zen: hij las er voor, zeer belangrijke verhandelingen, die door zijn medeleden werden geacht en in onze Verslagen en Mededeelingen zijn opgenomen. Vooral in de Commissie voor Onderwijs, waar hij, immer vlijtig, sedert jaren het ambt van secretaris waarnam, was hij de echte man op de echte plaats.
Daarom is de Academie aan Jan Boucherij dank verschuldigd; daarom ben ik als bestuurder en als haar vertegenwoordiger hier en breng ik eerbiedig een diepgevoeld woord van rouwbeklag aan de treurende weduwe en kinderen van ons dierbaar medelid; daarom zend ik ons laatste vaarwel, ons roerenden en geroerden hartegroet aan den koenen Vlaamschen strijder, den naarstigen en noesten arbeider voor het goede en schoone, den nederigen kunstenaar die, zooals hij zelf zong, zijn edel streven niet door ijdelen waan liet beheerschen, gedurende zijn leven noch roem noch glans beoogde en dacht dat hij voor al wat hij zijn geliefd volk en zijn moedertaal jonde, geen lauwerkrans behoefde.
Uwe taak, dierbare werker, was zwaar en lang. Gij moogt thans rusten. Gij zult rusten, eeuwig, in vromen vrede. En het Vlaamsche Volk, dat gij zoo hartstochtelijk lief hadt, en de Vlaamsche Academie, aan wie gij de beste uwer krachten, edelmoedig en mild, hebt geschonken, zullen uw aandenken in eere bewaren en U, Vlaming, nooit, nooit vergeten!
19 Mei 1911.