Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1910

[p. 697]

Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde.

Over soortelijk gewicht en watergehalte van het brood, door de heeren Dr. A.-J.-J. Vandevelde, bestuurder van het Gemeentelaboratorium en leeraar aan de Voedingsvakschool te Gent, en A. Revijn, leerling aan genoemde school. (Zevende mededeeling uit het Chemisch en Bacteriologisch Laboratorium en de Voedingsvakschool, te Gent.)
Verslag van den heer Prof. Dr. J. Mac Leod.

Dit werk getuigt alweer van de vruchtbare bedrijvigheid die Dr. A.-J.-J. Vandevelde in zijne omgeving weet op te wekken en waaraan hij zelf een zoo krachtig aandeel heeft.

De voor ons liggende mededeeling sluit zich aan bij een vroeger verschenen opstel Over den invloed van hulpmeel en hulpgist op de broodgisting (Vandevelde en Masson, in Verslagen en Mededeelingen der Koninklijke Vlaamsche Academie, 1907), waarin een nieuwe methode werd beschreven om het uitwendig soortelijk gewicht van het brood te bepalen. In het handschrift dat thans voor ons ligt wordt dit onderwerp uitvoerig besproken aan de hand van talrijke nieuwe proefnemingen en in verband met het watergehalte van het brood.

Wij stellen voor het werk van de heeren Vandevelde en Revijn door de Koninklijke Vlaamsche Academie te laten uitgeven.

Verzeepingsmethoden bij het onderzoek der voedingsvetten, door den heer Edmond Poppe, adsistent aan het Gemeentelaboratorium, te Gent. (Achtste mededeeling, als boven.)
Verslag van den heer Prof. Dr. J. Mac Leod.

Schrijver bespreekt vooreerst de verzeepingsmethode in 't algemeen; hij maakt daarbij gewag van een aantal dergelijke methoden die bij het onderzoek der voedingsvetten kunnen gebruikt worden. Zijne persoonlijke onderzoekingen werden uitgevoerd met zeven verschillende vetsoorten (botervet, reuzel,

[p. 698]

cocosvet; mengsel reuzel + cocosvet; id. reuzel + botervet; id. botervet + cocosvet; id. botervet + reuzel + cocosvet).

Op deze korte inleiding volgt het eerste hoofdstuk, waarin gehandeld wordt over het Doseeren van vluchtige oplosbare vette zuren (methode van Reichert-Meissl; id. gewijzigd door Leffmann en Beam en door V. André; methode van Iw. Schirokich; id. van L. Vandam; officieele methoden in verscheidene landen). Het tweede hoofdstuk is gewijd aan het Doseeren van vluchtige niet oplosbare vette zuren (methode van J. Wauters; id. van Ed. Polentske; id. van Muntz en Coudron; id. van L. Vandam; id. van L. Robin; id. van F. Hanus; officieele methoden in verscheidene landen). In het derde hoofdstuk wordt gehandeld over het Doseeren van niet vluchtige vette zuren (methode van Hehner; id. van Iw. Schirokich; id. gewijzigd door Henseval). In het vierde hoofdstuk worden talrijke Bijzondere Methoden besproken (Orla Jensen, Bellier, Aage Kirschner, Wijsman en Reijst, E. Hanus en Lad. Stekl, C. Paal en Conrad Amberger, R.K. Dons, R. Cohn, Edward Hinks, T.R. Hodgson, Partheil en Ferié, Avè-Lallemant, Juckenack en Pasternack, F. Van Leent, L. Labau, Bömer, M. Siegfeld.)

Schrijver heeft zich ten doel gesteld de talrijke gegevens over het onderzoek van voedingsvetten, die allerwegen in de wetenschappelijke letterkunde verspreid zijn, tot een geheel te vereenigen. Hij heeft zich echter geenszins beperkt tot het samenstellen eener compilatie; door het nemen van talrijke proefnemingen heeft hij zelf het onderwerp grondig bestudeerd. Zijne onderzoekingen werden uitgevoerd in het gemeentelaboratorium te Gent, onder de leiding van Dr. A.-J.-J. Vandevelde, die voor het hier besproken werk van den heer Poppe een kort voorbericht heeft geschreven. Dit is een voldoende waarborg voor de deugdelijkheid van het werk dat ons ter uitgave wordt aangeboden. Wij stellen voor dat het werk van den heer Poppe door de Koninklijke Vlaamsche Academie uitgegeven worde, met de overtuiging dat hierdoor aan talrijke belanghebbenden een dienst zal bewezen worden.

Wij verzoeken den Schrijver eene inhoudstabel bij zijn werk te voegen. Een alphabetische lijst der aangehaalde Schrijvers, met de aanwijzing van de bladzijde waar hunne werken vermeld worden, ware eveneens zeer welkom.