Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1911
(1911)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 310]
| |
Iets over scholen uit vroegere dagen
| |
[pagina 311]
| |
Schepenen overtreden, zullen van de roede krijgen; wat de ouders zelven betreft, men zal ze ofwel aan handen en voeten gebonden in de ringen aan het Hallegebouw stellen, ofwel zij zullen de ton moeten dragen, uit de stad gebannen worden of anders naar willekeur der Schepenen gestraft. Het genoemde ‘Hallegebod’, dat van 24 Maart 1513 (1514 n.s.) dagteekent, luidde in dezer voege:
Stedelijk Archief te Brugge, Fonds der ‘Hallegeboden’, Register van 1513 tot 1530, fol. xvj v': ‘Actum ter clocke xxiiije in Maerte xvc xiij, present Willem Humbloot ende Philips van Eede, scepenen. - Men gheift U te kennene, hoe, omme te remedierne de groote truwanterijeGa naar voetnoot(1) die daghelicx zo lanc zo meer regneren binnen deser stede. bij dat vadere ende moedre huerlieder kijndren van horije te horijeGa naar voetnoot(2) daer inne stuwen, voeden ende hoeden, zonder hemlieden te doen leerne het daghelicx ghebetGa naar voetnoot(3) ofte tot eeneghen ambochte te stellene, daer inne zij zo verledichtGa naar voetnoot(4) worden. dat zij noch wercken noch dienenGa naar voetnoot(5) en willen, daer bij datter groote menichte, zoot te beduchtene es, commen tot zeere quaden levene ende zonden ende in schanden kethivelicken huerlieder leven henden. So eist, dat bij mijnen heeren vander wet gheordonneert zijn zesse notable personen, poorters deser stede, ten gouvernemente vanden aerme lieden kijndren ter schole te doen ghane, ambochten ende neerijnghen te doen leerne, also zij datte alreede beghonnen hebben, daertoe datte diversche scholen ende schoolmeesters ghehuert zijn, den welcken kijndren zeker gracelickeGa naar voetnoot(6) aelmoesenen ende onderhoudt hebben zullen, te fijne dat die zouden moghen commen ter perfectie. ‘Ende overmids dat ter kennesse van den zelven regierers ghecommen es, dat eeneghe persoonen die bijden aelmoesenen leven, zo | |
[pagina 312]
| |
ingraet ende verhart zijn in huerlieder truwanderije, huerlieder kijnderen uten weghe doenGa naar voetnoot(1) ende niet te voorschijne en brijnghen int ghemeene. uut vreesen datmen de zelve kijndren ter duecht stellen zoude ende uter truwandise trecken, So eist datmen interdiceirt ende scherpelicken verbiedt, dat van nu voordan negheene knechtkins noch meyskins binnen deser stede ende scependomme van Brugghe omme de aelmoesenen gaen en zullen. tsij alleene of met vadre ofte moedre of yemendt anders, die boven den zeven jaeren oud zijn. ten zij dat zij alvooren daer toe consent ende een teekene hebben vanden voorseiden regierers, bij welcken teekene men bekennen sal dat zulcke kijnderen zijn vanden ghuenen die ter schole gaen, ende dat up de vande (sic) zelve kijndren boven den zeven jaeren oud zijnde ende omme de aelmoesenen gaende zonder teekene inde voors. scholen ghecastijet te zijne met roeden ende boven dien huerlieder vadre ende moedre, of diese ter aelmoessenen zenden of leeden, ghestelt te werdene inde rijnghen voorde Halle, de thonne te draghene, uter stede gheseijt te werdene of anders ghecorrigiert te werdene ter discrecie van scepenen.’
***
Een dergelijke maatregel werd door de Schepenen der stad Brugge, den 19 Maart 1524 n.s., genomen. Ter kennis van de Wet was immers gekomen, ‘dat diversche persoonen, alzo wel mannen als vrauwen, huerlieder ghezonde leden hebbende, daghelicx ledich gaen achter de straten van deser stede, biddende den goede lieden omme een aelmoessene, lievere dan zij met werckene een dachuere winnen zouden, al contrarie den mandementen ende placcaten van onsen harden gheduchten heere den keysere, alhier ter Hallen ten diverschen stonden ghepubliert ende utegheroupen’. Wat meer is, de Schepenen hadden vernomen ‘hoe dat diversche scamele lieden huerlieder jonghe kijndren daghelijcx zenden achter de straten ende alomme inde kercken van deser stede, omme de aelmoessenen vanden goeden lieden, liever dan zij die zenden ofte ter scolen zouden laten gaen inde stede scole ten Beghaerden, aldaer dat zij snuchtens ende snoens den cost hebben zouden, ende voort gheleert ende onderwesen worden omme tot duecht ende eere te gherakene, ter zalicheyt van heurlieder ziele ende thuerer eeuwegher welvaert’. | |
[pagina 313]
| |
Dientengevolge verbieden de Schepenen, bij ‘Hallegebod’ den 19 Maart alsboven, in bijzijn van de schepenen de Brouckere en van der Banc afgekondigd, aan allen die ‘heurlieder ghezonde leden hebben’ zich te vervoorderen ‘ledich ende vagabonde te gane, noch inde kercken, upde straten, noch elders binnen deser stede den goeden lieden omme huerlieder aelmoessenen te biddene in eenegher manieren, maer ter contrarien dat elc zijn besten poghe te doene omme de costen met aerbeyde te winnene’Ga naar voetnoot(1). Inzonderheid voor de jonge knechtjes van zes jaar en daarboven, welke ‘om Gode pleghen te gane’ of te gaan bedelen, of welke in het vervolg zulks zouden doen, werd bepaald dat de ouders verplicht waren die ‘inde stede scole ten BeghaerdenGa naar voetnoot(2) te zenden: men zal hun overigens alles bezorgen wat zij zullen noodig hebben ‘omme gheleert ende gheinstrueirt te wesen in duechden’ en hun bovendien des morgens en des middags ‘den cost’ verschaffen. Des avonds, onder het huiswaarts keeren, zal het echter zulke kinderen wel geoorloofd zijn, aan de voorbijgangers eenige aalmoes te vragen, mits zij op hunne mouw eene B dragenGa naar voetnoot(3). Nadat zij aldus gedurende zekeren tijd op school zullen gegaan hebben, zullen zij in genoemde school ‘ten Beghaerden’ bepaald mogen opgenomen worden, om aldaar te verblijven totdat men ze op een ambacht zal kunnen doen. Voor de meisjes werd enkel en alleen voorgeschreven, dat zij moesten leeren breien of in de wol werken, ‘omme den cost te leeren winnen’.
Zou men niet zeggen, dat de zoogenaamde ‘Schoolsoep’ onzer dagen reeds in de zestiende eeuw hier te lande, nl. te Brugge, gekend was! Wij laten den tekst volgen:
Archief en Fonds ut supra, Reg. 1513-30, fol. iijc lxxxviij vo: ‘Voort, dat niemende wie hij zij van nu voordan hem en vervoor- | |
[pagina 314]
| |
dere zijne jonghe kijndren, knechtkins zijnde, vander oudde van zes jaren ende der boven, te zendene ofte te laten gane om Gode inde kercken ende upde straten van deser stede ofte elders, maer ter contrarien dat de ghonne die eeneghe knechtkins hebben oudt zynde zes jaren ende der boven alzo voorseid es, die om Gode pleghen te gane ofte die in toecommenden tijden om Gode gaen zouden, ghehouden worden die te zendene ende te doen gane inde stede scole ten Beghaerden, aldaer datmen hemlieden gheven ende doen zal al tghuent dat hemlieden noodzakelic wort omme gheleert ende gheinstrueirt te wesen in duechden ende boven dien snuchtens ende snoens den cost, up daerof ghecorrigiert te zijne ter discretie van scepenen. Behouden ende met conditien dat de zelve knechtkins, die alzo ter scole commen zullen, tsnavonts, als zij thuuswaert gaen, wel gheoorloven zal den goeden lleden omme aelmoessene te biddene. Dies worden zij ooc ghehouden te draghene up huerlieder mauwe een B, ten fijne dat zij daerbij moghen bekent zijn. Ende zo wanneer dat zij also ter scole ghegaen zullen hebben twee jaren, een jaer ofte min, ter discretie ende wille vanden regierders, die daerof tlast hebben zullen, zo zullen de zelve regierders hemlieden moghen ontfaen omme inde voorseyde scole te wonene, aldaer dat zij bliven zullen tot dat zij van yemende begheert zullen worden omme een ambocht te leerene ofte emmers alzo langhe alst den voorseiden regierders redelic dijncken zal. ‘Voort, dat niemende wie hij zij en gheoorlove zijne jonghe meyskins omme aelmoessenen te zendene ofte laten gane indekercke, upde strate van deser stede ofte elders, emmers de ghonne die acht jaren oudt zijn ofte der boven, maer ter contrarien dat alle de ghonne die eeneghe meyskins hebben vander oudde als boven, dat zij die doen leeren breyen ende wercken inde wulle of anderssins, omme de cost te leeren winnen, up daer of ghecorrigiert te zijne ter discretie van scepenen.’ ***
De ‘Regierders’ hadden wellicht de ‘aermen kijndren’, die men ‘om Godswille’ ter school hield, aangewakkerd eenige andere, ‘die niet ter scholen commen’ wilden, naar de school te ‘halen’ of mede te lokken. Zekere personen hadden zich evenwel daartegen verzet en die ijverige kinderen aangevallen en slagen toegebracht: de Wet wil dat niemand deze zal mogen hinderen en dat men de ‘Regierders’ daarmede zal laten geworden. De tekst dagteekent van 4 Juli 1515 en luidt als volgt:
Archief en Fonds ut supra, Reg. van 1513-30, fol. lxiiij: ‘Voordt, overmids dat hem eeneghe persoonen onderwijnden met den aermen | |
[pagina 315]
| |
kijndren. diemen binnen deser stede omme Godswille ter scholen houdenGa naar voetnoot(1) gaende te belettene, als zij, bij laste, eeneghe andre, die niet ter scholen commen willen, inde voorseide scholen willen halenGa naar voetnoot(2) ende den zelven kijndren, ter causen van dien, slaen of smijten, So eist dat men elcken wie hij zij scerpelic verbiedt hemlieden metten zelven scholkijndren te moeyene of belet te doene in dies vorseid es in eenegher manieren, latende daer mede gheworden den ghonen die thuerlieder gouvernement ghestelt zyn, up scerpelic ghecorrigiert te zijne ter discrecie van scepenen.’
***
Nood dwingt. Ouders konden soms wel uit armoede verplicht zijn, hunne ‘knechtkins’ van jongs af te zenden werken en zich aldus in de onmogelijkheid bevinden die ‘te leeren lesen ende scrijven’. Bij ‘Hallegebod’ van 6 April 1549, leggen nochtans de Schepenen van Brugge aan alle ouders, die ‘succours vande disschen bebben’, die derhalve door het Armbestuur geholpen worden, den last op, hunne kinderen althans den Zondag en de heiligdagen naar de school ‘ten Bogaerden’ te doen gaen, des morgens van 8 tot 9 uur en des namiddags van 2 tot 3:
Archief en Fonds ut supra, Reg. van 1542 tot 1553, fol. iijcxxj: ‘Men gheeft Ulieden te kennen, hoe, omme dies wille dat mijn heeren vander wet bevonden hebben dat eenighe vaders ende moeders succours vande disschen hebbende, huerlieder knechtkins vander schole houden, hemlieden niet doende leeren lesen ende scrijven, ten grooten scade ende griefve vande zelven kinderen ende contrarie alle goede pollitie, ende dit onder tdexele dat de zelve knechtkins swerkendaechs gaen te wercke, Zo eist dat mijn heeren vander wet daerinne willende voorzien, te Gods eere ende profite vanden zelven knechtkens, lasten ende bevelen alle vaders ende moeders succours vanden disschen hebbende, dat zijlieden de zelve knechtkens huerlieder kinderen swerkendaechs werckende ende elders niet schole gaende, zenden Sondaechs ende Shelichsdaechs ter schole ten BogaerdenGa naar voetnoot(3), snuchtens van achten totten neghenen, ende sachternoens van tween totten drien, up peyne van ghe- | |
[pagina 316]
| |
priveirt te wordene vanden succourse vanden disschen tot dat zij tzelve doen zullen.’
***
De pest of ‘haesteghe ziecte’ heerscht te Brugge ten jare 1518 en het is te duchten dat de kwaal zich nog meer uitbreiden zal ‘indien dat God niet en verhoede’. De scholen worden dan ook voor een maand gesloten, edoch den ouders wordt door de Schepenen, bij ‘Hallegebod’ van 15 September, streng bevolen intusschen hunne kinderen ‘thuus te houden ende leeren’:
Archief en Fonds u.s., Register 1513-30, fol. clix: ‘Voort zo verbiedmen eeneghe scolen van kindren thoudene, nemaer dat elc zijne kindren thuus houden ende leeren, een maend tijds, ooc tot anders bij der wet daerop gheordonneird zij.’
Nil sub sole novi!
Edw. Gailliard. |
|