Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1911
(1911)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 410]
| |
Kleine verscheidenheden.50. - Brandstichten.Dit woord wijst niet op moedwillige brandstichting, maar wel op Brand maecken bij ongeluk, nl. op Brand maecken by sijns selfs versumenisse of Brandt maicken met zyn nuer, ook nog Brantstichten bij rouckelooshede of wanhernesse, door ons in onze Keure van Hazebroek (III, 188-189) aangehaald. EnardreGa naar voetnoot(1) sa maison par meskief, lequel fait on appelle brandstichten luidt het in den hieronder volgenden tekst:
Rijksarchief te Brussel, Fonds ‘Chambre des Comptes’, Rekening van den baljuw van Brugge en van het Vrije, gaande van 11 Januari 1389 n.s. tot 10 Mei daaraanvolgende, fol. 5: ‘Par la loy du Franc fu pourtraite en la franke vérité Cateline f. Ghys van der Weechsceede, pour ce que par meskiefGa naar voetnoot(2) elle enardi le maison lauGa naar voetnoot(3) elle demouroit, dont les voisins eurent perte et dammage, lequel fait on appelle brandstichten, et dont elle eust esté bannie à la taxacion et volenté des eschevins. Et pour ce que le bailli, lui en estant infourmez, trouva quelle le fist par meskief, le laissa composer, veu quelle en absentoit le payzGa naar voetnoot(4) et que nulz ne le poursieuwoit comme partie, pour xlviij lb.’
Men zei, met het oog op het verbrande huis, Verberren (Verbernen, Verbarnen) van sins selfs viere:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Veurne, Rekening van den baljuw van Veurne van 2 Maart 1384 n.s. tot 19 September daaraanvolgende (Rol): ‘Roelant Scherinbaert boette x lb., omme dat sin huus verberrende van sins selfs viere. Pais omme viij lb. Ontfanghen van sheeren deele, iiij lb.’ | |
[pagina 411]
| |
51. - Vermenegher en Medeplier.‘Le Vermenegher’ - aldus schreven wij in ons Glossaire à l'Inventaire des Archives de Bruges, van den geleerden heer L. Gilliodts-van Severen, vo Vermenesse. - ‘était Celui qui prêtait main-forte pour la perpétration d'un crime ou d'un délit’; - dus de Medeplichtige, edoch de Medeplichtige aan ‘Vermenechte daer mensche doot blijft’ (L. Gilliodts-van Severen, Coutume Bruges, II, 292), of aan ‘Vermeinesse ubi homo occiditur (Warnkoenig, Hist. de Flandre, IV, 438), d.w.z. aan ‘Mellée, où il a mort’ (Carpentier, Suppl. op Ducange, vo Chora): Chaude melée, in Etablissements de Saint Louis (Paul Viollet, Les Etabl. de S. Louis, II, 44). De volgende teksten bevestigen die uitlegging:
Rijksarchief te Brussel, Fonds ‘Chambre des Comptes’, Rekeningen van den Baljuw van de stad en het Vrije van Brugge, Rekening gaande van 8 Januari 1392 (n.s.) tot 6 Mei daaraanvolgende, fol. 2: ‘Jehan filz Piere Bastins. Jaque filz Piere Bastins, Bauduin filz Robert Batins (sic), Bauduin Ruddin, cescun jugiez en lamende de iij. lb., pour ce quil estoient complices, qu'on dist en flamenc vermeneghers, de la mort de Bauduin filz Joosse f. Wautier.’ Id., Ibid., Rek. gaande van 16 September 1392 tot 13 Januari 1393 (n.s.), fol. 4: ‘De Henrey Houtin, liquelx estoit pourtrais davoir esté au lieu où Jehan Martin estoit ochiz par Josse Houtin, qui de la mort est vainquz et banniz hors du pais de Flandres. Et ledit Heinrey jugiez en lamende de iij. lb. comme complice dudit Joesse, quon dist vermenegher en flamenc.’
Men zei ook Medeplier = Medepleger, d.i. zooals bij Verdam, vo Medeplechter. Medeplichtige (deelnemer aan eene misdaad). Dit Medeplier is dezen lexicograaf onbekend gebleven. Een voorbeeld volgt:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Veurne, Rekening van den baljuw van Veurne van 21 Sept. 1377 tot 11 Jan. 1378 n.s. (Rol): ‘Vancheryen........ryc Cortewille ende zine broedere waren ghecalengiert als medepliers van enen fayte dat gheviel... up enen Jan den Raet... Omdat de bailliu duchte dat hi de vors. medepliers niet derof zoude ghehalen...’ | |
[pagina 412]
| |
52. - Bugghernye.Daardoor verstond men de zonde, die men ten huidigen dage noemt Paederastie of Sodomie. Bij Verdam komt het woord onder den vorm Buggerie voor. In het Invent. Archives Bruges, werd Boukerne voor Boukeriie of Boukerie gedrukt. Bij deze vormen voege men Bugghernye, waarvan voorbeelden volgen. Te Brugge werd, ten jare 1398 ‘frere Michiel le Divel’ levend verbrand ‘du fait de bougrerie’. (L. Gilliodts-van Severen, Invent. des Archives de Bruges, III, 202 en IV, 190.) In 1376 was dit, te Poperinghe, met Elizabeth Bliek het droevig geval geweest:
Staatsarchief te Brugge, Fonds Veurne, Rekening van den baljuw van Veurne, van 14 Januari 1376 (n.s.) tot 5 Mei daaraanvolgende (Rol): ‘Lysbette sBliex was te Popringhe ghejustichiert metten brande, van bugghernyen...’
Andere teksten:
Id., Fonds id., Rekening id. ‘zident den XVsten daghe van Meye’ tot 22 Sept. 1376 (Rol): ‘Diederic Aerweite was ghecalengiert als beridere, van dat hij versochte an Griele sPapen, dat soe twee wijf bedraghen soude van bugghernijen, de welke onsculdech vonden waren. Pais vander calaingne omme iiijc lb.’ Id., id., Rek. id. van 18 Sept. 1374 tot 8 Jan. 1375 n.s. (Rol): ‘Simoen Drinkebier. ghecalengierd van bugghernijen. Omme dat het een hardde oud man es ende niet der of vernaemt was, zonder dat zijn wijf zede..., pais omme iiijxx lb.’
Omdat Simoen Drinkebier den naam niet had een paederast te zijn - ‘der of niet vernaemt was’ - en hem zijne vrouw alleen daarvan beschuldigde, mocht hij de zaak met 80 pond bijleggen. Edw. Gailliard. |
|