| |
| |
| |
Vergadering van 17 November 1909.
Aanwezig de heeren: Prof. Dr. W. de Vreese, bestuurder, Prof. A. de Ceuleneer, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Karel de Flou, Des. Claes, Gustaaf Segers, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck en Prof. Dr. C. Lecoutere;
de heeren V. de la Montagne en Frank Lateur, briefwisselende leden.
De heeren Dr. H. Claeys, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Mr. Edw. Coremans, Jhr. Dr. Karel de Gheldere en Prof Dr. Julius Mac Leod, werkende leden, alsook de heeren Omer Wattez en Dr. Leo Goemans, briefwisselende leden, hebben laten weten, dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De Bestendige Secretaris leest het verslag over de October-vergadering, dat wordt goedgekeurd.
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Ministère de l'Intérieur et de l'Agriculture. Administration de la Statistique générale. Catalogue de la Bibliothèque de la Commission Centrale de Statistique. Tome V. Ouvrages concernant la Hollande, l'Allemagne, l'Autriche-Hongrie, la Suisse et l'Italie. Bruxelles, 1909.
Maillet (H.). - Bibliothèque de la Faculté de Philosophie et Lettres de l'Université de Liége. Fascicule XVI. L'Eglise et la répression sanglante de l'hérésie, par Henri Maillet. Edité, avec préface et notes, par Karl Hanquet. Liège. 1909.
Waltzing (J.-P.) - Bibliothèque de la Faculté de Philosophie et Lettres de l'Université de Liége. Série grand in-8o (Jésus). Fascicule III. Lexicon Minucianum, composuit J.-P. Waltzing; praemisit novam Octavii recensionem. Liége, 1909.
| |
| |
Tijdschriften. - Bibliographie de Belgique, 1909. Première partie: Livres, nos 19-20; deuxième partie: Publications périodiques, nos 19-20. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, nos 8-9, 1909. - Revue de l'Université de Bruxelles, no 1, 1909-1910. - Arbeidsblad, nrs 18-19, 1909. - Maandschrift van het Beheer van Landbouw, nrs 9-10, 1909.
Door het Leesgezelschap van Hasselt:
Limburgsche Bijdragen. Uitgegeven door het Leesgezelschap van Hasselt. Jaargang 1906-1907. Hasselt, 1907.
Id. 1907-1908. Hasselt, 1908.
Door de Société Liégeoise de Littérature Wallonne, te Luik:
Bulletin de la Société Liégeoise de Littérature Wallonne. Tome 52, 1re partie (Littérature).
Door de Commissie van Advies voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Rijksarchief. Den Haag:
Colenbrander (Dr. H -T.). - Ontstaan der Grondwet. Bronnenverzameling uitgegeven door Dr. H.-T. Colenbrander. Tweede deel, 1815. 's Gravenhage, 1909.
Door de Königliche Gesellschaft der Wissenschaften, te Göttingen:
Nachrichten von der Königlichen Gesellschaft der Wissenschaften zu Göttingen. - Geschäftliche Mitteilungen. 1909. Heft 1. - Philologisch-historische Klasse, 1909. Heft 2.
Door de Universitets-Biblioteket te Lund (Zweden):
Lä rjungar. - Hïstoriska Studier, tillägnade Professor Harald Hjä rne, hans sextioårsdag den 2 Maj 1908 af Lä rjungar. Uppsala en Stockholm, z.j. (1908.)
Door de Reale Accademia dei Lincei, te Rome:
Rendiconti della Reale Accademia dei Lincei, Classe di Scienze Morali, Storiche e Filologische. Serie Quinta, Vol. XVIII, Fasc. 1o-3o.
Door den heer Edw. Gailliard, bestendigen secreraris der Academie, te Gent:
Gailliard (Edw.). - Het woord ‘Stragiers’, door Edw. Gailliard, eere-archivaris van den Staat, bestendigen secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie. Gent, 1909.
Door den heer Jan Broeckaert, werkend lid der Academie, te Dendermonde:
Vincent A.). - Cercle archéologique de la ville et de l'ancien pays de Termonde Publications extraordinaires, no XI. - Tables (Annales. - 1re série 1863-1867. - 2e série, T. I-XII. - Publications extraordinaires nos I-X), par Auguste Vincent. Termonde, 1909.
| |
| |
Broeckaert. (Herman). - Kneepverzekens. Dendermonde, z.j.
Broeckaert (J.). - De Veertol van Dendermonde en de abdij van Boudeloo. z.p.n.j.
Wytsman (Klemens). - Le Siège de Termonde de 1667. Cantate. Paroles et musique de Klemens Wytsman. Z.p.n.j.
Door den heer J. Muyldermans, werkend lid der Academie, te Mechelen:
M*** (Jules). - Petite Biographie des acteurs et actrices de Bruxelles, par M. Jules M***, dédiée à ces Messieurs et à ces dames du Théâtre, par J. Fremolle, éditeur de l'ouvrage. A Bruxelles, se trouve chez J.-A. Lelong, Libraire, près du Poids de la ville no 43. 1829.
Historie van de Hertogelijke Kerk van Alsemberg en van 't wonderbeeld van Onze-Lieve- Vrouw aldaar bewaard. Brussel, 1869.
De Toestand der Parochiale Scholen van Antwerpen. (Zelfde titel in 't Fransch) Antwerpen, z.j.
Duplessy (M.-J.). - Le guide indispensable du voyageur sur les chemins de fer de la Belgique. Ouvrage rédigé sur des documents authentiques, contenant, pour chaque route, avec l'indication des prix, des heures de départ, etc., la description de tous les lieux qui se trouvent sur la ligne des chemins de fer, et accompagné d'une carte de la Belgique et des plans des principales villes. Avec une notice sur Spa et sur les environs de Liége. Par M.-J. Duplessy. Dédié au Roi. Bruxelles. s.d. (1843.)
Door den heer J. Verdam, buitenlandsch eerelid der Academie, te Leiden:
Verdam (J.). - Middelnederlandsch Handwoordenboek, door J. Verdam, Hoogleeraar te Leiden. Aflevering 7. 's Gravenhage, z.j.
Door Z. Em. den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen:
La Vie diocésaine. Bulletin du Diocèse de Malines. Tome III, fasc. VIII, Octobre 1909.
Door den heer Eug. de Lepeleer, kanunnik, te Gent:
Lepeleer (Eug. de). - Dertienlinden. Dr. F.-W. Weber's ‘Dreizehnlinden’ overgedicht door Eug. de Lepeleer, kanunnik van St.-Baafs. Vierde, omgewerkte uitgaaf, met vier platen van J. Janssens. Sint-Niklaas, Gent, 1909.
Door den heer Paul van Oye, student, te Oostende:
Minerva, Revue de documentation relative à l'éducation et l'enseignement, avec un Bulletin bibliographique et une Revue des Revues. Paraît au moins tous les trimestres sous la direction de Edward Peeters (E.D.D.Y.), officier d'Académie. Ire Année, no 1, Octobre 1909.
| |
| |
Door den heer Arthur van de Velde, beambte aan het Provinciaal Bestuur, te Brugge:
Van de Velde (Arth.). - Société d'Émulation. Mélanges, II. Het Ambacht der Stoeldraaiers, Zeef- en Waslichtmakers, te Brugge, door Arth. yan de Velde. Brugge, 1909.
Door den heer P.-H. van der Kemp, te 's Gravenhage:
Van der Kemp (P.-H). - Maastrichts belegstaat van 1830-1839 onder generaal B.-J.-C. Dibbets, gedurende het eerste jaar der Belgische revolutie, door P.-H. van der Kemp. (Overdruk van het Orgaan der Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap, 1909-1910.) 's Gravenhage, 1909.
Door den heer P.-M. Schelling, te 's Gravenhage:
Schelling (P.-M.). - Technische termen in de Steenbakkerij. Door P.-M. Schelling. 's Gravenhage, 1909.
Door de Redactie:
Oudheid en Kunst, nr 3, 1909. - Het Boek, nr 12, 1909. - De Tuinbode, nrs 17 en 18, 1909. - Onthoudersblad, nr 9, 1909.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Halliwell (J.-O.). - The Voiage and Travaile of Sir John Maundevile, Kt. which treateth of the way to Hierusalem; and of marvayles of Inde, with other ilands and countryes. Reprinted from the Edition of A.D. 1725. With an introduction, additional notes, and glossary, by J.-O. Halliwell, Esq. F.S.A.. F.R.A.S. London, 1883.
Langlois (E.-H.). - Essai sur la calligraphie des Manuscrits du Moyen-âge et sur les ornements des premiers livres d'heures imprimés, par E.-H. Langlois, du Pont-de-l'Arche. Rouen, 1841,
Mastelinus (R.-P. Marcus). - Necrologium Monasterii Viridis Vallis ordinis canonicorum regularium S. Augustini, Congregationis Lateranensis, et Capituli Windezemensis, in nemore Zoniae propè Bruxellam. Auctore R.P. Marco Mastelino, Canonico Regulari, S. Theologiae Baccalaureo form. Bruxellae, z.j.
Zentralblatt für Bibliothekswezen. Begründet von Otto Hartwig. Herausgegeben unter Mitwirkung zahlreicher Fachgenossen des In-und Auslandes, von Dr. Paul Schwenke, Erstem Direktor der Königlichen Bibliotheken in Berlin. XXVI. Jahrgang, 10 Heft, Okt. 1909.
De Gids, November 1909.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de
| |
| |
Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf, nrs 20-21, 1909. - Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, nr 10, 1909. - Christene School, nrs 1-2, 1909-1910. - Dietsche Warande en Belfort, nr 10, 1909. - De Katholiek, nr 11, 1909. - Het Katholiek Onderwijs, nr 1, 1909-1910. - Korrespondenzblatt, nr 3, 1909 - Neerlandia, nr 10, 1909. - Onze Kunst, nr 11, 1909. - De Opvoeder, nrs 28-30, 1909. - De Opvoeding, nr 11, 1909. - De Schoolgids, nrs 41-44, 1909. - St.-Cassianusblad, nr 11, 1909. - Studiën, nr 3, 1909. - Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, nr 5, 1909. - De Vlaamsche Gids, nr 6, 1909. - Zeitschrift des Vereins für Volkskunde, nr 3, 1909.
Ingekomen brieven. - Daarna stelt de Bestendige Secretaris de Vergadering in kennis met de ingekomen brieven:
1o) | Te Deum op 15 November. - Brief van 8 November, waarbij de WelEdelgeboren Heer Baron de Kerchove d'Exaerde, Gouverneur der Provincie Oost-Vlaanderen, het Bestuur en de Heeren Leden der Academie tot het plechtig Te Deum uitnoodigt, dat, Maandag 15 dezer, te 11 uur, in de hoofdkerk van Sint-Baafs, ter gelegenheid van 's Konings naamdag zal gezongen worden. - De heeren Prof. Dr. Willem de Vreese, Prof. Ad. de Ceuleneer en Edw. Gailliard hebben de plechtigheid bijgewoond. |
| |
2o) | Marnix' Byencorf. Nieuwe uitgaaf. - Brief van 12 November, waarbij de weled. heer P.L. van Eck Jr., te 's-Gravenhage, ontvangst bericht van het hem teruggezonden handschrift: met groote belangstelling heeft hij kennis genomen van het verslag door de heeren Prof. Dr. Willem de Vreese en Is. Teirlinck uitgebracht; hij zal zich beijveren de uitgaaf van den Byencorf te bezorgen, zooveel mogelijk in overeenstemming met wat deze geachte Commissie daaromtrent in 't midden heeft gebracht. |
| |
| |
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Plechtige Vergadering van 1910. - In zijne vergadering van 10 November, heeft het Bestuur beslist, dat de Plechtige Vergadering van 1910, mits nadere goedkeuring der Academie, den Zondag 26 Juni zal plaats grijpen. - (Goedgekeurd.)
Bij brieve van 3 November, heeft de Bestendige Secretaris, namens het Bestuur, den Weled. heer Dr. B. Sijmons, hoogleeraar te Groningen, beleefd uitgenoodigd, op die vergadering een voordracht te komen houden. Met de meeste bereidwilligheid heeft ons hooggeacht buitenlandsch eerelid, bij zijn schrijven van 7 November, deze uitnoodiging aangenomen. Omtrent het door hem te behandelen onderwerp uit de Germaansche Philologie, zal hij later nader bescheid geven.
2o) Van de pers gekomen uitgave. - Den 29 October is verschenen: Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd, door Th. Coopman en Jan Broeckaert, 7e deel (1874-1878).
Op genoemden dag werd een exemplaar van dat boek aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden, alsook aan den Z. Eerw. Pater Van de Ven S.J. en aan den Z Eerw. Pater Jos. Salsmans S J., stichters van Fondsen bij de Academie. De Bestendige Secretaris liet ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, bestemd voor de verschillende inrichtingen, welke, door tusschenkomst van zijn departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen - 12 exemplaren werden door de schrijvers ter recensie aan dagbladen en tijdschriften gezonden.
3o) Prijsvragen voor 1910. - Antwoord op de prijsvraag: Klankleer van het Hollandsch dialect in de Middel- | |
| |
eeuwen. - Den 29 October is ingekomen een antwoord met kenspreuk:
Gramarie is deerste sake,
Want si leert ons scone sprake
(Boendale, Der leken Spieghel,
B. III, C. 15, vs. 15-16.)
4o) Ruilverkeer met buitenlandsche Academies. - Door het ijverig toedoen van onzen geachten bestuurder Prof. Dr. Willem de Vreese, is de Koninklijke Vlaamsche Academie nog met de volgende geleerde Instellingen in ruilverkeer getreden:
a] | Königliche Bayerische Akademie der Wissenschaften in München. - Bij brieve van 25 October, spreekt de weled. heer Dr. Hilsenbeck, bibliothecaris der Königlichen Bayerischen Akademie der Wissenschaften, te München, den wensch uit, door ruiling van uitgaven met de Koninklijke Vlaamsche Academie in verbinding te komen. - Aan dit verzoek werd, namens het Bestuur, het gewenschte gevolg gegeven. |
b] | Königliche Universitets-Biblioteket in Lund. - Bij zijn schrijven van 4 November, bericht de weled. heer E. Ljunggren, bibliothecaris der Königliche Universitet te Lund, de Koninklijke Vlaamsche Academie dat haar een exemplaar toegezonden is van het werk getiteld Historiska Studier tillägnade Professor Harald Hjärne. Te dezer gelegenheid, stelt hij aan de Academie voor, een regelmatige ruiling van uitgaven aan te gaan. - Het Bestuur heeft besloten aan dit voorstel gevolg te geven. |
| |
Mededeelingen namens Commissiën.
1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. Verkiezing van voorzitter, ondervoorzitter en secretaris voor het tijdstip 1n Januari 1910 tot 31n December 1911. - De heer Jan Broeckaert, secretaris, deelt aan de Academie mede, dat de Commissie in
| |
| |
hare morgenvergadering is overgegaan tot de verkiezing van haar bestuur voor 1910-1911. - Werden verkozen: tot voorzitter, de heer Dr. Jac. Muyldermans; tot ondervoorzitter, de heer Prof. Ad. de Ceuleneer. De heer Broeckaert, secretaris sedert den 18 Mei 1892, werd tot dit ambt herkozen.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Jan Boucherij, secretaris, legt het hieronder volgende verslag ter tafel, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
Waren aanwezig de heeren Des. Claes, voorzitter, Dr. Willem de Vreese, ondervoorzitter, J. Bols, A. de Ceuleneer, Am. Joos, Dr. Jac. Muyldermans, Mr. J. Obrie en G. Segers, leden, en de secretaris Jan Boucherij.
De heer Dr. J. Mac Leod laat zich verontschuldigen.
Na voorlezing en goedkeuring van het verslag over de Septembervergadering, wordt het woord verleend aan den heer Gustaaf Segers, die in uitvoerige beschouwingen treedt over de stof, welke de leesboeken der lagere en middelbare scholen moeten bevatten en daarbij de meening aanhaalt van geleerde buitenlandsche pedagogen, die over dit onderwerp hebben gehandeld.
Aan deze bespreking namen deel de heeren D. Claes, W. de Vreese, Jac. Muyldermans, Am. Joos en anderen.
De voordracht Over Taalonderwijs wordt tot de volgende zitting verschoven.
Eenige woorden worden gezeid over het indienen van prijsvragen voor de toekomende wedstrijden der Academie.
| |
Dagorde.
1o) Verkiezing van den Bestuurder en van den Onderbestuurder voor het dienstjaar 1910. - De Vergadering gaat tot de verkiezing over.
a) Verkiezing van den Bestuurder.
Worden, door den heer Bestuurder, tot stemopnemers aangewezen: de heeren Th. Coopman en Jan Broeckaert.
Wordt verkozen: de heer Prof. Ad. de Ceuleneer.
| |
| |
b) Verkiezing van den Onderbestuurder.
Worden tot stemopnemers aangewezen: de heeren Jan Bols en Is. Teirlinck.
Wordt verkozen: de heer Prof. Dr. Jul. Mac Leod.
2o) Lezing van den heer Dr. Hugo Verriest: De woorden zijn natuurlijke teekens. - In zijne lezing zegt pastoor Verriest: ‘De woorden zijn natuurlijke teekens’, en bewijst dat: - door 't ontleden van de gedachte zoo zij in den mensch natuurlijk komt, en uit den mensch natuurlijk spreekt; - door de natuurwet die den mensch zonder woorden in beelden spreken doet; - door den weêrslag uit den mensch op alle gewaarwordingen; - door zijne hedendaagsche woordenvorming der beeldspraak.
Daarbij haalt spreker het woord der philologie en wetenschap en besluit: ‘De woorden zijn natuurlijke teekens’.
De heer Joos antwoordt: de heer Verriest, hij zegt het zelf, had het niet tegen mijne grondtheorie, de associatie. Zelfs wou hij niet handelen over de woorden gelijk ze nu zijn. En dat wou ik: mijn doel was de onderwijzers en leeraars er van te overtuigen dat zij door onverstane woorden niets leeren en niets anders dan holle klanken voortbrengen.
Hoe zijn de woorden geworden, hoe ontstonden de woorden? Dat is de vraag die de heer Verriest trachtte op te lossen. Ik zou over zijne bewijsvoering lang kunnen spreken. Liefst bepaal ik mij bij het volgende. Hij hoefde niet te bewijzen dat het den mensch natuurlijk is uiterlijke teekens te gebruiken om zijne gedachten en gevoelens te doen kennen: dat zal niemand betwisten. De mensch is uit zijn aard gezellig en maatschappelijk, hij voelt in zich eenen drang om zijn binnenste aan anderen mee te deelen, wat maar mogelijk is door zinnelijke teekens, waartoe bij ons, gelijk bij de dieren, de klanken behooren. Maar, omdat, tot het uitdrukken
| |
| |
van gedachten, het in de natuur van den mensch ligt zekere klanken te bezigen, daarom is een bepaald woord nog niet het natuurlijk teeken van een bepaald begrip. In wijsgeerigen zin, zijn de woorden natuurlijk teekens, ‘indien er tusschen hen en de beteekende gedachten een verband bestaat dat op beider natuur gesteund is’. Zulk verband zou men eenigszins kunnen aannemen in de woorden die sommige geluiden en bewegingen voorstellen, omdat een woord een klank en eene beweging is. Buiten die twee gevallen staan wij ten hoogste voor zekere analogie. En die analogie, de taalkundigen bewijzen het, berust op eene uiterlijke hoedanigheid, die bijna altijd bijkomstig is en niet tot het wezen der dingen behoort. Zon en Zwaan komen beide van Indg. Swan, schitteren. Dus zelfs dan als wij de hoogste som overleg toestaan in de wording der taal, dan nog zijn de woorden geen natuurlijke teekens, d.i., in een natuurnoodzakelijk verband staande met de beteekende gedachten.
Daarna neemt Prof. Dr. Willem de Vreese volgenderwijze het woord:
Ik sluit mij aan bij de beschouwingen van den E.H. Joos, en wil, zonder de bedoeling noch de pretentie te hebben den E.H. Verriest op alles tegen te spreken of te weerleggen, daar nog enkele andere bijzonderheden bijvoegen van zuiver philologischen aard.
De propositio van den geachten spreker is er eene, zooals hij trouwens zelf erkent, van 30, 40, 50 jaar geleden, d.i. uit de eerste periode der vergelijkende taalkunde. Maar de denkbeelden en theorieën die op het gebied der algemeene taalkunde, over den oorsprong der taal, over de constructie en de bestanddeelen der vermeende primitieve taal, destijds in omloop waren, zijn sinds meer dan 30 jaar losgelaten, zoodat men niet veel kan bereiken door zich voor dergelijke vraagstukken te beroepen op Bopp, Schleicher, Curtius of Max Müller.
| |
| |
Dat de mensch, als de omstandigheden hem daartoe dwingen, zijn gedachten ook kan uitdrukken door gebaren, is genoeg bekend. Die gebaren zijn, zegt de heer Verriest een afbeelding, een natuurlijk teeken van onze gedachten, en hij leidt daar uit af, dat het woord ook een dergelijk natuurlijk teeken is. Ik moet erkennen, dat ik het verband tusschen een en ander niet zie, en het bewijs van die bewering niet meen vernomen te hebben.
Het beste bewijs, dat de klankcomplexen, die wij woorden noemen, nooit anders geweest zijn dan conventioneele teekens, is wel gelegen in de verscheidenheid der talen en der dialecten, vooral in het bestaan van aparte taaltjes als bargoensch, argot, slang en cant, tegenover de gewone taal.
Laat ons verder ook denken aan de wijze waarop een kind zijn taal leert. Stel eens dat men met een kind voorbij een groot gebouw komt, of voorbij een groote watermassa, en dat men op zijn verzoek om inlichting antwoordt, dat het gebouw een kerk, het water een stroom is. Wat kan het dat kind, wat kan het ons schelen, dat het woord kerk regelrecht uit het Grieksch komt, dat er in stroom een prefix, een infix, een gedeelte dat verwant is met den stam van een Grieksch werkwoord en ten slotte nog een suffix zit?
Hoe leert het kind spreken? door na te zeggen wat het in zijn omgeving hoort, en dat kan nooit anders in zijn werk gegaan zijn. Neen, het verband tusschen woord en begrip is willekeurig en conventioneel. Willekeurig omdat we evengoed eenig ander woord hadden kunnen aanleeren en met hetzelfde begrip verbinden; conventioneel, omdat de toepassing van een bepaald woord op een bepaald begrip alleen afhangt van het gebruik, van de conventie. Onze geachte spreker spot met die conventie, naar het voorbeeld van Max Müller, op wien hij zich aldoor beroept. Laten wij echter niet vergeten dat Max Müller de verspreider is geweest van
| |
| |
een aantal beweringen en theorieën, die niets waren dan louter hypothesen die tegen het later onderzoek niet bestand zijn gebleken. Zoo is b.v. zijn, ook door Pastoor Verriest nog gehuldigde, worteltheorie, sedert lang geheel opgegeven.
Dat de woorden ‘uiterlijke teekens der gedachten’ zijn, is slechts betrekkelijk waar, nl indien men hier onder teeken verstaat: aanwijzing; als men er, gelijk de Eerw. Heer Verriest, onder verstaat: een beeld, een afbeelding, dan is niets minder waar. Het woord hond b.v. is géén afbeelding van het bedoelde dier; want zooals de heer Joos zeer duidelijk heeft uiteengezet, elke klankengroep maakt bij den eenen mensch een heel andere gedachte wakker dan bij den anderen, al naar gelang de omstandigheden.
Het is zóó waar, dat woorden evenmin natuurlijke teekens zijn, dat de menschen het elk oogenblik met elkander oneens zijn over de beteekenis der gebruikte woorden; dat hetzelfde woord tegelijkertijd, of achtereenvolgens, allerlei beteekenissen hebben kan, waarvan de grenzen soms zeer onduidelijk zijn; ja, dat hetzelfde woord soms een beteekenis kan krijgen die glad de tegenovergestelde is van een vroegere. Ik herinner U maar aan de geschiedenis van den Romein Regulus, die zijn landgenooten ontraadde met Carthago vrede te sluiten, en, zijn woord gestand, naar Afrika terugkeerde, ad exquisita supplicia. Zou men tháns de begrippen exquis en supplice met elkander kunnen verbinden? Zouden we van een roos kunnen zeggen dat ze stinkt? of beweren, dat iemand slecht of kwaad geluk heeft gehad?
Neen, immers! Indien de woorden natuurlijke teekens waren of ooit geweest waren, dan zou elke wijziging in hun beteekenis onmogelijk of onzin zijn.
De vergadering wordt te 4 1/4 gesloten.
|
|