeer was in de middeleeuwen veel uitgebreider dan thans; ‘hoe meer we in de geschiedenis terugzien, hoe minder papier er werd beklad’. De koopman ging er zelf op uit, en beredde zijn zaken mondeling; | |||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||
ging men niet zelf, dan zond men boden; mondeling was 't recht evenals de rechtspraak. Elk sprak zijn eigen taal; toch waren er toen ook al polyglotten. De zwervende handelaars hadden een soort handelstaal, en vooral de zendelingen spraken meer dan één taal; ridders die op toernooi gingen, leerden fransch en itaiiaansch, enkelen ook latijn, de taal van de Kerk en van de geleerden; de studenten ook trokken hot en her, en brachten woorden mee, of voerden er uit. Dat alles moest wel sporen nalaten. Dr. Hettema gaat nu die sporen na en hij monstert de oudste overblijfselen van geschreven Nederlandsch. Hij geeft een overzicht van de in onze gewesten overgebleven runen-inschriften, toont aan, hoe in of bij latijnschen tekst - latijn was de taal - glossen ontstonden. Zelfs de geleerden spraken niet allen ‘latijn als water’. Om aan mogelijke tekortkomingen te gemoet te komen, schreef men het eigenlandsche woord boven het latijnsche of in margine. Niet alleen studeerenden, ook reeds geleerden glosseerden de teksten. Maar de handschriften waren aanvankelijk zeldzaam en kostbaar: een exemplaar diende voor velen; verscheidene handen glosseerden één handschrift. Daarna onderzoekt de schrijver de beteekenis en het uiterlijk van de glossen. Wie een latijnsch woord glosseerde, gaf 't Germaansche aequivalent aan dat in den zin paste, of hem verduidelijkte. Soms wordt slechts een gedeelte van een woord geglosseerd, dat waar 't op aan kwam; vaak wordt eeu eerste glosse met een tweede verdurdelijkt. Dat alles wordt met zeer goed gekozen voorbeelden opgehelderd en toegelicht. Zoo komt de schrijver tot het ontstaan der glossaria. Glossen ontsierden het handschrift; men maakte dus lijsten. De a-glossaria zijn de oudste; daarna de abc-glossaria; de strenge alphabetische volgorde is echter nooit gebruikelijk geweest, diep in de 16de en zelfs in de 17de eeuw nog niet. Las men meer dan één auteur, zoo had men meer lijsten noodig, die spoedig tot één versmolten werden; vandaar in de oude glossaria twee of zelfs meermaal 't zelfde woord met een verschillende vertaling; eerst later combineerde men de woorden onder hetzelfde lemma: men stelde dus meer dan één explicamentum bij het zelfde lemma, het tweede was echter geen uitleg van het eerste. Niet zelden was het combineeren niet meer dan postapponeeren.
Naast de glossaria in minder of meer nauwkeurige alphabetische volgorde staan de vocabularii rerum, lijsten van zaaknamen, gegroepeerd naar lichaamsdeelen, planten, dieren, vogels, visschen, metalen, welke lijsten mettertijd óók opgenomen werden in de glossaria met alphabetische orde. Een derde soort van glossaria zijn de uittreksels en navolgingen van de Etymologiarum libri XX van Isidorus, die naderhand met Germaansche explicamenta werden voorzien; de meest bekende van dien aard zijn het Vocabularius ex quo van Ugutio en het Catholicon van Joannes de Janua; daaruit komen ook voort de latere Gemmae en Gemmulae, die vooral in de Nederlanden thuis hooren. | |||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||
De geschiedenis van het onstaan van glossen en glossaria kennen wij echter hoofdzakelijk uit Engelsche en Duitsche verzamelingen; het is nu de vraag, hoe de Dietsche glossen en de glossaria met Dietsche explicamenta zijn ontstaan. Terecht zegt dr. Hettema, dat daarover nog weinig te zeggen valt, om de goede reden, dat dergelijke verzamelingen niet alleen nog weinig uitgegeven zijn, maar zelfs hun bestaan nog nauwelijks bekend is - reden te meer dus, om ze aan het licht te brengen en systematisch te gaan uitgeven. Aan de hand van het Glossarium Bernense en van een paar andere, nog onuitgegeven, tracht de schrijver aan te toonen langs welken weg een dergelijk onderzoek zal te leiden zijn.
In een tweede hoofdstuk betoogt Dr. Hettema het belang en de waarde van glossen en glossaria. De studie en kennis ervan is onmisbaar voor de lexicographie, voor de geschiedenis van de onderwijsmethode: uit glossen en glossaria is op te maken welke boeken wezenlijk bestudeerd werden. Aan de hand van een inhoudsopgave van een nog onuitgegeven glossarium uit een handschrift op de Stadsbibliotheek te Trier, wordt aangetoond, hoe de glossen met alleen een overzicht van, maar ook een inzicht geven in de beschavingsgeschiedenis; de plantenglossen zijn van waarde voor de historie der medecijnkunde. Op zuiver taalkundig gebied leveren zij hoogst gewichtige bijdragen tot de kennis der woordvorming; glosen en glossaria bevatten het oudste Dietsch; daaronder zijn én de oudste woorden én de oudste vormen te vinden (men denke b.v. aan 't gebruik van een c met de waarde van een s in 't Glossarium Bernense). Ten slotte wijdt Dr. Hettema nog een paar paragrafen aan de ‘fullglossed’ teksten, zooals Sweet ze heeft genoemd, en aan de volzinglossen. Van de eerste kent hij geen voorbeelden, en hij verwacht, dat de bewerker der Bibliotheca Neerlandica Manuscripta die leemte zal aanvullen. Gelukkig ben ik daartoe in staat. Maar meer dan een paar Dietsche fullglossed teksten ken ik toch met, nl. de glossenlijst met het incipit: Curia palatium castrum aula domus (tot nog toe alleen bekend door een drietal wiegedrukken, maar waarvan reeds in de eerste jaren van de 15de eeuw handschriften voorkomen) en verder de zoogenaamde Olla patella, die vaak toegeschreven is aan Johannes de Garlandia. We komen tot het derde hoofdstuk: de praktijk. De schrijver monstert den Dietschen glossenrijkdom, door een overzicht 1o van datgene wat reeds uitgegeven, of hier of daar vermeld werd; 2o vooral van datgene wat nog in handschriften verschoten ligt, aan de hand van een lijst, door mij in 't jaar 1906 verstrekt. Dat deze lijst op verre na niet meer up to date is, spreekt vanzelf; de eerste aflevering van de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta zal daaromtrent nauwkeunger den tegenwoordigen stand van het onderzoek weerspiegelen. Zeer terecht bemerkt Dr. Hettema op, dat in Nederduitsche en zelfs in | |||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||
Middelduitsche glossaria vaak Nederlandsche woorden opgenomen zijn, zoodat het goed is, ook dergelijke handschriften te onderzoeken. Na een algemeene classificatie van de voorhanden glossenverzamelingen en glossaria, besluit Dr. Hettema zijn verhandeling met de wenschelijkheid, ja de noodzakelijkheid te betoogen, een Corpus van Dietsche Glossen en Glossaria uit te geven, hetzelfde besluit, waartoe ik reeds jaren geleden gekomen ben. Hij gaat uitvoerig na, op welke wijze de uitgave dient te geschieden, en ook hierin stemt hij volkomen met mij overeen: een nauwkeurige herdruk van de origineelen, met een inleiding en een register der Nederlandsche woorden. Zijn eenmaal een serie bijeenbehoorende glossen en glossaria uitgegeven, dan kunnen de verschillende gegevens in een algemeen overzicht of inleiding worden gegroepeerd; de verschillende registers zouden naderhand tot één volledig register worden versmolten Dr. Hettema betoogt ten slotte dat het wenschelijk is dat de toongevende genootschappen, op wier weg het ligt deze zaak te bevorderen, zich zouden vereenigen en eenige personen benoemen tot een Commissie, die de noodige medewerking zou vragen om tot het uitgeven van het bedoeld Corpus glossarum neer landicarum te komen. Dit nuchtere overzicht geeft slechts een flauw denkbeeld van het werk dat ons ter uitgave wordt aangeboden; het weerspiegelt noch de helderheid van het betoog, noch de uitgebieidheid der bouwstoffen waarop het steunt, noch den speurzin en het geduld waarmede ze bijeengegaard zijn, noch de geleerdheid die uit het geheele werk spreekt. Ook twijfel ik er met aan, of onze Commissie zal aan de Academie voorstellen, de verhandeling van Dr. Hettema in haar uitgaven op te nemen, te meer, daar ze, zoo doende, zal handelen geheel in den zelfden geest die haar bezielde, toen zij mijn eigen voorstellen, in Mei 1898, goedkeurde. Mij dunkt dat de gebleken eenheid van opvatting en bedoeling tusschen Noord en Zuidnederlandsche wetenschap, - vereischte tot, maar ook waarborg voor vruchtbare samenwerking -, een heuglijk, ja een treffend verschijnsel is. Is de verhandeling van Dr. Hettema eenmaal gedrukt en ter algemeene kennis gebracht, dan kunnen we de praktische kant der zaak aan de orde stellen en onder de oogen zien. Willem de Vreese. | |||||||||||
b.) Verslag van den heer Dr. Leo Goemans.Het door den H.J. Buitenrust Hettema ingezonden werk Oude Glossen en hunne beteekenis heb ik met veel belangstelling gelezen. Zijn opstel is in een twintigtal kapittels ingedeeld, waarvan de eerste handelen over het ontstaan van glossen, glossenlijsten en glossaria over 't algemeen. Van het kapittel 10 af is er alleen sprake van onze Nederlandsche glossaria. Eerst handelt schrijver over het belang dat ze opleveren voor de | |||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||
kennis van de Middelnederlandsche taal en kultuur. ‘Onmisbaar voor de lexicographie en niet minder voor de geschiedenis van de onderwijsmethode..., zijn ze ook van waarde voor de taal- en dialectkunde.’ Ze zijn nog van omvangrijker en algemeener belang voor de kennis van de geestelijke kultuur, het privaat en publiek leven; door de inlichtingen welke zij verschaffen over de toen geliefkoosde lectuur en studie alsook over kultuurrealia, zijn zij bestemd om eene kostbare bijdrage uit te maken tot de geschredenis van ons volk. Zeker leert ons de litteratuur heel veel over die tijden; ook zullen er nog wel in de archieven en stadsrekeningen voor de taal- en kultuurkunde een massa inlichtingen verscholen zijn; maar, zegt schrijver, daarnaast zijn de glossenverzamelingen en de glossaria aan te slaan. Verder wijdt hij uit over eenige eigenaardige glossen in den loop van zijn onderzoek aangetroffenGa naar voetnoot(1). Nu volgen bijzonderheden over verschillende glossenvertalingen en over den dietschen glossenrijkdom, een kapittel waarin Dr. de Vreese zijne zeldzame kennis van de Middelnederlandsche handschriftenwereld voor den schrijver beschikbaar heeft gesteld.
Dr. Hettema ontwerpt eene classificatie van de Nederlandsche glossaria; hij duidt de uit te geven verzamelingen aan, alsook de wijze van uitgave, en ten slotte pleit hij voor het tot stand brengen eener Commissie welke een Corpus glossarum neerlandicarum in het licht geven zou. ‘Vooral in ons klein taalgebied, zegt hij, moet verspilling van krachten | |||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||
bespaard; versnippering er van voorkomen; samenwerking gezocht, als noodig en noodzakelik, ook voor de toekomst. Wenschelik is dus, dat de toongevende maatschappijen, op wier weg het ligt deze zaak te bevorderen, zo niet ter hand te nemen, zich verenigen, enige personen benoemen in eene kommissie... Dan kan een standaardwerk tot stand komen als geen enkel land nog kan aanwijzen. Veel handen maken dezen arbeid mogelik, ja licht; en de éenheid blijft in 't systeem behouden.’ De conclusie van Dr. Hettema komt wonderwel overeen met den wensch in 1909 door Dr. de Vreese in de Vlaamsche Academie uitgesproken - onder meer andere wenschen welke ik ten volle beaam: ‘Een corpus van Middel-nederlandsche glossen, glossaria en woordenboeken uit de 16e eeuw behoort sinds lang tot de bekende desiderata der Neerlandici. De bouwstoffen voor de Bibliotheca Neerlandica Manuscripta wijzen meer dan honderd kleinere en grootere glossaria aan, die op eene uitgave wachten’. Ja, indien men het eindelijk tot een klaarder inzicht in 't verleden onzer taal wil brengen, dan moeten de voornaamste der oude teksten die voorhanden zijn in een betrouwbaren, onverminkten vorm ten dienste van de taalvorschers worden gesteld.
Wordt nu mijn oordeel gevraagd over het drukken door de Academie van Dr. Hettema's werk, dan zal ik bij al wat gezegd is dit voegen, dat de schrijver zijn onderwerp met grondige kennis van zaken heeft behandeld en in zijn opstel het bewijs heeft geleverd, dat hem geene belangrijke bron ontgaan is. Over den vorm van zijn hs. kan men niet denzelfden lof uitbrengen. Hij getuigt van overhaasting. Zekere deelen zijn slechts ten halve opgesteld, vele nota's en fiches loopen nog onder de bladen van 't hs. om zoo te zeggen verloren. De hoogst verdienstelijke bijdrage van Dr. Hettema is voorzeker het drukken waard, mits de noodige wijzigingen om de geleerde stof wat duidelijker en genietbaarder voor te stellen. L. Goemans.
Vervolgens doet Prof. de Vreese aan de Commissie, uit eigen naam en uit dien van Dr. Goemans, nog de hieronder volgende mededeeling:
Maar: de verhandeling is geschreven in vereenvoudigde spelling. Wij mogen noch willen aan de Academie katten in zakken verkoopen, aangezien de mogelijkheid bestaat, dat sommige leden bezwaar zouden zien tegen 't opnemen van een stuk in die spelling. Immers in 't jaar 1897 heeft de Academie verklaard dat zij de spelling van De Vries en Te Winkel blijft ‘huldigen’. Wij achten een uitgebreid debat onnoodig. Maar willen alleen er op wijzen dat het onzinnig zou zijn, terwille van meeningverschil op 't stuk van spelling, zoo degelijken arbeid als die ons hier wordt aangeboden te weigeren, | |||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||
ja te verketteren. Laten wij niet vergeten, dat de spelling de taal niet is, maar slechts haar uiterlijk kleed. In Duitschland is de spelling sedert 1880 al drie maal gewijzigd; het Duitsch is het Duitsch gebleven. Als 't werk van Dr. Hettema ons belangrijk genoeg is, als het ons ernst is met het zoo vaak door Zuid-Nederland uitgesproken verlangen, dat Noord-Nederland met ons zou samenwerken, dan zou het onverantwoordelijk zijn de hand te weigeren van den Noorderbroeder, die sedert jaren samenwerking met Vlaanderen zocht en zoekt. Door het werk van Dr. Hettema in zijn eigen spelling op te nemen, zal de Koninklijke Vlaamsche Academie zich evenmin blameeren als de Koninklijke Academie der Wetenschappen te Amsterdam, die niet alleen de geschriften in nieuwe spelling van Prof. Salverda de Grave onder haar uitgaven heeft opgenomen, maar dezen vereenvoudiger zelf in haren schoot heeft geroepen. Integendeel, wij zouden ons blameeren, door het tegenovergestelde. Door het opnemen van een stuk in vereenvoudigde spelling in onze Verslagen goed te keuren, doet memand voor zich zelve afstand van zijn meening op dat stuk, noch verklaart de Academie aan de vereenvoudigde spelling haar zegel te hechten. Wij blijven vrij, en verbinden ons daardoor tot niets, evenmin als een tijdschrift zich tot iets verbindt, als het de stukken van Logeman, Salverda de Grave, Hettema, De Vooys enz. opneemt. We zouden zelfs kunnen uitdrukkelijk de meening uitspreken, dat we het opnemen van Dr. Hettema's werk in de vereenvoudigde spelling niet als een precedent beschouwen en dat de Academie, als Academie, het recht moet behouden over elk geval in 't bizonder te oordeelen.
Hierop volgt eene gedachtenwisseling, waaraan behalve de verslaggevers de heeren K. de Gheldere, Edw. Gailliard, K. de Flou, Nap. de Pauw en Dr. C. Lecoutere deel nemen. Drie meeningen worden, met het oog op de te doene uitspraak, geuit:
Evenals de Bestendige Secretaris, is de heer Is. Teirlinck van oordeel, dat de Academie geene werken in vereenvoudigde spelling mag uitgeven, zonder uitdrukkelijke toestemming van het Hoogere Bestuur. Hij verdedigt de meening c. | |||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||
Ten slotte wordt over de eerste opvatting gestemd. Negen leden zijn aanwezig: vijf stemmen voor, vier tegen. - De Academie zal in hare vergadering in pleno daarmede in kennis gesteld worden.
2o) Kleine Verscheidenheden. - Door den heer Gailliard worden aan de Vergadering, ter opneming in de Verslagen en Mededeelingen, de hieronder volgende Kleine Verscheidenheden aangeboden: Averen en Hayen; - Tansement, Tassement: Vertanseren, Vertuuschen, Verdwingen; - Joyen; - Hem (zich) vercleeden met enighen brudecome; Mellen of Melden: Nemen ende mellen; - Maelscap en Meltscap; - Verwoonen: Afwoning en Verwoonen; - Roeschalc; - Renden en Rueden = Reuden; - Bezitten en Bezittere; - Compact maken; - Bullench; - Reghelbanc (voor: Keghelbane); - Clopspaen; - Behooren met..; - Weerdomme (voor: Weerdinne); - Aetschare; - Waerde; - Verzwaren: Enen verzwaren; - Hoven = Oven; = Reuwen; - Wechzegghen (voor: Wederzegghen).
- De Commissie beslist, dat, mits nadere goedkeuring der Academie in pleno vergaderd, genoemde Kleine Verscheidenheden bij gelegenheid in de Verslagen en Mededeelingen mogen opgenomen worden. - (Door de Academie goedgekeurd.)
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. - (Vergadering zonder bezwaar voor 's Lands Schatkist.) - De heer Th. Coopman, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Kan. Dr. Jac. Muyldermans, voorzitter; Prof. Dr. Julius Mac Leod, ondervoorzitter; Prof. Mr. Julius Obrie, Prof. Dr. Willem de Vreese, Is. Teirlinck, Dr. L. Simons en Jan Bols, leden, en Th. Coopman, lidsecretaris. Het verslag der Februari-vergadering wordt goedgekeurd. Aan de dagorde staat: Aug. Beernaert-Fonds. Reglement - De bespreking van het ingediende ontwerp wordt voortgezet; de heer Prof. Dr. | |||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||
Willem de Vreese zet in een uitvoerig betoog uiteen, wat blijkbaar de inzichten van den schenker van het Fonds zijn. Dientengevolge draagt de Commissie den heer de Vreese op, het ingediende ontwerp naar die inzichten nog eenigszins om te werken. - Zoohaast het zal zijn aangenomen, zal het aan de goedkeuring van Academie en Schenker worden onderworpen, en vervolgens aan Zijne Majesteit den Koning ter bepaalde goedkeuring worden voorgelegd.
3o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer V. dela Montagne, secretaris, verhinderd zijnde de vergadering bij te wonen, neemt de heer Jan Bols het ambt van secretaris waar; deze legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Ad. de Ceuleneer, voorzitter; Jhr. Dr. Karel de Gheldere, ondervoorzitter; Karel de Flou, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Edw. Gailliard en Kan. Dr. Jac. Muyldermans, leden, en Jan Bols, waarnemende secretaris.
Aan de dagorde staat: Lezing door den heer Jan Bols over Muurschilderingen. - Spreker betreurt diep dat er nog altijd oude muurschilderingen in onze middeleeuwsche kerken door onwetendheid of zorgloosheid te niet gaan. Om dat te helpen voorkomen, wendt hij zich vooral tot de personen die door hun ambt als priesters en kerkeraadsleden zich somtijds met dit gewichtige deel der bouwherstellingen moeten bemoeien, en licht de volgende punten toe:
| |||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||
- De heer voorzitter der Commissie stelt voor dat de lezing van den heer Bols in de Verslagen en Mededeelingen zou worden opgenomen. - (In hare vergadering in pleno heeft de Academie deze beslissing goedgekeurd.)
4o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Gustaaf Segers, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren: Prof. Dr. Willem de Vreese, voorzitter; Dr. Jac. Muyldermans, ondervoorzitter; Jan Bols. Prof. A. de Ceuleneer, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Prof. Mr. Julius Obrie, Kan. Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest en Prof. Dr. C. Lecoutere, leden, en Gustaaf Segers, lidsecretaris. Het verslag over de Januari-vergadering wordt goedgekeurd. Het Bestuur heeft naar de Commissie om advies verzonden de verhandeling getiteld: Eene proeve van Encyclopedisch Onderwijs, door den heer Michel Thiery aan de Academie ter uitgave aangeboden. - De heer Prof. Dr. Julius Mac Leod meent dat genoemd werk best voor het Vande Ven-Heremans-Fonds geschikt is. - De Commissie sluit zich bij die zienswijze aan en belast de heeren Kan. Am. Joos en Gustaaf Segers over de aangeboden studie verslag uit te brengen. Aan de dagorde staat:
Lezing door den heer Segers: de heer Segers spreekt over het examen van kandidaat kantonalen schoolopziener over het lager onderwijs. Een brief zal daarover opgesteld en aan het oordeel der Academie onderworpen worden. | |||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||
Letterkundige mededeelingdoor den heer Prof. Ad. de Ceuleneer, over: De voormalige Latijnsche Scholen te GeeraardsbergenGa naar voetnoot(1), door E. Soens. Gent, Drukkerij V. Van Doosselaere, 1912. | |||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||
Namens den Eerw. Heer E. Soens heb ik de eer aan de Academie aan te bieden zijne studie over De Latijnsche Scholen van Geeraardsbergen. Dit boekje, gesteund op oorkonden, geeft een klaar gedacht van de inrichting der Humaniora in de vorige eeuwen. De eerste Latijnsche school van Geeraardsbergen was het Sint Janshuis der Hiëronymieten of Broeders van het Gemeene Leven; zij bestond reeds in het begin der XVe eeuw en werd in 1476 overgebracht aan den rechter oever van den Dender, en van dan af het Sint-Gregoriushuis genoemd. In 1626 werd ze een stadsgymnasium, dat in 1629 overgenomen werd door de Benediktijner Abdij van Sint-Adriaan. Dit College bleef bestaan totdat de geestelijke goederen in 1794 door de Franschen verbeurd verklaard werden De Heer Soens toont ons aan dat in het College op het einde der 17e eeuw oneenigheid bestond tusschen Vlamingen en Walen, en deelt belangrijke bijzonderheden mede over de Latijnsche tooneelstukken die men bij de prijsuitdeelingen en op andere feestelijkheden in het College door de leerlingen liet opvoeren. Het programma was in 't Vlaamsch en in 't Fransch opgesteld. De studie van den Heer Soens is eene zeer wetenschappelijke bijdrage tot de geschiedenis van het middelbaar onderwijs in onze gewesten. Adolf de Ceuleneer. | |||||||||||
Dagorde.1o) Door den heer Dr. Buitenrust Hettema ter uitgave aangeboden verhandeling: Oude Glossen en hun beteekenis. - De heer Bestuurder vestigt de aandacht der Vergadering op het advies van de Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde, betreffende de door den heer Buitenrust Hettema aangeboden verhandeling. Onze Koninklijke Instelling, zegt | |||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||
hij, is gebonden door het Koninklijk Besluit van 21 November 1864, die de spelling van De Vries en Te Winkel aan alle officieele lichamen oplegt. Overigens, vroeger reeds, nl. in het jaar 1897, heeft de Academie stellig verklaard zich aan die spelling alleen te houden. Met daaraan te houden, miskennen of verketteren wij noch persoon noch arbeid; wij verwarren geenszins taal met spelling: wij hechten hier enkel aan gezag en eenheid. Gezien het zoo gunstig advies der heeren verslaggevers over het werk van Dr. Buitenrust Hettema, spreekt de heer Dr. Muyldermans den wensch uit, dat deze, rekening houdend met onze toestanden, bereid zal wezen zich naar de officiëele spelling te voegen.
De heer Prof. Dr. Willem de Vreese wijst op de beteekenis van het gunstig advies van de meerderheid der Commissie voor Middelnederlandsche Letteren, en betoogt dat het hier niet geldt partij te kiezen vóór of tegen de oude of de nieuwe spelling; maar de vraag, of de Academie een zoo verdienstelijken arbeid als die van Dr. Buitenrust Hettema ter wille van zijn uiterlijken vorm, van de hand zal wijzen; de spreker herinnert er nogmaals aan, dat de Koninklijke Academie van Wetenschappen te Amsterdam niet alleen werken in de nieuwe spelling heeft opgenomen, maar zelfs een der voornaamste voorstanders van die spelling, Prof. Dr. Salverda de Grave, tot lid heeft verkozen; hij herinnert ook aan de houding van verschillende Noordnederlandsche tijdschriften, o.a. De Gids, en meent dat de Academie desnoods een aanteekening bij het werk van Dr. Hettema zou kunnen plaatsen, ter handhaving van haar standpunt Ten slotte wijst de heer de Vreese op de betreurenswaardige gevolgen, die een ongunstige beslissing van de Academie na zich zou slepen: de heer Buitenrust Hettema draagt Zuid-Nederland een warm hart toe, houdt zich goed op de hoogte van het verloop der Vlaamsche Beweging, en wenscht niets | |||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||
liever dan met ons samen te werken. Principieel heeft de Academie beslist, een corpus van Middelnederlandsche glossaria uit te geven; de heer Hettema, die reeds drie glossaria klaar heeft, zou een onschatbaar medewerker worden; weigert de Academie de aangeboden verhandeling op te nemen, zoo wordt daardoor de verdere medewerking van Dr. Buitenrust Hettema aan den arbeid der Academie afgesneden. De heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw en Prof. Mr. J. Obrie verklaren zich bij de meening van den heer Bestuurder aan te sluiten. Na repliek van den heer Prof. Dr. Willem de Vreese, wordt overgegaan tot de stemming. Deze wordt gesplitst in tweeën:
De beslissing luidt neen, met tien stemmen tegen twaalf, met dien verstande dat de meerderheid wenscht, dat de heer Buitenrust Hettema zal verzocht worden zijn stuk in de officiëele spelling te laten opnemen. - Den Bestendigen Secretaris wordt opgedragen den heer Buitenrust Hettema daarmede in kennis te stellen en hem te verzoeken, namens de Academie, aan den uitgesproken wensch gevolg te willen geven. 2o) Lezing door den heer Alf. de Cock, briefwisselend lid: De Onwondbaarheid en - de Achilleshiel. - Aan tal van helden uit alle landen en tijden, zegt de heer A. de Cock, wordt de onwondbaarheid toegeschreven, want het onwondbaarheidsgeloof is zoo oud als het menschelijk verlangen. De onkwetsbaarheid heeft doorgaans haren grond: 1) in aetiologische motieven; 2) in een amulet of iets dergelijks; 3) in gebeden of tooverformulieren; 4) in niet bepaalde oorzaken. - Bij Homerus | |||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||
wordt van geen onkwetsbare helden gewaagd; slechts bij latere Grieksche schrijvers zijn Achilleus en Aias, Kyknos en Meleagros onkwetsbaar geworden, nu eens ter verklaring van andere sagen, dan eens om den roem van den held te verhoogen, of om eenige andere reden. Vooral het geloof aan het onkwetsbaarmakende amulet, en aan dito zegenspreuken of tooverformules, heeft eeuwen lang geheerscht en is nog niet geheel uitgestorven; Spreker stelt zulks door tal van voorbeelden in het licht. Ook in de Geschiedenis van Vlaanderen en Brabant treft men zoogezeid onwondbare helden aan. Andere helden hadden slechts ééne kwetsbare plek: Achilleus bij de Grieken en Siegfried bij de Duitschers zijn daarvan de best bekende voorbeelden. Die voorstelling kan haren grond hebben in het algemeen verbreid geloof, dat de ziel een onafhankelijk bestaan heeft: 1) ze kan tijdelijk het lichaam verlaten en vrij rondzwerven (als in den droom); - 2) ze kan in een ander natuurwezen, dier, plant of onbewerktuigd voorwerp, overgaan; dit is te verklaren door het animisme, krachtens hetwelk alle natuurwezens, zelfs gesteenten, als bezield worden beschouwd en dus op het innigst verwant zijn. Zoo'n mensch, wiens ziel op die wijze ergens in veiligheid werd gebracht, kan niet sterven, zoolang zijn ‘zielendrager’ ongedeerd blijft. - 3) De ziel kan ook haar zetel hebben in een gansch bijzonder lichaamsdeel: in 't haar, den schedel, den voet, den hiel, den rug, enz. Zulke menschen hebben dan maar ééne kwetsbare plek, en slechts daar kunnen zij gedood worden. Dat was het geval met Achilleus, Siegiried en vele anderen.
- Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering dat de lezing van den heer A. de Cock in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
De vergadering wordt te 4 ½ uur gesloten. |
|