Ende dat orloghe si gherecht mede,
So ne heet gheen brantstoorre diet dede,
Dat princhen beleider beval:
Die prinche draghedet an hem al....
Hier wordt er dus onderscheid gemaakt tusschen de brandstichting uit kwaadwilligheid en het in brand steken bij de overmacht. In den prozatekst van den Spiegel der Sonden, naar het Oudenaardsch handschrift (uitgave u.s., IIe deel, kol. 240), luidt dit onderscheid als volgt:
‘Die derde quaetheit die wt gramscap comt, dat is brantstakinge (= brantstokinge, dat is als yemant huys of vrucht off beesten aensteket te verbernen van quaetheiden. Mer ist dat hij trect mit sinen heer, die des macht heeft, ende een gerecht orloge is, soe en heit hi geen moertbernre, want hi doetet van bevelingen sinen gerechten heer, die een gerecht orloech voert ende hantiert’.
Door Brant storen werd evenwel ook bedoeld het verbranden b.v. van een huis, bij wijze van straf en op bevel van den heer. Dit Brant storen is wat men in het Fransch heette ‘Le droit des arsins’. Laurière, in zijn Gloss. du Droit franç., blz. 72-73, zegt daarvan: ‘Le droit des arsins, spécialement en Picardie et en Flandre, étoit le droit de mettre le feu à la maison d'un forain, faute par lui d'amender le forfait dont il s'étoit rendu coupable... Parce qu'on mettoit le feu aux maisons des criminels, pour les abattre et les détruire, cette exécution a été appelée arsin’. (Uit La Curne de Sainte-Palaye, Dict., vo Arsin, overgenomen.)
Op een dergelijk in brand steken van een huis, wordt gewezen in den hieronder volgenden tekst, aan de rekening van den baljuw van Veurne, over het jaar 1378, ontleend.
Pieter Lanczwaerd en Roelin Carnewake hadden zich aan moord op ‘Wouter den Carel’ schuldig gemaakt. Uit dien hoofde waren zij uit het land van Vlaanderen verbannen geworden. Daarenboven bepaalde het vonnis door de ‘mannen’ van den Prins uitgesproken, dat, indien Lanczwaerd en Carnewake een huis bezaten, de baljuw ‘vier der in steken zoude ende brand storen’. De baljuw voerde dit vonnis uit; daar nochtans zekere personen op de te verbranden huizen ‘verbinde van renten’ hadden, d.w.z. daar genoemde huizen met zekere renten belast waren, liet hij, wat van de afgebrande huizen was overgebleven mits 48 pond lossen: