| |
| |
| |
Toponymie van Westelijk Vlaanderen, Vlaamsch-Artesië, Guînes en Boulogne, door den heer Karel de Flou. - Memorie van toelichting door Schrijver, den 14 Juni 1911, in vergadering der Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde, voorgelezen.
Mijne Heeren,
Sedert 32 jaar, weliswaar met enkele jaren tusschenpoos, werd door ons gearbeid aan het samenstellen van een Toponymisch Woordenboek van het aloude land der Vlamingen.
Het grondgebied, dat wij onder die benaming verstaan, omvat de volgende gewesten:
1o) | het voormalige vierde district van Zeeland, namelijk het land gelegen tusschen de Schelde ten noorden, den Brakman ten oosten, het Zwin ten westen en de provincie Oost-Vlaanderen ten zuiden; |
2o) | de noordwestelijke hoek der huidige provincie Oost-Vlaanderen, die, tot bij den aanvang der XIXe eeuw, tot het Brugsche Vrije behoord heeft, namelijk de streek rondom Eecloo en Maldeghem, tot en met Ursel en Knesselare; |
3o) | de geheele provincie West-Vlaanderen, aldus met inbegrip van de gemeenten oostwaarts van de Leie gelegen, die voorheen van de kasselrij van Audenaarde afhingen, maar van eeuwen her met West Vlaanderen hebben samengegaan; |
4o) | het gedeelte van het voormalige Westkwartier van Vlaanderen, dat nu tot Frankrijk behoort, namelijk de kasselrijen Bergen-St.-Winocs, Cassel en Broekburg, met toevoeging van het oude Belle-Ambacht; |
5o) | de steden St.-Omaars en Ariën, met de omliggende plaatsen van het voormalige Vlaamsch-Artesië; |
6o) | het Land van den Hoek, dat zich, in eene smalle strook, van aan St.-Omaars tot aan de zee uitstrekt; |
7o) | het gewezen Graafschap Guînes, eertijds Ghisene geheeten; |
| |
| |
8o) | het gewezen Graafschap Boulogne, of Boonen, tot en met de rivier de Canche, die de uiterste grens van het Nederlandsche taalgebied geweest is binnen den historischen tijd; |
9o) | enkele plaatsen in den noordwesthoek van het Graafschap Ponthieu, namelijk deze tusschen Montreuil en Bercksur-Mer gelegen; |
10o) | al de plaatsen, die eenen naam dragen, in de monding der Wester-Schelde, en langs de kusten der Noordzee, der Vlaamsche Zee, en voorbij de Hoofden, tot zuidwaarts van Boulogne toe. |
***
Voor geheel dat geografisch gebied ligt thans eene rijke tekstenverzameling voor den druk gereed.
Al deze teksten en aanhalingen werden alleen uit vertrouwbare oorkonden gelicht, die wij verder zullen aanduiden.
Zij zijn betrekkelijk tot de namen van:
landstreken, kasselrijen, ambachten, groote domeinen, enz.; - steden, gemeenten, parochiën, wijken en gehuchten; - heerlijkheden, leenen, achterleenen, hoofdijen, diensten, tiendehoeken en -spleten, rentelanden, enz.; - kasteelen, hofsteden, kerken en kapellen, kloosters en abdijen, bedevaartplaatsen, kruisen, oude boomen, enz.; - polders, wateringen, schorren en slikken; - velden en heiden, vrijgeweiden, hernissen, enz.; - straten en wegen, voetpaden, stiëen en slagen; - zeeboezems, kreken, stroomen, rivieren, beken, watergangen, dilven, trek- en losgrachten, poelen, vijvers, klok- en waterputten, zwalmen en zwanen, moeren, vriezen, enz.; - akkers en zaailanden, graslanden en weiden, meerschen, bosschen, vlogen, donken en elsten; - duinen, pannen, zandvleugen, blekkaards, stranden, zeebanken, vaarwaters en geulen, diepten en droogten, visscherijplaatsen, enz., langs en in de zee; - heuvels en dalen, hoogten en diepten, koppen, kouters en faliën, - kortom alle plaatsen en zaken, die een toponymische benaming dragen of ooit in den loop der tijden gedragen hebben.
***
Bij elken opgenomen naam worden, zoover het mogelijk is, doch altijd zeer beknoptelijk, de teksten en bewijsplaatsen medegedeeld, waarin die naam, zoowel in 't Latijn, als in 't Fransch en in 't Vlaamsch, in echte oorkonden en in zijne toenmalige
| |
| |
spelwijze - foutief of niet - voorkomt. Alleen daar, waar op de speciale beteekenis van een woord of een feit te letten valt, worden uitvoeriger aanhalingen medegedeeld, waaruit vaak een onverwacht licht over historische bijzonderheden zal opgaan.
Het ware onbegonnen werk, voor een bepaalden plaatsnaam uit elke eeuw één of ten hoogste een paar typen voor oogen te brengen. Daarbij ware 't den lezer recht op een dwaalspoor leiden. Er hoeft immers gelet te worden op de geregelde opkomst, verbreiding en verdwijning der onderscheiden schrijfwijzen, die naast elkaar bestaan hebben, met opgave van plaats en jaartal, ten einde later uit die bescheiden een genoegzaam aantal getuigenissen te kunnen vooropstellen, voor wie de geschiedenis der spellingsstelsels en het verloop van het klankwezen wil nagaan, ook op een ander gebied dan het door ons gekozene. Zoo vindt het zijne verklaring, waarom wij voor de namen van zekere steden, dorpen en gehuchten weleens een zeer lange reeks citaten geven, die voor plaatsen van minder gewicht wel overtollig zouden wezen.
Ons woordenboek zal op die wijze een repertorium zijn van allerlei bescheiden, dienstig om veel verkeerde overleveringen en wanbegrippen over den voortijd uit den weg te ruimen, en tevens om bij duizenden bronnen bekend te maken, die tot dusver door de schrijvers van monographiën noch gebruikt, noch vermoed zijn geworden.
Woordverklaring wordt slechts dán gegeven, wanneer de rechte beteekenis van een naam uit historische gegevens of uit onwraakbare teksten blijkt. Edoch, bij honderden woorden zal de beteekenis der zaak door de citaten zelven gegeven worden. Voor nog niet op te helderen benamingen laten wij liefst alle gissing ter zijde: tot heden toe zijn de meeste verklaringen van dat slag maar struikelsteenen geweest, die den weg naar de echte waarheid zijn komen bemoeielijken.
Aan de etymologie der plaatsnamen kan toch, in den huidigen staat der wetenschap, nog niet zeer ernstig gedacht worden. De tijd daarvoor zal eerst aanbreken, wanneer nagenoeg alle cartularia, alle land- en cijnsboeken, alle kaarten en beschrijvingen van groote domeinen uit het Nederlandsch taalgebied zullen zijn geëxcerpeerd en getoetst aan de bestaande toponymen en de dingen waarop deze toegepast worden. Thans daarover ingaan, heeten wij den wagen voor de paarden spannen; in elk
| |
| |
geval zou het nog geene degelijke uitkomsten leveren. Wie toch maakt een naam bevattelijk, zonder eerst alle oudere en nieuwere schrijfwijzen ervan vergeleken, en de plaatselijke uitspraak ervan gehoord te hebben; zonder uit kaarten en landboeken èn ligging, èn gedaante èn eigenschappen van het voorwerp, dat door dien naam beduid wordt, uitgevorscht en gevonden te hebben? Zeker zijn er van stonden aan plaats- en landbenamingen, waarvan de rechte beteekenis mag opgegeven worden, zonder vrees voor ze later te hooren wraken; dezulke, - zeer weinig in getal - zullen wij in onze verzameling mogen kenbaar maken, al was het maar om aan latere bewerkers nuttelooze navorschingen te sparen.
***
Het verband tusschen Plaats- en Geslachtsnamen is van overlang in veler oog gevallen. Dit mocht hier niet worden voorbijgezien, te min dewijl beide soorten van namen malkaar kunnen verklaren. Daarbij dient aangemerkt, dat het bestaan van vele plaatsen voor het eerst gebleken is uit de namen van personen, afkomstig uit, of bezitters van diezelfde plaatsen. En, omgekeerd, worden tallooze familienamen nu eerst verduidelijkt door de opgave van de toponymen, die er aanleiding toe gaven.
Wat gezegd immers van geslachtnamen als: van Crombrugghe, van Picquendaele, Van de Cazeele, de Ghelcke, Versnaeyen, Vrieze, Waepoel, enz. als niemand teksten bij de hand heeft waarin de plaatsen genoemd worden waar deze adellijke en burgerlijke namen van afstammen? Dit alles nu zal men in onze verzameling aantreffen, vaak met andere historische aanduidingen, die voor de volkskunde, de legende en de kennis van overoude gebruiken niet te versmaden bijdragen zullen blijken.
***
Vele dingen, waar nu verkeerdelijk een bepaalden oorsprong aan toegeschreven wordt, op grond van gelijkluidende benamingen, of zaken die doorgaans vermeld worden als behoorende tot een zeker tijdvak onzer vaderlandsche geschiedenis, zullen in het Toponvmisch Woordenboek te voorschijn treden ofwel als geheel iets anders, ofwel als passende bij veel vroegere of veel latere omstandigheden. Zoo is 't het geval met de Evangelie- en Preekboomen, de Ommegangen, Lengenmeelen, Klokputten, Zwanen, Vriezen, Ingels, enz.
***
| |
| |
Eenige woorden thans, Mijne Heeren, om u in kennis te stellen met onze bronnen en ons apparaat.
Deze bronnen zijn zoo menigvuldig als rijk in soorten. Het zijn hoofdzakelijk de volgende:
1o) | alle oude charters, en bij gemis aan deze, of tegelijk ermede, de cartularia, die in eene gemeente bewaard worden of in andere verzamelurgen nog voorhanden zijn, en tot de geschiedenis dier gemeente behooren. Verder de cartularia van gemeente, kerk, armendisch, abdij, hospitaal, enz.; somwijlen ook de oude resolutieboeken van het beheer dier onderscheidene instellingen; |
2o) | de cijns- en renteboeken dier instellingen, van de XIIe tot de XIXe eeuw, en vaak ook de oude rekeningen van de XVe tot het einde der XVIIIe eeuw; |
3o) | de landboeken of kadasters, ook liggers, slapers, terriers, ommeloopers, prijs- en assignementboeken geheeten, die in zoo grooten getale van de XIIe eeuw tot aan de vervaardiging van het Kadaster dienst gedaan hebben, en voorzeker als de rijkste mijn van inlichtingen mogen gelden, en die dikwijls nog nadere verklaring verschaffen door de vele kaarten, plans en schetsen die daarbij behooren; |
4o) | de hedendaagsche kadastrale kaarten der gemeenten; |
5o) | de officiëele naamlijsten en andere opgaven, namelijk: de atlassen en tafels der buurtwegen; de atlassen en plans der onbevaarbare waterloopen; de oudere en de moderne kaarten van provinciën, gemeenten, polders, wateringen, vrijgeweiden, openbare en bijzondere domeinlanden, kasteelgoederen, boerderijen; zee- en rivierkaarten, opmetingen van allen aard, enz.; |
6o) | de hedendaagsche plaats- en landnamen, zooals deze alleen door de ingezeten landbouwers gekend zijn, en waarin metterdaad de grootste schatten van oud- en middelnederlandsch verborgen liggen. Tot het bemachtigen dezer laatste categorie van namen, hebben wij, sedert den zomer van 1901 een enkwest geopend, niet alleen in Zeeuwsch-, West- en Oost-Vlaanderen, maar ook in Fransch Vlaanderen en het land rondom Boulogne, Dèvres, Samer, Montreuil, St.-Omer, enz., met het verheugend gevolg dat ons alzoo bij duizenden landnamen kenbaar geworden zijn, waarvan slechts een allerkleinst gedeelte in de door ons ingeziene oorkonden vermeld staan. |
Van kronieken en landbeschrijvingen, als die van Malbrancq, Grammaye, Sanderus, Marchantius en anderen uit de
| |
| |
XVIIe eeuw, hebben wij hoogstzelden gebruik gemaakt, en alleen dan, wanneer eene of andere bijzonderheid uit die werken niet mocht verzwegen of onverbeterd voorbijgegaan worden. Den, naar ons oordeel, al te veel afgekeurden Miraeus, hebben wij in zijn geheel geëxcerpeerd, van de gelegenheid gebruik makende om al de fouten en vergissingen in zake van plaatsnamen terecht te wijzen, zij het volgens de origineele teksten die in ons bereik kwamen, zij het volgens de vergelijking met andere door den druk bekend geworden bewijsstukken. Gelijke correctie hebben wij toegepast op al de verkeerde lezingen, die in al de gedrukte cartularia van West-Vlaanderen en het Noordwesten van Frankrijk voorkomen; en wij achten het geen vergeefsche moeite zulk een lastigen arbeid van uitpluizing verricht te hebben.
Al de ons foutief gebleken namen hebben wij met een * geteekend en daarnaast, tusschen teksthaken, de rechte lezing ervan opgegeven. Hetzelfde deden wij met alle andere verdachte of onzekere lezingen, zelfs met die uit origineele stukken.
Namen van om het even welke plaatsen, die in geschiedkundige werken, zelfs met attributie van jaartallen, als op een gegeven tijd bestaande, vermeld worden, hebben wij uit ons werk gesloten, wanneer de bewering der schrijvers niet door afdoende bewijsplaatsen en oorkonden gestaafd wordt.
Even omzichtig zijn wij te werk gegaan met de algemeene landkaarten, als die van Mercator, Ortelius, Pourbus, Sanderus, Blaeu, Fricx, Ferraris, Van der Maelen, Popp en het Institut cartographique de Belgique, waarin als het ware gewedijverd geweest is om het meeste getal fouten en misschrijvingen op te leveren.
***
Vraagt ons iemand of onze namenverzameling als volledig kan beschouwd worden, dan verklaren wij gaarne enkel naar volledigheid gestreefd te hebben en de zekerheid te behouden, dat er in de bestaande archieven nog stof genoeg voorhanden is om er eene tweede verzameling, haast even omvangrijk als de tegenwoordige, mede samen te stellen. Men herinnere zich het gebeurde met het Westvlaamsch Idioticon van De Bo, waar onze eigene woordverzameling en die van Loquela naderhand bijgekomen zijn om De Bo's voorraad meer dan te verdubbelen.
***
| |
| |
Aan ons Woordenboek zal een afzonderlijk deel toegevoegd worden, tot nadere toelichting van al het daarin verwerkte materiaal.
Daarin zullen gevonden worden:
a) | de grondbeginselen voor de behandeling der topografische benamingen, tevens met verwijzing naar de te wraken bronnen, de niet vertrouwbare documenten en gedrukte werken, en wat dies meer, om latere werkers den weg te banen en voor misleiding te hoeden; |
b) | inlichtingen omtrent de oude en middeleeuwsche geografie der Vlaamsche gewesten. Dit punt achten wij van zeer groot belang, gezien de menigvuldige verkeerde begrippen die deswegen nog algemeen zelfs in wetenschappelijke werken, voorkomen; |
c) | eene volledige opgave van al de door ons geëxcerpeerde oorkonden en gedrukte werken, aldus de bibliographie van het vak, wat de door ons behandelde landstreken betreft; |
d) | een register van al de stamwoorden met hunne verbindingen, hetzij als eerste of als tweede lid der benamingen; |
e) | historische nota's en woordverklaringen, die niet in het Woordenboek zelf hunne plaats konden vinden. |
***
Het geheele werk wordt geraamd op tien deelen, formaat der groote academische uitgaven, elk van ongeveer 400 blzz. of 800 kolommen compressen druk. Een elfde deel zal de bijzondere toelichtingen bevatten, die wij daareven hebben opgesomd.
***
Mijne Heeren, wij laten het aan uw oordeel over, om te beslissen of de Koninklijke Vlaamsche Academie ons Toponymisch Woordenboek, zooals wij het hier voldoende genoeg meenen geschetst te hebben, onder hare uitgaven, als eene bijdrage tot de kennis der plaatsbenamingen, opnemen zal.
K. de Flou.
Brugge, 14 Juni 1911.
|
|