Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1911
(1911)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 317]
| |
Eenige aanteekeningen over een liederboek in handschrift
| |
[pagina 318]
| |
En breckt door de wolcken niet,
Want 'tsyn pijlen maer van riedt,
Die godts ooren niet en naeken
Noch syn herdt int minst en raeken,
Want tis eenen Godt van 't herdtGa naar voetnoot(1)
Die doort sel'ft getrocken werdt.
Singht dan, nichten, singht cosijnnen,
Laet u droefheijt gansch verdwijnnen,
Als ge t' saem sult wesen blij,
Denckt dan vrinden eens op mij:
f: maximilianus: fynaerts:
minderbroeder.
Wie is die minderbroeder? Ik heb er naar gezocht, doch ben het niet te weten geraakt. Zijn naam staat nievers vermeld: noch bij Serv. Dirks (in zijne Histoire littéraire et bibliographique des Frères Mineurs de l'Observance de St. François en Belgique et dans les Pays-Bas, 1885), noch op de Alphabetische Lijst van de in België geboren Nederlandsche Schrijvers, (uitgegeven door de Koninklijke Vlaamsche AcademieGa naar voetnoot(2). Moge een ander in zijne opzoeking beter slagen dan ik! Althans meen ik, dat Fynaerts een naam is die bij de reeks onzer geestelijke schrijvers der 17e eeuw gevoegd mag worden. Van hem zal ook wel het Vermaen Rijmken zijn op de tweede blz. van het handschrift. Hier is dit
Vermaen Rijmken.
Mensch, u herdt dat heeft drij kanten,
Laet daer op een griffie planten
Vanden Vader, Soon en Geest;
Laet dees drij syn als een leest
Om u herdt, siel ende sinnen
Daar te sluijten t'samen binnen,
Want g'u herdt niet vullen cont
Al waert met het swerelts ront.
Want een vat dat heeft drij hollen
En wordt noidt gevult ten vollen
Dan door dat drijkantig is,
Oft een deel stets ijdel is.
| |
[pagina 319]
| |
Laet dan, mensch, de drij persoonenGa naar voetnoot(1)
Eenen godt int herdt doch woonen,
Want wat inde werelt is
't Herdt geeft geen versaegdenis
Dan godt alleen.
Wat nu de liedjes zelve betreft, ik meen niet dat Fynaerts er de dichter van is. Het handschrift schijnt me eene verzameling te zijn, welke de Pater tot eigen gebruik zal opgemaakt hebben - wat heden nog gedaan wordt. Edoch, zoude hij geen enkel liedje hebben gedicht? - Ik weet het niet. Ik geef van ieder stukje den titel op met het 1e of de eerste verzen van elke strophe: daardoor zal de vakman eenigszins kunnen vaststellen, of de liederenvoorraad der vorige eeuwen door onze verzameling verrijkt wordt. En de bladvulseltjes? - Ja, waren die van den braven man, dit zou me niet verwonderen: zij vloeien zichtbaar, dunkt me, uit dezelfde bronne voort als de twee voorgaande ‘vermaanrijmkens’. Wij achtten het niet zonder belang eenige liedjes, een uit elk vak b.v., aan deze meêdeeling toe te voegen. Of zij elders ook opgenomen staan kan ik niet verzekeren. Hier volgt nu vooreerst de opgave der titels: 1) Dulcissima Cantilena de SSmâ Trinitate. Voce: Coridon. - Het telt 8 strophen van 7 verzen, waarvan de eerste begint: Ut olor concinit
dum mori incipit...
2) T'selve Liedeken overgesedt int duijts. Stemme: Coridon sucht nacht en dagh. De 1e strophe begint: Gelijcker wijs de swaen
singht als de doodt comt aen...
3) Nieuw Liedeken van een devote Siel gesongen tot danckbaerheijt aen haeren Hemelschen Bruijdegom dat hij haer aengenomen heeft voor sijn bruijt. Stemme: La princesse. - 5 strophen van 7 verzen, en de 1e begint: Soetsten Jesu mynnen Al,
Die myn herdt stelt en mynne sinnen...
| |
[pagina 320]
| |
Na dit stukje komt als bladvulsel voor: Geen goetheyt,
Geen soetheijt,
Geen lust,
Geen rust,
Geen vrijheyt,
Geen blijheijt,
Geen paeijen,
Geen versaeijenGa naar voetnoot(1),
Geen victorie,
Geen glorie.
En can een siel gevinden
Als in Jesu haeren beminden.
4) Een ander Adieu Liedt. Stemme: Amarille, je renonce à vos charmes. - 8 strophen van 6 verzen. De 1e begint. Adieu, myn huys, myn ouders ende vrinden, Adieu, o werelt, tis genoech gemalt... Als bladvulsel: Strijt hier,
Lijt hier,
Krijt hier,
Mijt hier
'T quaet, de deught aen kleeft,
Want s' alleen de ruste geeft.
En daarnevens: ‘Dit liedt is gemaeckt van een fr minderbroeder: maer van geenen capijcin, dat is seker, want ick hem wel ken’. 5) Nieuw Liedt van godt den h: geest. Stemme: Als het menschen herdt en sin enz. - 8 stroph. van 9 verz.; de 1e begint: Ah! vertrooster van myn siel!
Heijlich geest ick voor u kniel...
6) Nieuw Liedt van het Alderhoochsten Sacrament. Stemme: Berst uyt o siel berst. - 10 strophen van 9 verzen, en de 1e: Treckt in o son. treckt in u licht.
Want met u stralen gij nu niet meer sticht...
7) Nieuw Liedt van een verlichte ziel bekennende de ijdelheijt des werelts. Stemme: La pluie. - 5 stroph. van 10 verz.; en de 1e: Elaes, wat sien ick al,
int swerelts droevich dal!
| |
[pagina 321]
| |
Als bladvulsel staat er achter: Mensch, hoe moest ghij niet beminnen
Met u herdt gansch en u sinnen,
Uwen schepper ende heer
Die u eerst met liefden teer
Soo beminde, daer ghij't minsten
Door goeij wercken en verdinsten
Hebt verdint, wel schaemt gh' u niet
Dat ge uwe schult niet siet?
Liefd' te dragen is geen pyn,
Als liefde met liefden geloont mach syn.
8) Nieuw Liedt van de goddelycke moeder ende goddelycke maghet Maria, patronersse vande seraphinse orde vanden alderh. seph. Vader Francisci wiens iverige sonen eerst hare onbevleckte ontfanckenisse hebben beschermt en sullen beschermen totter doodt. Stemme: Amoir pèrdonne moi, oft: O vier, o wonderen. - 20 strophen van 7 verzen, en de 1e begint: Myn lippen mij onbindt,
Maria weerdt gepresen...
9) Nieuw Liedt vanden glorieusen Patriarch ende seraphinsen Vader Franciscus, fundateur vande wijtvermaerde orde vande seraphinse ende sieliverige minderbroeders, vande 5 wondekens die onsen Salichmaker in de gedaente van eenen Seraphim hem heeft ingedruckt. Stemme: Lestmael ontrent de jordane strangen. - 8 strophen van 6 verzen, waarvan de 1e begint: Komt, komt heete Seraphinen,
Komt, verkoelt Franciscus herdt...
10) Een ander vande seraphinse Clara, Fundaters ende eerste Abdis vande Arm joufvrouwen Clarissen. Stemme: O soetsten bruijdegom. - 12 strophen van 7 verzen, waarvan de 1e begint: O Clara, claer van bloet,
Maer claerder noch door 'tgoet...
11) Alia Cantilena seraphici Patris Francisci. Vox: Ste Norberte etc... oft: Chere philis etc. - 7 strophen van 5 verzen, waarvan de 1e: Sancte Francisce, pater pauperum,
Assisiensium patrone civium...
| |
[pagina 322]
| |
Dit stuk, na de 7e strophe, is eveneens onderteekend: f: mâx: fynaerts. Daarna volgt er:
12) 'Tselve verduytst op deselve stemme: Chere philis; de 1e strophe van 5 verzen begint: Francisce. vader vande arremen,
Wij bidden u, wilt ons toch ontfermen...
Een bladvulseltje na de 7e strophe: Och, hoe goet ist cleyn te wesen
Met Francisco, die geresen
Van het leegst opt hooghste sop,
Is geclommen boven op,
Van volmaecktheijt en verdienste.
Omdat hij sichself de minste
Heeft altijt op daerd' geacht,
Heeft hem godt soo hoogh gebracht.
Wilt gij comen, mensch, soo hoogh,
Syt cleyn in u eijgen oogh!
13) Een ander vanden seraphinsen Vader ende glorieusen Fatriarch Francisco. Stemme: Maria schoon. - 8 strophen van 13 verzen, en de 1e begint: Wat stemme claer, - wat spel, wat cither oft snaer
Sulien Franciscus geven eer?
14) Pulchra Cantilena a beato Jacobono composita, de vanitate mundi; fuit ille ordinis minorum. - 11 strophen van 4 verzen, en de 1e begint: Cur mundus militat sub vana gloriâ...
Na de 11e, een Vlaamsch bladvulsel van 8 verzen: Hoe beclagen nu de sielen
Die met duysende nu knielen
Inden fellen helsen brant,
Dat s' haer sinnen en verstant
Voor den dinst des werelts gaven,
Waerdoor datse duijvels slaven
Voor altijt nu sullen sijn
Inde eeuwicheyt in pijn!
| |
[pagina 323]
| |
15) 'Tselve in't duijts naer den sin overgesedt. Op de stemme: Mijnnen Godt die mij hebt etc. - 12 strophen van 8 verzen, en de 1e begint: Wat wilt doch de werelt stryden
om wat glorie's ijdel waen?
16) Liefdens suchtiens van een godtminnende Siel soeckende haeren beminden, ontmoedt de herders loopende naer Bethlehem. 't Kan gesongen worden op de voorgaende wijs. - 49 strophen van 8 verzen, waarvan de 1e begint: De siel. - Schoon den blixem comt gevlogen
Door de locht en doet verdrogen...
Met de 9e strophe begint de samenspraak tusschen de ziel, Leander en Philander, herders, en Philis en Rosemunda, herderinnen. Een bladvulsel: naast twee boven elkaar geplaatste herten staat er: Twee herten
Vol smerten,
Vol vier,
Vol plesier:
Soo d'een lijdt
Het ander krijdt;
Soo d'een weent,
Het ander steent;
Het herdt dat boven staet
Ist herdt van Jesus soet,
Want' moet syn recht de maet
Van ons herdt en gemoet.
17) Nieuw Liedt tot lof vanden glorieusen Belijder enden grooten Vader ende Patriarch Dominicus ende Stichter vande wijtvermaerden Orde vande sieliverige Predickheeren, den oprechten Vrindt vanden seraphinsen Francisco, welcke twee vaders, als twee Cherubinen van goddelijcke wijsheijt ende Seraphinnen van liefde, de sielen der menschen hebben onderecht ende in godts liefden onsteken. Stemme: Geswinckt cleijn Venus kint. - 13 strophen van 12 verzen, waarvan de 1e begint: Dominice, geeft licht
aen mij dat ick wel dicht...
| |
[pagina 324]
| |
18) Nieuw Liedt ter eeren vande alderh: Maghet Chatarina vande Senen wiens wondere daden en selsaem deughden meestendeel hierin begrepen worden. Stemme van Caecilia. - 12 strophen van 14 verzen, en de 1e begint: Mensch, hoort hier met wonder
de deughden van een maeght,
Hoe dat in't besonder
sij heeft den Heer behaeght...
19) Dulcis Cantilena de dulcissima Virgine Maria, Patrona peccatorum et afflictorum Consolatrice. Vox: O Jesu nostra spes.. oft: Ah crelis mijn vrind. - 11 strophen van 5 verzen, waarvan het 1e der 1e: Maria nostra spes, Maria nostra vita...
20) Nieuw Kers-liedeken. Stemme: Mijnnen Godt die mij hebt geslagen etc. - 8 strophen van 8 verzen, en de 1e: Wie brenght u int lant van suchten,
in het droevich tranendal...
21) Een ander Kersliedt. Stemme: O Jesu nostra spes... oft: Ah crelis. - 7 strophen van 5 verzen, en de 1e begint: O Heer! o grooten godt, o kleijn kint eerst geboren!
Hoe light ghij hier op stroij...
22) Den goddelijcken Vader Augustino die seijt met een brandende liefde onsteken tot onsen nieuw geboren Coninck. - Eene bladzijde met uitboezemingen eener christene ziel, naar woorden van St. Augustijn en St. Thomas Aquinas, waarna:
23) Den Lofsanck Lauda Sion: ghemaeckt vanden engelsen Leeraer Thomas aquinas, int duyts overgeset. 't Kan gesongen worden: Stemme: Rosalia... oft: Kintien cleijn. - 12 strophen van 6 verzen; hier is de 1e: Loft, o Sion, den behoeder,
Loft den leytsman, loft den voeder,
in lofsangen en geclanckGa naar voetnoot(1).
Loft soo seer als ghij kont loven,
want hij gaet al verr' te boven
al u macht van lof en sanck.
| |
[pagina 325]
| |
24) ...... Stemme: Mynnen Godt etc. Een geestelijk liedje dat ik hier overschrijf: Heer, al had' ick soo veel monden
alser menschen syn gevonden,
alser velden syn besaeijt,
alser winden syn gewaeijt,
Alser borsten syn gesogen,
alser biekens syn gevlogen,
alser visschen syn in zee,
alser hairen staen op't vee,
Alser onkruyt in de landen,
alser in de duijnen sanden,
alser graentiens syn in't saet,
alser gras op daerde staet,
Alser waterdruppels vallen,
als men vliegen inde stallen,
Als m'in sonlicht sierkens siet,
Even veel ten waer noch niet,
Om u liefd' genoech te loven
En het goed dat gij van boven
aen ons, aerme menschen, zent
in het heijlich Sacrament!
25) Nieuw Liedt. Stemme: La Silvie. - Een geestelijk lied in 5 strophen van 11 verzen, de 1e beginnende: O Jesu, bruijgom soet,
besidt toch myn gemoet...
Waarna eene omschrijving van St. Franciscus' spreuke: Omnis amor creaturoe officit,
Et si non officit, non proficit,
Et si proficit, non reficit,
Et si reficit, non sufficit.
Solus Jesus sufficit,
Deus meus et omnia!
Dat is: Al de liefd' der creaturen,
soo s'u vanden Schepper vuren,
is de siele schadelijck;
En ist schoon sij wat vermaeken,
schijnt den mensch door swerelts saecken,
s'en is niet profijtelijck;
want se onse sielens crachten
doet ghelijck aen haer verpachten,
| |
[pagina 326]
| |
noch s'en is vermakelijck,
'k segh te vollen aen ons sinnen:
Laet ons godt alleen dan minnen
Die voldoet volcomentlijck;
Daer wij al toe sijn gheschapen,
Moet ons siel in vreughden rapen
Hiernaer eens versadelijck.
En mint toch gheen
als Godt alleen,
En iedereen
om hem alleen!
26) Nieuw Liedt op de Passie Christi. Stemme: Als het menschen hert en sin. - 59 strophen van 9 verzen waarvan de 1e begint: Komt hier sielen die Godt mint,
Siet hier uwen besten vrint...
| |
[pagina 327]
| |
27) Klacht van een verdomde Siele. Stemme: Hélas, je suis abandonnée. - 11 strophen ieder van 10 verzen, en de 1e beginnend: Elaes! elaes! waer ben ick hier,
Hoe ligh ick dus rampsalich neergeslagen...
En op 't einde een bladvulseltje: O eeuwicheijt
Wel licht geseijt!
Maer in het duren
Voor die't besuren
In bitterheijt,
Gh'en hebt geen eijnde,
Waer dats hun weynde
Gheen eynd' en leyt.
Betracht dan, mensch, u salicheijt.
28) Geestelijck Liedeken hoe eenen mensch uijt de creaturen sijnnen Schepper kennen moet. Stemme: 'K heb menick pint en kan. - 9 strophen en ieder van 10 verzen; de 1e begint: 'K heb lestent opde luijt
bevallijck hooren slaen...
Een bladvulsel daarachter: Wie en sal niet uijt een mierken.
Uijt een vlixken, uijt een sierken,
Uijt het minsten santien teer
Kennen sijnnen godt en heer?
Oh hij is in als te lesen,
Want men vint in als sijn wesen,
Soo men maer syn hert wat treckt
Hooger alser is bedeckt
Onder 'tschors der creaturen
Die ons tot den schepper vuren,
Want wat schoon is ende raer
In hem hebt gy't altegaer.
29) Gheestelijck Liedt van een devote Siel haer aen Godt opdragende in een Religie. Stemme: Bell' iris... oft: Tis goet capijcin te sijn. - 4 strophen van 8 verzen ieder, en de 1e begint: O wat wonderlijcken brant
Heeft u herdt soo seer onsteken...
| |
[pagina 328]
| |
30) Een ander op de selve wijse: Belle iris, oft: Tis goet capijcin etc. - 5 strophen, en de 1e beginnend: Nicht Maria, Christi bruijt,
Gheeft u siel, terwijl de stralen...
31) Cantilena in laudem Immaculatoe semper Virginis Marioe Matris Dei. Sub tono: La Constance. - 9 strophen van 10 verzen; de 1e begint: Venite omnes, properate,
Matrem laudate Unigeniti...
32) Alia in laudem Soe Coecilioe et cantorum ordinis minorum. Tono: Ea Constance. - 6 strophen van 10 verzen, de 1e beginnende: Vivant minores boni cantores...
33) Nieuw Kers-Liedeken. Stemme: Kintien Soet. - 9 strophen, ieder van 6 verzen, waarvan de 1e aanvangt: Menschen, staet ghij niet verwondert
Dat die blixemt ende dondert...
34) Een ander Liedt op selve stemme. - 5 strophen van 6 verzen, en de 1e begint: Kientien soet, wie sal u soecken
Inden winter inde doecken?
Een b'advulseltje daarachter: Soet kintien
Mijn vrintien.
'k bid u,
Sijt nu
Mijn leven,
'k Sal geven
Mijn hertien
Voor smertien;
Ick lijden
En strijden
En wil houden u gebodt,
Kleijn kintien, grooten godt!
35) Lofsanck vanden Bergh Alverna daer den seraphinsen Vader Franciscus getekent is met de 5 wondekens Christi. Stemme: | |
[pagina 329]
| |
Gaude loetabunda tellus, oft wel: o Maria vol van gratie. - 16 strophen, ieder van 8 verzen, waarvan de 1e aanvangt: O Alverna, berg van wonder!
Rotse van verholentheijt!
36) Gheestelijck Liedt van een devote Siel haer begevende inde orde vande seraphinse Theresia. Stemme: La duchesse. - 3 strophen van 14 verzen; de 1e begint: Wat schicht oft seraphinsen brant
Van Theresia heeft myn siel doorschoten!
37) Een ander, op de selve wijse: La duchesse: - op een ander manier gemaeckt. - 3 strophen van 14 verzen ieder: en de 1e begint: Komt ontspringen met den meij
met blijden geest
O lieve philomelen...
38) Nieuw gheestelijck Liedeken. Stemme: La princesse. - 9 strophen, ieder van 10 verzen, en de 1e vangt aan: O Jesu, minnaer vanden mensch,
Myn hoogste goet, u wil ick gaen beminnen...
39) Nieuw Liedeken vande Liefde op de woorden: Amor vincit omnia. Stemme: Bacchi gesellen. - 8 strophen en ieder 9 verzen; de 1e begint: Is het niet wonder
Dat 'smenschelijcke herdt...
40) Nieuw vermakelijck Lieken. Stemme: soo't begint. - 4 strophen van 9 verzen, en de 1e begint: Vivat laet ons vrolijck sijn
En drincken vanden coelen wijn...
41) Een knoddich Lieken. Stemme: soot begint. Het lied wordt niet geheel opgegeven, enkel 2 strophen.
42) Gheestelijck meijlieken. Stemme: La duchesse. - 6 strophen van 14 verzen, en de 1e begint: Lest was ick aen een claere beeck,
'K nam daer vermaeck te sien de schoon landouwen...
| |
[pagina 330]
| |
43) Nieuw Liedeken vande uijtvaert vande Huijcken. Stemme: Ballet van Bacchus. - 6 strophen van 8 verzen ieder, de 1e beginnend: Komt al te lijck,
Komt vrinden ende maghen...
44) Een soet Liedeken van jesus en st. janneken. Stemme soo't begint. - 20 strophen, en ieder van 6 regels, en de 1e begint: Lestmael was ick op een velt
Daer heer jesus sat en spelt...
45) Nieuw Kermis Liedt. Stemme: La Lourre. - 6 strophen, ieder van 8 verzen; de 1e begint: Lestmael ginck ick kermis houwen
ievers op een buijte feest...
46) Nieuw Vasten Avont Liedt. Stemme: Op de gesontheijt vande kat. - 19 strophen van 8 verzen, de 1e vangt aan: Wat een orloch staet er aen - en getraen
Van hin en haen...
47) Een vrolijck Liedt van de quesels, niet vande gestichtige geestelijcke dochters. Stemme van Coecilia. - 11 strophen van 14 verzen, waarvan de 1e: Comt van alle canten,
ghij quesels in't gemeijn,
Aenhoort dees nieuw coranten
die tuwer eere sijn...
48) Een vrolijck Tafel Liedeken om eens lustich te drincken. Stemme: Lestmael was ick op een velt. - 18 strophen zooals deze 1e: Siet daer, gebuer, dit rommerkijn
wort u gebrocht vol soeten wijn;
Het is soo nob'len traentien,
Tire lire la
Re mi fa sol la,
Daer loopt noch al doort kraentien.
49) Een nieuw Liedeken vant nieuwgeboren kindeken jesus. Stemme soo 't begint. - 5 strophen van 8 verz.; het 1e vangt aan: O grooten godt van Israel!
O soet kleijn kint Emanuel!
| |
[pagina 331]
| |
Daarachter een bladvulseltje: O goetheijt!
O soetheijt!
O kintien!
O vrintien!
Soet polken,
U bolken,
U beentiens,
U teentiens
Verkouwen
Verflouwen
Door 't waeijen,
Laet paeyen
U door liefden soet
U dienaer met ootmoet.
50) Drollich Liedeken. Stemme: Prins Robert. - 6 strophen van 6 verzen, waarvan de 1e: Hoe diewils siet ment qualijck gaen
inden houwelijcken staet,
Hoe dickwils siet men dat de min
verkeert in enckel haet;
Veel liever ben ick minderbruer
Al is mijn kap wat rouw,
Als met een quaet en vies postuer
Te wesen inde trouw...
51) Bevallijck Liedt hoedat sommigen haer gasten liever van achter sien als van voren. Stemme soo 't begint. - 10 strophen van 6 verzen, en de 1e: Wel gebuerman gaet gij niet
Het kermisvolck inhaelen?
Haelen? dats mij noijt geschiet,
Jae dat neef - achter bleef
'k en souw er noijt naer taelen....
Op 't einde van dit lied, en ten slotte van het handschrift, lees ik 't volgend bladvulsel: Och wat vint men politiken
Op wie wel past dit kermisliken,
Die wel gasten willen sijn,
Maer gasten hebben is hun pijn.
| |
[pagina 332]
| |
Alse ievers sijn uyt eten,
Souden't schier wel met vermeten
Al opsloecken sonder schaemt,
Maer soo gh'eens aen hun tafel quaemt,
Maer wat hertelijck toe te tasten,
Och dit gaet dees miser gasten
Binnen in haer lijf en pens.
'k Segh dat sij den naem van mensch
Niet syn weerdich noch verdienen
Die soo hare vrinden dienen.
***
Wij laten hier thans eenige liedjes volgen. Zijn ze reeds hier of daar bekend? ik weet het niet... Nemen wij vooreerst het kerstliedje, dat ik onder nr 49 aanstipte: | |
I.
| |
[pagina 333]
| |
Elaes! uw handen
Syn te teer en laf;
Ick hoor u knippertanden,
U croon ende staf
Die souw vallen af!
4.
O mensch! dat ick nu knippertandt
Is dat ghij vanden helsen brandt
Verlost sout syn, en vanden duijvels bandt
Sout los geraeken,
Com ick uyt den schoodt
Myns vaders smaeken
Dese kouw en noodt
Om u sondaer snoodt.
5.
'Ken soeck gheen croon hier op de aert
Als sielen die met schult beswaert
In een stal te brengen te saem vergaert,
En die te leijden
Uyt het tranendal,
Com ick haer weijden
Tot den vetten stal,
Die eeuwig duren sal.
| |
II.
| |
[pagina 334]
| |
Vermeng'len,
Vermeng'len
Met den snarenclanck.
3.
Siet Franciscus gansch verslonden
In godts liefde nederviel,
Als hem jesus syn vijf wonden,
Vijf wonden,
Vijf wonden
Druckt in lijf en siel.
4.
Wat een soetheijt in die wonden
Hebt gij seraphim gesmaeckt,
Als ghij leijt onder 't cruys verslonden
Verslonden,
Verslonden,
D'welck u siel vermaeckt.
5.
'T sijn maer wonden van genuchten
Daer u siel en herdt van treurt,
Want godts liefden doet u suchten,
U suchten,
U suchten,
En u gansch verscheurt.
6.
Oh hij was van liefde droncken,
Want hem sijnnen bruijgom soet
Uijt den kelder had beschoncken
Beschoncken,
Beschoncken,
Van syn dierbaer bloet.
7.
Grooten vader, dese wonden
Heeft u jesus ingedruckt,
Datse souden syn als monden,
Als monden.
Als monden,
Waer g'ons door, bedruckt,
| |
[pagina 335]
| |
8.
Inde werelt soud' vermaecken
Tot de deucht en van het quaet
In godts liefde sout doen blaeken
Doen blaeken
Doen blaeken
Die ons siel versaet.
| |
III.
| |
[pagina 336]
| |
5.
Toen quam daer maria bij,
Siende datse waren blij,
En vraegden aen sint ianneken,
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Wat maeckt gij hier, soet manneken?
6.
Sint ian wel beteutert was,
Want hij daer sach comen ras
Een groote schaer van eng'len
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Hun stemmen samen meng'len.
7.
Jesus voor sint ianneken badt,
Want hij leij ter aerden pladt,
Aen sijn lieve moeder:
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
En seij tis mynnen broeder.
8.
Toen seij hem maria soet,
Omdat ghij hebt met ootmoedt
Uwe schult gesproken,
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Hebt gij myn herdt gebroken.
9.
Sint ian toen's soo blijde was
Dat hij rolde in het gras,
En ginck staen op syn bolleken
Tire, lire. la,
Re, mi, fa, sol, la,
En woelden als een molleken.
10.
Jesum en mariam ded'
Hij schier lachen, ende med'
Al de engelen loegen,
| |
[pagina 337]
| |
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Die hem stillekens droegen.
11.
Ende stelden op een lam,
Daer hij med' gereden quam.
En riep: siet, o menschen,
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
'T lam godts tot u wenschen.
12.
Toen begost het hemels schaer
Dit te singen soetiens naer:
Siet, o siet gij menschen,
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la.
'T lam godts naer u wenschen.
13.
Die des werelts sonden al
Wech comt nemen, ende sal
Als een lam'ken swijgen,
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Als hij sal wonden crijgen.
14.
Sint ian van het lam'ken tradt,
Ende iesus daer op sat;
Men hoorden daer strak singen
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Seer wonderlijcke dingen.
15.
Want ick sach een groot getal
Maeghden volgen overal
Heer iesum haer beminden,
Tire, lire, la,
Re. mi, fa, sol, la,
Eenieder een hem dinden.
| |
[pagina 338]
| |
16.
Agnes ende catharin
Die waeren bij het lam te sien,
Barbara en margrietien,
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Die songen tsaem een lietien.
17.
Caecilia op haer orgel schoon
Spelden eenen nieuwen thoon;
Agatha en susanneken,
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Die leijdent kleyn sint ianneken.
18.
Dorothe, Rosalia
Volghden met euphronia
Stroijden blom'kens soet van geur,
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Gansch den wech die rocker deur.
19.
Clara met Theresea
Hortulan en monica
Catharina vander senen
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Met veel susters oock verscheenen.
20.
Iedereen verhief sijn stem,
Als de bruyt jerusalem
Quam aen't lamken te gemoet
Tire, lire, la,
Re, mi, fa, sol, la,
Die vergoten had syn bloet.
| |
[pagina 339]
| |
IV.
| |
[pagina 340]
| |
6.
Comt in huijs en lecht wat af
'T pack met uwe kleeren,
Want het is hier veel te laf;
Maer wanneer - gaet gij weer?
Schickt gij haest te keeren?
7.
Gij gaet morgen avont niet,
Wilt tot maendach blijven,
Want het waer te groot verdriet,
Dat een vrint - diemen mint
Soo haest te verdrijven.
8.
'K hiel u hier tot dynsdach toe,
Gij sout hier logeren,
Maer het is ons ongeval,
Dat men wast - als het past
Vrinden te tracteren.
9.
Kermisgasten, willecom,
Hadde gij thuijs gebleven,
Kermisgasten, keert weerom,
Blijft gij niet, - geen verdriet,
'K sal geruster leven.
10.
Merckt eens hoe men dobbel is,
Sullent u verwijten
Komt gij noijt te kermis,
Maer masseur - gonck se deur,
'K en souw om haar niet krijten.
|
|