de handen uitgestoken, alle beide, die hij schonk hartelijk, rechtzinnig, gansch met zijn goed en gouden hart.
En hoe helder zonnig was de geest die in dien vriendelijken kop schuilde, en er nadacht, en er werkte en schiep! De zedigheid, hem als aangeboren, verschuchterde hem en belette hem in onze vergaderingen dikwijls het woord te voeren. Doch toen de geleerde man sprak, luisterde men met eerbied en achting. Jan Broeckaert was vooral een werker, niet met het woord, maar met de pen.
En wat heeft deze self made man - want deze titel komt aan dit volkskind ten volle toe - met die vlugge, gemakkelijke pen niet al voortgebracht? Veel, zeer veel - want werkzaam en onvermoetbaar als weinigen zijn, voerde hij in zijn schild de leus: rust roest! Hij rustte niet; hij kon alleenlijk rusten, toen een onverbiddelijke en onoverwinbare ziekte hem op het sterfbed wierp.
Ik kan hier alles niet opsommen wat zijn vruchtbare pen ons heeft geleverd: het zou te lang wezen! Slechts het belangrijkste wil ik vermelden.
Op het gebied der geschiedenis, dat hij met voorliefde en buitengewone bevoegdheid bewandelde, noem ik:
De Geschiedenis van zijn geliefd geboortedorp Wetteren; zijn schets van Overmeire en Uitbergen; zijn studie over de Dendermondsche drukpers; zijn cartularium van het Dendermondsche Begijnhof; en met Fr. De Potter die hem lange jaren wakker ter zijde stond, de merkwaardige verhandeling over den voormaligen en hedendaagschen toestand der gemeente Nazareth (door de Académie de Belgique bekroond); de biographie van Ant. Van Dyck en de geschiedenis van den Belgischen Boerenstand (alle beide door dezelfde Instelling insgelijks bekroond); en vooral de 45 boekdeelen (ieder van ruim 300 bladzijden) over de geschiedenis der gemeenten van Oost-Vlaanderen, een echt reuzenwerk dat met waardeering door de critici werd bejegend.
Broeckaert hield zich ook met letterkunde en taalkunde bezig. Zuiver bellettristisch zijn: zijn bekroond gedicht, De Volkstaal, en een historisch tooneelstuk, De Wonderlijke Bekeeringe van Albine. Zijn Bastaardwoordenboek werd door de Vlaamsche Academie uitgegeven, evenals de Rederijkersgedichten uit de XVIe eeuw. Een hagiographisch gedicht uit de XVIIIe eeuw, De Martelie van den H. Hilduardus, verscheen te Dendermonde.