Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1910
(1910)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koninklijke Vlaamsche Academie.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is de omgeving nog steeds Fransch, en de plaats die aan onze taal wordt toegekend is geheel onvoldoende. De vrienden van onze taal hebben dikwijls de bovenstaande klachten laten hooren; wij willen geen enkel oogenblik de gegrondheid van die klachten betwisten. Wij willen echter de vraag stellen of het niet mogelijk zou zijn met de thans bestaande, alleszins onbevredigende wetten en programmas beter werk te verrichten dan gedaan wordt. Wij willen onderzoeken of zij, die met het onderwijzen van onze taal zijn belast, het noodige doen om hunne taak zoo goed mogelijk te volbrengen. Beschouwen wij vooreerst het lager onderwijs. In alle beschaafde landen wordt begrepen dat de veredeling der moedertaal een doeltreffend middel is tot veredeling van het volk, en overal wordt die veredeling beschouwd als eene zaak van het hoogste belang. In vele onzer lagere scholen heerscht eene gewoonte, die elken vooruitgang in den weg staat, nl. het gebruik van plaatselijke tongvallen of dialecten. Te Gent hooren wij onderwijzers en onderwijzeressen spreken van den travers van de route, - een toeie voiture, - stekskes, - een vorte peere, - de vust van 't dak, - een maxime (machine), enz.!! In duizenden lagere scholen wordt het onderwijs gegeven in een minder beschaafde taal, die soms weinig verschilt van de taal die gesproken wordt in de achterbuurten der steden en door de lagere volksklasse ten platte lande. Dit is een ware kanker. Wij noemen het een kanker als b.v. een leerling berispt wordt omdat hij spreekt van zijne pet, als de onderwijzer hem leert dat hij moet spreken van zijne klakke! Sommige onderwijzers en onderwijzeressen maken uitzondering op den regel, vooral onder de jongeren, maar dat is tot nog toe eene minderheid. De wonde die wij hier blootleggen wordt zorgvuldig verborgen, en hetgeen wij hier hebben neergeschreven zal misschien heftig tegengesproken worden. Men meene nochtans niet dat wij overdrijven. Het is een feit dat talrijke onderwijzers en onderwijzeressen meer of minder aan 't stotteren gaan als zij een gesprek in 't Nederlandsch moeten voeren. Blijkbaar moeten zij zich daarbij gestadig inspannen; dit zou zeker niet het geval zijn, waren zij werkelijk gewoon in 't Nederlandsch onderwijs te geven, - hetgeen door allen wordt beweerd! Er is trouwens geen beter middel om te weten wat in eene school gebeurt dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de leerlingen te ondervragen: wie dit middel wil gebruiken zal weldra ondervinden dat het misbruik dat wij hier aanklagen in zeer talrijke lagere scholen heerscht. Men mag de dialecten nog zoo zeer bewonderen en liefhebben; men mag de natuurlijkheid der dialecten tegenover de zoogenaamde kunstmatigheid der schrijftaal plaatsen; men mag ingenomen zijn met sommige letterkundige voortbrengselen die in dialect zijn geschreven, - dit alles neemt niet weg dat de toestand die in ons lager onderwijs heerscht aanleiding geeft tot noodlottige gevolgen, en een hinderpaal is op den weg van den vooruitgang. Een oogenblik nadenkens zal ons dit leeren inzien. Aan het onderwijs der moedertaal worden thans eischen gesteld die vroeger in veel geringere mate bestonden. Er is immers, sedert enkele tientallen jaren, in de huishouding der volkeren iets nieuws ontstaan, nl. het vakonderwijs. Vroeger bestonden lagere, middelbare en hoogescholen. De eerste vakscholen, die reeds van oudsher op wetenschappelijke grondslagen werden ingericht, waren de geneeskundige faculteiten der hoogescholen. Later ontstond de polytechnische school; door het oprichten van nijverheidsscholen, die als 't ware lagere polytechnische scholen zijn, werd vakonderwijs in ruimere kringen verbreid. Thans worden voor alle bedrijven vakscholen opgericht: scholen waar timmerlieden, smeden, kleermakers, schoenmakers, koetsiers worden gevormd; scholen voor ziekenverplegers, hoogere, middelbare en lagere land- en tuinbouwscholen verrijzen in alle beschaafde landen. De vakschool is aldus niet bestemd voor eene minderheid, maar voor de onafzienbare menigte. De grondslagen van het vakonderwijs worden grootendeels ontleend aan de natuurlijke wetenschappen en aan de wiskunde: de smid, de timmerman, de kleermaker, de schoenmaker ontvangen onderwijs in de rekenkunst, in de meetkunde, in de werktuigkunde, in het teekenen. Het geheele landbouwonderwijs berust op de kennis van plantkunde, dierkunde, scheikunde, natuurkunde en rekenkunst. De uitbreiding die het onderwijs in sommige bedrijven reeds genomen heeft is werkelijk verbazend: het is b.v. voldoende kennis te maken met de programmas van de hoogere land- en tuinbouwschool te Wageningen en van een aantal Duitsche vakscholen om hiervan overtuigd te worden. Wetenschappelijke kennis is aldus geworden een middel tot het verkrijgen van het dagelijksch brood: de stoffelijke welvaart | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wordt aldus veel meer dan vroeger afhankelijk van de ontwikkeling van den geest. Door die nieuwe toestanden worden aan het taalonderwijs dringende eischen gesteld. De eenheid der taal over de geheele uitgestrektheid van het taalgebied dringt zich op als een maatschappelijke noodwendigheid. De leerling der vakschool moet over een voldoende kennis der taal beschikken om een leergang of een boek over zijn bedrijf te verstaan, zonder aldoor belemmerd te worden door woorden die hij niet kent of waarvan hij de beteekenis onvolkomen kent. Hij mag niet veroordeeld worden om gestadig te zoeken - pijnlijk te zoeken - naar de beteekenis van hetgeen hij hoort of leest. Het vakonderwijs blijft niet stilstaan: het gaat vooruit, met reuzenschreden vooruit. Wordt daarbij het dialect gebruikt, zoo wordt het gebruik van boeken die in de algemeene taal zijn geschreven, moeilijk; zoo wordt het bijna onmogelijk een bekwamen leeraar van eene provincie naar een andere te zenden. Het onderwijs blijft afhankelijk van plaatselijke hulpmiddelen; het wordt terneergedrukt en valt den slentergeest ten prooi. Dit is onvermijdelijk, en even onvermijdelijk is de bittere ontwaking die eenmaal volgen zal, als men in ons land eindelijk zal ontdekken welk kwaad men heeft gesticht en elken dag sticht. Ik tracht eene verzameling bijeen te brengen van Nederlandsche werken over tuinbouw: ik heb reeds meer dan 40 boeken bijeengegaard, waaronder het oudste dagteekent van 1905, en nog is mijne verzameling niet volledig. Hoe kunnen wij een dergelijke verzameling u tgeven in de taal die in de meeste onzer lagere scholen onderwezen wordt, nl. eene uitgave in 't Gentsch, een tweede in 't Antwerpsch, een derde in 't Brusselsch, een vierde in 't Brugsch? Moesten wij het beproeven, dan zouden wij te laat komen, want in de eerstvolgende jaren zullen er in 't Nederlandsch weer nieuwe boeken verschijnen, waarin alweer nieuwe uitvindingen, ontdekkingen en verbeteringen zullen vermeld worden. Die Nederlandsche boeken nu worden door onze belanghebbenden wel begrepen, maar op een onvolkomen wijze en ten koste van veel inspanning, omdat men in onze lagere scholen niet genoeg Nederlandsch, en te veel Vlaamsche dialecten onderwijst. Ik herhaal het nog eens: men mag nog zoo zeer onze dialecten bewonderen en met welgevallen de schilderachtige en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
pittige uitdrukkingen aanstippen waaraan sommige plaatselijke tongvallen zoo rijk zijn; men mag echter nooit uit het oog verliezen dat het onderwijs van de algemeene taal hoe langer hoe meer een maatschappelijke noodwendigheid wordt. Mochten de onderwijzers en de onderwijzeressen dit steeds indachtig zijn! Laten zij het ons vergeven als wij hun zeggen dat hunne gemakzucht aan hunne leerlingen onberekenbare schade berokkent. Zij spreken bij voorbeeld van: Scheikundige landvette, - potasch, - kamwiel, - top, - schoenlapper, - vliegenbeit, - koolbrander, - hovingbouw, - purper, - sukrioen, - betteraven, - pataten planten en uitdoen, - vijzen, - nagels, - botermelk, - zulle, - reep, - bru, - verdjuus, - ramelats, - paret, - rijzen, - mastebosch, - lucht, - kemp, - gruis, enz. terwijl hunne leerlingen later boeken zullen moeten lezen en voordrachten zullen bijwonen waarin zal sprake zijn van: Kunstmest, - kali, - tandrad, - tol, - vlinder, - kever, - tuinbouw, - paars, - zomergerst, - bieten, - aardappelen poten en rooien, - schroeven, - spijkers, - karnemelk, - drempel, - hoepel, - brij, - druiven, - radijs, - prei, - vallen, - dennenbosch, - licht, - hennep, - zemelen, enz. Elk dezer woorden zal voor hen een hinderpaal zijn, omdat de school verzuimt ze te leeren kennen en te gebruiken. Laten wij thans enkele woorden zeggen over het Middelbaar Onderwijs. Hier wordt door de meeste leeraars in de Nederlandsche taal goed, gewoonlijk zelfs voortreffelijk Nederlandsch gesproken; er wordt echter op een andere wijze gezondigd. Een zeer aanzienlijk gedeelte van den beschikbaren tijd (gewoonlijk drie uren per week) wordt aan de studie der taal onttrokken en aan de letterkunde gewijd. Ongetwijfeld is letterkunde hier op hare plaats, maar door vele leeraars wordt hierin overdreven. Een leerling onzer athenaea heeft talrijke letterkundige ontledingen gemaakt; hij heeft verzen van buiten geleerd van een aantal dichters, de levensbeschrijving hooren voordragen van Jan Frans Willems, Conscience, Ledeganck, Julius Vuylsteke en anderen; hij heeft herhaaldelijk uitweidingen bijgewoond over de Antwerpsche muziekschool, het Vlaamsche lied, het verval van Brugge, de Hanzesteden, Reuter en Klaus Groth, enz. maar gewoonlijk heeft men er niet aan gedacht hem b.v. de beteekenis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te leeren kennen van de volgende woorden: ooglid, - wimper, - bord, - grintweg, - keiweg, - pantser, - hevel, - zeef, - enkel (cheville), - hennep, - knol, enz. enz. Niet alle leeraars zondigen even erg, maar er wordt over 't algemeen te veel gezondigd, vooral in de hoogere klassen. De meeste leeraars vergeten dat de taal in de allereerste plaats een werktuig is, waardoor denkbeelden worden verworven en medegedeeld; zij behandelen de taal en de letterkunde als zaken die men aanschouwt en bewondert, terwijl hunne leerlingen behoefte hebben aan een goed werktuig. Zij gaan te werk alsof hunne leerlingen reeds Nederlandsch kenden: dit is echter slechts bij uitzondering het geval. De ware moedertaal der meeste leerlingen is dialect, ofwel een mengsel van dialect en Fransch, ofwel (vaak meer of minder bedorven) Fransch. Vele leeraars laten zich medeslepen door den wensch propaganda te maken ten gunste van onze taal. Men zal het hun niet ten kwade duiden als zij soms een opwekkend woord tot hunne leerlingen richten ten gunste van hun ideaal, maar hierin mag niet overdreven worden. Den beschikbaren tijd gebruiken om de leerlingen uit te rusten met een grondige kennis der taal is de beste propaganda, en de kennis der taal bestaat vooral in de kennis van talrijke woorden en uitdrukkingen. Laten wij onderzoeken hoe het gesteld is met de taalkennis onzer studenten, die de Hoogeschool bezoeken nadat zij zes of zeven jaar lang aan een athenaeum of een college een leergang in Nederlandsch hebben gevolgd. Onze Vlaamsche studenten kennen, op zeer zeldzame uitzonderingen na, genoeg (meer of minder dialectisch gekleurd) Nederlandsch om een gewoon gesprek in die taal te voeren; zoodra echter een niet alledaagsch onderwerp ter sprake komt gaat het veel moeilijker, omdat zij meestal niet genoeg Nederlandsche woorden en uitdrukkingen kennen. Wij laten hier enkele voorbeelden volgen: op 32 Vlaamsche studenten, die in 1908 aan de Gentsche Hoogeschool (eerste studiejaar) den leergang in de plantenkunde volgden, was er geen enkele die het woord rad kende; dienvolgens was de beteekenis der woorden raderwerk, - raderboot, - raderkast, - tandrad, - radbraken. enz. hun eveneens onvolkomen of niet bekend. Slechts één dezer studenten kende het woord zwam; vier hunner kenden het woord tonder; drie studenten kenden het woord knop (bourgeon); slechts 15 studenten kenden het woord lucifer! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voor de meeste studenten zijn de volgende woorden en uitdrukkingen op zijn minst genomen ongewoon: veredelen, - dweepzucht, - met iets dwepen, - begunstigen, - gerechtelijk, - gedrenkt, - verheerlijken, - uitweiden, - te vergeefs, - optreden, - kwart over acht, - woonstede, - woud, - eene voordracht houden, - spiegelbeeld, - omheining, - tamelijk, - tolkantoor, - puin storten, - oog om oog, tand om tand en tallooze andere. Hier hebben wij den vinger op de wonde gelegd: gebrek aan woordenkennis is de kwaal die dient bestreden te worden. Zeer veel kan in deze richting gedaan worden, onder de tegenwoordige omstandigheden, door een nuttiger gebruik te maken van den karig uitgemeten tijd die voor het onderwijs van het Nederlandsch beschikbaar is. Laten wij samenvatten: in de lagere school dient minder dialect en meer Nederlandsch gesproken te worden; in het middelbaar onderwijs dient het letterkundig gedeelte beperkt te worden ten gunste van het eigenlijk taalonderwijs, - en in alle scholen dient het taalonderwijs in de allereerste plaats te bestaan in het aanleeren van woorden en uitdrukkingen en van de nauwkeurige beteekenis daarvan. Al naar gelang de omstandigheden kan men daarbij de plaatselijke dialecten of het Fransch ter vergelijking gebruiken. De hoofdzaak is: Nederlandsche woorden bekend maken. Als voorbeeld laten wij hier een lijstje volgen van ettelijke dialectwoorden en Fransche woorden met de overeenkomstige (of verwante) Nederlandsche woordenGa naar voetnoot(1). De meeste vermelde dialectwoorden hebben wij hooren gebruiken te Gent; enkele te Antwerpen en in West-Vlaanderen. Voor elk gedeelte van ons taalgebied zou een dergelijke lijst kunnen samengesteld worden. Vele hier vermelde Nederlandsche woorden worden in een grooter of kleiner gedeelte van Vlaamsch-België algemeen gebruikt, terwijl zij in andere gedeelten onbekend zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wij onthouden ons van elke taalkundige beschouwing: onze eenige wensch is dat de aangegeven Nederlandsche woorden (en vele andere) beter bekend zouden worden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|