| |
| |
| |
Vergadering van 15 November 1911.
Aanwezig de heeren: Is. Teirlinck, bestuurder; Kan. Dr. Jac. Muyldermans, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris.
De heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof Dr. Willem de Vreese, Kan. Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest. Prof. Dr. C. Lecoutere, V. dela Montagne, Dr. Eug van Oye, Frank Lateur en Dr. Leo Goemans, werkende leden;
De heer Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselend lid.
De heeren Prof. Dr. Joz. Mansion, werkend lid, Alf. de Cock en Omer Wattez, briefwisselende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de October-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Afsterven van den heer Juliaan vander Linden, briefwisselend lid. - Lijkplechtigheid. Brief van rouwbeklag. Levensbericht van den afgestorvene. - Bij telegram van 19 October, kreeg de heer Bestuurder, vanwege den heer Mr. Gustaaf vander Linden, advocaat aan het Hof van Beroep te Brussel, officieel bericht dat dezes vader, de heer Mr. Juliaan vander Linden, lid der Kamer van Volksvertegenwoordigers, ons hooggeschat briefwisselend lid, op genoemden dag te Brussel overleden was.
| |
| |
De Bestuurder deelde die droeve mare mede aan den Bestendigen Secretaris, die daarvan onmiddellijk kennis gaf aan de Leden der Academie en, tot teeken van rouw, de nationale vlag aan het Academiegebouw halfstok liet hijschen.
Bij het openen der vergadering herdenkt de heer Is. Teirlinck, met roerend woord en treurig hart, ons afgestorven briefwisselend lid. Hij wijst op de vriendelijkheid, hartelijkheid, hoffelijkheid van den dierbaren doode, die niet alleen een goed rechtsgeleerde, maar een ervaren archeoloog, folklorist en kunstverzamelaar was. Hij brengt een warme hulde aan den overtuigden Vlaming en stuurt hem, met den laatsten dank der Academie, haar laatste geroerd vaarwel toe.
- De lijkplechtigheid op Maandag 23 October, werd bijgewoond door de heeren Is. Teirlinck, bestuurder, Dr. Jac. Muyldermans, onderbestuurder, Th. Coopman, Jan Bols en Victor dela Montagne, werkende leden.
Door den heer Bestuurder werd in het sterfhuis, namens de Academie, een lijkrede gehouden.
- Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering, dat een brief van rouwbeklag aan den heer Mr. Gustaaf vander Linden zal gezonden worden.
Daarna stelt de heer Dr. Jac. Muyldermans voor, de lijkrede door den heer Teirlinck gehouden, in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen. (Aangenomen.)
- De Vergadering beslist vervolgens, dat het schrijven van het Levensbericht van den afgestorvene voor het Jaarboek der Academie, aan den heer Is. Teirlinck zal opgedragen worden.
- De Bestendige Secretaris deelt aan de Vergadering een schrijven mede van 4 November, waarbij de
| |
| |
heer G. vander Linden zijn innigsten dank betuigt voor de lijkrede, door den heer Teirlinck, namens de Academie gehouden.
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangboden:
Door de Regeering:
Woordenboek der Nederlandsche Taal, 6de deel, 13e aflevering: Inspanning-Investituur, bewerkt door Dr. A. Beets. 's Gravenhage en Leiden, 1911.
Statistique générale de la Belgique Exposé de la situation du Royaume de 1876 à 1900, rédigé sous la Direction de la Commission Centrale de Statistique, en exécution de l'arrété royal du 29 Mai 1902. 8me fascicule. Bruxelles, s.d.
Tijdschriften. - Bibliographie de Belgique, 1911. Première partie: Livres, nos 17-19; deuxième partie: Publications périodiques, nos 17-19. - Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, nos 3-8, 1911. - Bulletin des Musées Royaux, nos 7-9, 1911. - Revue Sociale Catholique, no 12, 1911. - Revue de l'Université de Bruxelles, nos 1-2, 1911-1912. - Wallonia, nos 9-10, 1911. - Arbeidsblad. nr 19, 1911. - Maandschrift van Land- en Tuinbouw, Boekdeel I, nr 1; Boekdeel II, nr 2. - Annales des Travaux publics, no 5, 1911.
Door de Académie Royale d'Archéologie de Belgique, te Antwerpen:
Annales, 6e série, tome III, 3e et 4e livraisons.
Bulletin, no 3, 1911.
Door het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant, te 's-Hertogenbosch:
Sasse van Ysselt (Jhr. Mr. A.F.O. van). - De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, alsmede hunne eigenaars of bewoners in vroegere eeuwen. Aanteekeningen uit de Bossche Schepenprotocollen, loopende van 1500-1810. Door Jhr. Mr. A.F.O. van Sasse van Ysselt, bestuurslid van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant. 1e d.Z. pl. of j. (1911.)
Door Verein für Niederdeutsche Sprachforschung, te Hamburg:
Jahrbuch. Jahrgang 1911. XXXVII, Heft II. Norden und Leipzig, 1911.
Door de Académie Impériale des Sciences, te Sint-Pétersburg:
Bulletin, nos 14, 1911.
| |
| |
Door de Reale Accademia dei Lincei, te Rome:
Rendiconti della Reale Accademia dei Lincei. Serie Quinta. Vol. XX, fasc. 1o-4o.
Door den heer Dr. Eug. van Oye, werkend lid, te Oostende:
Oye (Dr. E. van). - Welkomgroet bij de opening van het XVe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, te Oostende, den 9 September 1911, door Dr. Eug. van Oye, Voorzitter van het Inrichtingscomiteit. Gent. 1911. (Overgedrukt uit de Handelingen van het XVe Congres.)
Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen:
La vie diocésaine. Octobre 1911.
Door den heer D. Berten, voorzitter aan het Hof van Beroep, te Gent:
Berten (D.). - Ancien projet de Coutume générale du pays et comté de Flandre flamingante. D'après trois vieux manuscrits coordonnés par M. Gheldolf, publié par D. Berten, Président à la Cour d'appel de Gand, Membre de la Commission royale des anciennes lois et ordonnances de Belgique. Bruxelles, 1911.
Door den heer Kan. Dr. Caeymaex, leeraar aan het Groot Seminarie, te Mechelen:
Conscience (H.). - De Boerenkrijg (1798). Historisch tafereel uit de XVIIIe eeuw. door Hendrik Conscience. Antw., 1853 (2 dln.).
Door den heer F. Daumont, student te Leuven:
Daumont (Fernand) - Le Mouvement Flamand. - I. Ses Raisons d'être. Volume II. Bruxelles, 1911. (Tweevoud.)
Door de heeren W. van Neylen en A. van den Dries:
Neylen (W. van) en Dries (A. van den). - Beknopte Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde met Bloemlezing uit schrijvers van vóór de 19de eeuw, door W. van Neylen, oudleeraar aan 't College te Geel, en A. van den Dries, candidaat in Wijsbegeerte en Letteren, leeraar aan het St. Joannes-Berchmanscollege te Antwerpen. Derde, herziene en vermeerderde uitgave. Lier, Antw., 1911.
Door den heer E. Paque, S.J, te Brussel:
Paque (E.). - Onze Kolonie. Practische studie over Belgisch Congoland, door E. Paque, S.J., Ondervoorzitter van het Kruidkundig Genootschap van België, gewezen Leeraar aan de Faculteit van Wetenschappen. te Namen.
Door den heer Dr. F. Leviticus, leeraar te Amsterdam:
Braune (W.). - Althochdeutsches Lesebuch zusammengestellt und mit Glossar versehen von Wilhelm Braune. Dritte Aufl. Halle, 1888.
Fischart (J.). - Der Flöhhaz von Johann Fischart. Abdruck der ersten Ausgabe (1573). Halle a/S., 1877.
| |
| |
Delbrück (B.). - Einleitung in das Sprachstudium. Ein Beitrag zur Geschichte und Methodik der vergleichenden Sprachforschung von B. Delbrück. Leipzig, 1880.
Andresen (K.G.). - Sprachgebrauch und Sprachrichtigkeit im Deutschen. Von Karl Gustaf Andresen. Zweite, vermehrte Auflage. Heilbronn, 1881.
Dünker (H.). - Schillers Leben, von Heinrich Dünker. Mit authentischen Illustrationen; 46 Holzschnitte und 5 Beilagen (facsimilirte Autographien). Leipzig, 1881.
Kluge (Fr.). - Von Luther bis Lessing. Sprachgeschichtliche Aufsätze von Friedrich Kluge. Zweite durchgesehene Auflage. Mit einem Kärtchen. Strassburg. 1888.
Roorda (P.). De klankleer en hare practische toepassing, vooral met het oog op de studie der nieuwe talen, door P. Roorda, directeur van het Instituut voor doofstommen, voorheen leeraar aan het Gymnasium en de gemeentelijke Hoogere Burgerschool te Groningen. Tweede druk. Groningen, 1901.
Door den heer W. Zuidema, te Amsterdam:
Zuidema (W.) - Voor ons volksgezang. Oude en nieuwe liederen van Willem Zuidema. Amsterdam, 1901.
Door de Redactie:
Museum. nr 2, 1911. - De Vlaamsche Hoogeschool, nr 8, 1911. - Hoogstudent, nr 10, 1911. - Het Boek, nr 6, 1911. - Onthouding, nr 3, 1911. - Onthoudersblad, nr 10, 1911.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Bohatta (Hanns). - Bibliographie des livres d'heures (Horae B.M.V.). Officia, Hortuli animae, coronae B.M. V:, Rosaria et cursus B.M.V., imprimés aux XVe et XVIe siècles. Par Hanns Bohatta, Dr. phil. Vienne, 1909.
Robert (Karl). - Traité pratique de l'enluminure des Livres d'Heures, Canons d'Autel, Images et Gravures selon la méthode des Anciens, d'après les documents du moine Théophile et selon les procédés modernes d'après les meilleurs Artistes-Peintres, Imagiers et Enlumineurs. Paris, 1888.
De Gids, November 1911. - Sint Lucas, nr 2, 1911. - Zentralblatt für Bibliothekswesen, nr 11, 1911.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
| |
| |
Vlaamsche Arbeid, nr 10, 1910-1911. - Biekorf, nrs 20-21, 1911. - Bijdragen tot de geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude hertogdom Brabant, October 1911. - St. Cassianusblad, nr 12, 1911; Bijvoegsel, nr 18. - De Vlaamsche Gids, November-December, 1911. - De Katholiek, November 1911. - Korrespondenzblatt, nrs 2-3 1911. - Onze Kunst, November 1911. - De Maasgouw, nrs 6-7, 1911. - Neerlandia, nr 10, 1911. - Het Katholiek Onderwijs, November 1911. - De Opvoeder, nrs 28-30, 1911. - De Opvoeding, nr 11, 1911. Christene School, nr 1, 1911-1912. - De Schoolgids, nrs 40-43, 1911. - Dietsche Warande en Belfort, nr 10, 1911.
Ingekomen brief. De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met den hieronder volgenden ingekomen brief:
Medaille. - Bij brieve van 14 November bericht de Weledele Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten den Bestendigen Secretaris, dat hij besloten heeft gevolg te geven aan zijn ontwerp, onder verschillende Belgische medailleurs een wedstrijd te openen, tot het maken van een nieuwe medaille ten behoeve der Koninklijke Vlaamsche Academie. Deze medaille zal bestemd zijn, om uitgereikt te worden aan de bekroonden in de wedstrijden jaarlijks door de Academie uitgeschreven. De heer Minister verzoekt den Bestendigen Secretaris aan de mededingende kunstenaars alle wenschelijke inlichtingen te verstrekken, welke tot het welgelukken van hun werk mochten van dienst blijken.
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Wedstrijden voor 1912 - Prijsvraag over de Geschiedenis van de Kinderliteratuur in de Nederlanden. Twee prijsantwoorden zijn ingekomen Zij dragen tot kenspreuk:
a] | Essayons. |
b] | Für Kinder ist nur das Beste gut genug. |
| |
| |
2o) Taaltoestanden in Luiker Duitsch-België. - Verhandeling, door den heer J. Langhor, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Tongeren, aan de Academie, ter opname in de Verslagen en Mededeelingen aangeboden. - De heer Langhor heeft zijn stuk opnieuw ingezonden, na gevolg te hebben gegeven aan de aanen opmerkingen door de heeren verslaggevers gedaan. (Zie boven blz. 206-208.)
De Bestendige Secretaris heeft de verhandeling om advies, naar de heeren Is. Teirlinck en Dr. Jac. Muyldermans, verslaggevers, gezonden. Deze heeren hebben het hieronder volgende advies ingediend:
De heer Langhor heeft rekening gehouden met al onze aanmerkingen. Zijn werk is beter, vollediger geworden. Wij denken dat het in onze Verslagen mag worden opgenomen, met de er bij gevoegde platen en taalkaartje.
Is. Teirlinck.
Jac. Muyldermans.
- De Vergadering sluit zich bij dit advies aan.
3o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - Voedingsvakschool te Gent. Reeks wetenschappelijke studies tot bekendmaking van gedane proefnemingen. Tiende mededeeling. - Den 7 November heeft de Bestendige Secretaris, vanwege de heeren Dr. A.-J.-J. Vandevelde en L. Bosmans, met verzoek om opname in de Verslagen en Mededeelingen, de hieronder volgende studie ontvangen: Over het opslorpen van zouten door de kleefstof van het tarwemeel. door Dr. A.-J.-J. Vandevelde, bestuurder van het Chemisch en Bacteriologisch Laboratorium der stad Gent, en L. Bosmans, gediplomeerden bakker van de Voedingsvakschool aldaar. - In vergadering van 8 November, heeft het Bestuur genoemde studie naar de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde om advies verzonden, en tevens beslist de heeren Prof. Dr. Julius
| |
| |
Mac Leod en Is. Teirlinck te verzoeken, in hare vergadering van 20 December e.k., bij die Commissie daarover verslag te willen uitbrengen.
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. - De heer V. dela Montagne, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heer Dr. Jac. Muyldermans. voorzitter; prof. A. de Ceuleneer, ondervoorzitter; Jhr. Mr. Nap. de Pauw, J. Bols, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, leden, en V. dela Montagne, lid-secretaris.
Het verslag over de September-vergadering wordt gelezen en goedgekeurd.
A. - Verkiezing van voorzitter, ondervoorzitter en secretaris. - Er wordt overgegaan tot de verkiezing van voorzitter, ondervoorzitter en secretaris voor het tijdstip van 1 Januari 1912 tot 31 December 1913. Verkozen worden: tot voorzitter, de heer Prof. A. de Ceuleneer; tot ondervoorzitter, de heer Dr. K. de Gheldere; tot secretaris, de heer V. dela Montagne.
B. - Ter uitgave aangeboden verhandeling: Schilderkunst en Tooneelvertooningen op het einde van de Middeleeuwen, door Dr. Leo van Puyvelde. - Lezing wordt gegeven van de verslagen der heeren A. de Ceuleneer en V. dela Montagne, over die verhandeling uitgebracht. Beide verslagen zijn gunstig aan de uitgave. Zij zullen aan het bureel worden overgemaakt, om in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen te worden.
C. - Deviezen van schrijvers, drukkers, enz. - Namens den heer Dr. Ferd. van der Haeghen, binnenlandsch eerelid, biedt de heer Jhr. Nap. de Pauw ter uitgave aan eene verzameling Deviezen van schrijvers, drukkers, enz., met uitvoerige aanteekeningen. - De Commissie beslist dat het werk in handen zal worden gesteld van de heeren R. van den Berghe en Nap. de Pauw, ten fine van advies.
Wegens het vergevorderde uur, wordt de lezing van den heer Bols, over den satyrieken schrijver Keuremenne, tot de volgende vergadering verdaagd.
| |
| |
| |
Aanhangsel (zie boven B).
a] Verslag door den heer Prof. A. de Ceuleneer:
Sedert eenige jaren werd door meer dan een kunstgeleerde de vraag opgeworpen in hoeverre de tooneelvertooningen invloed hadden uitgeoefend op de voorstellingswijze door de kunstenaars der XIVde en der XVde eeuw voor hunne onderwerpen aangenomen. Er is in de wereld der kunsteritiei, vooral in Duitschland veel geschreven, en zelfs getwist, over dien vermoedelijken invloed. In Frankrijk, heeft zich het meest met het vraagpunt onledig gehouden de Heer Mâle, die van tijd tot tijd over Vlaamsche kunst gewaagt, zonder heel en al op de hoogte te zijn, en die den invloed als zoo overwegend aanziet, dat hij geneigd is de schilderijen slechts als kopieën der vertooningen te aanschouwen.
Onze collega Dr. van Puyvelde onderzoekt in de verhandeling die hij ons aanbiedt, of het stelsel van Mâle op bekende feiten berust en of men het bewijs kan leveren dat hier in de Nederlanden de schilders al dan niet onder den invloed der tooneelvertooningen gewerkt hebben.
Hij begint met het indringen van het realisme in de schilderkunst te bestudeeren: het ontstaan van het realisme in de schilderkunst vindt zijn rede in het karakter van ons volk, in zijn welstand, zijne weelde, zijn rijkdom en ook wel in een mysticisme beheerscht door den Franciskaanschen geest. Schrijver vergeet er op te wijzen dat sedert het einde der XIVde eeuw de kunst verwereldrijkt wordt, daar het niet meer enkel gelijk vroeger monniken zijn die er zich op toeleggen, maar dat ook leeken ze beoefenen. Men dient ook den H. van Puyvelde te doen opmerken, dat het wel overdreven is te beweren dat de kunstenaars slechts door de Hertogen van Bourgondië begunstigd werden: wel is waar hebben onze schilders, hun veel te danken, maar de Vlaamsche steden, onze gilden en broederschappen deden hun ook veel bestellingen. Het tooneel, zegt verder de Schrijver, komt voor niets tusschen in dit ontstaan van het realisme, maar kan een zekeren invloed uitgeoefend hebben wat de iconographie en de schikking betreft. Hij neemt aan dat Italië de Vlaamsche schilders in de XIVde en de XVde eeuw maar heel weinig beinvloedde, en daarmede stem ik heel en al in: maar nuttig ware het geweest met meer durf deze denkwijze vooruit te zetten om beter te doen inzien dat het veel meer onze oude schilders, - zoo dikwijls onjuist primitieven benaamd, - zijn geweest, die eenigen invloed op de Italiaansche schilderkunst uitoefenden, en dat het maar later is, door een ommekeer, van smaak en mode, ten gevolge van menigvuldige reizen onzer kunstenaars naar het Schiereiland, dat de Italiaansche
| |
| |
invloed zich hier ten lande liet gevoelen, invloed die weldra overheerschend werd.
Daarop volgt een uitgebreid onderzoek over de geschrevene en geteekende oorkonden (Biblia pauperum, Speculum humanae Salvationis, en andere, waarin de schilders eenige inspiratie konden zoeken. Dr. van Puyvelde bewijst verder, en wel op afdoende wijze, dat het tooneel invloed op de kunstenaars uitoefende, zonder dat men hunne voortbrengselen als kopieën mag aanzien. De schilders, bij het schikken hunner onderwerpen, herinnerden zich op welke wijze dezelfde voorstellingen op het tooneel voorgesteld werden; in dien zin is de invloed onbetwistbaar. De Schrijver bestudeert iedere voorstelling in 't bijzonder: Maria Boodschap, Geboorte van Christus, Aanbidding der Herders en der Wijzen, Opdracht van Jezus in den Tempel, Lijden van Christus, Calvarieberg, Verrijzenis, Hemelvaart, Nederdaling van den H. Geest, Huwelijk van Jozef met Maria, Dood en Hemelvaart der Heilige Maagd. Men vermist § 9 van kap. VII (blz. 207-221), wellicht bestemd voor het Laatste Avondmaal, dat voorzeker dient besproken te worden.
Een laatste kapittel handelt over het tooneeldecoratief. Het zal wel overbodig zijn in meer bijzonderheden te treden om te doen inzien dat Dr. van Puyvelde zijn onderwerp onder alle oogpunten onderzoekt. Enkel missen wij eene slotrede die in eenige bladzijden zou samenvatten de uitslagen door de opzoekingen en beredeneeringen bekomen. Zonder al het overdrevene van het stelsel Mâle te kunnen bijtreden, achten wij toch dat het tooneel de kunstenaars meer beïnvloedde dan Dr. van Puyvelde het wel denkt.
Zijne verhandeling heeft een echt wetenschappelijke waarde; zij getuigt van grondige kennis in het vak der letterkunde en in de kunstgeschiedenis van ons land. Ook acht ik dat de Academie den H. van Puyvelde moet dank weten haar een zoo verdienstelijk werk aangeboden te hebben: het zal eene eervolle plaats in hare uitgaven innemen. Vooraleer het onder pers te doen leggen. zou de Schrijver het moeten volledigen en eenige kleine onnauwkeurigheden doen verdwijnen.
Om het betoog duidelijker te maken is het wenschelijk niet slechts het twaalftal plaatjes ons door den Schrijver medegedeeld te photographeeren maar er nog eenige andere bij te voegen; alzoo bij voorbeeld de miniatuur van Fouquet (blz. 281. In de bibliographie, die overigens heel volledig is, zou ik wenschen de vermelding der Musea onder eene rubriek te zien rangschikken en niet onder den naam van de opstellers der catalogussen, dewelke dikwerf aan den opzoeker onbekend zijn. Het werk komt mij als zoo merkwaardig voor. dat ik de kleinste onvolmaaktheden zou willen zien verdwijnen.
Adolf de Ceuleneer.
| |
| |
| |
b] Verslag van den heer V. dela Montagne.
Ik sluit mij ten volle aan bij het oordeel van den achtbaren eersten verslaggever Prof. de Ceuleneer.
Het werk van den heer Dr. van Puyvelde is alleszins verdienstelijk; het in den laatsten tijd zoo druk besproken vraagstuk der wisselwerking van tooneel op beeldende kunst en wederkeerig in vroegeren tijd, wordt er grondig en op aantrekkelijke wijze uiteengezet. De overvloedige toelichting en documenteering door aanhalingen uit de gedenkstukken onzer oudere letterkunde getuigt van groote belezenheid en is op dit gebied iets nieuws. Het betoog van den Schrijver heeft me dikwijls, ofschoon niet immer, overtuigd; maar zijn arbeid geeft op den tegenwoordigen stand van het vraagstuk een helderen en volledigen kijk, en dat reeds is eene verdienste die mijns erachtens het uitgeven van het werk ten volle wettigt.
V. Dela Montagne.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer G. Segers, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Zijn aanwezig de heeren Dr. Jac. Muyldermans, ondervoorzitter, Jan Bols, A. de Ceuleneer, Prof. Mr. Julius Obrie, Am. Joos, Dr. Hugo Verriest, Prof. Dr. C. Lecoutere, leden, en G. Segers, lid-secretaris.
Het verslag over de vorige vergadering wordt gelezen en goedgekeurd.
Na het verhandelen van eenige punten van huishoudelijken aard, zet de heer secretaris Segers zijne lezing voort over 's Heeren Daumont's werk: Le Mouvement Flamand.
Spreker bestrijdt het tweetalig stelsel in de lagere school, waarvan de heer Daumont voorstander is: de heer Segers is van meening dat het programma der volksschool te uitgebreid is; hij doet insgelijks uitschijnen dat de verschillende vakken moeten samenwerken, opdat de lagere school een brandpunt zij van harmonische geestesontwikkeling, van zedelijke, verstandelijke en nationale opvoeding.
Met de beschouwingen van den heer Daumont, wat het Vlaamsche volkskarakter betreft, heeft de heer Sfgers niet altijd vrede.
| |
| |
Ten slotte brengt hij nogmaals hulde aan den Schrijver, die ons doel en streven op talentvolle wijze aan zijne landgenooten heeft doen kennen.
- Na de lezing van den heer Segers wordt een brief medegedeeld van wege Prof. Dr. W. de Vreese. waarbij deze zijn ontslag neemt als lid der Commissie. De Commissie bespreekt de beweegredenen van den heer Dr. de Vreese niet, maar drukt hare spijt uit over het genomen besluit met de hoop, dat de geachte collega op dat besluit zal terugkomen.
- De Commissie stelt voor de lezing van den heer Segers in de Verslagen en Mededeelingen, alsook in het Bijblad, op te nemen. - (Goedgekeurd.)
***
Ontslagneming uit Commissiën door de heeren Karel de Flou, Prof. Dr. Willem de Vreese en Edw. Gailliard. - Namens de verschillende Commissiën. betuigt Kan Dr. Muyldermans, onderbestuurder, de spijt welke de genomen ontslagen heeft veroorzaakt. In aller naam spreekt hij den wensch uit dat die ontslagen ten goede van de Academie, ingetrokken worden. - Naar aanleiding daarvan verklaren de heeren de Flou, de Vreese en Gailliard het door hen genomen ontslag in te trekken.
| |
Letterkundige Mededeelingen.
1o) Door den heer Prof. A. de Ceuleneer, over: Fernand Daumont. Le Mouvement Flamand. I. Ses Raisons d'être. Volume II. Bruxelles, 1911.
Vanwege den heer Fernand Daumont heb ik de eer aan de Academie het tweede deel van zijn werk ‘Le Mouvement flamand’ aan te bieden. Het is niet min belangrijk dan het eerste deel en handelt over de wetenschappelijke, sociale, rechtskundige en economische redenen der Vlaarnsche Beweging. Breedvoerig wordt het vraagpunt der Vlaamsche Hoogeschool er uiteengezet. De Schrijver vermeldt de verschillende stelsels die werden voorgesteld, geeft eene korte geschiedkundige schets van het vraagpunt en schijnt de
| |
| |
verdubbeling der Gentsche Hoogeschool als de meest voldoende oplossing te aanzien. Zeker ontmoet men in het werk van den heer Daumont meer dan eene zienswijze die de Vlamingen niet kunnen bijtreden, en eenige onnauwkeurigheden zijn ook aan te stippen; maar, in 't algemeen genomen, is het werk van den heer Daumont het eenigste, tot nu toe, dat de Vlaamsche Beweging in alle opzichten bestudeert. Het is daarenboven geschreven met eene echte sympathie voor het Vlaamsche Volk. Ook mogen op het boek de woorden van Montaigne toegepast worden: c'est icy un livre de bonne foy, lecteur...
Adolf de Ceuleneer.
2o) Door Kan. Dr. Jac. Muyldermans, over: Beknopte Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, door W. Van Neylen en A. Van den Dries. Lier-Antwerpen, 1911:
Ik heb de eer en het genoegen, in den naam der heeren Van Neylen en Van den Dries, een exemplaar der pas verschenen derde uitgaaf hunner Beknopte Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde, met Bloemlezing uit schrijvers van vóór de 19e eeuw ter tafel van de Koninklijke Vlaamsche Academie neêr te leggen. Op voorstel van den Verbeteringsraad van het Middelbaar Onderwijs, werd door de Regeering, voor een tijdvak van vier jaar (1909-1912), het gebruik van de tweede uitgave van dit werk in de koninklijke atheneums en de staatsmiddelbare scholen toegelaten. Dit mag zeker als bewijs gelden, dat dit boek nog elders dan in onze vrije gestichten naar weerde geschat wordt. Die hoogschatting schijnt me ten volle verdiend. De schrijvers stelden zich tot hoofddoel, naar de inleiding vermeldt: ‘de gezonde, de geest- en hartverheffende literatuur onzer Zuid- en Noordnederlandsche schrijvers te doen waardeeren en genieten, tevens onze leeslustige jongelingschap te waarschuwen en te behoeden voor alle verdachte poëzie en proza, die niet komt ‘uut herten vri ende uut claren sinne’. Met de hoop dat dit leer- en leesboek dat doel moge bereiken, en het vele goed stichten dat er in begrepen ligt, durf ik het in de gunst mijner geachte medeleden aanbevelen.
Dr. J. Muyldermans.
| |
Dagorde.
1o) Verkiezing van Bestuurder en Onderbestuurder voor het dienstjaar 1912. - De Vergadering gaat tot de verkiezing over.
| |
| |
a] Verkiezing van den Bestuurder.
Worden, door den heer Bestuurder, tot stemopnemers aangewezen de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw en J. Bols.
Wordt verkozen: de heer Dr. Jac. Muyldermans.
b] Verkiezing van den Onderbestuurder.
Worden tot stemopnemers aangewezen de heeren Prof. Mr. Julius Obrie en Prof Dr. W. de Vreese.
Wordt verkozen: de heer V. dela Montagne.
2o) Lezing door den heer Dr. L. Simons: De Waldere-fragmenten en de Hildesage. - De heer Simons spreekt over het ontstaan van de Walthersage uit de Hildesage, niet in het algemeen, maar uit een bijzonder gezichtspunt. Kan men nl. uit de Angelsaksische Waltere-fragmenten bewijzen, zooals de Noordnederlandsche geleerde, prof. Boer beweert, dat de oorspronkelijke vorm van de Walthersage in de Noorsche Hildesage te vinden is?
Eerst wordt de inhoud van Waltharius en Hildesage medegedeeld, daarna de vertaling van de fragmenten met eenige ophelderingen omtrent tijd en plaats.
Na deze inleidende punten gaat Spreker over tot het eigenlijke onderwerp en hij toont aan door de bespreking van den tekst, dat de Waltere-fragmenten zich verzetten tegen de interpretatie, als zou Hagen er optreden als vader van de geschaakte Hildegonde en als eigenlijke Frankenkoning, en Gudhhere als oorspronkelijke eigenaar van den geroofden schat.
Tevens laten de fragmenten niet toe met Boer staande te houden, dat het tweegevecht tusschen Waldere en Hagen de in het fragment voorkomende gebeurtenissen zou zijn voorafgegaan.
- Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering dat de lezing van den heer Dr. Simons in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
De Vergadering wordt te 3 3/4 gesloten.
|
|