Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1909
(1909)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 735]
| |||||||
Koninklijke Vlaamsche Academie.
| |||||||
[pagina 736]
| |||||||
und Dauer’, zegt Sievers, ‘bestimmt sich in wesentlichen das rhythmische, nach der Tonhöhe das melodische Element der Bindung’. Dus zonder muzikale zinstonen geene melodie noch in het spreken, noch in het lezen. ‘La diction’, zegt Fénelon ergens, ‘est une espèce de musique et toute sa beauté consiste dans la variété des tons qui haussent ou qui baissent suivant les choses qu'ils doivent exprimer.’ Dus zonder passende muzikale zinstonen geen cesthetisch spreken of lezen. Uit deze aanhalingen blijkt ten volle hoe gewichtig het te bespreken punt voor al onze scholen, ja, voor alle sprekers is.
***
Gaudentius vergelijkt de veranderingen van de hoogte der stem aan de beweging van de golven der zee. En ja! luistert naar de stem van een geoefenden spreker of lezer. 't Is een gedurig stijgen en dalen, vallen en opspringen. Wild toch zijn de golvingen van die stem niet gelijk het woelen en hollen van de zee. Die golvingen, al zouden ze voor sommige deelen van man tot man verschillen, hebben altijd een bijzonder karakter, dat voor al de toehoorders hetzelfde beteekent en op gelijke wijze hunnen geest en hart aandoet. Die golvingen inderdaad doen hun, onder andere, de eenheid van zin en volzin hooren; zij zeggen hun waar de zin opgeschorst, waar hij voltrokken wordt, welke de vorm van de uitgedrukte gedachte is, alsook welk gevoel het gemoed van den spreker beroert: of hij blij of droef, teeder of gram, kalm of driftig is.
***
Nu gaan wij over tot eenige algemeene regels. Wij willen dus volstrekt niet volledig zijn, wat overigens onmogelijk ware; wij geven alleenlijk de gevallen die moest voorkomen en tevens eene oefening zijn voor al de overige. Betreffende den muzikalen zinstoon, dient men de dominante, den inzet, de stijgingen boven en de dalingen onder de dominante in 't bijzonder te onderzoeken. | |||||||
[pagina 737]
| |||||||
De dominante is de hoofdtoon, de toon die in den zin klinkt, als men zoogenaamd effen of recto tono leest. Om zonder vermoeienis te kunnen spreken en vrij te kunnen stijgen en dalen, neemt een geoefende redenaar tot dominante eene van de middeltonen of het medium zijner stem. Sommige lezers hebben geene dominante. Zij beginnen al hunne zinnen tamelijk hoog en zakken voortdurend tot aan het einde. Dat regelmatig stijgen en dalen maakt de lezing uiterst vervelend. De inzet zijn de enkele eerste lettergrepen die daaromtrentGa naar voetnoot(1) eene terts onder de dominante beginnen en op deze laatste uitkomen. Hij mag aangewend worden bij den aanvang van een stuk of van eene nieuwe gedachtenorde, maar gaat best niet verder dan tot aan het eerste sterk woord. Er zijn veel officiëele lezers, gelijk burgemeesters, notarissen, griffiers en veldwachters, die door hunne lange en menigvuldige inzetten, zelfs midden in den zin, hun lezen onuitstaanbaar maken. Dat gebrek, ook eigen aan luie zangers, heet scheppen. Zulken lezen zooGa naar voetnoot(2): Openbare verkooping van twee schoone huizen met werkhuis, gestaan en gelegen in de Hoogstraat, nr 30 en 32. Er is eene dubbele stijging: de kleine en de groote. De kleine, eene terts, duidt eene schorsing, een rhetorischen toon of het nakend einde van den zin aan. De groote komt voor in de vragende en uitroepende zinnen. Er zijn ook twee dalingen: de kleine en de groote. De kleine, eene terts, die eene aanhaling voorafgaat of een belangrijk middendeel van den volzin, eenen zin b.v., sluit. De groote, eene kwalt, ja, eene kwint, die het einde of het slot van den volzin geeft. De meeste van deze punten zullen klaarder worden door de volgende psalmwijze uit den kerkzang, die in menig stuk den muzikalen zinstoon van de spraak zeer nabij komt. | |||||||
[pagina 738]
| |||||||
1. Inzet. - 2. Dominant. - 3. Nakend einde. 4. Schorsing. - 5. Slot.
***
De golvingen in de bevestigende en verhalende zinnen zijn goed gekend door het voorgaande. De vragende zinnen beginnen dikwijls verre onder de dominante om verre boven de dominante te stijgen, zoodat zij, als de vraag met groote drift of nieuwsgierigheid gesteld wordt, soms meer dan eene octaaf doorloopen. Andere, kalmer, beginnen met de dominante. Andere nog, die eer een uitroep dan eene vraag zijn, maken ten deele de groote stijging en dalen dan tot eene terts, kwart of kwint onder de dominant. Sommige uitroepende zinnen komen van verre boven de dominante en gaan diep naar onder. | |||||||
[pagina 739]
| |||||||
Andere beginnen ze op de dominante, gelijk in het boven gegeven voorbeeld: Hoeveel pijn heb ik in mijn leven niet al uitgestaan! De inhoud van de haakskens en de zoogenaaimde aanhalende zinnen, gelijk sprak hij, riep hij, enz., worden stiller, lager en haast zonder toonverandering gelezen. Nevengeschikte deelen, gelijk de leden van eene opsomming of van eene klimming, het laatste uitgezonderd, eindigt men best op gelijke wijze, óf op effen toon, om ze nauwer aan malkander te sluiten, óf met eene lichte stijging, om op elk afzonderlijk beter te drukken. De hevige gevoelens hebben eene hooge dominante en groote intervallen, terwijl de zwakke en stille gekenmerkt zijn door eene lage dominante en mindere intervallen. Bij eene rust midden in eenen zin dient alle daling zooveel mogelijk vermeden, omdat deze iets afgewerkts uitdrukt en dus de eenheid van den zin breekt. Men vergete niet dat de dynamische zinstoon onafhankelijk is van den muzikalen. 't Is verkeerd te meenen dat de stemkracht vermeerdert of vermindert, volgens dat het woord hooger of lager uitgesproken wordt. Er zijn, men weet het, enkele woordjes die de plaats van een heelen zin bekleeden. Op zulke moduleert soms de stem al zooveel als op den er door vervangen zin. Nemen wij ja tot voorbeeld. Ja, versterkend. Hij heeft zonder ophouden tien, ja, twaalf uren gereden. - Krachtige effen toon of kleine stijging. Ja, toestemmend. 't Is tijd om te vertrekken. - Ja. - Kleine stijging en kleine daling. Ja, bevestigend. Hebt ge dat gedaan? - Ja. - Kleine of groote stijging en groote daling. Ja, verwonderend of spottend. Hij is weggevlucht. - Ja? - Groote inzet met groote stijging.
***
Waaraan is het te wijten dat veel menschen zoo weinig muzikaal lezen, ja, spreken? 1o) Aan zwakheid. Waar ademtoestel, zenuwen en spieren de gewone kracht missen, daar mag men, daar kan men niets | |||||||
[pagina 740]
| |||||||
anders dan eene flauwe en haast niet geschakeerde stem verwachten. De meesten onder u hebben het klagend en pijnlijk vezelen gehoord van zieken die, kloek en gezond, eene welluidende stem hadden. In de scholen ben ik honderdmaal getuige geweest van het lastig antwoorden van sommige kinderen, die, omdat hunne borst te teeder was, hunne zoete engelenstem niet konden doen gelden. 2o) Aan te kleine uitgebreidheid van stem. Gaan veel menschen tot twee octaven, andere kunnen gemakkelijk niet meer dan eene kwint nemen. Die korte toonladder vindt ja, dikwijls hare oorzaak in gebrek aan oefening en in voorbijgaande heeschheid, maar ook, bij kinderen en jongelingen, in stemverandering. Wisselt ook de stem der kinderen?..... Hoort wat D.H. Engel daarover zegt in zijn uitmuntend werk Der Schulgesang: ‘TotGa naar voetnoot(1) hiertoe heeft men de aandacht alleenlijk gevestigd gehouden op den tijd die, door het aankomen der mannelijke stem, den overgang aanduidt van de kindsheid tot de jongelingsjaren, en enkel zorgen voorgeschreven voor die periode die men gewoonlijk stemverandering (vermuiting, fr. mue) noemt. Ik wil den gewonen naam van den voornoemden tijd behouden. Men versta wel: hij geldt alleenlijk voor den tijd dat de mannelijkheid begint, als het stemorgaan de krachtigste beweging volvoert. Maar die beweging is de eenigste niet die het orgaan van het mannelijk kind moet doortrekken; de beweging der stem gaat eer gelijk met het groeien van het lichaam, zij gaat van de wieg tot den mannelijken ouderdom. Ieder dezer gedeeltelijke stemwisselingen, waarvoor de uitdrukking stemverandering tot hiertoe niet gold en men de voorzorg niet nam die er vereischt wordt door een immer veranderend orgaan, is nochtans van groot gewicht in de zanglessen.’ Ook in de leeslessen, voeg ik er bij. Want wie in de jeugd zijne stem herhaaldelijk geweld aandoet, schendt zijn orgaan, zijn kostelijk orgaan, voor heel zijn leven. Wanneer dus de onderwijzers en leeraars bemerken dat een leerling, buiten zijne gewoonte, scherpe klanken uitbrengt en bij zekere stijgingen rood wordt, zullen zij voor eenigen tijd niet te veel aandringen om hem groote muzikale zinstonen toch te doen uitvoeren.
3o) Aan gebrek aan gehoor. Het getal personen die op onvoldoende wijze de geluiden waarnemen, is veel grooter dan | |||||||
[pagina 741]
| |||||||
de menschen gewoonlijk denken. Wilt ge eene statistiek over scholieren. Pierre Bonnier schrijftGa naar voetnoot(1).
‘J'ai éliminé de ma statistique les enfants notoirement durs d'oreille. Si l'on fond ensemble les recherches faites par Cl. Blake, Weil, Sexton. Reichardt, Moure, Gellé, Bezold, Compaired, et d'autres auteurs en divers pays, on peut admettre que les enfants insuffisants au point de vue auditif, dans les écoles, sont de 10 pour 100 dans les classes aisées, 30 et plus pour 100 dans les classes pauvres. Je les ai écartés et n'ai pris que les enfants non suspects de surdité ou d'insuffisance auriculaire..... J'ai examiné dans les écoles annexes des enfants de cinq à quinze ans. Les sourds laissés de côté, j'ai trouvé chez les filles 53 p 100, chez les garçons 65 p. 100 d'enfants présentant une insuffisance auditive telle que chez eux l'effort intellectuel pour comprendre devait se doubler d'un effort sensoriel pour entendre. Plus de la moitié de ces enfants sont done, au point de vue auditif, au-dessous du niveau scolaire pratique, utile Ces enfants, observés, il est vrai, dans la saison des rhumes de nez, de gorge et d'oreilles, sont relativement soignés et surveillés à l'école et dans la famille. Ils appartiennent socialement à la classe intermédiaire, à celles des enfants soignés et des enfants négligés et abandonnés. Ils fournissent donc d'eux-mêmes une moyenne..... Chez les élèves maîtres et maîtresses. qui ont déjà subi la sélection de l'âge et d'un vague examen médical, les proportions sont de 20,5 p. 100 pour les filles, et 72 p. 100 pour les garçons, ces derniers naturellement moins soigneux et moins habitués à craindre le froid et l'humilité.’
En hoevelen dan nog onder hen die genoegzaam hooren, zijn onbekwaam juiste klanken uit te brengen?.... Velen immers die zelfs scherp hooren, zingen valsch; en wie valsch zingt, zal zelden natuurlijke muzikale zinstonen leggen. Om den omvang der stem te vermeerderen en het gehoor te ontwikkelen, zijn vooral drie oefeningen in de scholen zeer nuttig.
| |||||||
[pagina 742]
| |||||||
En toch! als ik onze leerlingen later ontmoet en hun vraag: hoe staat het met den zang in uwe school? dan krijg ik van zoovelen tot antwoord: Het programma dwingt ons te zeer, wij mogen aan den zang onzen tijd niet verliezen. Zingen is dus tijd verliezen?... Vergeet men dat de zang uit zijnen aard geschikt is om de kinderen minder woest en beschaafder te maken? om het jonge volk stilaan kunstgenot te leeren smaken en het zoo te verheffen en te veredelen? om aan de stijve en strenge school de blijheid en vrijheid van het ouderlijk huis te geven? om, na een half uur aandacht en stilte, den geest der kleinen te ontspannen en te verkwikken? om de stem te oefenen, de stem, die, goed of slecht geleid, den mensch in gezelschap behaaglijk of vervelend maakt?.... 4o) Aan het nemen van eene verkeerde dominante. Wie zijnen hoofdtoon buiten het medium van zijne stem kiest, kan | |||||||
[pagina 743]
| |||||||
onmogelijk alle modulatiën volledig uitvoeren. Gemeenlijk is dan de dominante te hoog. Bij sommigen is dat eene gewoonte geworden. Hoe kwamen zij daartoe? Misschien door veel met dooven om te gaan, door langen tijd buiten te werken of te spelen, door vroeger hunne kinderstem af te beulen. Bij velen komt het alleenlijk voor als ze buiten voor eene groote menigte of in eene uitgestrekte zaal moeten spreken. Ontelbare onderwijzers, leeraars en predikanten zijn in dit geval. Duidelijk spreken en roepen zijn volgens hen onscheidbaar; en roepen volgens hen is met alle kracht hooge tonen uitstooten. Ondervinden die dan niet dat zij moeilijker articuleeren, volgens dat zij heviger schreeuwen? En 't is 't articuleeren dat de klanken voor de toehoorders onderscheiden maakt, Maar laat mij, tot nut van die welmeenende onwetenden, eenige regels uit Pierre BonnierGa naar voetnoot(1) aanhalen.
‘J'ai étudié l'insuffisance vocale des futurs professeurs de deuxième et de troisième année. Je les ai priés successivement et isolément de me dire une phrase quelconque dans une classe de dimensions réglementaires, en s'efforçant de se faire bien entendre du dernier élève de cette classe. Il y a deux façons de se faire entendre dans une classe donnée: la plus pratiquée, la moins bonne, est de grossir, de forcer la voix, de devenir soi-même une source sonore assez puissante pour que le rayonnement de la voix aille atteindre l'extrémité de la salle. Cette voix fatigue, les cordes se congestionnent et se gonflent, les durillons naissent de contacts exagérés, etc. C'est la mauvaise voix professionnelle. Elle coûte cher au professeur et fatigue l'élève, car elle ne peut être soutenue et sa portée varie à chaque syllabe. ‘L'autre procédé consiste à saisir d'emblée la sonorité de la salle dans laquelle on parle, et à faire de la salle la source sonore utilisée. La voix fait alors écho, elle est ‘sortie’, l'orateur parle ‘dans la salle’, la voix se fait entendre là où elle doit être entendue. L'apparition même de la sonorité extérieure, l'écho sollicité de la salle, indique une bonne émission qui emplit à peu de frais la capacité de la salle, permet à l'orateur de se taire entendre avec le maximum d'effet et le minimum d'effort Cette voix tient, ne fatigue ni l'orateur, ni l'auditeur, porte partout et est d'un maniement facile. On en fait ce qu'on veut, comme diction, comme intonation sur une portée constante et sans fatigue. C'est la salle qui parle avec l'orateur. | |||||||
[pagina 744]
| |||||||
‘69 p. 100 des filles et 78 p. 100 des garçons ne savaient pas d'emblée prendre cette voix professionnelle et s'aider de la sonorité de la salle. Ils avaient la voix forcée, poussée, donnaient un gros effort pour un effet variable et incertain. Cette émission est un danger pour la vocation, puis pour l'organe, pour la carrière de l'enseignement et pour l'instruction des enseignés; car la portée incessamment variable de la voix exige une recherche auditive fatiguante de la part de l'auditeur, et nous avons vu que la capacité auditive de ceux-ci exige, dans une forte proportion, une tension qu'ils ne maintiendront pas,’
Wat een spreker vooreerst moet kennen, 't is de houding van de stem of wat Bonnier la pose de la voix heetGa naar voetnoot(1):
‘Poser la voix, c'est exactement la placer dans la salle; et si vous entendez celle-ci chanter avec vous, vous éprouvez que c'est alors que la voix pèse le moins sur votre appareil vocal et que vous la maniez le mieux; c'est alors aussi qu'elle donne avec le moins d'effort le plus grand effet. Ne pensez donc pas à placer votre voix dans la gorge, ou dans la bouche, ou dans le nez, ou dans le masque, à la projeter sur la voûte palatine, entre les dents, entre les yeux, pensez à l'appuyer directement sur le fond de la salle, à la former instantanément dans la résonnance même de la salle sans la pousser devant vous péniblement à force de poumons. Si votre voix résonne à dix mètres, à cinquante mètres de vous, soyez certain que votre attitude vocale est bonne, que votre effort est juste, et que votre voix est posée.’
5o) Aan de school. Niet altijd, o neen! worden de ooren gestreeld van hem die in de lagere scholen eene ondeivraging of eene leesles bijwoont. Nu eens hebben de kinderen, niet den spreek-, maar den zangtoon, die de meeste zinnen eindigt met eene onnatuurlijke stijging van eene seconde; dan weer den klaagtoon, dien ik, op zijn Vlaamsch, lamijnacktig zal heeten, en die alle zinnen treurig sluit met eene daling van eene kleine seconde; dan nog den effen toon, zonder de minste stijging noch daling. Als men dan hoort hoe de kinderen, die daar straks zoo armzalig lazen en spraken, op straat hunne lieve stemmekens doen huppelen en dansen, zou men soms kunnen zeggen: 't Is zoo erg niet, het gaat niet buiten de school. Maar luister naar die kinderen, als ze grooter, als ze werklieden geworden zijn en | |||||||
[pagina 745]
| |||||||
eenen brief lezen; dan zult ge ondervinden dat er wél iets buiten de school is meegegaan, want hun leestoon is dezelfde als vroeger. En, bleve hun gebrek bij hun verblijf in de school bepaald, nog zou ik het erg heeten: dát maar is de school waardig wat den leerling in 't later leven nuttig is; de school mag niet ontleeren wat goed is, maar het behouden, en het behouden goede moet ze verbeteren en uitbreiden. Daarin ligt gansch hare positieve opvoedende taak. Als men de onderwijzers en de onderwijzeressen vraagt van waar toch die valsche spreek- en leestoon komt, beschuldigen zij veelal de bewaarschool en meenen zoo zich vrij te pleiten. Zonder de bewaarschool heel wit te willen wasschen, kan ik toch licht begrijpen hoe de valsche toon in de bewaarscholen sluipt. Het stemorgaan van veel kinderen is nog niet genoegzaam ontwikkeld om zekere muzikale zinstonen uit te brengen; hun verstand is zeer zwak en de meeste leskens zijn voor hen niets méer dan holle klanken; het onderricht, om de groote wispelturigheid der kleinen in te toomen, moet altijd aan iedereen werk geven, het mag bijna nooit hoofdelijk, het moet dus gewoonlijk klassikaal zijn; de geheugenoefeningen kunnen niet bij zinsdeelen, maar moeten traag woordje voor woordje worden aangeleerd. Al zooveel redenen of oorzaken waardoor de natuurlijke toon te lijden heeft of achterwege blijft. Maar dat alles geldt minder, ja, in de hoogere klassen, volstrekt niet voor de lagere school. Die valsche toon zit in de kinderen zoo diep niet dat hij er niet met eenig geduld is uit te krijgen. Hebt gij, onderwijzers der lagere school, hebt gij geduld genoeg?... Ziet gij niet al vroeg op de moeite om de stembuigingen der kinderen te verbeteren?... Ja, geeft gij zelf niet dikwijls gelegenheid tot valschen of zielloozen toon? Zulke gelegenheden zijn:
| |||||||
[pagina 746]
| |||||||
***
Ik meen dat het zeer nuttig ware in de klassen van het lager, ja, van het middelbaar onderwijs nu en dan uitdrukkelijke oefeningen op de muzikale tonen te geven. Daartoe hoeft de leeraar maar eenige zinnen te zoeken waarin de gewone modulaties voorkomen: vraag, uitroep, kleine en groote stijging en daling. Hoe zal men de muzikale zinstonen aanduiden? Staat men voor leerlingen die muziek of toch de intervallen kennen, dan verbeelde men ze door noten op een gewonen notenbalk. Er zijn verschillende methoden om de hoogte van de tonen in 't spreken te bepalenGa naar voetnoot(1). Al zullen de meesten zich vergenoegen met alleenlijk op het gehoor daaromtrent de toonhoogten vast te stellen, toch kan het belang opleveren te weten hoe Prof. Thiéry te Leuven daarin te werk gaat:
‘La methode du phonographe (de Scot) garde l'inconvenient de ne montrer les gaufrages qu'en deux dimensions et comme dessinées sur le plan du rouleau phonographique: M. Roland, ingénieur à Louvain, a construit à ma demande, un dispositif qui, appliqué au Kymographion, permet de traduire en une courbe la troisième dimension, la profondeur des sillons. A cet effet, une pointe dure s'engage dans la profondeur du sillon: cette pointe est fixée au bras court d'un levier rectiligne du premier genre, dont le bras long inscrit ses déplacements sur un tambour noirci de noir de fumée et mis en rotation par un mouvement régulier d'horlogerie. | |||||||
[pagina 747]
| |||||||
L'axe de suspension de ce levier est rigide, mais maintenu à un ressort formé d'une lame de 3 centimètres de large sur 10 de long avec une épaisseur de 1,5 millimètre; la pesanteur de ce ressort fait adhérer constamment le levier et sa tige au fond des gaufrages. Pour assurer mieux encore cette adhérence qui est la condition de sensibilité de l'appareil, on dispose l'adhérence de la pointe de telle façon que la position moyenne du levier soit dans un plan oblique à l'axe horizontal du cylindre de cire du phonographe. On dispose les dimensions des bras du levier à une longueur traduisant les gaufrages à une grandeur facilement visible à l'oeil nuGa naar voetnoot(1).’
Hebben de leerlingen te weinig toonkundige begrippen, dan zal men de toonhoogten op het bord aanschouwelijk voorstellen, tzij door lijnen te trekken, gelijk wij reeds deden, tzij door de woorden of lettergrepen alleen op verschillende hoogten te schrijven. Nog gemakkelijker is het gebruik van eenen phonograaf waarop een bekwame spreker de passende zinnen geënregistreerd heeft. Dan moet de leeraar zich niet vermoeien; dan hooren de leerlingen altijd denzelfden vorm, wat veel bijdraagt om de modulatiën diep in 't geheugen te prenten. De Vlaming echter, ja, de Waal wachte er zich voor Fransche zinnen te enregistreeren; ieder volk heeft in het spreken zijne eigen muziek, en l'accent français, als muzikale zinstoon verstaan, is een artikel, dat noch te Gent, noch te Brussel, noch te Luik, maar alleenlijk in Frankrijk te koop is.
***
Vinden de lezers, voor 't leggen van de muzikale zinstonen, niet een goeden aanwijzer in de punctuatie? Aan de beginnelingen mag men de volgende regels geven. Komma midden in den zin = kleine stijging: kommapunt en dubbelpunt = kleine daling; punt = groote daling; vraagteeken = van laag naar hoog; uitroepingsteeken = van hoog naar laag. Later toch zullen die regels nader moeten verklaard worden. Zoo staat een vraagteeken wel eens achter eenen uitroep; in dit en andere soortgelijke gevallen, is het niet het gebruikte leesteeken, maar 't zijn de eigenlijk uitgedrukte gedachten en gevoelens, die den muzikalen zinstoon bepalen. Daaruit blijkt dat een leer- | |||||||
[pagina 748]
| |||||||
ling een stuk maar behoorlijk kan lezen, als hij er de gedachten van vat en van de er in uitgedrukte gevoelens doordrongen is. Er dient in het bijzonder gesproken over de komma. Dit leesteeken, zoo kwistig door sommige onzer schrijvers gebruikt, duidt wel altijd eene rust, maar niet altijd eene schorsing aan. Waar de deelen die de komma scheidt, zoo innig verbonden zijn dat het eerste alleenlijk na toevoeging van het tweede zijne ware beteekenis krijgt, daar kan geen sprake zijn van schorsing, dus ook niet van stijging; daar vraagt de rede dat men, om de eenheid van gedachte aan te wijzen, denzelfden toon behoude vóor de komma en na eene kleine poos er op voortga. Dit is het geval met de komma vóor noodzakelijke hoedanigheidszinnen, vóor bepalende bijstellingen, vóor hoedanigheidswoorden die achter hun zelfstandig naamwoord geplaatst zijn. De mensch, die een redelijk schepsel is, moet zich naar de rede gedragen; de mensch, die droef is, zoekt de eenzaamheid. De eerste hoedanigheidszin is vrij, dus is er eene stijging op mensch; de tweede is noodzakelijk, dus blijft mensch op de dominante. Velen schrijven eene komma tusschen den hoofd- en den voorwerpszin, ook als deze verkort is tot eenen infinitief. Zeer innig is de betrekking tusschen gezegde en voorwerp, daarom geldt voor mij de komma hier ook alleenlijk voor eene rust. Ik stijg dus niet, maar behoud mijne dominante op hoop, als ik zeg of lees: ik hoop, u morgen weer te zien. Aan een anderen kant komt het mij vreemd voor dat zoo weinigen de komma plaatsen tusschen twee voegwoorden waarvan het eene nevenschikkend en 't andere onderschikkend is en die bijgevolg elk tot een verschillenden zin bchooren; b.v. en wanneer, doch indien, maar als, want omdat. Hier is eene ware schorsing, dus moet men achter het eerste voegwoord de kleine stijging maken, waarvan de lezer door de komma zou verwittigd worden.
***
Ik heb in deze verhandeling over veel kleinigheden gesproken. Maar - en het is mijne verontschuldiging, - uit die vele kleintjes groeit iets groots: de melodie, die, samen met de harmonie van den rythmus, ons lezen en spreken tot een lieven, bekoorlijken zang maakt! |
|