| |
| |
| |
Schets eener geschiedenis der Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde van 1870 tot 1910.
Mijne Heeren,
Ik heb de eer u eene schets voor te hangen van de geschiedenis der Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde, ter gelegenheid van heur 40-jarig bestaan, - eene schets, of, juister gezeid, de grondlijnen alleen van eene schets, schier eene loutere opgave der namen van het honderdtal leden sedert 1870 en der titels van de honderd en in de twintig door hen gehouden voordrachten, - om u, wanneer mijne lezing gedrukt wordt, verdere toelichtingen in nota aan den voet van de bladzijden als onmisbaar aanvulsel, als nagerecht op te disschen van den weinig verkwikkelijken kost van vandaag.
Toch hoop ik dat mijne huidige lezing, al is ze dan nog zoo dor als een geraamte en zoo kaal als een winterlandschap, voor u niet geheel van belang zal ontbloot zijn, niet alleenlijk omdat ik deze eenvoudige opsomming eene bijdrage tot de geschiedenis van onzen taalstrijd meen te mogen heeten, maar ook omdat ik u namen zal opgeven van mannen door ons allen hooggeschat, van allerverdienstelijkste werkers der eerste uur, als Bormans, Heremans, Snellaert, Conscience, namen ook van latere arbeiders op het taal- en letterveld, van strijdmakkers en vrienden reeds overleden, aan wier nagedachtenis alzoo eene nederige doch hertelijke hulde gebracht wordt, - en eindelijk nog omdat de Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde met recht de voorloopster der Koninklijke Vlaamsche Academie genoemd werd, omdat talrijke leden deel uitmaakten of uitmaken van beide instellingen, en dat hunne werkzaamheden in vele opzichten dezelfde zijn.
Mijne Heeren, mijne lezing is verdeeld in twee: in mijn 1ste deel is er spraak van de leden der Zuidnederlandsche Maatschappij sedert 40 jaar; in het 2de, van hunne werkzaamheden.
Vooraf eenige woorden over de stichting.
| |
| |
| |
I.
Stichting. leden.
Op het elfde Nederlandsch taal- en letterkundig Congres gehouden te Leuven, deed, op den 7 September 1869, de eerweerde heer Jan Frans Hendrickx, onderpastoor te Wilsele, in zijnen naam en in den naam van den eerw. heer Theofiel Roucourt, leeraar van dichtkunde in het Klein Seminarie van Mechelen, een voorstel tot stichting van eene ‘internationale Academie’. d.i. eene Academie voor Zuid- en Noord-Nederland, ‘wier taak het zou zijn taalkundige vraagstukken, waaromtrent tot hier toe geene eenparigheid bestaat, te bespreken en te beslissen’Ga naar voetnoot(1).
Als leden van eene Commissie tot verder onderzoek van dit voorstel werden toen benoemd: Jan van Beers, leeraar aan 't Atheneum te AntwerpenGa naar voetnoot(2); Frans de Cort, secretaris van den Algemeenen Krijgs-Auditeur, te ElseneGa naar voetnoot(3); Dr. Jakob Frans Jan Heremans, hoogleeraar te GentGa naar voetnoot(4); Lodewijk Willem Schuermans, pastoor te WilseleGa naar voetnoot(5); en de reeds genoemden HendrickxGa naar voetnoot(6) en RoucourtGa naar voetnoot(7).
| |
| |
Die Commissie maakte op het volgend Congres van Middelburg, den 4 September 1872, de uitkomst van heure beraadslagingen bekend door haren verslaggever hoogleeraar Herfmans. Deze zei o.a. dat die nuttige instelling niet door een Congres kan worden opgericht, en dat al wat op zulke Academie betrekking heeft, door de stichters zelven van zulke instelling moet vastgesteld. Hij voegde erbij: ‘Wij zijn de beslissing van het Congres vooruitgeloopen: in Zuid-Nederland werd zulke Academie voor taalkunde gesticht. Die Academie bestaat sedert twee jaren, en de voornaamste taalgeleerden van het Zuiden hebben er deel aan. Het is echter gebleken, dat het onmogelijk zou zijn ééne Academie te stichten voor het Noorden en het Zuiden. Zulke Academie veronderstelt het bijeenkomen van de leden, hetzij in eene stad van het Noorden of van het Zuiden; de reiskosten zouden te hoog loopen, en weinige leden de vergaderingen kunnen bijwonen’Ga naar voetnoot(1).
***
Uit die woorden blijkt dat de nieuwe Academie, die men ondertusschen met een minder klinkenden naam had gedoopt, een paar jaren vroeger gesticht werd.
Inderdaad, den 15 Januari 1870 stuurden uit Mechelen de zes hoogervermelde commissieleden eenen door hen onderteekenden omzendbrief tot eenige taalkundigen van België. Die brief begon aldus: ‘In eene onlangs te Mechelen gehouden bijeenkomstGa naar voetnoot(2) werd besloten eene Maatschappij te stichten met het doel de wetenschappelijke studie der moedertaal in Zuid-Nederland te bevorderen, en aan de ondergeteekenden de last opgedragen zich tot een beperkt getal beoefenaars der taalkunde in ons land te wenden, om deze te verzoeken hun bij het inrichten van zulk eene vereeniging behulpzaam te wezen, en verder aan hare werkzaamheden te willen deelnemen... De eerste vergadering der Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde, welke gij wordt verzocht met uwe tegenwoordigheid te vereeren, en waarop de grondslagen dier vereeniging zullen worden vastge- | |
| |
steld, zal plaats hebben op 6den Februari aanstaande, om elf uren des morgens te Mechelen, in het hôtel De Eenhoorn, op de Botermarkt...’Ga naar voetnoot(1).
Tot die vergadering werden o.a. uitgenoodigdGa naar voetnoot(2):
Jan Hendrik Bormans, hoogleeraar te LuikGa naar voetnoot(3),
Jan Brouwers, schoolopziener te LeuvenGa naar voetnoot(4),
Hendrik Claeys, professor in 't Klein Seminarie van Sint-NiklaasGa naar voetnoot(5),
Hendrik Conscience, letterkundige te BrusselGa naar voetnoot(6),
Jan de Laet, volksvertegenwoordiger te AntwerpenGa naar voetnoot(7),
Dr. Lodewijk Delgeur, letterkundige te AntwerpenGa naar voetnoot(8),
Geeraard Jan Dodd, archivaris van de Godshuizen te BrusselGa naar voetnoot(9),
| |
| |
Pieter Dubois, onderpastoor te LeuvenGa naar voetnoot(1),
Pieter Genard, archivaris van de stad AntwerpenGa naar voetnoot(2),
August Snieders, hoofdopsteller van Het Handelsblad van AntwerpenGa naar voetnoot(3),
Renier Snieders, geneesheer te TurnhoutGa naar voetnoot(4),
Emiel Spanoghe, leeraar aan 't Atheneum te AntwerpenGa naar voetnoot(5),
Eugeen Stroobant, notaris te Sint-Gillis-BrusselGa naar voetnoot(6),
Karel Lodewijk Ternest, hoofdonderwijzer te WetterenGa naar voetnoot(7),
Pieter Troch, leeraar aan de Normaalschool te LierGa naar voetnoot(8),
Jan van Droogenbroeck, onderwijzer te SchaarbeekGa naar voetnoot(9),
Dr. Pieter Willems, hoogleeraar te LeuvenGa naar voetnoot(10).
‘Op die onder het voorzitterschap van professor Heremans gehouden samenkomst is dan overgegaan ter instelling van de
| |
| |
Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde. Een reglementsontwerp, door professor Roucourt opgemaakt, werd met enkele wijzigingen aangenomen. Daarin wordt o.a. het doel der Maatschappij omschreven als zijnde “de studie van het wezen en de geschiedenis der Nederlandsche taal”, Mechelen tot zetel der Maatschappij aangewezen, het getal vergaderingen op drie in 't jaar, dat der leden op ten hoogste vijftig en de jaarlijksche bijdrage op 10 fr. bepaald. Tot leden van het bestuur werden bij meerderheid van stemmen benoemd: prof. Heremans, voorzitter, - prof. Willems, ondervoorzitter, - en prof. Th. Roucourt, secretaris-penningmeester, terwijl bij toejuiching besloten werd het eerevoorzitterschap aan prof. J.H. Bormans op te dragen.’Ga naar voetnoot(1)
De Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde was gegesticht.
***
Diezelfde maand nog werden, op last der Maatschappij, eenige andere taalbeoefenaars door den wakkeren secretaris verzocht om lid te wordenGa naar voetnoot(2), o.a.:
Tony Bergmann, advocaat te LierGa naar voetnoot(3),
Karel Bogaerd, ambtenaar aan den spoorweg te WondelgemGa naar voetnoot(4),
Jan Broeckaert, gemeentesecretaris te WetterenGa naar voetnoot(5),
| |
| |
Pieter Claessens, diocezaan opziener van het lager onderwijs te MechelenGa naar voetnoot(1),
Julius de Geyter, zaakvoerder bij de Rechtbank van eersten aanleg te AntwerpenGa naar voetnoot(2).
Désiré Delcroix, afdeelingsoverste bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken te BrusselGa naar voetnoot(3),
Dr. Constant Jakob Hansen, onder-bibliothecaris van de stad AntwerpenGa naar voetnoot(4),
Emmanuel Hiel, bibliothecaris van het Nijverheidsmuseum te BrusselGa naar voetnoot(5),
Jan Micheels, leeraar aan 't Atheneum te BergenGa naar voetnoot(6),
Gillis Minnaert, schoolbestuurder te GentGa naar voetnoot(7),
Max Rooses, leeraar aan 't Atheneum te GentGa naar voetnoot(8),
Karel Stallaert, leeraar aan 't Atheneum te BrusselGa naar voetnoot(9),
Thomas van Campenhout, plebaan-deken te MechelenGa naar voetnoot(10),
| |
| |
en Serafien Willems, beambte bij de Maatschappij der Algemeene Verzekeringen te BrusselGa naar voetnoot(1).
Er waren nu 37 leden. Men mocht gaant tot 50.
***
Volgens het reglement vergadert de Maatschappij drijmaal 's jaars.
De eerste zitting had plaats den 1 Mei 1870, te elf uren, in den Eenhoorn, te Mechelen. Over de punten of werkzaamheden op de dagorde van deze en volgende bijeenkomsten vermeld, spreek ik in het tweede deel van mijne lezing.
De tweede zitting was den 7 Augusti, te elf uren, in het Hôtel de la Campine, te Mechelen.
Negen nieuwe leden werden alsdan benoemd, te wetenGa naar voetnoot(2):
Pieter Ecrevisse, vrederechter te EeklooGa naar voetnoot(3),
Frans Rens, opzichter van het lager onderwijs voor het schoolgebied Lokeren, te GentGa naar voetnoot(4),
Dr. Lodewijk Roersch, hoogleeraar te LuikGa naar voetnoot(5),
Domien Sleeckx, leeraar aan de Normaalschool te LierGa naar voetnoot(6),
Ferdinand Augustijn Snellaert, geneesheer te GentGa naar voetnoot(7),
Emmanuel van Driessche, leeraar aan 't Atheneum te BrusselGa naar voetnoot(8),
Eugeen van Oye, geneesheer te TorhoutGa naar voetnoot(9),
| |
| |
Julius Vilders, leeraar aan de Normaalschool te GentGa naar voetnoot(1),
Alfons Willems, hoogleeraar te BrusselGa naar voetnoot(2),
en uw dienaar, die alsdan leeraar was in 't S. Romboutscollege te MechelenGa naar voetnoot(3).
De 3de maal in 1870 vergaderde de Maatschappij den 4 December, op dezelfde uur en plaats. Het was de eerste door mij bijgewoonde bijeenkomst. Van de aldaar aanwezige leden zag ik er verschillende over den eersten keer; van verscheidene had ik reeds in mijne Vlaamsche klassen stukken uitgelegd; met geestdrift had ik van die voormannen onzer taal- en letterkundige beweging aan mijne studenten gesproken. En nu zat ik, jonge professor, broederlijk met hen in de zitting en daarna aan tafel! Daar zag ik o.a. onzen eenigen Conscience, met zijnen vriendelijken glimlach en zijn diepen blik, waar gansch zijne ziel in glinsterde, - den altijd ernstigen Jan de Laet, den machtigen strijder voor onze rechten, - den geleerden Heremans, een' blokker van stiel, zoo bijzichtig dat hij onder het lezen met den neus op 't papier lag, - pastoor Schuermans, een' wroeter voor zijn Idioticon, met zijn open gelaat en goeden lach, - professor Roucourt, den inrichter van alles wat de zittingen der Maatschappij betrof, altijd even lief en gemoedelijk, - dan de keurige dichters Jan van Beers, die zoo guitachtig van achter zijnen bril kon opblikken, Frans de Cort, die aan tafel zoo gevoelvol schoone gedichten opzegde of zong, Jan van Droogenbroeck, den fijnen letterartist, enz.
***
Sedert die laatste vergadering van 1870 werden als leden aangenomen de volgende heeren, wier namen ik in de orde hunner benoeming opgeef:
In 1871: Casimir Ledeganck, geneesheer te BrusselGa naar voetnoot(4),
| |
| |
Dr. Jan August Stecher, hoogleeraar te LuikGa naar voetnoot(1),
Gustaaf Bols, hoofdonderwijzer te WerchterGa naar voetnoot(2),
Désiré Claes, leeraar aan het Atheneum te HasseltGa naar voetnoot(3),
Frans August Gevaert, bestuurder van het Koninklijk Conservatorium te BrusselGa naar voetnoot(4),
In 1872: Frans Willems, schoolopziener te AntwerpenGa naar voetnoot(5),
Camiel van der Cruyssen, schoolopziener te TieltGa naar voetnoot(6),
In 1873: Albrecht Fredericq, advocaat te GentGa naar voetnoot(7).
Alfred de Pooter, advocaat te AntwerpenGa naar voetnoot(8),
Jan Antoon Torfs, leeraar aan het gemeentecollege te TienenGa naar voetnoot(9),
In 1874: Lodewijk van Gansen, schoolopziener te HasseltGa naar voetnoot(10),
Jozef van den Branden, hulparchivaris der stad AntwerpenGa naar voetnoot(11),
| |
| |
In 1876: Dr. Paul Alberdingk Thijm, hoogleeraar te LeuvenGa naar voetnoot(1),
Jan Boucherij, leeraar aan 't S. Norbertusgesticht te AntwerpenGa naar voetnoot(2),
Juliaan van der Linden, advocaat te ElseneGa naar voetnoot(3),
In 1877: Hugo Verriest, leeraar in 't Klein Seminarie te RoeselareGa naar voetnoot(4),
In 1878: Jan Frans Tuerlinckx, hoofdonderwijzer te NeerlinterGa naar voetnoot(5),
August Rutten, hoofdonderwijzer te GodsenhovenGa naar voetnoot(6),
In 1880: Pol de Mont, leeraar aan 't Atheneum te DoornikGa naar voetnoot(7),
Albrecht Rodenbach, letterkundige te RoeselareGa naar voetnoot(8),
In 1881: Jakob Muyldermans, leeraar in 't Jozefscollege te AarschotGa naar voetnoot(9),
| |
| |
Lodewijk de Koninck, leeraar aan de Katholieke Normaalschool te MechelenGa naar voetnoot(1),
In 1887: Amaat Joos, leeraar in de Katholieke Normaalschool te Sint-NiklaasGa naar voetnoot(2),
In 1889: Lodewijk Mercelis, onderpastoor in Finisterreparochie te BrusselGa naar voetnoot(3).
en Isidoor Bauwens, geneesheer te AalstGa naar voetnoot(4).
***
Staan wij hier eenen oogenblik stil. Wij zijn aan het jaar 1890 gekomen: dus bestaat de Zuidnederlandsche Maatschappij sedert 20 jaar.
Op 't einde van het eerste jaar 1870 waren er 47 leden, waaronder de verschillende Vlaamsche gouwen vertegenwoordigd waren, ook West-Vlaanderen, - b.v. door Eugeen van Oye, - al is het waar dat de twee voornaamste West-Vlamingen de Bo en Gezelle van eerst af het aangeboden lidmaatschap hadden geweigerdGa naar voetnoot(5). Daar zetelden onze beste dicht- en prozaschrij- | |
| |
vers; daar waren vooral mannen van 't onderwijs, allen bezield met iever en toewijding.
Maar iever was alles niet, en bij velen ontbrak het aan tijd. Hoe nuttig en aangenaam die bijeenkomsten ook waren, de gansche zondag bleef er aan. De zitting duurde van 11 tot 2 uren, en daarna schoof iedereen rond dezelfde gezellige tafel: dit viel voor eenigen lastig, wier ambtsbezigheden of familiekring hen moeilijk van huis liet. Daarbij, al ligt Mechelen, tot dan toe de gewone zetel van de Maatschappij, in 't midden van 't land, toch was de door den band drijvoudige jaarlijksche reis al te ver en te kostelijk. Voegen wij erbij dat verscheidenen van 't begin aftegen het taalkundig programma opkwamen, en voor de eigentlijke letterkunde eene ruimere plaats op de zittingen wilden zien innemenGa naar voetnoot(1). Voor en na namen er hun ontslag. Eindelijk op die eerste 20 jaren verloren wij 22 collega's door de doodGa naar voetnoot(2).
De ledige plaatsen werden gedeeltelijk door anderen ingenomen. Practische maatregelen voor de stad waar de Maatschappij hare zittingen zou houden, voor den dag en het uur der bijeenkomsten alsook voor het gedeeltelijk vergoeden der reiskosten maakten het bijwonen van de vergaderingen minder lastig.
De nieuwe leden sedert 1890 tot den huidigen dag zijn de volgende:
In 1891: Emiel Verhees, advocaat te BrusselGa naar voetnoot(3),
| |
| |
Pieter Andries de Vos, leeraar aan 't S. Norbertusgesticht te AntwerpenGa naar voetnoot(1),
In 1892: Lodewijk Mathot, koopman te AntwerpenGa naar voetnoot(2),
Hendrik Sermon, leeraar aan 't S. Norbertusgesticht te AntwerpenGa naar voetnoot(3).
Gustaaf Segers, leeraar aan de Normaalschool te LierGa naar voetnoot(4),
In 1895: Jan Kleyntjens, algemeene opziener over het Middelbaar Staatsonderwijs te LeuvenGa naar voetnoot(5),
Isidoor Teirlinck, leeraar aan de Normaalschool te BrusselGa naar voetnoot(6),
Alfons de Cock, hoofdonderwijzer te DenderleeuwGa naar voetnoot(7),
In 1896: Eligius Ossenblok, leeraar in 't S. Norbertusgesticht te AntwerpenGa naar voetnoot(8),
In 1898: Jozef Jacobs, leeraar in 't O.L. Vrouwcollege te BoomGa naar voetnoot(9),
In 1901: Dr. Lodewijk Scharpé, hoogleeraar te LeuvenGa naar voetnoot(10),
In 1902: Frederik di Martinelli, vrederechter te DiestGa naar voetnoot(11),
Jozef Geurts, leeraar van 't S. Jozefscollege te HasseltGa naar voetnoot(12),
Eugeen Leën, uitgever te HasseltGa naar voetnoot(13),
| |
| |
Jozef Niederer, leeraar in 't O.L. Vrouwcollege te TienenGa naar voetnoot(1),
In 1903: Dr. Karel Lecoutere, hoogleeraar te LeuvenGa naar voetnoot(2),
Alfons Moortgat, orgelist te S. Genesius-RodeGa naar voetnoot(3),
Dr. Jozef de Cock, hoogleeraar te LeuvenGa naar voetnoot(4),
Dr. Julius Kleyntjens, letterkundige te LeuvenGa naar voetnoot(5),
Dr. Julius Persyn, letterkundige te AntwerpenGa naar voetnoot(6),
In 1904: Jozef Salsmans, van het Gezelschap Jezus', te LeuvenGa naar voetnoot(7),
Dr. Leo Goemans, opziener van het Middelbaar Staatsonderwijs te LeuvenGa naar voetnoot(8),
Dr. Alfred Habets, leer. aan 't Atheneum te HasseltGa naar voetnoot(9),
In 1905: Clemens Buvé, pastoor te BostGa naar voetnoot(10),
Frans de Ridder, onderpastoor te TienenGa naar voetnoot(11),
In 1906: Frans Tombeur, leeraar aan 't Atheneum te AntwerpenGa naar voetnoot(12).
In 1907: Jakob Stinissen, schoolopziener te AntwerpenGa naar voetnoot(13),
In 1908: Leonard Delsupehe, leeraar aan de Normaalschool te LierGa naar voetnoot(14).
en Nicolaas Theelen, drukker te TongerenGa naar voetnoot(15).
| |
| |
| |
II.
Werkzaamheden.
Thans stap ik over tot het 2de deel van mijne lezing: Werkzaamheden der Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde.
Ik verdeel die werkzaamheden in vier groepen, evenals de werkzaamheden van de Koninklijke Vlaamsche Academie verdeeld zijn in vier groepen, waar de vier Bestendige Commissiën voor werden aangesteld, namelijk die voor Oudere taal- en letterkunde, die voor Nieuwere taal- en letterkunde, die voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie, en die voor Onderwijs.
| |
1ste groep: Werkzaamheden op het gebied van oudere taal- en letterkunde.
Hier mogen wij zeer kort zijn, en hebben enkel de volgende sprekers te melden:
Prof. Dr. P. Willems, die talrijke voorlezingen gaf over de wording en vorming der Nederlandsche taalGa naar voetnoot(1);
Jozef Jacobs: Vier geschilpunten in de Oud-Friesche klank- en vormleerGa naar voetnoot(2);
Juliaan van der Linden: Hs. van eenen dichter met name Niklaas van Arckel, die zijne gewrochten dagteekent van 1597 en volgende jarenGa naar voetnoot(3);
| |
| |
Dr. L. Scharpé: De Dene's Testament Rhetoricael (1561)Ga naar voetnoot(1);
Frans de Ridder: Eene reeks onuitgegeven Vlaamsche sermoenen uit de XVIe eeuwGa naar voetnoot(2).
| |
2de groep: Werkzaamheden op het gebied van nieuwere taal- en letterkunde.
Tot meerdere klaarheid worden deze werkzaamheden gesplitst in werkzaamheden betreffende 1o dialectstudie, 2o oude liederen, 3o taal- en stijlzuivering, tooneel, kunst en dergelijke, en 4o Vlaamsche Beweging.
| |
1ste afdeeling: Dialectstudie.
Het vraagstuk over dialectstudie heeft de Maatschappij van den beginne af beziggehouden. Reeds op de dagorde van de allereerste vergadering (den 1 Mei 1870) stond onder no 1: Onderzoek der woorden, die in het Vlaamsch Idioticon voorkomen, en opgave van woorden die er in vergeten zijn (Letters A en O)Ga naar voetnoot(3).
In 1871 besluit de Maatschappij drij prijzen ten bedrage van 300 fr. uit te loven voor de drij beste lijsten van Vlaamsche idiotismenGa naar voetnoot(4); in 1874 werden voor een nieuwen wedstrijd de volgende prijzen bepaald: voor den 1sten prijs 600 fr.; voor den 2den 400 fr.; en voor den 3den 200 fr.Ga naar voetnoot(5). De 1ste prijs werd toegekend aan Jan Frans Tuerlinckx, voor zijn Hagelandsch IdioticonGa naar voetnoot(6); een 2de prijs werd niet gegeven; den 3den wees men toe aan August Rutten, voor zijn Haspengouwsch IdioticonGa naar voetnoot(7). Eene
| |
| |
eervolle melding met een geschenk (Het Algemeen Friesch en Nederduitsch Dialecticon, door Johan Winkler), werd gegeven aan de verzamelaars van eene Westvlaamsche Bijdrage, de heeren Paret, doktoor te Handzame, en Scholaert, onderwijzer te Ingelmunster.
In 1882 werd andermaal een wedstrijd voor Vlaamsche Idiotismen uitgeschreven. De uitslag was als volgt: 1ste prijs (600 fr.) aan den eerw. heer Antoon van Elsen, voor zijne bijdrage over het dialect van Assche; 2de prijs: niet toegewezen; 3de prijs (200 fr.) aan Karel Stallaert, voor zijne bijdrage over het Everbergsch dialect; 4de prijs (25 fr., of Winkler's Dialecticon) aan M. Bracke, voor zijne bijdrage over het Maeseiksch dialect, en hetzelfde aan Th. van Gansen, voor zijne bijdrage over het dialect van Hasselt.
Halen wij nu de voordrachten aan betreffende de dialectstudië:
W.L. Schuermans handelde Over de vorming en klankverandering der verkleinwoorden in Brabant en vooral in de omstreken van LovenGa naar voetnoot(1);
Juliaan van der Linden sprak Over den tongval gebruikt in het Noord-Westen van BrabantGa naar voetnoot(2);
Jan van Droogenbroeck gaf Eenige aanteekeningen over het Hagelandsch Idioticon ten besteGa naar voetnoot(3);
J.F. Tuerlinckx zelf deelde Eenige bijzonderheden over het Hagelandsch taaleigen meêGa naar voetnoot(4);
Dit volledigde hij later in een opstel onder den titel Eenige eigenaardigheden uit de Hagelandsche volksspraakGa naar voetnoot(5);
G. Minnaert las ons eene Lijst van dubbele benamingen waarvan men zich te Gent bedient om personen van beide geslachten aan te duidenGa naar voetnoot(6);
| |
| |
Jan Boucherij sprak ons Over het Gentsch dialectGa naar voetnoot(1) en, in volgende lezingen, Over eenige eigenaardigheden van den Gentschen tongval,
Over het voornaamwoord in het Gentsch dialectGa naar voetnoot(2),
en Over de Vergelijkingen in de VolkstaalGa naar voetnoot(3).
Onder dezelfde rubriek kan worden gerangschikt mijne voordracht over de naamwoorden ta en aat hier en daar nog in Limburg en Friesland gebruiktGa naar voetnoot(4).
Isidoor Teirlinck las ons zijne studie Over de toevoeging van de toonlooze eind-e bij vele woorden in de Oost- en Westvlaamsche dialectenGa naar voetnoot(5);
Clemens Buvé, Over de verouderde woorden meer of mier en montGa naar voetnoot(6),
| |
| |
en Dr. Leo Goemans, gedurende twee zittingen, Over dialectstudie en over de uitgave van een Algemeen Vlaamsch IdioticonGa naar voetnoot(1).
Hier zal het de plaats zijn, meen ik, om de volgende voordrachten te vermelden:
die van Dr. Roersch: Over de Romaansche bestanddeelen der Nederlandsche taalGa naar voetnoot(2).
die van Emiel Verhees: Eenige nota's over den Romaanschen invloed op de Hoogduitsche tongvallenGa naar voetnoot(3),
en de twee van Dr. Lecoutere over VolksetymologieGa naar voetnoot(4).
Gaan wij nu tot de 2de afdeeling overGa naar voetnoot(5),
| |
2de afdeeling van den 2den groep: Oude liederen.
Een andere wedstrijd door de Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde in 1880 uitgeschrevenGa naar voetnoot(6) was die voor het verzamelen van onuitgegeven oude Vlaamsche liederen. In 1884 werd de uitslag bekend gemaakt:
De 1ste prijs (400 fr.) werd toegekend aan Jan Bols;
| |
| |
de 2de prijs (200 fr.) aan twee gezusters van Gent, die wenschten ongenoemd te blijven;
de 3de (50 fr.) aan M. van Heuverswijn, te Asper;
de 4de (5 exemplaren van de door de Maatschappij ontworpen liederenuitgave) aan M. Leander Puissant te Sulsique;
de 5de (3 exemplaren van gezeide liederenuitgave) aan M. Smitz, onderpastoor te Antwerpen.
| |
3de afdeeling van den 2den groep: Taal- en stijlzuivering, tooneel, prosodie, kunst, heraldieke taal, gerechtstaal.
Halen wij aan de lezingen:
van K.L. Ternest, over Taal- en StijlzuiveringGa naar voetnoot(1),
van W.J. Dodd, over Nederlandsche Taalzifterij (met ondertitel: Vlaamsche schrijvers en Hollandsche recensenten)Ga naar voetnoot(2),
van Dr. Hansen, over het Weglaten der buigingsuitgangenGa naar voetnoot(3),
van den nooit vermoeiden Désiré Claes de volgende stukken:
Eenige taalkundige op- en aanmerkingenGa naar voetnoot(4),
Miskenning van ons Zuidnederlandsch Taaleigen in de Noordnederlandsche uitgaven over taal- en letterkundeGa naar voetnoot(5),
Miskenning van ons Zuidnederlandsch Taaleigen in het Woordenboek der Nederlandsche TaalGa naar voetnoot(6),
| |
| |
Aanmerkingeu op sommige stellingen van de Geschiedenis der Nederlandsche Taal door Prof. VerdamGa naar voetnoot(1),
Aan te bevelen woorden en uitdrukkingen, in onze oude Costuymen voorhandenGa naar voetnoot(2),
van Frans Willems, Eenige GallicismenGa naar voetnoot(3),
van Dr. Muyldermans, Eerbied voor de taal, of Gallicismen en GermanismenGa naar voetnoot(4),
van denzelfden, later, Taalverarming, taalverrijkingGa naar voetnoot(5),
en van Jozef Geurts, over Het Rijmlooze in de Nederlandsche PoëzieGa naar voetnoot(6),
In Vondel werd meermaals stof tot verhandelingen gevonden:
| |
| |
zoo besteedde Eligius Ossenblok twee zittingen aan Vondel's Noach of Ondergang der eerste wereldGa naar voetnoot(1),
en twee andere zittingen aan Vondel's Adam in BallingschapGa naar voetnoot(2),
Jozef Niederer deed hetzelfde voor Vondel's PalamedesGa naar voetnoot(3);
Pieter Genard vergastte ons met eene Proeve van heraldieke taal in het VlaamschGa naar voetnoot(4),
Juliaan van der Linden, met eene studie der Vlaamsche GerechtstaalGa naar voetnoot(5),
Prof. Alberdingk Thijm sprak ons over Het Internationale in de Nederlandsche LetterenGa naar voetnoot(6),
dezelfde, later, over de Verhouding tusschen taal en kunstGa naar voetnoot(7),
| |
| |
Emiel Spanoghe, over Taal en NationaliteitGa naar voetnoot(1),
Dr. Alfred Habets, over Letterkunde, Geschiedenis en VaderlandsliefdeGa naar voetnoot(2).
| |
4de afdeeling van den 2den groep: Vlaamsche Beweging.
Dés. Claes koos als stof van eene lezing: Het Vlaamsch aan het HofGa naar voetnoot(3);
Emiel Verhees had het Over de inrichting van den vertalingsdienst in onze ministeriëele besturenGa naar voetnoot(4),
D. Claes hield lezing van zijn schrift Vriend of VijandGa naar voetnoot(5).
| |
| |
D. Claes, besprak de herinrichting van de Nederlandsche Afdeeling der RegentessenGa naar voetnoot(1),
D. Claes, Het Wetsvoorstel-CoremansGa naar voetnoot(2),
Jan Bols, Het Vlaamsch in de parochiënGa naar voetnoot(3),
Dr. Muyldermans, Het gebruik der moedertaal in het onderwijs van den godsdienstGa naar voetnoot(4),
Alfons Moortgat, Het geestesvoedsel voor ons volkGa naar voetnoot(5),
| |
| |
en Emiel Verhees, De plaats en de toekomst van het Vlaamsch in de maatschappelijke werkenGa naar voetnoot(1).
| |
3de groep: Werkzaamheden op het gebied van Geschiedenis, Bio- en Bibliographie.
1ste afdeeling: Geschiedenis en Folklore.
Gustaaf Bols deelde een folkloristisch opstel mede Over een oud boerentooneelspel gespeeld rond de kanten van Werchter-TremelooGa naar voetnoot(2),
Dr. Is. Bauwens, over Ons volk en het AlkoholismusGa naar voetnoot(3),
Dés. Claes, Over eenige wetensweerdigheden uit onze oude CostuymenGa naar voetnoot(4),
Nog Dés. Claes behandelde: Mijn dorp over zestig jaarGa naar voetnoot(5).
Jozef Niederer: Palmzondag te HoegaardeGa naar voetnoot(6).
| |
| |
Jakob Stinissen: Legende van Sint NiklaasGa naar voetnoot(1),
Pol de Mont: Heidensche reuzen door het christene volk in duivels omkleedGa naar voetnoot(2),
Alfons de Cock: Booze geesten op de zeeGa naar voetnoot(3),
Nog Alfons de Cock: De Sage van den te gast genooden doodeGa naar voetnoot(4).
2de afdeeling van den 3den groep: Bio- en Bibliographie.
Lodewijk Van Gansen nam voor zijne spreekbeurt: Jacob van Haeften, dichter der XVIIe eeuw, en een zijner werken in hs. berustende ter abdij van TongerlooGa naar voetnoot(5),
Pieter Genard deed ons het Testament van Rubens' oudsten zoon Albrecht kennenGa naar voetnoot(6),
Gustaaf Bols, een hs. met oude volkszangen; Geestelijke liedekens bij een vergadert en geschreeven door Nicolaus AEngwarda aangelegt binnen Doccum, 1757Ga naar voetnoot(7),
Hendrik Sermon, Byenboek van Thomas CantipratanusGa naar voetnoot(8),
| |
| |
Alfons de Cock, Het Thema van van Duyse's vers: De Les des Nachtegaels (Le Lai de l'Oiselet)Ga naar voetnoot(1),
Isidoor Teirlinck, Eenige plaatsnamen van den ReinaertGa naar voetnoot(2),
Pieter Willems sprak ons over De Verdiensten van J.H. Bormans op het gebied der Nederlandsche Taal- en LetterkundeGa naar voetnoot(3),
Pol de Mont, over Michiel de SwaenGa naar voetnoot(4),
Dr. Muyldermans, over Frans Costerus, S.J.Ga naar voetnoot(5),
Jul. Persyn, over Een vergeten dichter, P.J. HenderickxGa naar voetnoot(6),
Jozef Salsmans, over Pater PoirtersGa naar voetnoot(7),
Jan Bols, over Michiel DavidtsGa naar voetnoot(8),
| |
| |
Jakob Stinissen, over DautzenbergGa naar voetnoot(1),
D. Claes las de lijkrede door hem uitgesproken bij de Begrafenis van prof. P. WillemsGa naar voetnoot(2),
D. Claes, eenige woorden ter nagedachtenis van Gustaaf Bols en J.F. TuerlinckxGa naar voetnoot(3),
D. Claes, eenige woorden ter nagedachtenis van prof. P. Alberdingk ThijmGa naar voetnoot(4).
Onze laatst gehouden zitting van den 5 April 1910 werd gansch gewijd aan de gedachtenis van den betreurden bestuurder Désiré Claes zelven, eene maand te voren (den 10 Meert) te Namen overleden. Hem werd eene roerende hulde gebracht door den tegenwoordigen voorzitter Jan Kleyntjens en door den secretaris-schatbewaarder Jan Boucherij:
| |
4de groep: Werkzaamheden op het gebied van taalonderwijs.
Herinneren wij ons het eerste voorstel op het Leuvensch Congres in 1869 uitgedrukt totstichting van ‘eene Academie, wier taak het zou zijn de taalkundige vraagstukken, waaromtrent tot hiertoe geene eenparigheid bestaat, te bespreken en te beslissen’Ga naar voetnoot(5).
Dat was dus het hoofddoel, en 't zal dan ook niemand verwonderen dat de lezingen, besprekingen, voorstellen en beslissingen betrekkelijk dit doel zeer talrijk waren tijdens het 40-jarig bestaan van de Zuidnederlandsche Maatschappij.
Ik heb derhalve mijn best gedaan om nog beknopter dan hooger de voornaamste lezingen op te noemen of eene bespreking samen te vatten, teneinde geen al te groot misbruik te maken van uwe welwillende aandacht.
| |
| |
| |
Inleiding van de spraakkunst.
Over de eenheid in spraakkundige benamingen werd gehandeld door Gustaaf BolsGa naar voetnoot(1), Frans WillemsGa naar voetnoot(2), August RuttenGa naar voetnoot(3) en Jozef JacobsGa naar voetnoot(4).
Nu ga ik de gewone verdeeling der spraakkunsten volgen, te weten: ten 1ste Letters en lettergrepen; ten 2de Woorden; ten 3de Volzinnen; ten 4de Uitspraak; ten 5de Vertalingen en uitleg van schrijvers.
| |
1ste deel van de spraakkunst: Letters en lettergrepen.
Over het gebruik der hoofdletters, door D. ClaesGa naar voetnoot(5),
Over de spelling der familienamen, door Jozef van den BrandenGa naar voetnoot(6),
De klemtoon in de samengestelde familienamen, door Juliaan van der LindenGa naar voetnoot(7),
Over de schrijfwijze van weerd of waard, door Jan BolsGa naar voetnoot(8),
| |
| |
van hert of hart, door Frans WillemsGa naar voetnoot(1),
van den zwaren è-klank in wereld, door Jan BolsGa naar voetnoot(2),
van zegwijze af zegswijze, verrijzenis of verrijsenis, door Lod. SchuermansGa naar voetnoot(3),
van het bijwoord voorzichtig of voorzichtiglijkGa naar voetnoot(4),
van vorderen of voorderenGa naar voetnoot(5),
van morgen of morgend (matin)Ga naar voetnoot(6),
van te elf uren, door Jan BolsGa naar voetnoot(7),
van over acht dagen (il y a huit jours) of vóór acht dagenGa naar voetnoot(8),
van voorwoordGa naar voetnoot(9),
van de uitdrukking van langs om meer (de plus en plus)Ga naar voetnoot(10),
van ze kloppen (voor: men klopt), door D. ClaesGa naar voetnoot(11),
Over het dreigend gevaar van het Kollewijnisme, door Jan BolsGa naar voetnoot(12),
| |
| |
en tegen hetzelfde spellingstelsel door Dr. Muyldermans, naar aanleiding der opneming van een stuk in Annuaire der Leuvensche HoogeschoolGa naar voetnoot(1),
Over zekere basterdwoorden en andere te onpas ingevoerde zegswijzen, door prof. P. Alberdingk ThijmGa naar voetnoot(2).
| |
2de deel van de spraakkunst: Woorden,
en vooreerst Zelfstandige naamwoorden en hun geslacht:
Historisch onderzoek van de naamwoorden, waarvoor in de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel een ander geslacht wordt opgegeven, dan hetgene algemeen in Zuid-Nederland wordt gehoord, door prof. HeremansGa naar voetnoot(3),
| |
| |
Geslacht der samengestelde zelfst. naamwoorden op personen toegepast, door Max RoosesGa naar voetnoot(1),
| |
| |
Over het geslacht der zelfslandige naamwoorden op personen toegepast (Gentsch dialect), door G. MinnaertGa naar voetnoot(1),
Voorts: Het woord evenknie, door Pol de MontGa naar voetnoot(2), - het woord berd, door Hendrik SermonGa naar voetnoot(3), - en Aardrijkskundige benamingen, door Lodewijk DelgeurGa naar voetnoot(4).
| |
Bijvoeglijke woorden:
Bormans schreef in zijn Verslag (blz. 313): ‘De regtaffe uitspraak onzer klinkers’. Over regtaffe de vraag: Kunnen bijwoorden als bijvoeglijke naamwoorden gebruikt worden, door Frans WillemsGa naar voetnoot(5),
| |
| |
Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke woorden, door Frans WillemsGa naar voetnoot(1).
| |
Aanwijzende voornaamwoorden:
Verbuiging van degene, door prof. HeremansGa naar voetnoot(2),
Verbuiging van degene, door prof. P. WillemsGa naar voetnoot(3).
| |
Werkwoorden:
Eenige verbuigingen van werkwoorden en gebruik van andere zindeelen die met den aard onzer taal strijdig zijn, door Frans WillemsGa naar voetnoot(4),
In hoeverre de samengestelde werkwoorden als scheidbaar of onafscheidbaar juist opgegeven woorden in de Woordenlijst van de Vries en te Winkel, door Em. van DriesscheGa naar voetnoot(5),
Bedrijvende werkwoorden lijdend gebruikt, met den nominatief van den persoon en den accusatief van de zaak, b.v. hij werd den kop ingeslagen, door prof. P. WillemsGa naar voetnoot(6),
Figura etymologica, b.v. een diepen slaap slapen, een spel spelen, zijnen gang gaan, door Emiel SpanogheGa naar voetnoot(7),
| |
| |
Het werkwoord schingen, door Pol de MontGa naar voetnoot(1),
De uitdrukking ontslag nemen of ontslag geven, door D. ClaesGa naar voetnoot(2),
die welke voorkomt in ‘... belang stellen in onze taal, als zijnde zij de taal...’Ga naar voetnoot(3).
| |
Bijwoorden:
De bijwoorden immer en nimmer worden door middeleeuwsche en hedendaagsche schrijvers niet uitsluitend gebruikt om de toekomst aan te duiden, door Des. ClaesGa naar voetnoot(4).
| |
Voorzetsels.
Hem gebiedende van onzen broeder te verdrijven (J. David)Ga naar voetnoot(5).
3de deel van de spraakkunst: Volzinnen.
Over den volzin, door Amaat JoosGa naar voetnoot(6).
Zinsontleding, door Jozef JacobsGa naar voetnoot(7).
| |
| |
| |
4de deel van de spraakkunst: Uitspraak.
Noodzakelijkheid eener algemeene beschaafde uitspraak in de onderwijsgestichten van Vlaamsch-België, door Jan KleyntjensGa naar voetnoot(1),
Het lezen, door Nik. TheelenGa naar voetnoot(2),
Dient het onderscheid tusschen de zuivere of zachtlange en gemengde of scherplange e en o in de uitspraak bewaard, door Jan BolsGa naar voetnoot(3),
Onderzoek over den klemtoon in onderwijs, onderhoud, enz.Ga naar voetnoot(4).
| |
| |
| |
5de deel van de spraakkunst: Vertalingen, uitleg van schrijvers.
Over de vertaling uit het Latijn en het Grieksch in het Nederlandsch, door Jakob MuyldermansGa naar voetnoot(1).
Uitleg van de verzen uit Vondel's Lucifer:
‘Had zich Apollion in zijnen last gekweten,
Uitleg van vers 341 uit Vondel's Lucifer:
‘Zijn geheimenis zij bondig’,
door Pater SalsmansGa naar voetnoot(3),
en, om de gansche reeks van werkzaamheden te sluiten:
Verslag over den 3den vacantieleergang gehouden te Leiden, door Frans TombeurGa naar voetnoot(4).
| |
| |
Mijne Heeren,
De ruim 120 voordrachten waar ik u de titels van opnoemde, werden dus gegeven van 1870 tot 1910.
Ruim 120 op 120 zittingen! Meer dan ééne per vergadering, en nogal merkelijk meer, vermits er voordrachten geweest zijn, vooral in 't begin, die gedurende verschillende zittingen werden voortgezet!
Daar werd gearbeid, niet waar?
Voegen wij erbij de niet-geschreven werkzaamheden, de waarlijk nuttige besprekingen - ook somtijds aan tafel voortgezetGa naar voetnoot(1) - over twijfels in kwestie van taalkunde, over vergelijkingen tusschen spraakkunsten, over nog bestaande geschilpunten tusschen Zuid en Noord voor het schrijven en het uitspreken van het NederlandschGa naar voetnoot(2), over gewichtige pasverschenen boe- | |
| |
ken, petities tot Staatsbestuur of andere overheden nopens zaken rakende de Vlaamsche Beweging, enz.
Zeker valt er te betreuren dat de Zuidnederlandsche Maatschappij geen bestendig orgaan gehad heeft om die voordrachten, welke nu in 7-8 verschillende tijdschriften werden gedruktGa naar voetnoot(1), ofwel - jammer genoeg - tot hiertoe ongedrukt bleven, regelmatig op te nemen. Maar het was de schuld niet der Maatschappij, die deed wat ze kon. De toelagen, soms door het Staatsbestuur verleendGa naar voetnoot(2), werden deels aan het uitschrijven van wedstrijdenGa naar voetnoot(3), deels aan het drukken van twee Idioticons en van eenen bundel oude onuitgegeven liederen nuttig besteedGa naar voetnoot(4).
| |
| |
De Maatschappij deed voorts met hare beperkte geldmiddelen wat in hare macht was voor het uitgeven der uitnoodigingsbriefjes en verslagen van elke zitting, der driejaarlijksche algemeene verslagen over de werkzaamheden, en der twee deeltjes Handelingen deze leste jaren verschenenGa naar voetnoot(1). Zelfs van de zuinig bestierde penningen, voortkomende van onze jaarlijksche bijdragen, kon zij soms een verdienstelijk werk ondersteunen, b.v. Het Woordenboek der Nederlandsche TaalGa naar voetnoot(2), - en medehelpen in betoogingen ter eere van Hofmann von Fallersleben, van Conscience, van Vrouwe Courtmans, van Coremans en van Frans de CortGa naar voetnoot(3).
Mijne heeren, rekening houdende met de moeilijkheden die de Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde te doorworstelen had, meenen wij te mogen besluiten dat zij, door haren weldadigen invloed zoowel op eene heele schaar dichters en prozaschrijvers als op hare talrijke leden in Universiteiten, in vrije en officiëele Middelbare en Lagere scholen werkzaam, tijdens heur 40-jarig bestaan veel goeds teweegbracht, en de hoop koesteren dat zij, het door de stichters beoogde doel getrouwelijk nalevende, onder de wakkere leiding van haar bestuurGa naar voetnoot(4) en met de eendrachtige pogingen van hare leden, nog lange jaren tot bate van ons volk zal bloeien en groeien.
|
-
voetnoot(1)
- Zie Handelingen van het elfde Nederlandsch taal- en letterkundig Congres, gehouden te Leuven den 6den, 7den en 8sten September 1869, blzz. 197-200, 446-447. Leuven, bij van Linthout, 1870. - De Toekomst, 1870, blz. 130.
-
voetnoot(2)
- Geboren te Antwerpen in 1821. Van 1849 tot 1860 was hij leeraar aan de Normaalschool te Lier, en sedert 1860 leeraar aan het Atheneum te Antwerpen; daar overleed hij in 1888.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Antwerpen in 1834. Van in 1861 bekleedde hij hoogervermeld ambt, en overleed te Elsene in 1878.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Antwerpen in 1825. Sedert 1854 leeraarde hij aan de Hoogeschool van Gent, waar hij overleed in 1884.
-
voetnoot(5)
- Geboren te Kampenhout in 1821. Hij overleed als pastoor van Wilsele in 1891.
-
voetnoot(6)
- Hij werd geboren te Turnhout in 1830, en overleed als pastoor van Hulshout in 1893.
-
voetnoot(7)
- Hij werd geboren te Diest in 1834. Na gedurende 16 jaar leeraar geweest te zijn van dichtkunde en paedagogie in het Klein Seminarie van Mechelen, werd hij de inrichter en eerste bestuurder van 't S. Norbertusgesticht te Antwerpen in 1874, pastoor van Berchem (Antwerpen) in 1878, en deken van het 2de distrikt van Antwerpen in 1895. Hij nam zijn ontslag als lid van de Zuidnederlandsche Maatschappij in 1886,
-
voetnoot(1)
- Zie Handelingen van het twaalfde Nederlandsch taal- en letterkundig Congres, gehouden te Middelburg, blz. 225.
-
voetnoot(2)
- Die bijeenkomst greep plaats in 't Klein Seminarie van Mechelen, en professor Roucourt was er de ziel van.
-
voetnoot(1)
- Zie dien gedrukten omzendbrief (Archief der Maatschappij).
-
voetnoot(2)
- Mij ontbreken zoowel de lijst der uitgenoodigden als het officiëel verslag van de zitting: beide zijn verloren geraakt. Uit de brieven nog in 't archief van de Maatschappij bewaard, maakten wij de lijst op zoo juist als we konden; in De Toekomst (1870) verscheen een klein verslag ons meldende dat er 19 aanwezigen waren, maar zonder opgave van namen: Bormans, Claeys, August en Renier Snieders waren afwezig. Het is mogelijk dat Felix Maria Alfons Boone, letterkundige te Gent, van dan af lid was, maar ik mis er stellige bewijzen voor; zeker was hij lid datzelfde jaar; hij stierf reeds den 31 December 1870.
-
voetnoot(3)
- Geboren te St. Truiden in 1801; sedert 1837 was hij hoogleeraar te Luik, waar hij overleed in 1878.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Stokheim in 1831. Hij overleed als eere-hoofdopziener te Achel in 1897. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1881.
-
voetnoot(5)
- Geboren in 1838. Hij overleed als rustend pastoor en kanunnik te Gent in 1910. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1887.
-
voetnoot(6)
- Geboren te Antwerpen in 1812. Sedert 1868 was hij bewaarder der Koninklijke Museums van schilder- en beeldhouwkunst te Brussel, waar hij in 1883 overleed.
-
voetnoot(7)
- Geboren te Antwerpen in 1815. Sedert 1863 was hij volksvertegenwoordiger voor Antwerpen, waar hij overleed in 1891.
-
voetnoot(8)
- Geboren te Rotterdam in 1819. Hij was eenigen tijd leeraar aan 't S. Aloysiusgesticht te Mechelen; sedert 1851 woonde hij te Antwerpen, en overleed te Deurne in 1888.
-
voetnoot(9)
- Geboren te Antwerpen in 1821. Hij overleed in hoogervermelde betrekking te Sint-Joost-ten-Noode in 1888.
-
voetnoot(1)
- Geboren te Herne in 1827. Hij werd onderpastoor te Leuven, waar hij in 1884 overleed. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1881.
-
voetnoot(2)
- Geboren te Antwerpen in 1830. Sedert 1863 was hij archivaris der stad Antwerpen, waar hij in 1899 overleed.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Bladel (Noord-Brabant) in 1825. Sedert 1845 was hij opsteller van Het Handelsblad van Antwerpen. Hij overleed te Antwerpen in 1904. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1870.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Bladel in 1812. Sedert 1838 geneesheer te Turnhout, waar hij in 1888 overleed. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1870.
-
voetnoot(5)
- Hij bracht zijne laatste jaren over te Freiburg (Breisgau). Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1897.
-
voetnoot(6)
- Geboren te Turnhout in 1819. Sedert 1874 was hij notaris te Brussel; hij werd daar in 1884 tot volksvertegenwoordiger gekozen, en overleed er in 1889. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1879.
-
voetnoot(7)
- Geboren te Dentergem in 1812. Hij overleed te Wetteren in 1887. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1882.
-
voetnoot(8)
- Geboren te Tisselt in 1822, Sedert 1879 nam hij zijn ontslag als officiëele provinciale opziener der provincie Antwerpen, en werd kort daarna hoofdopziener van de katholieke scholen derzelfde provincie. Hij overleed te Lier in 1905. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1887.
-
voetnoot(9)
- Geboren te Sint-Amands (op de Schelde) in 1835. Sedert 1886 was hij bureeloverste in het Ministerie van Letteren, Wetenschappen en Schoone Kunsten, en in 1898 werd hij tot bestuurder bevorderd. Hij overleed te Schaarbeek in 1902. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1891.
-
voetnoot(10)
- Geboren te Maastricht in 1840. Sedert 1864 was hij hoogleeraar te Leuven, waar hij in 1898 overleed.
-
voetnoot(2)
- Bij mijne 2de nota van blz. 982 voeg ik het volgende: ook de hier en verder voor het jaar 1870 opgenoemde leden geef ik enkel naar minder of meerder gegronde gissingen, daar mij officiëele stukken ontbreken. Voor de aanstonds aan te halen zitting van den 1 Mei 1870 geeft De Toekomst (1870), blz. 295) enkel dat er 17 aanwezigen waren; voor die van den 7 Augusti 1870 staat er niets. In alle geval werden al de in 1870 vermelde leden benoemd vóór de zitting van den 23 April 1871: De Toekomst van 1871, blz. 300, bevat eene officiëele lijst van al de leden vóór die zitting benoemd.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Lier in 1835, en aldaar overleden in 1874.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Kalken in 1834. Sedert 1880 was hij ambtenaar bij het Ministerie van Openbare Werken te Brussel. Hij overleed te Laken in 1906. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1872.
-
voetnoot(5)
- Geboren te Wetteren in 1837. Thans is hij eere-griffier van het vredegerecht te Dendermonde. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1874.
-
voetnoot(1)
- Geboren te Antwerpen in 1817. De hoogweerde man overleed te Mechelen in 1886. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1871.
-
voetnoot(2)
- Geboren te Lede, bij Aalst, in 1830. Hij werd bestuurder van de Bank van Leening te Antwerpen, waar hij overleed in 1905. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1876.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Deinze in 1823. Hij overleed te Schaarbeek in 1887. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Vlissingen in 1833. Hij werd bibliothecaris van de stad Antwerpen, en overleed te Brasschaat in 1910. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1894.
-
voetnoot(5)
- Geboren te Sint-Gillis, bij Dendermonde, in 1834. Hij overleed te Schaarbeek in 1899. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1873.
-
voetnoot(6)
- Geboren te Maastricht in 1831. Hij overleed te Brussel in 1897. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1870.
-
voetnoot(7)
- Geboren te Gent in 1836. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1874.
-
voetnoot(8)
- Geboren te Antwerpen in 1839. Sedert 1876 is hij conservator van het museum Plantijn. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1873.
-
voetnoot(9)
- Geboren te Merchtem in 1820. Hij overleed te Schaarbeek in 1893. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1873.
-
voetnoot(10)
- Geboren te Dilbeek in 1812. Hij overleed te Mechelen in 1891. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(1)
- Geboren te Brussel in 1818. Hij overleed te Schaarbeek in 1883. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Obbicht, bij Sittard, in 1804. Hij overleed te Eekloo in 1879. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1870.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Geeraardsbergen in 1805, en overleden te Gent in 1874.
-
voetnoot(5)
- Geboren te Maastricht in 1831, en overleden te Luik in 1891.
-
voetnoot(6)
- Geboren te Antwerpen in 1818. Hij overleed als eere-hoofdopziener van het lager onderwijs te Luik in 1901. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1874.
-
voetnoot(7)
- Geboren te Kortrijk in 1809, en overleden te Gent in 1872.
-
voetnoot(8)
- Geboren te Zele in 1824, en overleden te Elsene in 1897. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(9)
- Geboren te Torhout in 1840. Hij is geneesheer te Oostende sedert 1871. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1871.
-
voetnoot(1)
- Geboren te Gent in 1837. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1873.
-
voetnoot(2)
- Geboren te Brussel in 1839. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Werchter in 1842. Hij werd bestierder van 't S. Jozefscollege te Aarschot (1876-1884), en daarna pastoor (1884-1907). Thans is hij rustend pastoor te Aarschot.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Gent in 1843, en overleden te Brussel. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1874.
-
voetnoot(1)
- Geboren te Gent in 1820, en overleden te Luik in 1909. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(2)
- Geboren te Werchter in 1838. In 1875 werd hij schoolopziener, in 1879 nam hij zijn ontslag als officiëele inspecteur en ging in 't vrij katholiek onderwijs; in 1888 benoemde het Staatsbestuur hem hoofdschoolopziener. Hij overleed in 1900.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Neerlinter in 1836. Van Hasselt ging hij naar Namen, om er hetzelfde ambt uit te oefenen. Hij overleed er als eere-leeraar in 1910.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Huise (Oost-Vl.) in 1828. Hij overleed te Brussel in 1909. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(5)
- Geboren te Oolen in 1839. In 1879 nam hij zijn ontslag als officiëele inspecteur, en ging in 't vrij katholiek onderwijs; in 1887 benoemde het Staatsbestuur hem opziener voor het schoolgebied Mechelen. Hij overleed in 1896.
-
voetnoot(6)
- Geboren te Nevele in 1836. In dezelfde betrekking ging hij van Tielt naar Mechelen. Thans is hij rustend hoofdschoolopziener te Antwerpen. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(7)
- Nog woonachtig te Gent. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(8)
- Geboren te Antwerpen, en overleden te Geeraardsbergen. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1876.
-
voetnoot(9)
- Geboren te Langdorp in 1838. Hij werd schoolopziener van 't kanton Leuven, later van Antwerpen. Hij overleed te Leuven in 1903. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(10)
- Geboren te Westerloo in 1826. Hij overleed te Doornik in 1886.
-
voetnoot(11)
- Geboren te Antwerpen in 1837. Thans is hij archivaris derzelfde stad. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1877.
-
voetnoot(1)
- Geboren te Amsterdam in 1827. Hij overleed te Kessel-Loo, bij Leuven, in 1904.
-
voetnoot(2)
- Geboren te Gent in 1846. Van 1884 tot 1904 was hij leeraar in hoogervermeld gesticht. Thans is hij rustend leeraar te Antwerpen.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Merchtem in 1848. Thans is hij advocaat en volksvertegenwoordiger te Brussel.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Deerlijk in 1840. Hij werd bestuurder van 't college te Ieperen, en is thans pastoor te Ingooighem. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1894.
-
voetnoot(5)
- Geboren te Glabbeek-Zuurbeemden in 1833. In 1879 werd hij bestierder der vrije jongensschool te Tienen, en in 1890 kantonale schoolopziener te Aarschot, waar hij overleed in 1900.
-
voetnoot(7)
- Geboren te Wambeke in 1857. Van Doornik ging hij naar Antwerpen om er hetzelfde ambt te vervullen. Thans is hij daar Bewaarder van 't Museum der Schoone Kunsten. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1904.
-
voetnoot(8)
- Geboren te Roeselare in 1856. Lid geworden der Maatschappij in Januari 1880, overleed hij den 23 Juni van 'tzelfde jaar! In het Driejaarlijksch Verslag van de jaren 1879-1880 en 1881 schreef zijn vriend Pol de Mont: ‘Eilaas! de talentvolle en zooveel belovende dichter, reeds zeer ernstig krank toen hij lid werd gekozen, mocht nooit op onze vergaderingen verschijnen: de onverbiddelijke dood belette hem dit! Zijner nagedachtenis weze hier de hulde mijner diepste achting en mijner innigste hoop op zijne schitterende toekomst gebracht!’
-
voetnoot(9)
- Geboren te Kapelle-op-den-Bosch in 1855. Hij werd achtereenvolgens bestierder van 't college van Aarschot, diocezaan opziener van het godsdienstig onderwijs voor de lagere scholen van Brabant, en opziener van het middelbaar onderwijs in de geestelijke gestichten van het Aartsbisdom Mechelen; in 1910 werd hij kanunnik titularis en krijgsaalmoezenier in dezelfde stad.
-
voetnoot(1)
- Geboren te Hoogstraten in 1838. Hij woont thans te Rethy als eere-schoolopziener. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1881.
-
voetnoot(2)
- Geboren te Hamme, bij Dendermonde, in 1855. Hij is bestierder der Normaalschool van Sint-Niklaas sedert meer dan een kwaart eeuw. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1893.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Wechelderzande in 1857. Sedert 1904 is hij pastoor van Strombeek-Bever. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1906.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Aalst in 1855. Daar is hij nog altijd geneesheer.
-
voetnoot(5)
- Hunne weigering was knak: zij meenden dat de rechten der West-Vlamingen gingen miskend worden. Maar hunne meening was ongegrond. Hebben zij die ongegrondheid het jaar naderhand ingezien? Wat daar van zij, zeker heeft L. de Bo aan de Maatschappij zijne medewerking niet ontzegd: den 27 September 1871 meldde K. Stallaert aan Th. Roucourt dat L. de Bo op eene lange lijst van zelfst. naamw. de aanduiding van het in West-Vlaanderen gebezigde geslacht heel bereidwillig zou aanvullen. En den 2 October daarop schreef prof. Heremans aan Th. Roucourt: ‘... Het doet me zeer veel genoegen dat de eerw. De Bo, al is het dan ook op eene onrechtstreeksche wijze, ons de hand wil leenen. De talent- en ijvervolle man bedriegt zich stellig over het doel onzer Maatschappij...’ Zie Archief der Maatschappij.
-
voetnoot(1)
- Dit toont ons o.a. een eigenaardig briefje van Julius de Geyter aan Frans de Cort; het is zonder dagteekening, maar werd waarschijnlijk vóór de eerste zitting (1 Mei 1870) verzonden. Het luidt: ‘Vriend Frans, 't is dus eene Maatschappij van taal-, niet van letterkunde wat gij stichten gaat? Geluk er meê! Ik kan niet komen, en daarbij is taalzifterij mijn vak niet. Toch, geluk er meê! Als het soms een Maatschappij van letterkunde was, dan zou ik er graag deel van maken. Denkt met de vrienden eens na op het stichten eener vrije Akademie tegen de bespottelijke Staatsakademie. Uw J. de Geyter.’ Zie Archief der Maatschappij.
-
voetnoot(2)
- Namelijk Boone (in 1870), Snellaert (in 1872), Rens en Bergmann (in 1874), Bormans en de Cort (in 1878), Rodenbach (in 1880), Conscience (in 1883), Heremans (in 1884), Delgeur, Dodd en van Beers (in 1888), de Laet, Roersch en Schuermans (in 1891), Hendrickx (in 1893), Mathot (in 1895), Frans Willems (in 1896),
Pieter Willems (in 1898), Genard (in 1899), Tuerlinckx en Gustaaf Bols (in 1900).
-
voetnoot(3)
- Geboren te Leuven in 1864. Hij is thans Bestuurder aan 't Ministerie van Nijverheid en Arbeid, te Brussel.
-
voetnoot(1)
- Geboren te Grobbendonk in 1844. Thans rustend leeraar te Antwerpen. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1894.
-
voetnoot(2)
- Geboren te Antwerpen in 1830. Hij overleed in 1895.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Sint-Pieters-Leeuw in 1834. Hij overleed in 1904.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Hoogstraten in 1848. Sedert 1907 woont hij als eereleeraar op zijne geboorteplaats. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1902.
-
voetnoot(5)
- Geboren te Tongeren in 1847. Sedert 1907 woont hij als eereschoolopziener te Leuven.
-
voetnoot(6)
- Geboren te Zegelsem, bij Oudenaarde, in 1851. Sedert 1909 is hij eere-leeraar.
-
voetnoot(7)
- Geboren te Heldersem, bij Aalst, in 1850. Sedert 1904 is hij rustendhoofdonderwijzer, en woont nu te Antwerpen.
-
voetnoot(10)
- Geboren te Tielt in 1869. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1905.
-
voetnoot(11)
- Geboren te Diest in 1842. Hij overleed als vrederechter te Borgerhout in 1903.
-
voetnoot(12)
- Geboren te Antwerpen in 1871. Sedert 1907 is hij bestierder van 't S. Jozefscollege te Beringen.
-
voetnoot(1)
- Geboren te Antwerpen in 1867. Sedert 1906 is hij hulpaalmoezenier van 't leger, te Antwerpen.
-
voetnoot(3)
- Geboren te Opdorp in 1881. Sedert 1905 is hij kapelmeester van O.L. Vrouwkerk te Hal.
-
voetnoot(4)
- Geboren te Herdersem in 1877. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1905.
-
voetnoot(5)
- Geboren te Ath in 1880. Hij nam zijn ontslag als lid der Maatschappij in 1906.
-
voetnoot(6)
- Geboren te Wachtebeke in 1878. Ontslagnemer in 1906.
-
voetnoot(8)
- Geboren te Leuven in 1869. Sedert 1907 is hij algemeene opziener, en woont nu te Schaarbeek.
-
voetnoot(9)
- Geboren te Oirsbeek in 1872. Sedert 1909 is hij Opziener van het Middelbaar Staatsonderwijs, en woont te Schaarbeek.
-
voetnoot(13)
- Geboren te Peer in 1847. Thans eere-schoolopziener te Antwerpen.
-
voetnoot(1)
- In 1892-93-94-95. Zoo behandelde hij beurtelings de verschillende klanken, welke de Oud-Germaansche korte a en i en u in het hedendaagsch letterkundig Nederlandsch hebben aangenomen, en hield insgelijks eene lezing over de persoonlijke voornaamwoorden in het Oud-Germaansch.
-
voetnoot(2)
- In 1899. Bij wijze van inleiding sprak hij over de betrouwbaarheid van het Oudwestfriesch handschrift Jus municipale Frisonum, dat door de Haan Hettema en Von Richthoven uitgegeven werd, en verdedigde dan zijne zienswijze nopens vier geschilpunten... Zie Leuvensche Bijdragen, 1900, blzz. 127 en vlgg.
-
voetnoot(3)
- In 1902. Deze gedichten zijn niet zonder verdiensten, vooral wanneer men ze vergelijkt met de voortbrengselen van dit weinig glansrijk tijdperk onzer letterkundige geschiedenis...
-
voetnoot(1)
- In 1904. Hij vergeleek De Dene met den Franschen dichter Villon, die eene eeuw vroeger zijn Grand Testament liet verschijnen. De Dene's werk beslaat 452 bladzijden groot formaat en bevat omtrent 25000 verzen...
-
voetnoot(2)
- Zie Handelingen der Maatschappij, blzz. 81-105.
-
voetnoot(3)
- In October 1871 staat er bijgevoegd: en in het Westvlaamsch Idioticon. Het Idioticon door L. De Bo was dat jaar in 't licht gekomen.
-
voetnoot(4)
- Bij mijne weet werd er vóór 1874 geen enkele lijst ingezonden.
-
voetnoot(5)
- Het uitgebreid programma werd door Jan van Droogenbroeck opgesteld. De mededingende handschriften moesten den 1 Januari 1876 ingekomen zijn.
-
voetnoot(6)
- De Bijdrage tot een Hagelandsch Idioticon (blzz. XXVIII-758 in 8o) verscheen in 1886, bij Hoste, te Gent.
-
voetnoot(7)
- De Bijdrage tot een Haspengouwsch Idioticon (blzz. VIII-318 in 8o) verscheen in 1890, bij Jan Boucherij, te Antwerpen.
-
voetnoot(4)
- In 1881. Zie de Inleiding van zijn Idioticon.
-
voetnoot(6)
- In 1870. Dit opstel verscheen in De Toekomst, 1871, blzz. 309-324.
-
voetnoot(1)
- In 1883. In dezelfde zitting gaf prof. P. Willems eenige praktische wenken tot bevordering der dialectstudiën, en deed de noodzakelijkheid zien van een algemeen stelsel ter uitdrukking in schrift van de in Zuid-Nederland gebruikte dialectische klanken.
-
voetnoot(2)
- In 1890. Zie Verslagen der Kon. Vlaamsche Academie, 1907, blzz. 613-732.
-
voetnoot(3)
- In 1899. Hij onderzocht voornamelijk de volksspraak van Gent, en toonde tegelijkertijd aan hoe vele der aangehaalde uitdrukkingen, over gansch Vlaamsch-België verspreid, burgerrecht verdienen in de algemeene Nederlandsche taal.
-
voetnoot(4)
- In 1882. Die woorden waren en zijn de vertrouwelijker namen door kinderen der doorgaans lagere volksklas gebezigd om hunnen vader aan te spreken: tusschen ta en vader bestaat hetzelfde verschil van beteekenis als tusschen de Grieksche woorden τατά en πατἠρ, de Latijnsche tata en pater enz. Tata wordt bij vele volkeren gehoord, ook in China, Mongolië, Kongo; niet in de Semitische talen; evenmin bij de Kanakken (Oceanië), die geene t hebben.
-
voetnoot(5)
- In 1902. Hij toonde uit menige voorbeelden het gebruik dezer e, inzonderheid bij naamw., bijvoeglijke w. en werkw. Hij heeft bevonden dat deze toevoeging geschiedt 1. bij al de vrouwelijke nw. (eenige uitgezonderd) b.v. moedere, venstere; 2. bij de mannelijke en onzijdige nw. op el, em, en, b.v. sleutele, besseme; 3. bij sommige mannelijke nw., b.v. heere, koeke; 4. bij den 1sten pers. enkelv. van den tegenwoordigen tijd der aantoonende wijs, b.v. ik vrage; 5. bij vele bijvoeglijke nw., b.v. zoete, dunne, dikke, enz.
-
voetnoot(6)
- In 1906. Zie de Handelingen der Maatschappij, blzz. 63-80.
-
voetnoot(1)
- In 1908. Hij deed het groot nut van de tongvallen kennen, en zegde hoe men ze moet bestudeeren. Voor de uitspraak van elk woord zal men zich rekenschap geven van de wijze waarop de spraakorganen te werk gaan bij het vormen der klanken: daartoe wordt er een phonetisch toestel gebruikt dat iederen klank met alle nauwkeurigheid uitdrukt. - De kwestie der uitgave van een Algemeen Vlaamsch Idioticon lokte eene belangrijke bespreking uit.
-
voetnoot(3)
- In 1900 en 1901. Hij haalde eene menigte woorden en uitdrukkingen uit verschillende gewestspraken aan, om dien Romaanschen invloed te bewijzen.
-
voetnoot(4)
- In 1905 en 1906. Hij wees er op hoe bij het volk de woorden verdwijnen, veranderen, gedeeltelijk eenen anderen vorm krijgen of soms geheel gewijzigd worden volgens den klank dien het volk ervan opvat... Volksetymologie treft men aan in alle talen. Hoewel over het algemeen deze woordafleiding onbewust geschiedt, bestaan er ook vele voorbeelden van bewuste etymologie. Dit alles wordt met voorbeelden opgehelderd. - Zie Verslagen der Kon. Vlaamsche Academie, 1905, blzz. 639-642.
-
voetnoot(5)
-
De Toekomst (1872, blzz. 49-52, 73-76 en 105-108) nam eene studie op Over den Brusselschen niesklank, door een der leden van de Maatschappij, Serafien Willems, verveerdigd. Daar eenige verslagen der eerste jaren ontbreken, kan ik met geene zekerheid zeggen of deze studie in eene zitting werd voorgedragen. Me dunkt toch dat er over die stof gesproken werd.
-
voetnoot(6)
- Gustaaf Bols stelde er het uitgebreid prospectus van op, dat hij in de zitting van den 11 April 1880 voorlas.
-
voetnoot(6)
- In 1891. Hij teekende protest aan tegen het gedurig aanhalen, bij 't een of 't ander woord, van de uitdrukking ‘Zuidnederlandsch’. Het Woordenboek is voor de twee deelen van Nederland, en niet voor het Noorden alleen. Wanneer men sommige woorden en uitdrukkingen, die in Zuid-Nederland voortleven en een goeden klank hebben, aanhaalt als in Holland niet bekend te zijn, dan worden die termen met ondergang bedreigd. De jonkheid die in het Woordenboek zal lezen dat die en die uitdrukking Zuidnederlandsch, en dus geen Hollandsch is, zal vermijden die te gebruiken, en zoo zullen langzamerhand honderden van die uitdrukkingen, die recht van bestaan hebben, uit onze taal geweerd worden, ofschoon er zijn die vóór eeuwen ook in het Noorden werden gebruikt. Waar zou het eindigen, moesten wij uit het Woordenboek al de woorden doen verdwijnen, die in Holland alleen gebezigd worden, en bij ons onbekend zijn? - De Koninklijke Vlaamsche Academie gaf in 1902 uit: Lijst van bij Kiliaan geboekte en in Zuid-Nederland voortlevende woorden die in de hedendaagsche woordenboeken niet opgenomen of onvolledig verklaard zijn, door D. Claes.
-
voetnoot(2)
- In 1892. Hij haalde eenige in onze oude Costuymen gevonden woorden en uitdrukkingen aan; hij gaf er de verklaring van, en vergeleek ze met zekere woorden hedendaags gebruikt.
-
voetnoot(4)
- In 1889. Hij handelde eerst over de gallicismen, bij ons vooral in zwang, en daarna over de woorden die als laakbare germanismen moeten beschouwd worden, namelijk: 1o die voor wier beteekenis wij reeds gevestigde uitdrukkingen bezitten; 2o die welke niet alleen overtollig zijn, omdat wij, naar de beteekenis, al een bepaald woord voor 't begrip hebben, maar omdat wij aan het overgenomen woord ook reeds eene andere bestemming hebben gegeven; 3o die, om de analogie, veelal in het Hoogduitsch zelf in strijd zijn met zich zelven, al konden zij anders als taalverrijking beschouwd worden.’
-
voetnoot(5)
- In 1896. Hij onderzocht of het redelijk en gewettigd is het degelijke Belgische taaleigen uit het Nederlandsch, d.i. uit de beschaafde en letterkundige taal te verbannen, en hij besloot, dat eenheid van schrijf- en spreekwijze moet tot stand gebracht worden door toenadering en toegevendheid, niet enkel vanwege het Zuiden, dat tot nu toe altijd en in alles toegaf, maar eveneens vanwege het Noorden, dat, zijns erachtens, al te uitsluitend wil te werk gaan. Zie De Vlaamsche Kunstbode, 1897, blzz. 69-85.
-
voetnoot(6)
- In 1904. In het eerste deel handelde hij over het rijm en zijne voorstanders... In het tweede gaf hij de namen op van de voornaamste bestrijders van het rijm... Na het voor en tegen te hebben aangehaald, onderzocht hij in welke gevallen en bij welke stukken men het een of het ander stelsel het best kan toepassen... In 1904 en 1906 verscheen de Geschiedenis van het Rijm in de Nederlandsche poëzie van de oudste tijden tot heden, door Jozef Geurts, 2 deelen, bekroond en uitgegeven door de Koninklijke Vlaamsche Academie.
-
voetnoot(1)
- In 1903. Hij deed den gang van het stuk kennen, las er menige fraaie brok uit voor, en besloot zijne voordracht met eenige beschouwingen over de verdiensten, in tooneelkundig opzicht, van dit treurspel.
-
voetnoot(2)
- In 1907. Hij handelde over de verdiensten van dit treurspel, verklaarde er sommige bladzijden van, en onderzocht in hoeverre Vondel's gewrocht geschikt is voor het hedendaagsche tooneel. - Men weet dat de Noord-Nederlander Willem Rooyaards, vooral ten jare 1909, dit prachtig stuk in Holland en Vlaamsch-België met wonderen bijval opgevoerd heeft.
-
voetnoot(3)
- In 1904. Hij sprak over het ontstaan van dit treurspel, gewaagde van den strijd tusschen de twee destijds bestaande strekkingen bij de Nederlandsche Protestanten en van de vervolgingen welke de leiders der Remonstranten te verduren hadden; hij toonde aan hoe Vondel ertoe kwam in zijnen Palamedes den moord op Oldenbarnevelt te wreken, en hoe hij daarvoor vervolgd en gestraft werd. Daarna ging spreker over tot de ontleding van het treurspel, en las hier en daar eene brok voor tot opheldering zijner zienswijze.
-
voetnoot(5)
- In 1889. Hij bewees hoe noodig de rechtstaal dient gezuiverd en verrijkt te worden door de studie 1o van de oude schriften over het Recht, 2o van de volkstaal.
-
voetnoot(6)
- In 1882. Hij bewees hoe belangrijk het is, de Vlaamsche letteren te beschouwen in verband met de buitenlandsche lettervruchten... Hij haalde o.a. De Spieghel van Elckerlyc aan, een internationaal werk, waarvan Engeland zich de vinding toeschrijft. Doch de oudste Engelsche uitgave van Every man is van 1529, terwijl reeds Willem Vosterman, te Antwerpen, die in 't jaar 1500 begon te drukken, van den Spieghel eene uitgave (schoon zonder jaartal) heeft bezorgd.
-
voetnoot(7)
- In 1898. Hij ontwikkelde de volgende gedachten: De taal is de uitdrukking van het onstoffelijk zielsgevoel, door stoffelijke lucht- en spraakwerktuigen. Zij is eene inblazing Gods, maar de woordvorming eene menschelijke schepping. Dat een kunstenaar groot worde of blijve, geschiedt niet zonder oefening. Zoo is 't ook met de spraak, de taal gelegen.
-
voetnoot(1)
- In 1883. Hij haalde de uiteenloopende meeningen aan van Renan en Boeckh. Volgens hem is de nationaliteit een geestelijk princiep, dat de taal tot uiterlijk kenmerk heeft. Er zijn zooveel nationaliteiten als talen. Doch hier doet zich eene andere moeilijkheid voor: welke is de bepaling der taal, d.i., op welke wetenschappelijke gronden steunt de bewering dat het Nederlandsch, Zweedsch, Deensch enz. afzonderlijke talen uitmaken en dus verscheidene nationaliteiten weerspiegelen. Naar die bepaling heeft spreker te vergeefs omgezien. De wetenschappelijke bepaling is des te meer noodig, daar veel geleerden, onder andere Boeckh, het Nederlandsch als ‘een idioom, een particularismus der algemeene Duitsche taal’ beschouwen.
-
voetnoot(2)
- In 1905. Zie deze voordracht in de Handelingen der Maatschappij, blzz. 24-53.
-
voetnoot(3)
- In 1890. Zie De Vlaamsche Kunstbode, 1890, blzz. 285-287.
-
voetnoot(4)
- In 1898. Hij deed al het gebrekkelijke zien dat in die inrichting voorkomt, stipte de oorzaken er van aan, wees op het ondoeltreffende zelfs van de wijzigingen welke men heeft voorgesteld, en kwam tot het besluit dat andere maatregelen dienden genomen.
-
voetnoot(5)
- In 1898. 't Is een verzetschrift tegen den heer Godfried Kurth gericht, waar deze, in zijn werk La Frontière linguistique en Belgique et dans le Nord de la France, den wensch uit: ‘Moge de Vlaamsche Beweging zich nimmer tot nieuwe uitspattingen laten vervoeren, en nooit vergeten dat in het Vlaamsche land de beschaving tweetalig blijven moet, wil zij niet van den rang vervallen, welke zij in de geschiedenis bekleedt.’ De heer Kurth, - zoo bewees D. Claes, - ligt hier in strijd met de vaderlandsche geschiedenis en in tegenstrijd met zich zelven, omdat hij uit de rijke vrucht zijner opzoekingen iets anders trekken wil dan wat zij bevat. - Hoe een dubbeltje rollen wil! Deze laatste jaren is de Flamingant D. Claes, door het huwelijk tusschen een zijner kinderen en een familielid van G. Kurth, te Aarlen, gelukkiglijk dubbel ‘vriend’ geworden met den vroegeren ‘vijand’ van 't Vlaamsch: G. Kurth werd inderdaad de ‘vriend’ van Vlaamsche taal en Vlaamsch volk! Den 7 September l.l., op het Congres van de Christenonderwijzers te Etterbeek, toonde hij, de Luxemburger, zich zoo geheel tot het Vlaamsch bekeerd, dat hij zijne Fransche aanspraak besloot met deze woorden: ‘Op mijne jaren wil ik mijne Waalsche vrienden een voorbeeld geven, en (hier ging hij voort in 't Vlaamsch:) ik beloof u voor het volgend Congres eene Vlaamsche rederoering!’
-
voetnoot(1)
- In 1900. D. Claes besprak de herinrichting der Nederlandsche afdeeling voor Regentessen, volgens de wet van den 15 Juli 1883. Hij drukte den wensch uit deze afdeeling zoodanig in te richten dat de Regentessen voortaan volkomen op de hoogte zouden zijn om behoorlijk al de vakken in het Nederlandsch te onderwijzen, iets wat tegenwoordig niet algemeen het geval blijkt te zijn.
-
voetnoot(3)
- In 1899. Ik kloeg bitter over het rampzalig verdringen van onze taal. in verscheidene parochiën vooral van Brussel en voorsteden. Ik besprak: 1o de taal van de katechismusles en van de gebeden der kinderen in school en in kerk, en ook de taal waar de kinderen in biechten; 2o de taal op den preekstoel, in sermonen, onderwijzingen, lezingen; 3o de taal van de openbare gebeden (b.v. van den Kruisweg, den Rozenkrans), van de gezangen (b.v. in de meimaand), van de aankondigingen betreffende de huwelijken, de diensten der week en andere; 4o de taal der godvruchtige, liefdadige en volkverbeterende vergaderingen (Kongregatiën, Vincentiusgenootschappen, beschermkringen...); 5o de taal der opschriften buiten en binnen de kerk.
-
voetnoot(4)
- In 1901. Kanunnik Muyldermans toonde hoe de geestelijkheid in Provence en in Bretagne er krachtig op aangedrongen heeft, voor de godsdienstige onderrichtingen het Provencaalsch en het Bretonsch te verkiezen boven het Fransch; hoe de bisschoppen in Polen en in Fransch-Vlaanderen aan de hooge overheid hebben gevraagd om het Poolsch en het Vlaamsch bij de uitoefening van hun ambt te mogen gebruiken. Nagaande wat hier, in ons vaderland nog gebeurt, hekelde hij heftig al degenen die, ondanks de bisschoppelijke onderrichtingen, de moedertaal ter zijde schuiven, en het volk bij middel eener vreemde taal, voornamelijk in zake van godsdienst, zijne plichten blijven voorhouden...
-
voetnoot(5)
- In 1905. Hij ontwikkelde de volgende gedachten: Alle middelen aangewend om ons volk een wetenschappelijk, letter- en toonkundig onderwijs te geven, zijn niet even aanprijzensweerdig: ons Vlaamsche land wordt overstroomd met vertalingen, welke tegen onze zeden en gebruiken aandruischen, terwijl zij de werken onzer goede schrijvers verdringen... Met de dichtkunst is het niet beter gesteld: dit is grootendeels te wijten aan het verfranscht onderwijs onzer lagere scholen, maar ook aan de onverstaanbare en dus door ons volk ongenietbare taal van het meerendeel onzer jongere dichters. Met het zingen door het volk staat het even erg... Spreker besloot zijne rede met eenige doeltreffende middelen, welke het geestesvoedsel van ons volk degelijker zullen maken.
-
voetnoot(2)
- In 1889. Zie blzz. 45-54 van Honderd oude Vlaamsche liederen met woorden en zangwijzen verzameld en voor de eerste maal aan het licht gebracht door Jan Bols. Namen, bij Wesmael-Charlier, 1897.
-
voetnoot(4)
- In 1897. Het waren wetensweerdigheden betrekkelijk de taal, de openbare en huiselijke zeden van den tijd, en de vaderlandsche geschiedenis. Zie De Vlaamsche Kunstbode, 1899, blzz. 209-218 en 261-268; 1902, blzz. 123-135.
-
voetnoot(5)
- In 1908. Hij sprak over den oorsprong van den naam Neerlinter, over kerk en kerkhof, school en gemeentehuis, woningen en openbare plaatsen, en besloot zijne lezing met de beschrijving van een destijds in zwang zijnde volksvermaak, genaamd het gansrijden. Zie De Vlaamsche Kunstbode, 1908; Volkskunde, 1908, blzz. 179-181.
-
voetnoot(6)
- In 1907. Hij deed die processie kennen, waar het zoogenaamd Genootschap der Apostelen een werkzaam deel aan neemt. Uit een handschrift, te Hoegaarde bewaard, blijkt dat de inrichting der feestelijkheden van 1632 dag[...]t[...] kent. Zie Volkskunde, 1909, blzz. 157-162 en 205 [...]10.
-
voetnoot(1)
- In 1908. Hij behandelde die legende zooals ze verteld wordt in Nederland, in Vlaanderen en andere streken, en wees op het verschil dat hier en elders nopens sommige bijzonderheden bestaat.
-
voetnoot(2)
- In 1899. De leesbeurt van Pol de Mont was over een punt uit de folklore, hoe namelijk heidensche reuzen in duivels door het christene volk omkleed werden; hij haalde hierbij eenige beelden aan uit het volksleven, en eindigde met eene vergelijking van onze folklore met die van andere Duitsche stammen.
-
voetnoot(3)
- In 1897. Hij vergeleek deze sage met gelijksoortige volksvertellingen uit het binnen- en het buitenland, en zegde ten slotte dat één enkele trek, die uitsluitend Vlaamsch voorkwam, nochtans bij de oude Hindoes wordt aangetroffen, hètgene schijnt gelijk te geven aan hen die beweren dat zeer veel van de gesproken volksletterkunde in Europa oorspronkelijk uit Indië afstamt.
-
voetnoot(4)
- In 1909. Zie Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1909, blzz. 641-682.
-
voetnoot(6)
- In 1876. Dit testament, een heelen tijd verloren geweest en nu op het kasteel van Gaasbeek teruggevonden, is de eigendom van de Markiezin Arconati Visconti (geboren Peyrat) te Parijs.
-
voetnoot(8)
- In 1902. Hij gaf de levensschets van den schrijver, sprak over het ontstaan van het boek, en deed er de belangrijkheid van uitschijnen in cultuurhistorisch opzicht. Zie Verslagen der Kon. Vlaamsche Academie, 1902, 1o d., blzz. 468-512.
-
voetnoot(1)
- In 1902. Hij deelde met eenige woorden den inhoud van het verhaaltje mede, dat bij de Duitschen en bij de Franschen ook goed gekend is, en behoort tot de zoogenaamde fabliaux of sprookjes... Hij ging na volgens welke bronnen Pr. van Duyse gewerkt heeft, trad vervolgens in beschouwingen over het ontstaan van het sprookje, en onderzocht de andere versiën of lezingen.
-
voetnoot(2)
- In 1897. Beurtelings besprak hij Absdale, Amblois, Arkeloos, Floorsbergen, Hulsterloo, en helderde alles op met tal van oorkonden en bescheiden. Over Floorsbergen zie De Vlaamsche Kunstbode, 1898, blzz. 173-180.
-
voetnoot(3)
- In 1880. Zie Annuaire de l'Académie de Belgique (1880); ook in het tijdschrift Jong Vlaanderen.
-
voetnoot(4)
- In 1894. Naar P. de Mont's gevoelen dient de Swaen nevens Luyken en van der Goes, zelfs boven Vollenhove geboekt te worden.
-
voetnoot(5)
- In 1895. Pater Frans Costerus, S.J., in Mechelen geboren ten jare 1531, en in 1619 tot Brussel gestorven, was een der welsprekendste kanselredenaars van zijnen tijd, een ieverig godgeleerde en begaafd schrijver zoo in de Latijnsche als in de Nederlandsche taal. Zie Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1901, blzz. 258-306.
-
voetnoot(6)
- In 1905. P.J. Henderickx, die eerst een viertal verzenbundels in het Fransch liet verschijnen, werd door Jan van Beers overgehaald tot het schrijven van Vlaamsche gedichten. Spreker wierp eenen blik op de werken door Henderickx in onze taal geschreven: eerst beoordeelde hij het treurspel De laatste dag der eerste Wereld;... vervolgens het tooneelstuk Don Juan.
-
voetnoot(7)
- In 1906. Zie Handelingen onzer Maatschappij, blzz. 54-62. De lezing, die voor titel had Wat Poirters was en nog zijn moet, sloot met de volgende woorden: ‘Een Poirters' volksbloemlezing schijnt mij een prijzenswaardige onderneming. Wellicht vind ik eens tijd en gelegenheid om van mijn wensch een werkelijkheid te maken.’ Met vreugde heeft het Vlaamsche volk in 1907 het verschijnen begroet van Keurbladzijden uit Pater Poirters, door den E.P. Salsmans (Aalst, bij de Seyn-Verhougstraete).
-
voetnoot(8)
- In 1908. Zie Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1908.
-
voetnoot(1)
- In 1908. Hij las eene studie over Dautzenberg, ter gelegenheid van de honderdste verjaring der geboorte van dezen dichter, gaf zijne levensschets, behandelde hem als koenen strijder voor taal en volk, als schrijver en voorstander van den metrischen dichtvorm, en deed zijnen invloed op onze letterkunde uitschijnen. Zie De Vlaamsche Kunstbode, 1909, blzz. 31-41.
-
voetnoot(2)
- In 1898. Deze lijkrede werd voor de leden gedrukt.
-
voetnoot(3)
- In 1900. Bijzonder als boezemvriend van beide overledenen, sprak hij over hun beminnelijk karakter, over hun leven vol werkzaamheid en opoffering, hunne liefde tot het volksonderwijs, hunne gehechtheid aan onze taal, hun lijden en hunne beproevingen.
-
voetnoot(4)
- In 1904. Deze lijkrede werd voor de leden gedrukt.
-
voetnoot(2)
- In 1886. Zie in de Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1889: Voornaamwoorden en zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden. Zie ook Archief der Maatschappij.
-
voetnoot(5)
- In 1874. Uit het Driejaarlijksch Verslag van prof. Heremans (1873-1874-1875) geef ik het volgende: ‘Door den heer D. Claes werd de aandacht der Maatschappij gevestigd op de verwarring, die er bij het schrijven heerscht in het gebruik der hoofdletters. Eene commissie samengesteld uit leden die spraakleeren hebben geschreven, werd met de studie der zaak belast, om, na zich met de Redactie van het Woordenboek der Nederlandsche taal te hebben verstaan, te dien opzichte regels te formuleeren. Verslag werd in eene volgende zitting door die commissie uitgebracht, en er werd voorgesteld de regels door de Redactie van het Woordenboek in haar werk voor het gebruik der hoofdletters aangenomen, door de Maatschappij goed te keuren. Dit voorstel werd aanvaard.’ Zie Handelingen der Maatschappij, blzz. 18-20. Zie ook De Toekomst, 1875, blzz. 336 en 345.
-
voetnoot(6)
- In 1875. Zie Handelingen der Maatschappij, blzz. 20 en 21.
-
voetnoot(7)
- In 1877. De alsdan door hem verdedigde spelling is die welke thans algemeen in de spraakkunsten wordt aangeleerd. Zie b.v. Eenige Regeltjes. Lier, 1908, blz. 13.
-
voetnoot(8)
- In 1880. Zie Handelingen der Maatschappij, blz. 22-23. Zie ook Verslagen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1903, blzz. 189-204.
-
voetnoot(2)
- In 1880. Zie Handelingen der Maatschappij, blz. 23.
-
voetnoot(3)
-
Jan de Laet merkte hier aan dat men, alhoewel hij in geenen deele de aangenomen regels miskent, niet tot in het uiterste den zucht tot gelijkvormigheid drijven moet. Eenheid is noodzakelijk, doch geene doodende! De taal moet haar spel en leven behouden, en kunnen bogen op eene gematigde losheid in hare bewegingen.
-
voetnoot(4)
- In 1873. Zie Handelingen der Maatschappij, blz. 13.
-
voetnoot(9)
- In 1889. Is voorwoord een goed Nederlandsch woord? - Alhoewel dit woord in het Noorden weinig of niet gebruikt wordt, en vervangen door voorbericht, voorrede, een woord vooraf, enz., zijn verscheidene leden van gedacht, dat voorwoord evenveel recht van bestaan heeft, des te meer daar het soortgelijk gevormde nawoord als gangbaar wordt erkend.
-
voetnoot(10)
- In 1878. Zie Handelingen, blz. 18, en Archief der Maatschappij.
-
voetnoot(11)
- De Maatschappij achtte dezen vorm volstrekt niet te verwerpen, voor zooveel hij geene duisterheid in den zin brengt.
-
voetnoot(12)
- In 1892. In een opstel met titel Enige hoge bomen liet ik, nu 18 jaar geleden, eenen alarmkreet hooren tegen het Kollewijn-stelsel, dat logiek volgt uit het wegmoffelen in de uitspraak van 't verschil tusschen de zachtlange (zuivere) en scherplange (gemengde) e en o. Ik eindigde aldus: ‘Vandaag in 't krijt gesprongen tegen het verschil in uitspraak, trekt men, hier ook, morgen ten strijde (zoo vrees ik) tegen het verschil in spelling.’ Die mijne vrees voor Vlaamsch-België was maar al te zeer gewettigd. - De Maatschappij liet mijn opstel drukken en aan de leden ronddeelen. Het verscheen ook in De Vlaamsche Kunstbode, 1893, blzz. 33-37.
-
voetnoot(1)
- In 1896. Bedoeld stuk was een opstel over den studentenkring Met Tijd en Vlijt in zoogenaamde vereenvoudigde spelling geschreven. Hij herinnerde het Koninklijk Besluit van 1864, waarbij de spelling van de Vries en te Winkel in België als de eenige officiëel erkende en bij uitsluiting van elke andere voor het onderwijs van allen graad voorgeschreven werd, en stelde voor aan de overheid der Universiteit, uit naam der Maatschappij, eene protestatie te sturen. Dit voorstel werd met algemeene stemmen en eene onthouding aangenomen.
-
voetnoot(2)
- In 1892. Hij onderzocht beurtelings of ze aan te nemen of te verwerpen zijn. Voorzeker is het vermijden van bastaardwoorden over 't algemeen goed te keuren, zei de spreker; maar men vermijde insgelijks alle overdreven en onregelmatig woordensmeden, b.v. herhaling in steê van vooroefening (repetitie), bewarende vereeniging voor vereeniging, bond, verbond der behoudsgezinde partij (association conservatrice); zoo zegge men, in plaats van inhuldigen: inhalen (b.v. eenen pastoor), inwijden (b.v. een huis, eene zaal), onthullen (b.v. een standbeeld, een gedenkteeken) enz.
-
voetnoot(3)
- Uit het 1ste Driejaarlijksch Verslag, door prof. Heremans (1870-1871-1872):
‘Bij het doorbladeren der Woordenlijst had het menigeen onder ons getroffen, hoe het geslacht dat in dit werk aan vele zelfst. nw. wordt toegekend, in strijd is met hetgene tot heden algemeen door alle Zuidnederlandsche schrijvers en het Zuidnederlandsche volk werd gebruikt, en het scheen aan de meeste onzer leden, dat de heeren M. De Vries en L.A. Te Winkel hier niet geheel van willekeurigheid waren vrij te pleiten. Zou men de geslachten, gelijk men ze in de Woordenlijst vindt, zoo maar zonder verdere toetsing aannemen? Moest men niet eerst onderzoeken, of Zuid-Nederland hierin, evenals in veel andere punten van taalkunde geene redenen kan doen gelden, om de schrijvers van het Noorden, waar men bij het spreken geen onderscheid van geslacht tusschen mannelijke en vrouwelijke zaak- en begripsnamen meer hoort, van het ingeslagen dwaalspoor te doen terugkeeren? De Maatschappij besloot het hoogst belangrijke vraagstuk van de geslachten der substantieven onmiddellijk ter studie te leggen... Leden tot de verschillende streken van ons land behoorende, overliepen elk afzonderlijk de Woordenlijst, en teekenden er de woorden uit op, waarvan het geslacht in hunne gewesten verschilt... Eene algemeene lijst, bevattende de substantieven met het afwijkend geslacht in de verschillende dialecten werd gedrukt en aan al de leden rondgezonden, om aan ieder de gelegenheid te verschaffen, er zijne aanmerkingen op te maken. Nu dat men den staat der geslachten van de zelfst. nw., waarover men het eens is, in de verschillende Zuidnederlandsche gewesten heeft vastgesteld, kan men voor ieder woord tot een historisch onderzoek overgaan, en zal men eindelijk onze bezwaren tegen het aannemen der in de Woordenlijst voorgeschreven geslachten aan de Redactie van het Woordenboek kunnen mededeelen.’
Dit historisch onderzoek werd door prof. Heremans gedaan voor de woorden waarover wij zelven het in onze dialecten ééns zijn, en die voorkomen onder de letters A, B, C, D, E, F, G, H en O. Ik meen dat hij den uitslag van zijne opsporingen aan M. de Vries geschreven heeft, en deze zond heel waarschijnlijk zijn antwoord: dit antwoord ging verloren, misschien gelijk met al de brieven welke bij 't overlijden van Heremans in zijn huis bestonden en die, naar men mij verzekerd heeft, zonder uitzondering eilaas! na 's mans dood zijn verbrand geweest! Gelukkiglijk bezitten wij nog zijn handschrift met hoogerbedoeld onderzoek. Wij laten hier de onderzochte woorden volgen, met aanduiding alleenlijk van het door hem voorgesteld geslacht: aanbeeldsblok, o., aandrift, vr., aberdaan, m., achterdwarstouw, vr. en o., afschrijfloon m. en o., anker m. en o., arendsoog o., avontuur vr., baai m. en o., band m. in al zijne beteekenissen, bakvisch, barnsteen en andere samenstellingen met visch en steen tot grondwoord zijn m. in alle beteekenissen, beddedeken vr. en o., beest vr. en o., begijnenrijst m. en o., blaam vr., bliek m. en vr., bond m. en o., bons m., boot m. boven het vr. te verkiezen’, bots ‘het vr. schijnt verkieslijk’, brem m. en vr., damast o., drinknap m., dood m. en vr., draaikolk m. en vr., drop (1. drup, 2. geneesmiddel) m., echel vr., echo (weerklank)
m., Echo (heidensche nimf) vr., eigendom m. (o. bij uitzondering), etensure vr., etensuur vr. en o., feest vr. en o., frak, m., getuigenis vr., gooi, m., gordijn vr., grijns m., grim m., haas m., hecht m. en o., hert (Fr. cerf) m. en o., hondenketting vr., huisraad o., hutsepot m., oker m., omslag m., oor o., oorlof o., oproer o. en m.
-
voetnoot(1)
- In 1870. Uit Heremans' Driejaarlijksch verslag (1870-1871-1872) schrijf ik af: ‘Het zijn niet alleenlijk enkele zelfst. nw., waaraan door de heeren De Vries en Te Winkel een geslacht wordt toegekend, dat niet met ons Vlaamsch taaleigen, ja zelfs met het vroegere gebruik in Noord-Nederland overeenstemt, maar geheele categorieën van vreemde en samengestelde naamwoorden en van woorden, die tevens op mannelijke en vrouwelijke naamwoorden kunnen worden toegepast, volgen in onze streken eenen gansch verschillenden regel. Over die laatste substantieven werden door onze medeleden M. Rooses en G. Minnaert bijzondere verslagen uitgebracht, die bij de algemeene beraadslagingen zullen ter sprake komen.’ Zie de verhandeling van M. Rooses in De Toekomst, 1871, blzz. 57-60.
-
voetnoot(1)
- In 1871. Zie de vorige nota. Deze lezing werd overgenomen in De Toekomst, 1871, blzz. 319-324.
-
voetnoot(2)
- In 1883. Volgens Pol de Mont is niet de evenknie van iemand, degene wiens knie op gelijke hoogte van die van dezes iemand zou komen, maar is integendeel evenknie van een ander, degene, die van eene gelijke geboorte, van eenen gelijken oorsprong is. Knie komt, volgens spreker, overeen met het Angelsaksisch enéo, dat geslacht beteekent... Evenknie is dus zooveel als gelijkslachtig, en bij overgang, wederga, gelijke. - Dr. Willems betwijfelt de juistheid van dien uitleg. In de volgende zitting deelt D. Claes nog eene inlichtingen over dat woord mede.
-
voetnoot(3)
- In 1897. Hij besluit 1o dat berd, in geheel Vlaamsch-België en in een deel van Holland van dagelijksch gebruik, niet ‘verouderd’ is, zooals het in alle Hollandsche woordenboeken voorkomt; 2o dat het woord in dien vorm in onze taal altijd bestaan heeft, en 3o ook in de andere Germaansche talen voortbestaat.’
-
voetnoot(5)
- In 1880. D. Claes keurt die uitdrukkingen noch af noch goed. Een bekwaam schrijver moet niet altijd en overal verslaafd zijn aan al de regels door spraakkunstmakers opgegeven; hij zal zelf oordeelen in welke gevallen hij zich, tot betere uitdrukking van zijn gedacht, van zulke regels verwijderen kan. Prof. P. Willems beaamt zulks voor groote schrijvers. Men zij nochtans voorzichtig. Willekeurigheid is altijd gevaarlijk. De miskenning der regels, dan ook als zij bij uitzondering voorkomt, kan wellicht in bandeloosheid ontaarden.
-
voetnoot(1)
- Zie Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1889.
-
voetnoot(2)
- Zie De Toekomst, 1871, blzz. 63-69, en de Handelingen der Maatschappij, blz. 9.
-
voetnoot(3)
- Zie De Toekomst, 1871, blzz. 305-318, alsook de Handelingen der Maatschappij, blz. 10. Gezien het verschil van gevoelen tusschen Heremans en P. Willems besluit de vergadering, op voorstel van Heremans, ‘dit punt te onderwerpen aan het oordeel van de schrijvers van 't Woordenboek, inzonderheid van prof. De Vries’. Ik weet niet of en hoe de Vries antwoordde: in het archief bestaat daarover geen brief. Zie hooger blz. 1011, nota. Het Woordenboek is in de letter D nog niet tot aan Degene geraakt.
-
voetnoot(6)
- In 1874. Zie De Toekomst, 1874, blz. 267. Zie ook in De Toekomst, 1873 (blzz. 278, 382, 418, 477, 534) eenen pennetwist tusschen L. de Bo en D. Claes, die aanleiding gaf tot de lezing van prof. P. Willems.
-
voetnoot(1)
- In 1883. Op de vraag ‘Is schingen eene verbastering van schijnen, of moet het aanzien worden als een afzonderlijk bestaanhebbend woord’ antwoordt hij ontkennend voor de eerste, bevestigend voor de tweede helft, en staaft zijn oordeel door de woordafleidkunde en het verschil van beteekenis tusschen schingen en schijnen.
-
voetnoot(2)
- In 1901. Heremans in zijn Woordenboek heeft zijn ontslag geven, ontslaggever, ontslaggevend. Claes houdt het met Heremans totdat het klaar zal bewezen zijn 1o dat zijn ontslag geven niet mag gebruikt worden, en 2o dat er voor démissionnaire eene betere uirdrukking bestaat dan ontslaggever, ontslaggevend.
-
voetnoot(3)
- In 1875. Zie Handelingen der Maatschappij, blz. 21.
-
voetnoot(4)
- In 1893. Uit honderden voorbeelden uit onze middeleeuwsche, onze latere en onze hedendaagsche schrijvers blijkt dat die woordjes ook het tegenwoordige en nog meer het verledene beteekenen.
-
voetnoot(5)
- In 1877. Zie Handelingen der Maatschappij, blz. 14.
-
voetnoot(6)
- In 1889. Hij ontwikkelde de volgende gedachten: Doorgaans wordt door onze spraakkunsten weinig belang gehecht aan de studie van den volzin, en ten onrechte... Wat voor volzinnen moeten wij maken? Lange of korte? Onze taal is niet gezet op korte volzinnen, neen, zij verdraagt ook de lange: de volzin is onafscheidbaar van het uitgedrukt gedacht, en daarom zulk gedacht, zulke volzin. Zie Archief der Maatschappij.
-
voetnoot(1)
- In 1902. Hij drukte er op dat de beschaafde lieden ook eene beschaafde d.i. eene dialectvrije uitspraak moeten hebben... Zijn voornemen is niet eene bepaalde uitspraak op te dringen, maar wel eene overeenkomst te bewerken van personen, die de zaak zouden bestudeeren, om hierna hunne zienswijze aan het algemeen oordeel te onderwerpen.
In de bespreking die daarop volgde, vond de zoogenaamde Hollandsche uitspraak, welke in de scholen van Noord-Nederland gebezigd wordt, verdedigers, maar het meerendeel der leden waren van gevoelen dat men niet alles moet opofferen, doch veel toegevingen doen.
Als praktisch middel tot het bekomen van den gewenschten uitslag (zuivere uitspraak onzer taal in de scholen) wordt aangeduid de Koninklijke Vlaamsche Academie te verzoeken van den Minister van Onderwijs de aanstelling te bekomen eener Commissie, bestaande uit eenige leden dier Academie met toevoeging van andere bevoegde personen. Deze Commissie zou belast worden het vraagstuk der zuivere uitspraak te onderzoeken, vaste regels voor te stellen en een beredeneerd verslag uit te brengen dat door den Minister zou worden openbaar gemaakt, en welks voorschriften bij middel van een ministeriëel besluit verplichtend zou worden voor al de scholen van het land. Men zou dan ook bij de geestelijke overheid moeten aandringen om de voorgestelde uitspraak overal te doen aannemen.
-
voetnoot(2)
- In 1909. Hij vertrok van deze droeve waarheid, dat het leesonderricht in de scholen veel te wenschen overlaat. Dit heeft erge gevolgen voor het latere leven. Hij vroeg dus: hoe lezen? Hij duidde eenige middelen aan om den slechten toestand te verhelpen.
-
voetnoot(3)
- In 1881. Deze lezing verscheen zeer uitgebreid in De nieuwe Schoolen Letterbode (Baarle-Hertog, 1882) en in afzonderlijke brochure (47 blzz.). Eene 2e uitgave werd in 1891 gedrukt te Gent, bij Siffer (50 blzz.), en geeft bijstemmende brieven aan den schrijver gestuurd door hoogleeraar Dr. H. Kern (Leiden), J.A.M. Mensinga (Fiensburg), Dr. Johan Winkler (Haarlem), hoogleeraar Mathias de Vries (Leiden), W.J. Hofdijk (Amsterdam), en K.L. Ternest (Wetteren).
-
voetnoot(4)
- In 1879. Zie Handelingen der Maatschappij, blz. 22.
-
voetnoot(1)
- In 1909. Hij deed het nut kennen dat er steekt, voor het aanleeren van het Nederlandsch en de ontwikkeiing van het verstand, in eene welverzorgde vertaling uit de Latijnsche en Grieksche schrijvers. Op deze hoogst nuttige voordracht volgde eene belangrijke bespreking, waar de opzieners van het middelbaar staatsonderwijs Dr. L. Goemans en Dr. A. Habets en de eere-hoofdschoolopziener Jan Kleyntjens aan deelnamen. Zie Dietsche Warande en Belfort, 1909, blzz. 265-275.
-
voetnoot(2)
- In 1881. Prof. Heremans, die deze vraag stelde, merkte op dat enkele uitgaven drukken: naar eigen lust, en dacht dat zoo wellicht het vers diende gelezen. - Dr. Roersch verwierp deze tweede, latere lezing. Hij legde als volgt Vondels woorden uit: Had Apollion zich kwijt of los gemaakt in zijne verplichtingen, dat is, in, gedurende zijnen last; dus had Apollion zijne verplichtingen vrijwillig met den voet getreden. - Voor prof. Willems was de zin de volgende: Had zich Apollion, vóór hij op aarde, in 't Paradijs, beneden kwam, reeds losgemaakt van de op hem drukkende plichten... - D. Claes staafde deze beide laatste meeningen door te wijzen op de beteekenis van 't ww. kwijten: zich los-, vrijmaken van lasten of verbintenissen, zich ontlasten; als b.v. in ‘ende hij kweette al de eerstgeboornen van hunne zonden.’
-
voetnoot(3)
- In 1905. Zie Handelingen der Maatschappij, blzz. 106-115.
-
voetnoot(4)
- In 1908. Hij weidde vooral uit over de voordrachten van prof. Hesseling en van prof. de Groot: de eerste behandelde het Grieksch en het Nederlandsch, - de tweede, Land- en Volkenkunde. M. Tombeur wees ten slotte op het nut van deze vacantieleergangen voor studenten en leeraars.
-
voetnoot(1)
- Tot in 1905 waren de zittingen vóór den noen (te 11 uren tot in 1883, te 11 1/2 van 1883 tot in 1904), van 1905 te 2 uren namiddag; van in 1895 altijd in de Halle te Leuven; tot in 1903 op den Zondag. - Vóór 1895 hadden de zittingen gewoonlijk plaats te Mechelen, somtijds toch elders, b.v. te Antwerpen, Gent, Brussel en Leuven, - in welke steden men, in 't begin vooral, ook op het stadhuis bijeenkwam. Maar, waar of wanneer men ook vergaderde, steeds is er na de zitting eene gezellige niet-officiëele samenkomst in een gasthof geweest.
-
voetnoot(2)
- Bij het hooger (blz. 980) gezeide over het doel der Maatschappij voegen wij nog het volgende:
In het eerste Driejaar lijksch Verslag, waar prof. Heremans sprak van degene, verschillend verbogen door hem en door prof. P. Willems (zie blz. 1013), lees ik: ‘... Te dezer gelegenheid werd in grondbeginsel aangenomen dat, om de eenparigheid in het schrijven der Nederlandsche taal, - de gemeenschappelijke taal van Noord en Zuid, - te bevorderen, men steeds zou trachten, aleer door de Maatschappij eene beslissing werd genomen, zich over het betwiste punt met de Redactie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal te verstaan.’ (Zie Archief der Maatschappij.)
Over de kwestie der geslachten zie hooger blz. 1010; zie ook de Handelingen der Maatschappij, blz. 12, en het verslag eener zitting in De Toekomst, 1871, blz. 57.
Over het Zuidnederlandsch taaleigen: In eenen brief door Th. Roucourt aan Gezelle en de Bo, op last der Maatschappij geschreven den 7 Mei 1870, staat er o.a.: ‘... Het is om uwe grieven en de onze tegenover Noord-Nederland te doen gelden, en middelen te beramen om aan het West-Vlaamsch, gelijk aan het Vlaamsch der overige provinciën recht te doen wedervaren, dat de Zuidnederlandsche Maatschappij tot stand gekomen is...’ (Archief).
Allen wenschten eenheid met Noord-Nederland, maar allen waren toch van gevoelen dat eenheid moest steunen op onderzoek en toenadering van beide kanten. Zie hooger nog blz. 999 (6e nota), blz. 1000 (5e nota), blz. 1009 (3e nota).
En zoo verstond het ook prof. Mathias de Vries zelf, wiens toegevende antwoorden over de hem voorgelegde betwiste punten meermaals door Heremans vermeld werden. Ook J. van Beers doelt er op in een schrijven aan Th. Roucourt (Archief).
Over de kwestie der uitspraak van de gemengde of scherplange ee en oo ondervond ik dezelfde breede gedachten vanwege de Noordnederlanders M. de Vries, Kern, J. te Winkel, Hofdijk, Mensinga, Johan Winkler, N. Beets, ten Kate enz. (zie mijn werkje Verschil in uitspraak..., Gent, Siffer, 1891), alsmede voor mijne verhandeling over weerd en waard, hert en hart, bie en bij, vanwege de opstellers van 't Woordenboek der Nederlandsche Taal G.J. Boekenoogen, A. Kluyver en A. Lodewyckx (zie Eenige Regeltjes, Lier, 1908, blz. 92). Die allen verstaan gezeide ‘eenheid’ anders dan menige Vlaming, ‘veel meer verhollandscht dan de Hollanders zelven’ (ibid., blz. 90)!
-
voetnoot(1)
- B.v. in: De Toekomst, Nieuwe School- en Letterbode, Jong Vlaanderen, Vlaamsche Kunstbode, S. Cassianusblad, Dietsche Warande en Belfort, Annuaire de l'Académie Royale de Belgique, Verslagen der Koninklijke Vlaamscke Academie, Handelingen der Maatschappij.
-
voetnoot(2)
- 1200 fr. (1875), 1200 fr. (1800), 1200 fr. (1885), 600 fr. (1886), 1000 fr. (1887), 1125 (1898), 500 (1904).
-
voetnoot(3)
- Twee wedstrijden voor Vlaamsche Idiotismen en één voor oude onuitgegeven liederen. Zie hooger blzz. 995 en 998.
-
voetnoot(4)
- 2510 fr. (Hagelandsch Taaleigen, door J.F. Tuerlinckx). 1169 fr. (Haspengouwsch Taaleigen, door A. Rutten), 1996 fr. (Oude Liederen, verzameld door Jan Bols).
-
voetnoot(1)
- Nr 1 verscheen in 1906, nr 2 in 1908 (beide te Antwerpen, bij Jan Boucherij).
-
voetnoot(3)
- Voor de betoogingen ter eere van Hoffmann v.F. (1871) 100 fr., van Conscience (1881) 100 fr., van Vr. Courtmans (1886) 50 fr., van Coremans (1889) 25 fr., - ter gedachtenis van Fr. de Cort, om eene kroon te leggen bij zijn borstbeeld (1895), 25 fr. - Hier zij bijgevoegd dat er, sedert 1877, 200 fr. 's jaars besteed wordt tot gedeeltelijke vergoeding van de reiskosten der op de zittingen aanwezige leden.
-
voetnoot(4)
-
Lijst der bestuurleden.
Eerevoorzitters: |
J.H. Bormans (1870-1878). |
|
H. Conscience (1879-1883). |
|
J.F.J. Heremans (1883-1884). |
Voorzitters: |
J.F.J. Heremans (1870-1881). |
|
P. Willems (1881-1898). |
|
P. Alberdingk Thijm (1898-1904). |
|
D. Claes (1904-7 Meert 1910). |
|
Jan Kleyntjens (sedert 27 Juni 1910). |
Ondervoorzitters: |
P. Willems (1870-1881). |
|
D. Claes (1881-1904). |
|
H. Sermon (1904: H. Sermon overleed datzelfde jaar). |
|
A. de Cock (1905: A. de Cock nam zijn ontslag als ondervoorzitter den 11 Meert 1909). |
|
J. Kleyntjens (11 Meert 1909-27 Juni 1910). |
|
De opvolger werd nog niet benoemd. |
Secretarissen: |
Th. Roucourt (1870-1876). |
|
Jan Bols (1876-1881). |
|
Pol de Mont (1881-1885). |
|
J. Muyldermans (1885-1900). |
|
Jan Boucherij (sedert den 22 April 1900). |
Schatbewaarders: |
Th. Roucourt (1870-1876). |
|
Jan Bols (1876-1905). |
|
Jan Boucherij (sedert den 26 October 1905). |
|