Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1911
(1911)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 433]
| |||||||||
Vergadering van 2 Augustus 1911.Aanwezig de heeren: Is. Teirlinck, bestuurder; Kan. Dr. Jac. Muyldermans, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris. De heeren: Jhr. Mr Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, J. Helleputte, Kan. Amaat Joos, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Dr. Hugo Verriest, Prof. Dr. C. Lecoutere, Victor dela Montagne, Mr. Paul Bellefroid, Dr. Eug. van Oye, Frank Lateur en Dr. Leo Goemans, werkende leden;
De heeren Dr. Bauwens, Juliaan vander Linden en Dr. Leo van Puyvelde, briefwisselende leden. De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Juli-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
***
Afsterven van Prof. Dr. Georg Wenker, buitenlandsch eerelid. - Bij brieve van 30 Juli, uit Marburg (Bez. Cassel), bericht de weled. heer Prof. Dr. Ferd. Wrede, in name van Mevrouw weduwe Lina Wenker, de Koninklijke Vlaamsche Academie, dat dezer echtgegenoot de weled. heer Prof. Dr. Georg Wenker, ons geacht buitenlandsch eerelid, den 17 Juli, te Marburg overleden is. De heer Bestuurder brengt hulde aan den betreurden overledene: ‘een geleerd buitenlandsch Eerelid, Prof. Dr. G. Wenker - zegt hij - werd ons eenige dagen geleden ontnomen, - te vroeg, want geboren zijnde in 1852 te Dusseldorf, was hij dus nog geen zestig jaar oud. Hij oefende met het meeste gezag het ambt uit | |||||||||
[pagina 434]
| |||||||||
van hoofdbibliothecaris aan de Koninklijke Universiteitsbibliotheek te Marburg. Vooral op het gebied der taalkunde had hij zich verdienstelijk gemaakt: ik noem enkel zijn studie Ueber die Verschiebung des Stammsilben-Auslauts (1876) en zijn Taalatlassen voor Noord- en Middelduitschland (1881) en voor het Duitsche rijk (1889). Zijne nagedachtenis zal hier in eere worden gehouden. Ik stel U voor, Mijne Heeren, een brief van rouwbeklag aan Mevrouw Wenker en hare familie te sturen.’ (Goedkeuring.) - Levensbericht. De Vergadering beslist, dat het schrijven, voor het Jaarboek der Academie, van het levensbericht van Dr. Wenker, aan den heer Dr. Goemans zal opgedragen worden.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendlge Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering: Cauchie (A.) et Essen (L. van der). - Académie Royale de Belgique. Commission Royale d'Histoire. Inventaire des Archives Farnésiennes de Naples au point de vue de l'histoire des Pays-Bas catholiques, publié par Alfred Cauchie, Professeur à l'Université de Louvain, et Léon van der Essen, chargé de cours à l'Université de Louvain. Bruxelles, 1911. Statistique générale de la Belgique. Exposé de la situation du Royaume de 1876 à 1900, rédigé sous la direction de la Commission Centrale de Statistique en exécution de l'Arrêté Royal du 29 Mai 1902. 7me fascicule. Bruxelles, s.d. Goovaerts (L.). - Ecrivains, artistes et savants de l'Ordre de Prémontré. Dictionnaire bio-bibliographique par le Fr. Léon Goovaerts, chanoine régulier de l'abbaye d'Averbode. Volume IV, première livraison. Bruxelles, 1911.
Door de Koninklijke Academie der Schoone Kunsten, te Antwerpen: Koninklijke Academie der Schoone Kunsten van Antwerpen. Academisch jaar 1910-1911. Jaarlijksch verslag. Antwerpen, 1911.
Door de Société d'Emulation de Bruges: Annales, tome LXI, 2me fasc., Mai 1911. | |||||||||
[pagina 435]
| |||||||||
Door de Université d'Aix-Marseille: Annales de la Faculté de droit d'Aix. Tome III, 1909; Tome IV, nos 1-2 (Janvier-Juin 1910).
Door den heer Dr. P.J. Blok, buitenlandsch eerelid, te Leiden: Bijdragen voor vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verzameld en uitgegeven vroeger door Mr. Is. An. Nijhoff, P. Nijhoff, Dr. R. Fruin en Dr. P.L. Muller, thans door Dr. P.J. Blok, hoogleeraar te Leiden. IVe Reeks, deel X, afl. 2. 's Gravenhage, 1911.
Door den heer Dr. Leo Goemans, werkend lid, te Brussel: Goemans (M.L.). - Royaume de Belgique. Ministère des Sciences et des Arts. Enseignement moyen du degré supérieur. Commission instituée par arrêté royal du 19 Février 1906. Souscommission des humanités grecques-latines. Rapport présenté au nom de la Sous-commission par M.L Goemans, Inspecteur général de l'Enseignement moyen. Bruxelles, 1911.
Door den heer J. Lhoneux, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Gent: Lhoneux (Dr. J.). - De hedendaagsche Roman in de Duitsche en Nederlandsche Letterkunde, door Dr. Lhoneux. (Voordracht op het Eerste Vlaamsch Taal- en Geschiedkundig Congres.) Antwerpen, z.j.
Door de Redactie: Onze Stam, nr 4, 1911. - Oudheid en Kunst, nr 2, 1911. - Onthouding, nr 2, 1911. - Onthoudersblad, nr 7, 1911.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Huizinga (Dr. J.). - Oud-vaderlandsche Rechtsbronnen. Rechtsbronnen der stad Haarlem. Uitgegeven door Dr. J. Huizinga. 's Gravenhage, 1911. Mâle (Emile), Chargé de cours à la Faculté des Lettres de l'Université de Paris. - L'art religieux de la fin du moyen âge en France. Etude sur l'iconographie du moyen âge et sur ses sources d'inspiration. 250 gravures Ouvrage couronné par l'Académie des Inscriptions et Belles-Lettres. (Premier grand prix Gobert.) Paris, 1908. Mâle (Emile) - L'art religieux du XIIIe siècle en France. Etude sur l'iconographie du moyen âge et sur ses sources d'inspiration. Ouvrage couronné par l'Académie des Inscriptions et Belles Lettres (Prix Fould). Troisième édition, revue et augmentée. Illustrée de 189 gravures. Paris, 1910. Pirenne (H.). - Histoire de Belgique, par H. Pirenne, Professeur à l'Université de Gand. IV. La révolution politique et religieuse. Le règne d'Albert et d'Isabelle. Le régime espagnol jusqu'à la paix de Munster (1648). Bruxelles, 1911. | |||||||||
[pagina 436]
| |||||||||
Polak (Dr. H.J.). - Studiën door Dr. H.J. Polak. (De Gebroeders van Haren. - Lord Macaulay. - De Voorloopers der Commune. - Multatuli. - Conscience.) Zutphen, 1888. Veröffentlichungen der Gesellschaft für Typenkunde des XV. Jahrhunderts. Vol. IV, 1910, Fasc. III, Taf. 301-325. Im Auftrage der Gesellschaft herausgegeben von Victor Madsen. Id. - Vol. V, 1911, Fasc. II, Taf. 351-380. Im Auftrage der Gesellschaft herausgegeben von Konrad Haebler. Mitteilungen der Gesellschaft für Typenkunde des XV. Jahrhunderts. 1911. Beiträge zur Inkunabelkunde, herausgegeben von der Gesellschaft für Typenkunde des XV. Jahrh. Zentralblatt für Bibliothekswesen, nr 7 und 8, Juli-August 1911.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf, nr 15, 1911, met Bijblad, blz. XLIX-LXIV. - Bijdragen tot de geschiedenis bijzonderlijk van het Aloude Hertogdom Brabant, Juli en Augustus 1911: - De Katholiek, Augustus-September 1911. - De Maasgouw, nr 1, 1911 en Inhoudstafel, 1910. - Neerlandia, nr 7, 1911. - De Opvoeder, nr 22, 1911. - De Schoolgids, nrs 24-31, 1911. - Sint-Lucas, nr 11, 1911. - Studiën, Afl. 4a en 4b. - Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, nr 2, 1911. - Dietsche Warande en Belfort, nrs 6 en 7, 1911. - Zeitschrift des Vereins für Volkskunde, Heft 3, 1911
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Vergadering in kennis met de hieronder volgende ingekomen brieven:
| |||||||||
[pagina 437]
| |||||||||
| |||||||||
Mededeeling door den Secretaris.Feestcommissie: Viering van het 25-jarig jubelfeest der Academie. Programma der feestelijkheden. - In hare vergadering van 26 Juli, heeft het Bestuur der Academie, samen met de Feestcommissie, het programma der feestelijkheden voorloopig als volgt vastgesteld:
Zaterdag, 7 October:
Te 4 uur, vergadering in de Salons van het Academiegebouw, alwaar de heer Bestuurder, namens de heeren Leden, de afgevaardigden en genoodigden zal begroeten. 's Avonds, Raout ten Stadhuize.
Zondag, 8 October:
Te 11 uur, plechtige openbare vergadering, in de Aula der Hoogeschool. Programma:
| |||||||||
[pagina 438]
| |||||||||
Te 2 uur: Banket in de Feestzaal der Academie.
's Avonds. Ontvangst in het Gouvernementshotel.
Maandag, 9 October:
Te 10 uur. Vergadering in het Academiegebouw.
Programma:
1o) Beknopt verslag over de werkzaamheid der verschillende Commissiën. Zullen het woord voeren de heeren: Prof. Dr. C. Lecoutere, voor de Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde; Kan. Dr. Jac. Muyldermans, voor de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde; Jhr. Mr. Nap. de Pauw, voor de Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie; de heer G. Segers, voor de Commissie voor Onderwijs in en door het Nederlandsch. 2o) Rede over Letterkunde, door Dr. Hugo Verriest.
's Namiddags. Rijtoertje door de stad en bezoek aan de monumenten en musea. | |||||||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer K. de Flou, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel over de morgenvergadering door de Commissie gehouden. | |||||||||
[pagina 439]
| |||||||||
Zijn aanwezig de heeren: Jhr. Mr. Nap. de Pauw, voorzitter; Prof. Dr. C. Lecoutere, ondervoorzitter; Edw. Gailliard, Prof. Dr. Willem de Vreese, Th. Coopman, Kan. Am. Joos, Dr. Leo Goemans, leden, en K. de Flou, secretaris. Het verslag over de Juni-vergadering wordt goedgekeurd. De Commissie gaat tot de dagorde over.
a] Verslag van de heeren Edw. Gailliard en Th. Coopman, over het voorstel tot uitgave van de Toponymie van Westelijk Vlaanderen enz., door den heer Karel de Flou. Dit verslag luidt als volgt:
Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch-Artesië, Guînes en Boulogne, door den heer Karel de Flou. Voorstel tot uitgave. Verslag van de heeren Edw. Gailliard en Th. Coopman, naar aanleiding van de Memorie van toelichting door Schrijver ingediend. (Zie boven blzz. 403-409.)
Mijne Heeren,
Uit de opgave van het vrij uitgestrekte grondgebied, dat de studie van den heer K. de Flou zal omvatten, alsook uit de vermelding van de veelvoudige soorten van namen, die hij in oogenschouw zal nemen, - namen o.a. van landstreken, kasselrijen, steden, gemeenten, heerlijkheden, leenen, kasteelen, polders, enz. enz., - kan genoeg worden opgemaakt, met welk een ontzaglijken schat van woorden het ons in het onderhavige werk gegeven zal zijn kennis te maken. Op weinige na zijn al die benamingen tot nog toe volkomen onbekend gebleven; overigens, de oorkonden en archiefstukken of andere documenten, waarin zij voorkomen, zijn weinig of niet gekend en werden om zoo te zeggen, althans met het oog op eene studie zooals die door den heer K. de Flou ondernomen. nooit ingezien. Welnu, het is gemakkelijk te begrijpen, hoe de systematische indeeling van de bedoelde benamingen, hoe de onderlinge vergelijking van de verschillende vormen en schrijfwijzen, die door de eeuwen heen bestaan hebben, zullen kunnen bijdragen tot de kennis en verklaring van tallooze namen, die voordezen verkeerd werden uitgelegd of tot allerlei, ja tot de onzinnigste gissingen aanleiding hebben gegeven. Daar de heer K. de Flou zich alleen tot vertrouwbare bronnen heeft gericht, zal dat een waarborg zijn voor den man van wetenschap, die met de door hem aangebrachte bouwstoffen zal willen werken. Wij zijn het dan ook met den Schijver volkomen eens, omtrent de noodzakelijkheid alle schrijfwijzen met de meeste nauw- | |||||||||
[pagina 440]
| |||||||||
keurigheid, eeuw voor eeuw, ja zelfs jaar voor jaar, op te nemen en na te gaan Men beperke zich derhalve niet bij enkele citaten, wil men niet aan misrekeningen, aan valsche opvattingen zijn blootgesteld, wil men de werkers op wetenschappelijk gebied niet op een dwaalspoor leiden. Met den heer K. de Flou meenen wij ook, dat het voor het oogenblik voorbarig zou zijn over de etymologie onzer plaatsnamen uit te weiden. Hoevele benamingen, die wij tot nu toe, als zijnde van plaatselijken aard hebben beschouwd, worden niet in andere streken of landen teruggevonden? Een enkel voorbeeld: te Brugge, draagt de Reie, tusschen de Gruuthusebrug en den Hollander, den naam van Dyver. Dyver wijst hier op den waterloop. Welnu, in oorkonden betreffende de stad Herentals, in het Antwerpsche, hebben wij een woord Deever aangetroffen, en in Westfalen een woord Tivera, welke allebei de naam van een waterloop zijn. Men ga dus, in zake etymologie van plaatsnamen, met de meeste omzichtigheid te werk. Wij zijn ten volle overtuigd dat het boek van den heer K. de Flou, vele ‘opbouwers’ van etymologische stelsels op te vroeg uitgesproken meeningen aldra zal doen terugkeeren.
Wat het plan van onzen geachten Collega betreft, kunnen wij nog het volgende mededeelen. Elke plaatsnaam, of andere, is in het Toponymisch Woordenboek het onderwerp van een afzonderlijk artikel. Voor elken naam worden, van in het verste verleden tot op onzen tijd, of althans zoolang de naamdragende zaak bestaan heeft, korte citaten en zinsneden uit echte oorkonden gelicht, waarin die naam voorkomt, telkens met opgave van jaartal, plaats, bron, register of bundel, of ook gedrukt werk, folio of bladzijde. Alle foutieve graphiëen en lezingen, zoowel uit handschriften of archiefstukken als uit gedrukte boeken, worden steeds met een * geteekend, met de rechte lezing, zoo die gekend is, tusschen teksthaken daarnevens. Eveneens worden alle verdachte of onzekere schrijfwijzen van hetzelfde merk voorzien. Aldus worden vele honderden fouten, vooral uit gedrukte charterverzamelingen, aangewezen en verbeterd.
Voorbeelden van slechte lecties, met de verbetering er nevens, zijn:
| |||||||||
[pagina 441]
| |||||||||
Mijne Heeren,
Wat wij U over het werk van den heer K. de Flou gezegd hebben, kan onzes inziens volstaan om U een juist denkbeeld te geven van den omvangrijken arbeid dien hij op zich genomen heeft Wij zijn ten volle overtuigd, dat zijn werk veel nut kan stichten, dat het de studie onzer plaatsnamen in een nieuw daglicht zal stellen, dat het voor nadere studiën tot uitgangspunt en tot leidraad zal kunnen strekken en dat de Koninklijke Vlaamsche Academie met de uitgave daarvan vele eer zal inleggen. Bij elk artikel zal men, onderaan de citaten, alzulke aanmerkingen vinden als in allerhande opzichten raadzaam zal geacht worden. De familienamen, welke van een plaatsnaam afgeleid zijn, of dit kunnen geweest zijn, worden ook alle, in zoo verre de Schrijver die achterhalen kan, volgens soortorde vermeld. Oude geslachtsnamen, nl. deze van vóor de XVIIe eeuw, komen echter, op hun datum, onder de citaten voor, van welke zij deel uitmaken. Etymologie, of verwijzingen naar de beteekenis der plaatsnamen, komen, daar waar er behoefte aan bleek, aan het slot van elk artikel voor.
Wij besluiten met aan de Commissie voor Middelnederlandsche Letteren voor te stellen, dat zij de Academie verzoeke, het werk van den heer K. de Flou ter pers te laten gaan. Eew. Gailliard. Th. Coopman.
- De Commissie sluit zich bij het voorstel der heeren verslaggevers aan. - Den Bestendigen Secretaris, lid der Commissie, wordt opgedragen de Academie daarmede in kennis te stellen.
b] Middelnederlandsche Gedichten en Fragmenten, door Jhr. Mr. Nap. de Pauw. Vijfde en laatste aflevering. - Jhr. Nap. De Pauw legt de kopij van deze laatste aflevering ter tafel.
- De Vergadering verzoekt den Bestendigen Secretaris de uitgave van genoemde aflevering zoo spoedig mogelijk te bezorgen. | |||||||||
[pagina 442]
| |||||||||
c] Middelnederlandsche vertaling van het bekende ‘Visioen van Tondalus’ en van ‘Sint Patricius vagevuur’. Uitgave bewerkt door de heeren Dr. René Verdeyen en Dr. H.J.E. Endepols, aan de Academie ter uitgave aangeboden. - De heeren Prof. Dr. C. Lecoutere en Prof. Dr. Willem de Vreese, door de Commissie belast met verslag over het aangeboden werk uit te brengen, geven lezing van de hieronder volgende verslagen:
‘Tondalus visioen’ werd uitgegeven door Blommaert in 1841 (Oudvl. Ged., dl. II, blz. 30-56) en van ‘Sinte Patricius vagevuur’ werden door J. van Vloten, een tiental jaren later, eenige brokstukken bekend gemaakt (Verzameling van Nederl. prozastukken, blz. 94-101). Geen van die twee uitgevers bestudeerde van nabij den door hen behandelden tekst, noch kende de verschillende handschriften en oude drukken, die van dezelfde werken bestaan, noch ging de verhouding van de Dietsche redactie na tot de bewerkingen in andere talen. En sedertdien, dat is te zeggen gedurende een tijdperk van meer dan een halve eeuw, is zoogoed als niets verschenen over die zoo eigenaardige legenden; bijna niemand heeft er zich mede bezig gehouden buiten J. Koopmans, die, in het Tweemaandelijksch Tijdschrift van 1901, over eerstgenoemd werk een paar artikelen schreef. Aan eene nieuwe uitgave, op de hoogte der tegenwoordige wetenschap, bestaat dus wezenlijk behoefte. Dit ingezien te hebben is, naar uit het Voorbericht blijkt, de verdienste van ons medelid Prof. Dr. Willem de Vreese, die bij de onderzoekingen voor zijn Bibliotheca Neerlandica Manuscripta een aantal nieuwe handschriften ontdekte, en den Heer Verdeyen, zijn leerling, voor het gewenschte werk wist warm te maken. Toen Dr. Endepols op zijn beurt het zelfde voornemen opvatte, werd het hem gelukkigerwijze bekend, dat Dr. Verdeyen al een heel eind met zijn arbeid gevorderd was. Vandaar dat zij hun krachten hebben vereenigd en den arbeid verdeeld. De laatstgenoemde heeft zich met Tondalus visioen, de eerste met het S. Patricius vagevuur belast. De Latijnsche Tondalus - de bron van het Dietsche verhaal - werd driemaal in het Mnl. overgezet. De eerste vertaling ontstond op de Oostelijke taalgrens; de tweede evenzoo, maar meer Noordwaarts, terwijl de derde in het Westelijk gedeelte van het taalgebied, ergens in Vlaanderen, vervaardigd werd. Deze drie vertalingen geven ons dus een bijna volledig beeld van het Mnl. letterkundig taalgebied, in de betrekkelijk korte spannetijds van ± 1400 tot ongeveer 1450. Wegens hun belang in taalkundig opzicht, worden ze dus alle drie opgenomen; daarbij komt nog de uitgave van een Nederduitsch handschrift uit Keulen. Bovendien worden van de eerste | |||||||||
[pagina 443]
| |||||||||
vertaling (groep A) twee verschillende redacties gedrukt; in het geheel dus vijf teksten van hetzelfde werk. Met veel zorg heeft de uitgever die teksten afgeschreven en van andere handschriften de afwijkende lezingen medegedeeld; talrijke aanteekeningen van tekstcritischen aard worden er bijgevoegd. Een andere commentaar ontbreekt, maar hij wordt vergoed door de zeer uitvoerige en grondige inleiding, die aan de uitgave voorafgaat. Daarin wordt eerst gehandeld over de visioenenlitteratuur in het algemeen; daarna over de Tondalus-legende in het bijzonder. De inhoud van die legende wordt voorts besproken; de tijd van haar ontstaan; de er in voorkomende personages; de bronnen; de beteekenis; de vorm. Kortom, alles wat in aanmerking kan komen, wordt breedvoerig onderzocht. Ten slotte worden de bestaande drukken en handschriften beschreven, onderling vergeleken, zoowel wat het oorspronkelijk Latijnsch verhaal als de Mnl. overzettingen betreft; ook de vertalingen en bewerkingen in andere talen (Fransch, Spaansch, Italiaansch, Engelsch, Hoogduitsch, enz.) worden niet voorbijgegaan. Op dezelfde wijze wordt Sinte Patricius Vagevuur door den heer Dr. Endepols bewerkt. Natuurlijk komen andere punten ter spraak, wordt uitgeweid over andere bijzonderheden; maar de methode van onderzoek en het bij de uitgave gevolgde stelsel zijn identisch. Een omvangrijke inleiding deelt ons mede de uitkomsten van 's schrijvers zeer omstandige navorschingen over alles wat het bewuste werk betreft en geeft tevens rekenschap van de keuze der vijf uitgegeven teksten; want ook hier, evenals bij het Tondalusvisioen en om redenen van denzelfden aard, hebben wij eene paralleluitgave, met tekstcritisch apparaat.
Uit die bondige mededeeling moge blijken dat het aan de Koninklijke Vlaamsche Academie ter uitgave aangeboden werk uitmunt door degelijke hoedanigheden. Het brengt ons de vrucht van een lang en ernstig onderzoek, ondernomen door twee geleerden, van wie men vooraf kan verzekeren, dat zij niet op dwaalsporen zouden verdolen en met ledige handen of waardelooze vondst thuis komen. Men kan duidelijk zien, dat zij bij den bewerker van de jongste Velthem-uitgave zijn ter schole geweest. Eene critische beoordeeling van het door hen geleverde kan niet in mijne bedoeling liggen; zeer zeker zou men hier en daar op eene onjuistheid of nalatigheid kunnen wijzenGa naar voetnoot(1); doch die vlekjes verwijderen is geen heksenwerk | |||||||||
[pagina 444]
| |||||||||
en die kleine tekortkomingen, om zoo te zeggen onvermijdelijk, doen geen afbreuk aan de waarde van het geheel. Daarom ook aarzel ik geen oogenblik aan de Academie voor te stellen het werk van de heeren Dr. Endepols en Dr. Verdeyen zoo spoedig mogelijk uit te geven. Terzelfdertijd als zij daardoor eene welverdiende hulde zal brengen aan den onverdroten ijver der schrijvers, zal zij aan zich verplichten al de beoefenaars der Nederlandsche philologie, die met deze uitgave zeer gebaat zullen wezen. C. Lecoutere. 5 Juli 1911.
Het uitvoerig verslag van Prof. C. Lecoutere licht ons op uitnemende wijze in over den inhoud van het werk van de heeren Verdeyen en Endepols. Met het gunstig oordeel van ons geacht medelid stem ik volkomen in, en derhalve sluit ik mij bij zijne besluitselen volkomen aan. Ik kan dat echter niet doen, zonder lucht te geven aan mijn hartelijke vreugde over deze samenwerking van Vlaming en Hollander - al is die Hollander een Maastrichtenaar -, en de hoop uit te spreken, dat dit voortreffelijke voorbeeld navolging moge vinden. Willem de Vreese. 15 Juli 1911.
- De Commissie beslist dat het werk van de heeren Verdeyen en Endepols ter pers mag gaan. De Academie zal verzocht worden deze beslissing te willen goedkeuren.
d] ‘Boec vander gheesteliker upclimminghe.’ Voorstel tot uitgave door Jhr. Mr. Nap. de Pauw. - Dit ‘Boec’ zegt Jhr. de Pauw is een prozawerk, dat niet van belang ontbloot is en dat onder de uitgaven der Academie verdient rang te nemen. Het oorspronkelijk behoort toe aan het Klein Begijnhof te Gent. Jhr. de Pauw zal zich gaarne met de uitgave daarvan belasten.
- Op voorstel van den heer Edw. Gailliard, worden de heeren Prof. Dr. Willem de Vreese en Prof. Dr. C. Lecoutere tot verslaggevers aangewezen.
e] ‘De Legende van Portiuncula.’ (15de eeuw.) Mededeeling door den Eerw. heer Cl. Buvé, pastoor te Bost onder Thienen. - De Bestendige Secretaris heeft, namens het Bestuur, het stuk | |||||||||
[pagina 445]
| |||||||||
van den heer Buvé naar de Commissie voor Middelnederlandsche Letteren verzonden en tevens den heer Prof. Dr. Willem de Vreese verzocht, samen met hem, daarover advies te willen uitbrengen. De heeren Dr. de Vreese en Gailliard spreken de meening uit, dat genoemd stuk belangstelling verdient en dat het, met vrucht, in de Verslagen en Mededeelingen plaats zal vinden.
- De Commissie beslist aan de Academie voor te stellen de studie van den heer Cl. Buvé in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen.
f] Kleine Verscheidenheden. - Door den heer Dr. Karel van den Haute, archivaris van den Staat te Brugge, wordt, door bemiddeling van den heer Edw. Gailliard, aan de Commissie een belangrijke mededeeling gedaan over het woord Tafeldeckinge, dat in een tekst uit het jaar 1671 voorkomt. De Vergadering neemt die mededeeling met dank aan en beslist dat zij onder de Kleine Verscheidenheden mag opgenomen worden. - Vervolgens houdt de heer Gailliard eene lezing over de volgende woorden of uitdrukkingen: Brand storen, - Donslaghen, - Ganghelaer en Mannekin, als namen van oude munten, - Roeper, met de beteekenis Belhamel, - Hem (zich) onderdraghen, - Verwilderde haye en Vader ende moeder hebben. Op voorstel van den heer voorzitter, beslist de Commissie dat die mededeelingen onder de Kleine Verscheidenheden zullen opgenomen worden.
De vergadering wordt te 12 1/4 gesloten.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - De heer Th. Coopman, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden.
Zijn aanwezig de heeren: Kan. Dr. Jac. Muyldermans, voorzitter; Prof. Dr. Julius Mac Leod, ondervoorzitter; Prof. Mr. Julius Obrie, Prof. Dr. Willem de Vreese, Is. Teirlinck, Dr. L. Simons, leden, en Th. Coopman, secretaris. Het verslag over de Juni-vergadering wordt goedgekeurd. De Commissie gaat tot de dagorde over. | |||||||||
[pagina 446]
| |||||||||
Voorlezing door den heer Is. Teirlinck. - De heer Teirlinck leest het eerste deel van een uitgebreide studie over Hinrek van Alckmer, den vermoedelijken glossator en bewerker van den rijmdruk d (Culemannsche fragmenten van Cambridge). In de naaste vergadering der Commissie zal het vervolg worden voorgedragen. | |||||||||
Letterkundige mededeelingdoor den heer Prof. Ad. de Ceuleneer, over: Fernand Daumont: Le Mouvement Flamand. I. Ses raisons d'être. Volume I. (Société Belge de Librairie, Bruxelles, 1911.)
Verleden jaar had ik de eer aan de Academie aan te bieden een vlugschrift opgesteld door een Waal (Le Flamand à l'Université par Georges Margot, deknaam van den H. Fernand Daumont), met het doel te bewijzen dat eene Vlaamsche Hoogeschool eene noodwendigheid was voor de Vlamingen. De Heer Fernand Daumont vraagt mij nu, in zijnen naam, aan de Academie aan te bieden het eerste deel van een werk, dat er drie zal bevatten, over de Vlaamsche Beweging. (Le Mouvement Flamand. I. Ses Raisons d'être. I.D. Brussel, 1911, 8e, IX-377 blz.) Ik voldoe volgaarne aan die vraag, daar dit werk een volledige uiteenzetting is van de Vlaamsche Beweging. De Schrijver is heel goed op de hoogte van de zaak, die hij overigens op meesterlijke wijze behandelt. Hij heeft het vraagpunt grondig bestudeerd en talrijke opzoekingen gedaan. Het is wel de eerste maal dat een Waal een breedvoerig werk over de Vlaamsche Beweging in 't licht geeft en dit met eene ware genegenheid neerschrijft. Het eerste boek handelt over de stamredenen der Vlaamsche Beweging; in het tweede wordt het onderwijs behandeld. De wetenschappelijke redenen en ook de rechtskundige en sociale zullen in een tweede deel onderzocht worden. Een derde deel zal de geschiedenis der Vlaamsche Beweging bevatten. Wij zullen daardoor eene volledige en onpartijdige verhandeling over de Vlaamsche Beweging bezitten. Het werk van den H. Daumont is bestemd veel goeds te stichten. Schrijver begint zijne voorrede met de woorden: C'est aux Belges d'expression française et spécialement aux Wallons que cette étude est destinée. Nu het zal niet enkel bij de Walen vele vooroordeelen doen verdwijnen; maar bij de menigvuldige Vlamingen die onverschillig zijn of de beweging | |||||||||
[pagina 447]
| |||||||||
bestrijden omdat zij ons doel niet kennen, zal dit werk eenen gunstigen indruk maken. Het Vlaamsche Volk zal den H. Daumont dankbaar blijven voor zijne hoogstloffelijke pogingen en voor den grooten dienst door hem aan de nationale zaak bewezen. Ik wil er nog bijvoegen dat de H. Daumont een schrijver is die zijne taal op zulke wijze weet te hanteeren, dat men zijn boek met een waar genoegen leest. Moge het alom verspreid worden, en alzoo talrijke vruchten voor de Vlaamsche Beweging voortbrengen! | |||||||||
Dagorde.Alvorens tot de dagorde over te gaan, wenscht de heer Bestuurder, de heeren Juliaan vander Linden en Dr. Leo van Puyvelde, de nieuw verkozen briefwisselende leden, die de vergadering bijwonen, in de Academie hartelijk welkom. In Juliaan vander Linden begroet hij gaarne den geleerden folklorist, en in Dr. van Puyvelde, den jeugdigen werker, wier medewerking de Academie op hoogen prijs zal stellen. Beide heeren zeggen hartelijk dank voor het zoo vriendelijk in de Academie genoten onthaal. Voor allebei zal hun opnemen in dit midden een spoorslag zijn om hunne beste krachten ten dienste der Academie te stellen. (Toejuiching.)
***
1o) Commissie voor Prijsvragen. - Verslag door den heer Th. Coopman, secretaris der Commissie. - Vaststelling van de uit te schrijven prijsvragen en bepaling der toe te kennen prijzen. (Ingevolge art. 50 van de Wet der Academie werd het gedrukt verslag, den 22 Juli, aan de heeren werkende Leden vertrouwelijk medegedeeld.) - De Academie neemt kennis van het verslag der Commissie. De hieronder volgende prijsvragen worden door de Vergadering aangenomen: | |||||||||
[pagina 448]
| |||||||||
Voor 1915.
Vak- en Kunstwoorden.
Een verklarende Nederlandsche vakwoordenlijst van de Zeevisscherij. (Voor de gewestwoorden wordt aanwijzing van de streek vereischt.)
Prijs: 800 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1914.
***
Voor 1915.
Geschiedenis.
Geschiedenis van het Lager Onderwijs in België onder de Oostenrijksche Regeering. (Uitsluitend van paedagogisch standpunt.)
Prijs: 400 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1914.
***
Voor 1916.
Letterkunde.
De ontwikkeling van den kunstvorm (beeldspraak, woordenschat en klank-metrum) in de Nederlandsche dichtkunde sedert 1880.
Prijs: 600 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1915.
***
Voor 1916.
Dialectstudie.
Topographische grens van het Oostvlaamsch en het Brabantsch.
Prijs: 300 fr.
N.B. - Deze vraag is de tweede van eene reeks die alle Nederlandsche dialecten zal omvatten. Bij gebleken belangstelling is het de bedoeling der Academie, eerst de hoofddialecten, daarna de onderdialecten in kaart te brengen.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1915.
*** | |||||||||
[pagina 449]
| |||||||||
Voor 1917.
Letterkunde.
Leven en werken van R. Versteganus.
Prijs: 600 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1916.
***
Voor 1917.
Middelnederlandsch.
Klankleer van het Geldersch-Overijselsch dialect in de middeleeuwen.
Prijs: 600 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1916.
***
Voor 1918.
Geschiedenis.
Men vraagt eene verhandeling, naar de oorspronkelijke bronnen, over den toestand van handel en nijverheid in de Nederlandsche Provinciën, ten tijde van de Oostenrijksche Heerschappij.
Prijs: 600 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1917.
***
Voor 1918.
Letterkunde.
Repertorium der Verhandelingen en bijdragen betreffende de Nederlandsche Letterkunde in de 16de, 17de, 18de, 19de en begin 20e eeuw. hetzij afzonderlijk, hetzij in tijdschriften en mengelwerken tot op 1910 verschenen.
Prijs: 800 fr. | |||||||||
[pagina 450]
| |||||||||
Als model voor de stoffelijke uitvoering kan dienen: Louis D. Petit's Repertorium der Verhandelingen en bijdragen van de geschiedenis des Vaderlands. (Leiden, Brill, 1905, vlgg.)
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1917.
***
Voor 1918.
Vak- en Kunstwoorden.
Van het zaad tot den draad. - Men vraagt een verklarende Nederlandsche vakwoordenlijst van de Vlasnijverheid tot aan de Spinnerij, vooral wat de Leiestreek betreft: Leirote, veldrote, putrote, zwingelarij, de verkoop. Met vermelding der Waalsche, Engelsche, Fransche en Duitsche benamingen. - Inzonderheid worden gewenscht de Waalsche vakwoorden der streek Ath, Ghislengien, Meslin l'Evêque, Silly, Bas-Silly, uit hoofde der nauwe verwantschap van veel woorden van dit Romaansch grensdialect met het Nederlandsch.
Prijs: 600 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1917.
***
Voor 1919.
Taalkunde.
Men vraagt een proeve van critiek op het Vocabularius Copiosus.
Prijs: 600 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1918.
***
J. Salsmans-Fonds.
Voor 1918.
Men vraagt een methodischen inventaris, met nauwkeurige beschrijving, van al de nog bestaande, zoo geschrevene als gedrukte, liturgische boeken, welke vóór het jaar 1600 in de verschillende kerken | |||||||||
[pagina 451]
| |||||||||
eener zelfde Vlaamsche stad in gebruik waren, hetzij om den openbaren eeredienst uit te oefenen, hetzij om de kerkplechtigheden te schikken en te regelen.
Prijs: 600 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1917.
(Men zie, op blzz. 536-545, de volledige lijst der prijsvragen, door de Academie voor 1912 en volgende jaren uitgeschreven.)
2o) Voorstel tot uitgave vanwege de Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. - De heer Bestendige Secretaris, namens den heer Karel de Flou, secretaris, deelt aan de Vergadering mede, dat de Commissie, in hare morgenvergadering, mits nadere goedkeuring der Academie, tot de volgende uitgaven besloten heeft:
De Commissie heeft verder beslist aan de Vergadering voor te stellen eene mededeeling van den eerw. heer Cl. Buvé, pastoor te Bost, over De Legende van Portiuncula, in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen. - (Goedgekeurd.)
3o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. Verkiezing van een Lid der Commissie, tot vervanging van den heer Kan. Dr. H. Claeys zaliger. Candidaten: de heeren Jan Bols en Victor dela Montagne. De Vergadering gaat tot de verkiezing over. Worden door den heer Bestuurder tot stemopnemers aan- | |||||||||
[pagina 452]
| |||||||||
gewezen, de heeren Jhr. Mr. Nap de Pauw en Prof. Dr. C. Lecoutere. Wordt verkozen, de heer Jan Bols.
4o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. Verkiezing van een lid der Commissie, tot vervanging van wijlen den heer Jan Broeckaert. - Candidaten: de heeren Prof. Dr. Willem de Vreese en R. van den Berghe. De Vergadering gaat tot de verkiezing over Worden door den heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen, de heeren Jan Bols en Gustaaf Segers Wordt verkozen, de heer R. van den Berghe
Nadat de heer Bestuurder den uitslag dezer verkiezing heeft bekendgemaakt, verklaart de heer Edw. Gailliard, dat hij zijn ontslag neemt als lid der Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie; vervolgens zegt de heer Prof. Dr. Willem de Vreese, dat hij zijn ontslag neemt uit alle academische commissiën zonder onderscheid, waarin hij tot nog toe zitting had.
4o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. Verkiezing van een Lid der Commissie, tot vervanging van den heer Jan Boucherij zaliger. - Candidaten: de heeren Prof. Dr. C. Lecoutere en Dr. Leo Goemans. De Vergadering gaat tot de verkiezing over. Worden door den heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen, de heeren K. de Flou en Frank Lateur. Wordt verkozen, de heer Prof Dr. C. Lecoutere.
6o) Lezing door den heer Dr. L. Simons: Over de vermeende navolging van Waltharius door Hrotsvitha: De twee laatste uitgevers van Hrotsvitha's werken, P. von Winterfeld en Strecker, achten het waarschijnlijk, - zegt Spreker - dat zij met Waltharius, het gedicht van haar tijdgenoot Ekkehard, had kennis gemaakt. | |||||||||
[pagina 453]
| |||||||||
Zij steunen op een plaats uit de Gesta Ottonis, waarin de ontsnapping uit den kerker beschreven wordt van Adelheide, koningin van Italië en later gemalin van keizer Otto den Grooten. Zij zijn van meening, dat deze plaats van Walthers vlucht uit Attila's rijk is afgekeken, omdat beide verhalen sommige punten gemeen hebben als: het ontwerpen van een plan, de toebereidselen tot de vlucht, den slaap van de bewakers, den toorn van de vervolgers, vooral echter het voorttrekken des nachts en het uitrusten des daags in afgelegen plaatsen. Schrijver onderzoekt eerst wat men onder navolging en oorspronkelijkheid moet verstaan; daarna toont hij aan, dat bedoelde overeenstemmingen voortvloeien uit de behandeling van een overeenkomstig onderwerp. Het zijn typische motieven, welke de ontvluchtingsbeschrijving van zelf meebrengt. Ware er navolging, dan zou men bij Hrotsvitha het kenmerkende van Walthers vlucht en verwantschap in taal en stijl moeten terugvinden. Dit is echter niet het geval. Het valt buitendien niet moeilijk gelijksoortige motieven op te sporen in gebeurtenissen, welke niets met Waltharius te maken hebben, zoo b.v. in ‘La Campagne de Russie’ van de Ségur, waar maarschalk Ney dezelfde tactiek volgt als Walther en Adelheid.
- Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering dat de lezing van den heer Dr. Simons in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
De vergadering wordt te 4 1/2 gesloten. |
|