| |
| |
| |
Vergadering van 3 Augustus 1910.
Aanwezig de heeren: Prof. Ad. de Ceuleneer, bestuurder, Is. Teirlinck, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Gustaaf Segers, Prof. Dr. Willem de Vreese, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Prof. Dr. C. Lecoutere, Victor dela Montagne, en Mr. Paul Bellefroid, werkende leden.
De heeren Dr. H. Claeys, Mr. Edw. Coremans en Prof. Dr. Julius Mac Leod, werkende leden, alsmede de heeren R. vanden Berghe en Dr. Is. Bauwens, briefwisselende leden, hebben laten weten, dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de Juli-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
Daarop wenscht de Heer Bestuurder den heer Mr. Paul Bellefroid geluk met zijne benoeming tot werkend lid der Academie. - De heer Bellefroid zegt dank voor den vriendelijken welkomgroet, en belooft, evenals zijn voorganger Des. Claes zaliger, een trouw lid der Academie te zijn en zijn beste krachten te haren dienste te stellen.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Tijdschriften. - Bulletin des Commissions royales d'art et d'archéologie, 48me année, nos 1-4. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, nos 6-7, 1910. - Bulletin des musées royaux, no 5, 1910. - Arbeidsblad, nr 10, 1910.
| |
| |
Door den Oudheidskundigen kring der Stad en des voormaligen Lands van Dendermonde:
Gedenkschriften. Tweede reeks, d. XIV, 1e aflev.
Door de Reale Accademia dei Lincei, te Rome:
Atti della R. Accademia dei Lincei. Anno CCCVII, 1910. - Rendiconto dell' Adunanza solenne del 5 Giugno 1910. Onorata dalla presenza delle LL. Maesta il Re e la Regina. Vol. II. Roma 1910. - Rendiconti della Reale Accademia dei Lincei, Classe di Scienze morali, storiche e filologiche. Serie Quinta, vol. XIX, fasc. 3o-4o.
Door den heer Jan Broeckaert, werkend lid, te Dendermonde:
Broeckaert (Jan). - Nieuwe bijdrage tot de geschiedenis der O.-L.-Vrouwkerk van Dendermonde, door Jan Broeckaert. Dendermonde, 1910. - Testament van den Kanunnik Jan van Calendries.
Door den heer Jan Boucherij, werkend lid, te Antwerpen:
Sabbe (M.). - Hooggetij. Vaderlandsche Kindercantate voor koren en symfonisch orkest. Gedicht van Mauritz Sabbe. Muziek van Edward Keurvels (Klavierbewerking van Willem de Latin). Antwerpen, z.j.
Door den heer Dr. E. van Oye, briefwisselend lid, te Oostende:
Oye (Dr. Eugeen van). - Hymne aan Breidel en de Coninc. Op verzoek der Stedelijke Regeering van Brugge gedicht door Dr. Eugeen van Oye. Bekroond Muziek van August Reyns. Uitgevoerd te Brugge den 15 Augusti 1887. Zang met klavierbegeleiding. Brugge, z.j.
Door den heer Dr. P.J. Blok, buitenlandsch eerelid te Leiden:
Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verzameld en uitgegeven vroeger door Mr. Is. An. Nijhoff, P. Nijhoff, Dr. R. Fruin en Dr. P.L. Muller, thans door Dr. P.J. Blok, hoogleeraar te Leiden. IVe Reeks, dl IX, afl. 1-2. 's-Gravenhage, 1910.
Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen:
La Vie diocésaine. Bulletin du diocèse de Malines. Tome IV, fascicule VII, Juillet 1910.
Door de Redactie:
Répertoire d'Art et d'Archéologie; dépouillement des périodiques français et étrangers. 1e année, 1910. Premier Trimestre. - Het Boek, Juli 1910. - Onthoudersblad, nr 7, 1910.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Veröffentlichungen der Gesellschaft für Typenkunde des XV. Jahrhunderts. Vol. III, 1909. Fasc. III. Taf. 221-250. Im Auftrage der Gesellschaft herausgegeben von Konrad Haebler und Ernst Voulième. Leipzig, z.j.
| |
| |
Zentralblatt für Bibliothekswesen. XXVII Jahrgang, 7. u. 8. Heft, Juli-August 1910.
Sint-Lacas, nr 12, 1910.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Tijdschriften. - Biekorf, nr 14, 1910. - Bijdragen tot de geschiedenis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, Juli 1910. - De Katholiek, Aug.-Sept. 1910. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 5, 1910. - De Maasgouw, nr 2, 1910. - Les Marches de l'Est, nr 4, 1910. - Neerlandia, nr 7, 1910. - Het Katholiek Onderwijs, nr 10, 1910. - De Opvoeder, nrs 21-22, 1910. - De Schoolgids, nrs 29-30, 1910. - Dietsche Warande en Belfort, nr 7, 1910.
Ingekomen brief. - Daarna stelt de Bestendige Secretaris de Vergadering in kennis met den volgenden ingekomen brief:
Verkiezing der briefwisselende Leden. - Brief van 27 Juli, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten aan de Academie afschrift stuurt van het Koninklijk Besluit van 11 Juli, houdende goedkeuring der verkiezing van de heeren Dr. Jozef Mansion, R. vanden Berghe en Dr. Is. Bauwens tot briefwisselende leden.
***
Ambtelijk Comiteit voor Tijdschriften bij de Wereldtentoonstelling te Brussel. - De heer Bestuurder, Prof. Ad. de Ceuleneer, doet aan de Vergadering de volgende mededeeling: De Academie had mij belast een gehoor te vragen aan den Minister van Nijverheid en Arbeid, tevens aan den Minister van Wetenschappen en Kunsten. Op 21 Juli heb ik een brief aan beide Ministers gestuurd; en, daar ik, na acht dagen, geen antwoord bekwam, schreef ik nogmaals den 28 Juli. Ik ging den 30 naar het Ministerie van Wetenschappen en
| |
| |
Kunsten en vernam van den Kabinetsoverste dat de Heer Minister met verlof was gegaan. Den zelfden dag ontving ik van den Heer Minister Hubert een brief, in 't Fransch opgesteld, meldende dat zijn Kabinetsoverste mij den 3 Augustus zou ontvangen om over de zaak van het Comiteit voor Tijdschriften te spreken. Ik heb aan den Heer Mavaut het volgende gezegd:
‘Het Comiteit voor Tijdschriften, bij Koninklijk Besluit van 12 April ingesteld, bestaat slechts uit vertegenwoordigers van Fransche Tijdschriften. Dit is kwetsend voor het Vlaamsche volk. In het Vlaamsch worden er wellicht meer tijdschriften gedrukt dan in het Fransch; en, zekere Vlaamsche tijdschriften worden op meer exemplaren getrokken dan de Revue numismatique en zelfs dan de Revue générale en de Revue de Belgique. Daar de Koninklijke Vlaamsche Academie de letterkundige belangen van het Vlaamsche volk heeft te verdedigen, werd, in vergadering van 20 April, op voorstel van Jhr. Nap. de Pauw, besloten schriftelijk bij den Heer Minister daartegen in verzet te komen. De brief werd den 20 April aan den Heer Minister gestuurd; sedert dien heeft het Bestuur der Academie tweemaal geschreven om een antwoord te bekomen en ik heb ook tweemaal moeten schrijven om in gehoor ontvangen te worden.’
De Heer Mavaut vroeg mij wat de Academie verlangde. Ik antwoordde: dat de miskenning zou hersteld worden, door het benoemen in het Comiteit van een zeker getal vertegenwoordigers van Vlaamsche Tijdschriften. De heer Kabinetoverste zegde mij dat hij dit verlangen aan den Minister zou mededeelen. Ik vestigde alsdan zijne aandacht op de noodzakelijkheid deze benoemingen zoo spoedig mogelijk te doen, daar het anders te laat zou zijn. Ik eindigde met aan den Heer Mavaut te vragen, zoodra het Koninklijk Besluit zou afgekondigd zijn, er aan de Academie kennis van te
| |
| |
willen geven, en dit wel in een brief in 't Vlaamsch opgesteld; want, voegde ik er bij, de Heer Minister heeft mij in het Fransch bericht gegeven dat ik u heden zou kunnen spreken; nu zulke handelwijze strookt niet met de bepalingen der wet van 1878, die bepaalt dat het Middenbestuur in 't Vlaamsch op Vlaamsche brieven heeft te antwoorden. Ik hoop dus dat in 't kort dit besluit zal verschijnen en dat wij alzoo voldoening zullen bekomen.
| |
Mededeeling namens Commissïën.
1o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. De heer Karel de Flou, secretaris, legt het hierondervolgende verslag ter tafel over de morgenvergadering van 20 April ll.:
Jhr. Mr. Nap. de Pauw stelt als uit te schrijven prijsvraag voor, de aanvulling van de Bibliographie der Middelnederlandsche schriften, indertijd door den heer L. Petit uitgegeven, en wijst op de dringende noodzakelijkheid van het volledigen van dat handboek voor het tijdstip 1887-1910. - Er wordt hierop opgemerkt, dat de heer Petit voornemens is zijn werk voort te zetten.
De heer K. de Flou stelt de Vergadering in kennis met den wensch door Baron J. de Bethune, van Kortrijk, uitgesproken, om het werk van zijn overleden broeder, ons Medelid, door een of ander lid der Commissie te zien voortzetten, of liever van meet-af heraanleggen, namelijk een Woordenboek voor Middelnederlandsche vaktermen betreffende metselwerk, steen- of beeldhouwerij, timmer- en schrijnwerk, molenbouw, waterwerken, enz., waarvoor ons afgestorven Medelid menige nota's verzameld had. - Er wordt besloten dit voorstel voor het oogenblik zonder gevolg te laten, wijl er blijkbaar niemand is, die over het noodige materiaal beschikt om zulk een arbeid, hoe gewenscht dan ook, aan te vatten.
De heer Edw. Gailliard deelt een brief mede van den heer Dr. Martin, uit Straatsburg, die ons voorstelt een fragment van een leerdicht, 120 versregels, uit te geven. - Er wordt besloten het fragment ter inzage te vragen.
| |
| |
De heer Is. Teirlinck wijst op nr 1480 van den Catalogus van Gouda-Quint, te Arnhem, waarbij een hs. van Reinaert de Vos, beslaande 286 blzz., te koop wordt geboden. - De Commissie beslist dat dadelijk inlichtingen zullen gevraagd worden.
Vervolgens legt de heer K. de Flou het verslag ter tafel over de morgenvergadering den 15 Juni gehouden:
Door den heer A. Ganderheyden, te Hilversum (Noord-Nederland), is tot het Bestuur de vraag gericht, of de Academie den inhoud van een Middelnederlandsch handschriftje, bestaande uit een Heiligenkalender, benevens raadgevingen van allerlei aard, onder hare uitgaven zou willen opnemen. De heer Bestendige Secretaris heeft den heer Ganderheyden ingelicht en hem uitgenoodigd zijn werk in te zenden. Vandaar dat de dagorde het benoemen eener Commissie van beoordeeling behelst. Daar de heer Ganderheyden tot nog toe het hem door de Academie gevraagde nader bescheid niet heeft laten toekomen, moet de zaak wel verdaagd worden.
Naar aanleiding van een schrijven van den Weled. heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, wordt vervolgens de zaak van het Honorarium voor uitgave van Middelnederlandsche teksten breedvoerig besproken.
2o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taalen Letterkunde. - De heer Th. Coopman, secretaris, brengt verslag uit over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Daaruit blijkt, dat op verslag van de heeren Prof. Dr. J. Mac Leod en Is. Teirlinck, de Commissie aan de Koninklijke Vlaamsche Academie mag voorstellen de verhandelingen: Over soortelijk gewicht en watergehalte in het brood, door Dr. A.-J.-J. Vandevelde en A. Revyn, alsmede over Verzeepingsmethoden... door Edmond Poppe, uit te geven. - (Goedgekeurd. De verslagen der heeren verslaggevers zullen in de Verslagen en Mededeclingen opgenomen worden.) (Zie op blzz. 697-698, en verder op blzz. 747-752 en 753-807.)
Ten slotte, deelt de heer Th. Coopman mede dat de eerw. heer J. Bols eene verhandeling heeft voorge- | |
| |
lezen over de uitgave van Brieven van en aan Zuidnederlandsche schrijvers en dat de Commissie verzoekt dat de Academie het stuk zou laten drukken in hare Verslagen en Mededeelingen. - (Aangenomen.) (Zie op blzz. 699-710.)
3o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bioen Bibliographie. - De heer Jan Broeckaert deelt aan de Vergadering mede, dat de Commissie, op verslag van hem en van den heer Prof. Dr. Willem de Vreese, beslist heeft aan de Academie voor te stellen de verhandeling: Geschiedenis der Abdij van Ninove, door den eerw. heer Ernest Soens aan de Academie aangeboden, onder hare uitgaven op te nemen. - (Aangenomen, onder voorbehoud dat Schrijver gevolg en voldoening zal geven aan de aan- en opmerkingen door de verslaggevers gedaan. - De verslagen van de heeren Jan Broeckaert en Prof. Dr. de Vreese zullen in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen worden.) (Zie beneden op blzz. 711-717.)
| |
Dagorde.
1o) Commissie tot het voorstellen van Prijsvragen. Verslag (30 Juli), door den heer Th. Coopman, secretaris der Commissie. - Vaststelling der uit te schrijven prijsvragen en bepaling der toe te kennen prijzen. (Ingevolge art. 50 van de Wet der Academie, werd het verslag gedrukt en vóor de Augustus-vergadering aan de heeren werkende Leden vertrouwelijk medegedeeld.) - De heer Th. Coopman leest zijn verslag over de werkzaamheid der Commissie. De volgende prijsvragen worden door de Vergadering aangenomen:
| |
Voor 1913.
Gewesttaal.
Klankleer van het Gentsch dialect.
Prijs: 600 fr., of een gouden gedenkpenning van gelijke waarde.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1912.
| |
| |
| |
Voor 1915.
Middelnederlandsch.
Klankleer van het Hollandsch dialect in de middeleeuwen.
Prijs: 600 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1914.
| |
Voor 1916.
Kunstgeschiedenis.
Planten en dieren in de randversieringen van de Vlaamsche verluchters uit de 14de, 15de en 16de eeuw. (Nomenclatuur, identificeering, chronologie, stileering.)
Prijs: 1000 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1915.
| |
Voor 1916.
Vak- en Kunstwoorden.
Een volledige vakwoordenlijst over de Hoppeteelt, met opgave van de Fransche, Duitsche en Engelsche benamingen.
Prijs: 400 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1915.
| |
Voor 1916.
Middel- en Nieuwnederlandsch.
Geschiedenis der voorzetsels bij het oorzakelijk voorwerp.
Prijs: 600 fr.
Te beantwoorden uiterlijk 10 December 1915.
(Men zie, op blzz. 737-746, de volledige lijst der prijsvragen door de Academie voor 1911 en volgende jaren uitgeschreven.)
2o) Lezing door den heer Dr. Jac. Muyldermans: Het leven en de schrijften van P.-F. De Voght. - Pieter-Frans De Voght, oud-leeraar aan het Klein Seminarie van Mechelen, was van Aartselaar geboortig (1810); hij studeerde aan 't Athenaeum van Antwerpen; werd, na zijne priesterwijding (1833), aan 't Klein Seminarie te
| |
| |
Mechelen benoemd, waar hij tot 1849 doceerde; verbleef later te Antwerpen, doch een kwijnende ziekte hield hem, de laatste dertig, veertig jaren zijns levens, van alle ernstig werk verwijderd. Hij overleed te Mechelen, den 2 September 1895. Tijdens de jaren '40 was hij druk werkzaam op het gebied van letterkunde en muziek, en wat hij toen gewrocht heeft, al zijn het meestendeels nog gelegenheidsdichten, verdient niettemin dank en waardeering. Wanneer men ze beschouwt, rekening houdend met den toenmaligen tijd, mag men van De Voght getuigen dat hij goed werk verricht heeft, en dat zijn naam dient in eere te blijven.
Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering, dat de lezing van den heer Dr. Muyldermans in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
De vergadering wordt te 4 uur gesloten.
|
|