Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1909
(1909)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 683]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Art. 2.De Koninklijke Vlaamsche Academie is derhalve bestemd tot:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Art. 3.Ter bereiking van dit doel zal de Academie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 684]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Art. 4.Een nauwkeurig, zakelijk verslag over den staat en de werkzaamheid der Academie wordt jaarlijks aan den Koning, en in afschrift aan den bevoegden Minister aangeboden. Dit verslag wordt vooraf aan de goedkeuring der Academie onderworpen, en in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede hoofdstuk.
|
1o | 25 gewone leden, waaronder 5 mogen verkozen worden onder Noordnederlandsche letterkundigen en geleerden die in |
België verblijf houden; de anderen behooren Belgen te zijn, in België woonachtig; | |
2o | ten hoogste 10 briefwisselende leden; twee daarvan mogen verkozen worden onder Noordnederlandsche letterkundigen en geleerden, die in België verblijf houden; |
3o | binnenlandsche eereleden; |
4o | ten hoogste 30 buitenlandsche eereleden. |
Art. 6.
De gewone en briefwisselende leden, binnen- en buitenlandsche eereleden worden door de Academie benoemdGa naar voetnoot(1).
De benoemingen worden aan den bevoegden Minister medegedeeld en door dezen aan de bekrachtiging des Konings onderworpen.
De gewone en briefwisselende leden zullen zooveel mogelijk alle vakken van wetenschap en letteren behooren te vertegenwoordigen.
Art. 7.
De eere- en briefwisselende leden hebben recht van zitting in alle vergaderingen, behalve in de geheime.
Zij kunnen aan de beraadslagingen over punten van zuiver wetenschappelijken aard deelnemen met stemrecht.
Art. 8.
De titel van binnenlandsch eerelid wordt, op hun verzoek, toegekend aan gewone leden, die door hun ouderdom, of om redenen van gezondheid, of door andere oorzaken belet zijn aan de werkzaamheid der Academie te blijven deelnemen.
Art. 9.
Tot buitenlandsche eereleden kunnen worden benoemd vreemdelingen, die zich door hun geschriften of op andere wijze op het gebied van de werkzaamheid der Academie verdienstelijk hebben gemaakt; en inzonderheid zulke, die door de richting
van hun studiën en door hun ambt meer dan andere geschikt schijnen om de wetenschap, in samenwerking met de Academie, te bevorderen.
Art. 10.
Buitenlandsche eereleden, die de vergaderingen bijwonen, nemen plaats aan de rechterzijde van den Voorzitter. Zij hebben raadgevende stem.
Art. 11.
De Bestendige Secretaris geeft aan de verkozen leden schriftelijk kennis van hun benoeming, met toezending van een exemplaar der Wet.
Die de benoeming aannemen, ontvangen, als bewijs van lidmaatschap, een door het geheele Bestuur onderteekende oorkonde, waarin de datum der verkiezing en die van 's Konings goedkeuring staan vermeld. Van den dag der goedkeuring af treedt de benoemde in al zijn rechten en verplichtingen.
Art. 12.
Van elk afgestorven lid wordt door zijn opvolger, behoudens buitengewone gevallen ter beoordeeling der Academie, een levensbericht, met de bibliographie zijner geschriften, bewerkt, hetwelk in het Jaarboek der Academie wordt opgenomen.
Art. 13.
Gewone leden die, zonder wettige reden van verontschuldiging, zich gedurende twee jaar geheel aan de werkzaamheden der Academie en de bijwoning der vergaderingen onttrekken, zullen gerekend worden afstand van hun lidmaatschap te hebben gedaan.
Art. 14.
Verkiezingen voor gewone leden hebben plaats in de maandelijksche vergadering volgende op die, waarin kennis is genomen van het openvallen der plaatsen. Eere- en briefwisselende leden worden benoemd ééns in het jaar, in de vergadering voorafgaande aan de jaarlijksche openbare vergadering.
Tot verkiezingen mag niet overgegaan worden, tenzij de twee derden der gewone leden aanwezig zijn.
Art. 15.
Elke verkiezing wordt in den beschrijvingsbrief vermeld en heeft plaats te 3 uur.
Art. 16.
Elke verkiezing geschiedt met gesloten briefjes. Verkozen verklaard wordt die candidaat, op wiens naam volstrekte meerderheid van stemmen is uitgebracht.
Indien bij een eerste stemming geen volstrekte meerderheid verkregen is, heeft een tweede vrije stemming plaats. Bij de derde stemming is men gebonden aan de twee candidaten, die bij de tweede vrije stemming de meeste stemmen op zich vereenigd hebben.
Bij staking der stemmen, wordt tot een nieuwe dergelijke stemming overgegaan.
Staken de stemmen weer, dan is de oudste candidaat verkozen.
Art. 17.
Als verscheiden plaatsen openstaan, wordt voor elke plaats afzonderlijk gestemd.
Art. 18.
De gewone leden worden verkozen uit de briefwisselende leden.
Vóór elke verkiezing worden de aanspraken op het lidmaatschap der verschillende candidaten door de Academie overwogen.
Art. 19.
Jaarlijks in de maand Maart, gaat de Academie na, hoeveel plaatsen van eere- en briefwisselende leden te vervullen zijn; zij benoemt drie gewone leden met het Bestuur tot een Commissie, die voor elk der openstaande plaatsen twee candidaten voordraagt.
De gewone leden der Academie zullen, uiterlijk voor 1 Mei, aan deze Commissie de namen opgeven van hen, die hun waardig toeschijnen candidaat gesteld te worden.
Behalve de leden van het Bestuur, kan niemand twee jaar achtereen lid zijn van deze Commissie van voordracht.
Art. 20.
In de Mei-vergadering brengt deze Commissie over haar werkzaamheid een geheim verslag uit, waarin alle haar voorgestelde candidaten zullen worden vermeld en hun aanspraken beknopt en zakelijk overwogen. Een gedrukte lijst der door de Commissie bepaald aangenomen en voorgedragen candidaten, met een bibliographie van dezer geschriften, wordt vertrouwelijk aan alle gewone leden gezonden.
Het verslag der Commissie wordt voorgelezen door haar Secretaris; het wordt niet gedrukt, maar blijft bewaard in het archief der Academie. Elke Commissie heeft het recht, de verslagen harer voorgangsters op te vragen.
Na de voorlezing, verklaart de Bestuurder de beraadslaging over de aanspraken der candidaten geopend.
Art. 21.
Bij die beraadslaging kan geen candidatuur meer ter tafel gebracht worden, die niet aan de bevoegde Commissie werd opgegeven; maar de candidaten, die niet door de Commissie bepaald zijn aangenomen, kunnen door de leden, die ze hadden opgegeven, bij het overwegen van elks aanspraken en onder goedkeuring der Academie, weer worden ter sprake gebracht en bij die der Commissie gevoegd.
Art. 22.
Vóór tot de verkiezing (in de Juni-vergadering) wordt overgegaan, leest de Voorzitter nogmaals de lijst der bepaald aangenomen candidaten voor.
Alle stembriefjes, die een naam dragen die niet op de voorgelezen lijst staat, zijn ongeldig.
Art. 23.
Gewone leden hebben, zoo dikwerf zij ter vergadering komen, recht op aanwezigheidspenningen.
Zij, die buiten Gent wonen, hebben daarenboven aanspraak op vergoeding van reis- en verblijfkosten.
Briefwisselende leden en binnenlandsche eereleden, die benoemd worden in een keurraad of door een of andere Commissie
verzocht haar vergadering als adviseerend lid bij te wonen, hebben, in dat bepaald geval, recht op aanwezigheidspenningen en op vergoeding van reis- en verblijfkosten.
Uitgenoodigde buitenlandsche eereleden ontvangen vergoeding van reis- en verblijfkosten.
Art. 24.
Alle leden zonder onderscheid ontvangen de uitgaven der Academie, te beginnen met het jaar waarin ze benoemd werden. Van vroeger verschenen uitgaven kunnen ze, op aanvraag, evenzeer een exemplaar bekomen, voor zoover er beschikbaar zijn.
De Bestendige Secretaris is gehouden de verzending aan buitenlandsche eereleden zoo in te richten, dat de onkosten tot een minimum beperkt blijven.
Art. 25.
Elk gewoon, eere- en briefwisselend lid is gerechtigd voorstellen te doen hetzij van wetenschappelijken, hetzij van letterkundigen, hetzij van huishoudelijken aard, mits daarvan tijdig mededeeling te doen aan den Bestendigen Secretaris, zoodat het voorstel door hem kunne ter tafel gebracht worden bij het Bestuur en op den beschrijvingsbrief der eerstkomende vergadering vermeld.
Art. 26.
Al wie, bij een stemming over onderwerpen als in art. 25 bedoeld, in de minderheid is geweest, heeft het recht zulks in het verslag der vergadering uitdrukkelijk te laten vermelden. Evenzoo heeft elk lid het recht de beweegredenen zijner stemming, met de door hem noodzakelijk geachte uitvoerigheid, in het verslag der vergadering te laten opnemen.
Art. 27.
De staatsiekleeding der gewone leden bestaat uit: donkerblauwen rok, gestikt met purperzijden palm- en lauwertakken op kraag en mouwopslagen en in de lenden; met gouden knoopen, voerende het Belgische wapen en het opschrift: Koninklijke Vlaamsche Academie; broek van dezelfde stof, met gouden streep op den naad; wit vest met gouden knoopen, steek en degen.
Derde hoofdstuk.
Over de vergaderingen en de werkzaamheden.
Art. 28.
De Academie houdt eenmaal in de maand een besloten vergadering. In dringende gevallen, ter beoordeeling van het Bestuur of van de Instelling zelve, kunnen ook buitengewone vergaderingen worden belegd.
Art. 29.
In elke vergadering zal ten minste één wetenschappelijke of letterkundige voordracht worden gehouden door een gewoon, eere- of briefwisselend lid.
Daarna wordt gelegenheid gegeven tot wisseling van gedachten over het gehoorde.
Art. 30.
Jaarlijks wordt een plechtige openbare vergadering gehouden in de maand Juni, na de gewone vergadering van die maand. Deze openbare vergadering is gewijd aan:
1o | een of meer wetenschappelijke of letterkundige voordrachten; |
2o | een korte herdenking der in het afgeloopen jaar afgestorven leden; |
3o | de bekendmaking van den uitslag der verkiezingen; |
4o | de bekendmaking van den uitslag der prijskampen, en, desvoorkomend, van de toekenning der vijf- en driejaarlijksche prijzen; |
5o | de afkondiging der nieuw uitgeschreven prijsvragen; |
6o | een verslag over den staat der bij de Academie bestaande stichtingen en fondsen. |
Alle lezingen te houden en mededeelingen te doen in deze openbare vergadering, worden in de er aan voorafgaande zitting aan de goedkeuring der Academie onderworpen.
Art. 31.
Tot het bijwonen van de vergaderingen worden alle gewone, briefwisselende en binnenlandsche eereleden door het Bestuur, ten minste acht dagen te voren, schriftelijk uitgenoodigd.
De beschrijvingsbrief vermeldt het uur waarop de vergadering zal aanvangen en de verschillende punten die zullen behandeld worden, met uitsluiting van alle andere, tenzij in hoogdringende gevallen.
Art. 32.
Een voorstel tot dadelijke behandeling van een punt, dat door den beschrijvingsbrief niet ter kennis van alle leden werd gebracht, behoort door de twee derden der aanwezige leden te zijn aangenomen; zooniet blijft de zaak verdaagd tot de volgende vergadering.
Art. 33.
Geheime vergadering is verplicht, telkens als de Academie overgaat tot:
1o | het doen van benoemingen en verkiezingen, van welken aard ook; |
2o | het overwegen van de aanspraken der candidaten; |
3o | het uitschrijven van prijsvragen; |
4o | het beoordeelen van de op prijsvragen ingekomen antwoorden; |
5o | het behandelen van zaken, beambten en bedienden der Academie betreffende; |
6o | het behandelen van voorstellen tot wijziging der wet. |
Worden evenwel tot de geheime zitting onder 4o bedoeld, toegelaten, de eere- of briefwisselende leden die van een keurraad deel uitmaken.
Art. 34.
De vergadering begint stipt op het uur dat door den beschrijvingsbrief is aangekondigd, wat ook het aantal der aanwezige leden zij.
Art. 35.
De orde der werkzaamheden is bij voorkeur als volgt:
1o | lezing van het verslag over de voorgaande vergadering, dat, na goedkeuring, door de drie leden van het Bestuur geteekend wordt; |
2o | kennisgeving van ingekomen stukken en boekwerken; |
3o | aanvragen van regeeringswege; |
4o | verslagen, mededeelingen, voorstellen van Bestuur, Commissiën of leden; |
5o | verkiezingen, benoeming van keurraden, beoordeeling van prijsvragen; |
6o | aangekondigde spreekbeurten, besprekingen, mededeelingen van ter vergadering aanwezige leden; |
7o | voorstellen ter behandeling in een volgende vergadering, aanbieding van nieuw verschenen werken; |
8o | laatste omvraag. |
Art. 36.
Er kan geen beslissing genomen worden, noch stemming plaats grijpen, indien niet de meerderheid der gewone leden aanwezig is.
Art. 37.
Behalve in gevallen bij de wet bepaald, wordt voor alle besluiten volstrekte meerderheid der stemmen vereischt.
Als de stemmen staken, wordt in omvraag gebracht of de beslissing tot de eerstvolgende vergadering zal worden uitgesteld. Besluit de meerderheid tot onverwijlde afdoening, dan beslist de Voorzitter.
Art. 38.
De stemming geschiedt bij gesloten briefjes:
1o | bij verkiezingen en benoemingen; |
2o | wanneer het Bestuur het raadzaam oordeelt; |
3o | zoodra ten minste drie leden het verlangen. |
In alle andere gevallen wordt bij monde gestemd, tenzij voldoende blijke, dat stemming door opstaan en zitten aan de vergadering in een bijzonder geval tot bekorting aangenamer is.
Art. 39.
Het stemmen bij monde geschiedt volgens de orde der benoeming.
Art. 40.
Bij elke stemming met gesloten briefjes wijst de Bestuurder twee leden aan, om de stemmen op te nemen. Deze stemopnemers brengen, staande de vergadering, schriftelijk verslag uit over den uilslag, die door den Bestuurder bekend gemaakt wordt.
Onmiddellijk na de verkiezing worden alle stembriefjes verbrand.
Vierde hoofdstuk.
Over het Bestuur.
Art. 41.
De Academie wordt bestuurd door een college bestaande uit een Bestuurder, een Onderbestuurder en een Bestendigen Secretaris, allen onder de gewone leden verkozen, behoudens bekrachtiging van den KoningGa naar voetnoot(1).
Art. 42.
Het Bestuur vertegenwoordigt de Academie; het beheert haar algemeene, huishoudelijke belangen, en doet, voor zoover noodig, de vereischte voorstellen daartoe aan 's Lands Regeering.
De werkzaamheden van alle vergaderingen worden door het Bestuur voorbereid en geregeld.
Met het oog op een en ander houdt het eens in de maand eene vergadering; als de omstandigheden het vereischen, kunnen ook buitengewone bestuursvergaderingen gehouden worden.
Van alle bestuursvergaderingen wordt door den Bestendigen Secretaris proces-verbaal opgemaakt, en door hem alsmede door de beide Bestuurderen geteekend.
Art. 43.
In alle zaken, die niet uitdrukkelijk aan een bepaalde commissie zijn opgedragen, geeft het Bestuur praeadvies.
Art. 44.
De Bestuurder en de Onderbestuurder worden verkozen voor den tijd van een jaar. De verkiezing heeft plaats in de maand November; de verkozenen treden in bediening den 1n Januari daaraanvolgende. Zij zijn niet onmiddellijk herkiesbaar.
Art. 45.
De Bestuurder regelt het algemeen bestuur der Academie, en heeft met het oog daarop zitting in alle commissiën. Hij zit alle vergaderingen der Academie voor, leidt de beraadslagingen en handhaaft dezer orde (zie art. 35); hij zorgt er voor dat het reglement wordt nageleefd, spreekt de beslissingen uit die door de Academie genomen worden, en onderteekent, met den Onderbestuurder en den Bestendigen Secretaris, alle van de Academie uitgaande stukken en besluiten.
Bij stemmingen brengt hij zijn stem het laatst uit.
Art. 46.
Indien de Bestuurder verhinderd wordt eenige vergadering geheel of gedeeltelijk bij te wonen, dan geeft hij daarvan kennis aan den Onderbestuurder en aan den Bestendigen Secretaris. De Onderbestuurder vervangt hem dan, en treedt in al zijn rechten en verplichtingen.
Bij ontstentenis of afwezigheid van Bestuurder én Onderbestuurder, wordt de vergadering door den Bestuurder van het voorgaande jaar geleid.
Art. 47.
De Bestendige Secretaris wordt voor het leven benoemd door den Koning, uit eene voordracht van twee candidaten, opgemaakt door de Academie bij geheime stemming en met volstrekte meerderheid van stemmen.
De voordracht zal opgemaakt worden in de eerste vergadering, die gehouden wordt nadat de plaats is opengevallen; er kan echter geen beslissing genomen worden, als niet ten minste twee derden der gewone leden aanwezig zijn.
De Bestendige Secretaris is gehouden te Gent te wonen.
Art. 48.
De Bestendige Secretaris brengt de besluiten van de Academie en haar Bestuur ten uitvoer; hij stelt de verslagen op van alle vergaderingen van de Academie en van het Bestuur, welke verslagen, nadat ze goedgekeurd zijn, door het geheele Bestuur worden onderteekend.
Hij onderteekent met den Bestuurder en Onderbestuurder de genomen besluiten en alle stukken die van de Academie uitgaan.
Hij ontvangt de inkomende stukken, teekent ze aan op de brievenlijst, brengt ze ter tafel in de eerstvolgende bestuursvergadering en, voor zoover het Bestuur het noodig acht, in de vergaderingen der Academie.
Hij voert de briefwisseling, behoudens zijne verantwoordelijkheid aan het Bestuur, aan wiens oordeel het ontwerp van alle stukken van eenig belang voorafgaandelijk zal dienen te worden onderworpen.
Hij is belast met het bezorgen, verzenden en bewaren van alle uitgaven der Academie; met de bewaring van alles wat aan de Academie toebehoort, inzonderheid van archief en boekerij. Met het oog daarop zal hij voor alle behandelde zaken liggers aanleggen, volgens de regelen van een welgeordend bestuur.
Hij houdt de boeken der Academie, behoudens verantwoording aan de bevoegde Commissie (zie beneden art. 102-103) en voorziet de rekeningen van de vereischte goedkeuring.
Hij brengt tegen de maand Januari een verslag in gereedheid, vermeldende den staat der Academie en hare lotgevallen en handelingen gedurende het verloopen jaar, onderwerpt dit aan de goedkeuring van het Bestuur en van de Academie, waarna het aan den Koning, en in afschrift aan den bevoegden Minister wordt aangeboden. (Zie boven art. 4.)
De Bestendige Secretaris geniet voor zijne werkzaamheden een jaarwedde, door de Regeering te bepalen.
Hij is het verantwoordelijk hoofd van de beambten en bedienden der Academie.
Art. 49.
Wanneer de Bestendige Secretaris, ten gevolge van ziekte of van eenig ander redelijk beletsel, in de onmogelijkheid ver-
keert een vergadering bij te wonen, of tijdelijk zijn ambt waar te nemen, dan kan hij zich laten vervangen door een gewoon lid, naar eigen keuze.
Art. 50.
Bij ontstentenis van een Bestendigen Secretaris wordt, in afwachting eener nieuwe benoeming, een gewoon lid door de Academie tijdelijk met zijne werkzaamheden belast.
Vijfde hoofdstuk.
Over de Commissiën.
Art. 51.
Ter bevordering en bespoediging harer werkzaamheden, kan de Academie aan een of meer commissiën opdragen, zich met een of ander onderwerp van huishoudelijken of wetenschappelijken aard bezig te houden, hetzij aldoor, hetzij in een bepaald geval.
Art. 52.
De thans bestaande vaste Commissiën zijn de volgende:
1o | Een commissie voor Oud- en Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. |
2o | Een commissie voor nieuwere Taal- en Letterkunde. |
3o | Een commissie voor Geschiedenis, Oudheidkunde, Volkskunde, Bio- en Bibliographie. |
4o | Een commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. |
Art. 53.
Elke vaste commissie bestaat uit tien leden, door de Academie te benoemen onder de gewone en briefwisselende leden. Het getal dezer laatsten zal echter in geen geval meer dan drie mogen zijn.
Art. 54.
De benoeming geschiedt uit een dubbeltal voor elke openstaande plaats, door de Commissiën aan de Academie voor te dragen.
Art. 55.
Elke commissie benoemt uit de gewone leden, die er in zetelen, een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris, voor den tijd van twee achtereenvolgende jaren.
De voorzitter en ondervoorzitter zijn bij hun aftreden niet onmiddellijk herkiesbaar; de secretaris is het echter wel. De voorzitter kan evenmin tot ondervoorzitter benoemd worden.
Deze benoemingen hebben plaats in de laatste commissievergadering van het tweede zittingjaar, en worden onmiddellijk ter kennis van de Academie gebracht.
Art. 56.
Elke commissie is bevoegd, zich in bijzondere gevallen, te harer beoordeeling, uit de leden die in haren schoot geen zitting hebben, een of meer raadgevende leden, wier voorlichting haar gewenscht voorkomt, toe te voegen en tot het bijwonen van een of meer harer vergaderingen uit te noodigen, met het doel hun advies in te winnen.
Art. 57.
De vaste commissiën vergaderen ten minste zesmaal 's jaars.
Die vergaderingen zullen gehouden worden op dezelfde dagen waarop de geheele Academie zitting houdt.
Art. 58.
De taak der commissiën bestaat in het:
a. | opsporen of bewerken van hetgeen voor haar vak belangrijk is; |
b. | berichten en adviseeren over hetgeen haar door de Academie wordt opgedragen; |
c. | mededeelen aan de Academie van hetgeen haar gewichtig voorkomt. |
Art. 59.
Over de handelingen en werkzaamheden der verschillende vaste commissiën wordt na elke vergadering verslag uitgebracht in de eerstvolgende vergadering der geheele Academie.
Over de handelingen en werkzaamheden van tijdelijke commissiën wordt dit gedaan, als zij de haar opgedragen taak
volbracht hebben, tenzij die opdracht van zulken aard mocht zijn, dat geruime tijd er mede gemoeid is. In een dergelijk geval zal de betrokken commissie van tijd tot tijd, te harer beoordeeling, maar ten minste eens in het jaar, verslag doen over den stand harer werkzaamheid.
Art. 60.
De verslagen over de vergaderingen en werkzaamheden van alle commissiën, zoo tijdelijke als vaste, worden in de Verslagen en Mededeelingen der Academie opgenomen.
De handelingen van de Commissie voor het Onderwijs in en door hel Nederlandsch maken een afzonderlijke afdeeling uit van de academische Verslagen, onder toepasselijk hoofd; zoo dikwijls zulks door deze commissie gewenscht wordt, worden daarvan overdrukken met afzonderlijke pagineering verspreid. Daartoe worden echter ten minste 16 bladzijden vereischt.
Art. 61.
Alle besluiten der verschillende, tijdelijke of vaste, Commissiën worden eerst dán van kracht, als ze door de geheele Academie zullen zijn goedgekeurd.
Deze goedkeuring wordt door de Academie verleend of geweigerd in de vergadering volgende op die, waarin zij van het te beoordeelen punt zal hebben kennis gekregen.
Art. 62.
Iedere commissie zal, binnen de grenzen harer bevoegdheid, aan het Bestuur de noodige voorstellen doen, opdat de Boekerij der Academie voorzien worde van belangrijke verschenen werken en op de hoogte der wetenschap blijve.
Art. 63.
Elke vaste commissie ontwerpt verder voor zich een door de Academie goed te keuren reglement van orde, niet strijdende met deze wet.
Art. 64.
Geen enkele commissie kan met de Regeering, met andere gestelde machten noch met bijzonderen, rechtstreeks briefwisseling voeren.
Art. 65.
De Secretaris van elke commissie bewerkt op het einde van elk jaar een zakelijk overzicht van haar werkzaamheid gedurende dat jaar, welk stuk, na goedkeuring door de commissie, ter kennis gebracht wordt van de Academie en in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen wordt.
Zesde hoofdstuk.
Over het uitgeven van geschriften.
Art. 66.
De Academie schrijft jaarlijks prijsvragen uit in de verschillende vakken die tot haar werkzaamheid behooren.
Het getal staat te harer beoordeeling, evenals de tijdruimte binnen dewelke de antwoorden dienen ingezonden te worden.
Er zal aan de prijsvragen alle mogelijke ruchtbaarheid worden gegeven.
Art. 67.
Het uitschrijven van prijsvragen wordt voorbereid door eene in de Juli-vergadering door de Academie te benoemen commissie, bestaande uit één lid van elke vaste commissie, onder voorzitterschap van den Bestendigen Secretaris.
Ieder lid kan voor 1 Juli ontwerpen van prijsvragen bij den Bestendigen Secretaris inzenden, die ze bij de commissie ter tafel brengt.
Deze beoordeelt de aangeboden prijsvragen, spoort er andere op en bepaalt ten slotte hare keus bij een zeker getal. Bij elke prijsvraag voegt ze een voorstel aangaande het bedrag van den uit te loven prijs.
De lijst der door deze Commissie aangehouden prijsvragen, met den aankleve van dien, wordt met bekwamen spoed gedrukt en aan alle gewone leden vertrouwelijk medegedeeld.
In de Augustus-vergadering worden de voorstellen der commissie besproken en bepaalt de Academie welke vragen zullen uitgeschreven worden, alsook het bedrag van den prijs. Dit bedrag
kan in geen geval duizend frank te boven gaan. Staande die vergadering kunnen nog andere prijsvragen worden voorgesteld.
Aan de schrijvers van een bekroond werk wordt daarenboven een eerediploma uitgereikt.
Art. 68.
Antwoorden worden ingewacht uiterlijk den 10den December van het jaar, voorafgaande aan dat waarin de prijskamp zal beoordeeld worden. In de eerste daaraanvolgende vergadering deelt de Bestendige Secretaris aan de Academie mede op welke prijsvragen antwoorden zijn ingekomen, en worden de keurraden, die derhalve noodig blijken te zijn, benoemd.
Art. 69.
Gewone leden mogen aan de wedstrijden der Academie geen deel nemen, briefwisselende leden wel.
Art. 70.
Briefwisselende leden kunnen dan ook geen deel uitmaken van eenigen keurraad, tenzij ze vooraf de verklaring afleggen, dat zij de te beoordeelen prijsvraag niet beantwoord hebben.
Art. 71.
De prijsverhandelingen behooren in de Nederlandsche taal geschreven te zijn.
Art. 72.
De prijsverhandelingen behooren met een spreuk geteekend te zijn; in een verzegeld omslag, met dezelfde spreuk tot opschrift, vermeldt de schrijver zijn naam en woonplaats.
Art. 73.
Wie zich op een of andere wijze bekend maakt, of zijn antwoord na den voorgeschreven termijn inzendt, blijft buiten den wedstrijd gesloten.
Art. 74.
Als antwoord op een prijsvraag mogen alleen nog niet uitgegeven werken aangeboden worden.
Art. 75.
De beoordeeling der ingezonden verhandelingen wordt opgedragen aan een jury van drie leden, voor elke prijsvraag afzonderlijk te benoemen door de Academie.
De steller van een vraag is van rechtswege eerste verslaggever.
Art. 76.
De beoordeelaars brengen een beredeneerd advies uit omtrent de waarde, het bekronen en uitgeven der prijsverhandelingen. Aan dezer taal en stijl wordt bijzondere aandacht geschonken.
Het Bestuur neemt de noodige maatregelen opdat alle adviezen hem uiterlijk tegen 1 Mei toekomen, laat ze drukken tegen de algemeene vergadering dier maand, en deelt ze aan de gewone leden vertrouwelijk mede.
Van de Mei- tot de Juni-vergadering blijven de beoordeelde verhandelingen ter beschikking der gewone Leden, die zich een eigen oordeel wenschen te vormen.
In de Juni-vergadering wordt over het al of niet bekronen en uitgeven der beoordeelde stukken beslist, bij volstrekte meerderheid van stemmen der aanwezige leden.
De gesloten naambriefjes der afgekeurde verhandelingen worden staande de vergadering verbrand.
Art. 77.
Alle bekroonde prijsverhandelingen worden vanwege de Academie gedrukt en uitgegeven, tenzij deze uitdrukkelijk, bij meerderheid van stemmen, anders beslist.
Met het oog daarop doet de schrijver afstand van zijn kopijrecht, voor den tijd van twee jaar, te rekenen van den dag van 't verschijnen van het werk. Daarna wordt dit weer het eigendom van den schrijver.
Beslist de Academie niet tot uitgave, dan behoudt de schrijver zijn kopijrecht; gaat deze tot een uitgave over, dan is hij gehouden 30 exemplaren ter beschikking van de Academie te stellen.
Art. 78.
De schrijver van een werk, dat bekroond wordt onder beding dat het op bepaalde punten gewijzigd of volledigd wordt, ontvangt niet eerder het bedrag van den uitgeloofden prijs, dan nadat de verlangde wijzigingen ten genoege van de jury, en binnen een door deze bepaalden tijd, zijn uitgevoerd.
Art. 79.
Desverkiezend mogen de schrijvers van onvoorwaardelijk bekroonde antwoorden hun handschrift aan den Bestendigen Secretaris terug vragen, om verbeteringen en aanvullingen die hun sedert het inzenden noodzakelijk zijn gebleken, aan te brengen.
In geval daardoor wijzigingen van eenigen omvang ontstaan, wordt het werk niet ter perse gelegd vóór die wijzigingen door de beoordeelaars zijn goedgekeurd.
Art. 80.
Geschriften tot het gebied der Koninklijke Vlaamsche Academie behoorende, kunnen haar ter uitgave worden aangeboden, ook door personen die geen lid zijn.
Over de wijze van uitgave beslist de Academie.
Art. 81.
De Koninklijke Vlaamsche Academie kan, op voordracht van het Bestuur of van een der vaste commissiën, aan een of meer geleerden, al of niet leden der Academie, een of ander wetenschappelijk werk, tot haar gebied behoorende, opdragen.
Art. 82.
Wanneer een dergelijke opdracht dat vereischt, kan de Academie, behoudens goedkeuring van 's Lands Regeering, een of meer harer leden of andere bevoegde personen belasten met eene wetenschappelijke zending binnen of buiten 's lands.
Art. 83.
Elk werk, van welken aard ook, dat der Academie overeenkomstig art. 80 of 81 wordt ingeleverd, wordt door het Bestuur in handen gesteld der bevoegde vaste Commissie, die ten minste twee, en zoo noodig drie beoordeelaars aanwijst, om er over
verslag uit te brengen, met een beredeneerd advies, of dat werk waardig is vanwege de Koninklijke Vlaamsche Academie te worden uitgegeven; en, zoo het een afzonderlijke uitgave geldt, met een raming van de kosten.
Na bespreking dezer verslagen en adviezen, besluit de bevoegde Commissie of zij al dan niet een voorstel tot uitgave van het onderzochte werk zal onderwerpen aan de goedkeuring der Academie, die in hoogsten aanleg beslist.
Verslagen en adviezen zullen in de Verslagen en Mededeelingen der Academie worden opgenomen.
Art. 84.
Den bewerker van een door de Academie aangenomen tekstuitgave, alsook den bewerker van een, ingevolge eener opdracht der Academie voltooid, en door deze ter uitgave aangenomen wetenschappelijk geschrift van welken aard ook, wordt een vergoeding toegelegd ten bedrage van:
1o | 3 frank per bladzijde druks groot-8o; |
2o | 2 frank per bladzijde druks klein-8o. |
In buitengewone gevallen, ter beoordeeling van de Academie, kan, op voorstel van het Bestuur, en behoudens goedkeuring van de Regeering, een hooger honorarium worden verleend.
Den bewerker van een aan de Academie aangeboden en door deze ter uitgave aangenomen wetenschappelijk werk zal, in buitengewone gevallen ter beoordeeling van de Academie, dezelfde vergoeding kunnen toegekend worden.
Art. 85.
Alleen in buitengewone gevallen, ter beoordeeling der Academie, kan van een schrijver of bewerker een nieuw werk ter perse gelegd worden, vóór een ander werk is afgedrukt.
Art. 86.
Door de Academie kan geldelijke ondersteuning worden verleend voor het uitgeven, door andere genootschappen of door bijzondere personen, van buiten haar toedoen ondernomen, belangrijke werken tot haar gebied behoorende, waarvoor anders moeilijk een uitgever zou te vinden zijn; telkens onder voorbehoud, dat 30 exemplaren ter beschikking der Academie zullen worden gesteld.
Dergelijke uitgaven voeren op den titel:
‘Uitgegeven met ondersteuning van de Koninklijke Vlaamsche Academie.’
Art. 87.
Behalve de door haar bekroonde verhandelingen en de geschriften die in de vorige artikelen bedoeld zijn, geeft de Academie nog uit:
1o | Verslagen en Mededeelingen, |
2o | een Jaarboek, |
die beide ter uitgave bezorgd worden door den Bestendigen Secretaris, onder toezicht van het Bestuur der Academie.
Art. 88.
In de Verslagen en Mededeelingen worden opgenomen:
1o | de verslagen over wat in de algemeene vergaderingen verhandeld is; |
2o | de verslagen over wat verhandeld is in de vergaderingen der tijdelijke en vaste commissiën; |
3o | de verslagen en beoordeelingen betreffende antwoorden op prijsvragen en uit te geven werken; |
4o | de mededeelingen in de vergaderingen der Academie of eener commissie gedaan; |
5o | de voordrachten en lezingen door de leden in de vergaderingen gehouden; |
6o | zoodanige stukken van personen niet aan de Academie verbonden, als daartoe door haar worden aangewezen. |
Art. 89.
De voordrachten, lezingen of mededeelingen der Leden worden in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen. Alleen in het geval, dat bezwaar wordt gemaakt tegen het opnemen, kan een dergelijk stuk bij meerderheid van stemmen, afgewezen worden.
Art. 90.
De Verslagen en Mededeelingen worden met bekwamen spoed, uiterlijk 8 dagen na de eerstvolgende vergadering, aan alle Leden toegezonden.
De Bestendige Secretaris is gemachtigd moeilijk leesbare verhandelingen, alsook de stukken waarvan de drukproeven
niet bijtijds werden teruggezonden of waarvan het afzetten het verschijnen der Verslagen en Mededeelingen zou vertragen, tot een volgende aflevering te verschuiven.
Art. 91.
Het Jaarboek zal, voor zoover doenlijk, in de maand Januari verschijnen, en bevat:
1o | Een kalender met Germaansche persoonsnamen en de dagteekening van belangrijke feiten uit de geschiedenis der Nederlandsche taal- en letterkunde en der Vlaamsche Beweging; |
2o | de Koninklijke Besluiten betrekking hebbende op de inrichting der Koninklijke Vlaamsche Academie; |
3o | de wet der Academie; |
4o | de reglementen van orde der verschillende vaste commissiën; |
5o | een lijst van de leden der Academie; |
6o | een lijst van de leden der verschillende commissiën; |
7o | de adressen der leden; |
8o | een lijst van de afgestorven leden; |
9o | een lijst der Bestuurders en Onderbestuurders; |
10o | de uitslagen der wedstrijden der Academie; |
11o | een lijst der uitgeschreven prijsvragen; |
12o | de reglementen en uitslagen der staatsprijskampen te beoordeelen door een jury bestaande uit Leden der Academie; |
13o | desvoorkomend, de verslagen dezer jurys; |
14o | levensberichten van afgestorven leden; |
15o | het jaarlijksch verslag van den Bestendigen Secretaris over den staat en werkzaamheid der Academie; |
16o | de jaarlijksche verslagen over den staat der verschillende academische stichtingen en fondsen; |
17o | de lijst van de door de leden in den loop van het voorgaande jaar uitgegeven geschriften; |
18o | de lijst der werken van de in den loop van het voorgaande jaar nieuw verkozen leden; |
19o | een lijst van de aanwinsten der boekerij in het voorgaande jaar; |
20o | alle andere stukken, die daartoe door de Academie zullen worden aangewezen. |
Art. 92.
Het bezorgen der overige geschriften, vanwege de Academie uitgegeven, geschiedt door de schrijvers of bewerkers onder toezicht van het Bestuur of van de bevoegde vaste Commissie.
Het Bestuur houdt tevens toezicht over al wat het uiterlijk der uitgave betreft. Het heen en terugzenden der drukproeven geschiedt door en aan den Bestendigen Secretaris, die alleen over het imprimatur beschikt.
Extra-correctie blijft ten laste van hem die ze veroorzaakt.
Art. 93.
Behoort een werk met teekeningen, platen enz. te worden voorzien, dan zal de schrijver of de betrokken commissie daarvan aan 't Bestuur der Academie kennis geven. Als het Bestuur zulks noodzakelijk acht, wordt over het drukken van tekst en platen afzonderlijk beslist.
Art. 94.
Blijkt de illustratie aanleiding te geven tot de raming te buiten gaande onkosten, dan wordt de uitgave verdaagd, en maakt de Bestendige Secretaris tegen de eerstvolgende vergadering een nieuw bestek op, waarop de Academie beslist of de uitgave voortgang zal hebben.
Art. 95.
De uitgaven der Academie worden gedrukt in ten minste 400 exemplaren.
Art. 96.
De schrijvers van in de Verslagen en Mededeelingen en in het Jaarboek opgenomen stukken hebben recht op 50 overdrukken met titelblad en afzonderlijke pagineering.
Op het titelblad zal echter vermeld worden: Overgedrukt uit de Verslagen en Mededeelingen of Overgedrukt uit het Jaarboek.
De schrijver of bewerker van afzonderlijk vanwege de Academie uitgegeven geschriften ontvangt, boven zijn honorarium, 75 presentexemplaren, onder voorbehoud dat ten minste twintig daarvan zullen gebruikt worden ter aankondiging en bespreking in binnen- en buitenlandsche tijdschriften.
De lijst dezer tijdschriften zal telkens door den schrijver van het betrokken werk in overleg met den Bestendigen Secretaris der Academie worden opgemaakt.
In geval meer overdrukken of exemplaren gewenscht worden, dan zullen die door den drukker der Academie geleverd worden volgens een tarief, vast te stellen door het Bestuur en den drukker, na gezamenlijk overleg.
Art. 97.
De Academie zal alleen aannemen zulke mededeelingen en geschriften, die nog volkomen onuitgegeven zijn.
Art. 98.
Alle ingezonden of ingeleverde handschriften blijven het eigendom der Academie. De schrijver, of hij die doet blijken rechthebbende te zijn, kan er afschrift van bekomen op zijn kosten.
Art. 99.
Ten behoeve harer uitgaven sluit de Academie met haren drukker een contract af, geldende voor een termijn van vijf jaar, dat aan de goedkeuring der Regeering wordt onderworpen.
Te bekwamer tijd zal door beide partijen worden overgegaan tot herziening van de voorwaarden, lasten en bepalingen van dat contract, en zullen de noodig bevonden wijzigingen aan de goedkeuring der Regeering worden onderworpen.
Zevende hoofdstuk.
Over de geldmiddelen der Academie.
Art. 100.
De geldmiddelen der Academie bestaan uit:
1o | Het crediet dat jaarlijks te harer beschikking wordt gesteld door de Regeering; |
2o | de inkomsten der stichtingen en fondsen, haar toevertrouwd en door de Regeering te haren behoeve aanvaard. |
Art. 101.
Deze geldmiddelen worden besteed tot:
1o | bezoldigingen en vergoedingen; |
2o | prijzen, het uitgeven der academische geschriften, onderhoud en vermeerdering der bibliotheek, bestrijding van alle huishoudelijke onkosten; |
3o | wetenschappelijke doeleinden van algemeenen aard. |
Art. 102.
Het beheer van de geldmiddelen der Academie staat onder toezicht van een bijzondere commissie, bestaande uit het Bestuur en drie leden, die in Januari verkozen worden door de Academie.
Die drie leden zijn niet onmiddellijk herkiesbaar.
Art. 103.
Deze Commissie heeft in opdracht:
1o | uiterlijk voor I Februari van elk jaar de begrooting voor het volgend jaar op te maken, welke begrooting, voorzien van een memorie van toelichting, in de eerstvolgende vergadering der Academie wordt ter tafel gebracht, en, na vaststelling, aan de Regeering ter goedkeuring wordt toegezonden. |
2o | een maal 's jaars na te zien de rekening en verantwoording van den Bestendigen Secretaris over zijn geldelijk beheer, en in de eerstvolgende vergadering verslag uit te brengen over haar bevindingen. |
3o | desvoorkomend, de Academie te dienen van advies, aangaande voor te stellen of voorgestelde wijzigingen in de overeenkomst met den drukker. |
Van het in haar vergaderingen verhandelde wordt telkens een proces-verbaal opgemaakt, dat in een daartoe bestemd boek wordt overgeschreven en door alle leden der commissie onderteekend.
Achtste hoofdstuk.
Over de Stichtingen en Fondsen.
Art. 104.
Voor elk aan de Academie toevertrouwd fonds of stichting wordt een reglement vastgesteld en aan de goedkeuring der Regeering onderworpen, waarin
1o | de bedoelingen van schenker of erflater, blijkende uit de akte van schenking of uit den uitersten wil, nauwkeurig worden omschreven; |
2o | wordt bepaald, aan welke, vaste of tijdelijke commissie, het beheer er van zal worden opgedragen; |
3o | alle verdere noodige maatregelen van uitvoering worden voorzien. |
Art. 105.
Jaarlijks wordt, in de Februari-vergadering, over den staat van elke stichting of fonds een verslag uitgebracht door den Secretaris der commissie, waaraan het beheer er van is opgedragen.
In dat verslag behoort een nauwkeurige verantwoording van de ontvangsten en uitgaven voor te komen.
Na goedkeuring door de Academie, worden deze verslagen opgenomen in de Verslagen en Mededeelingen, en in afschrift medegedeeld aan den bevoegden Minister.
De zakelijke inhoud dezer verslagen wordt door den Bestendigen Secretaris op de jaarlijksche plechtige vergadering medegedeeld.
Art. 105.
Alle uitgaven die uit een of ander fonds worden bekostigd, zullen samen een ondeelbare, doorloopend genummerde reeks uitmaken, en op den titel vermelding daarvan voeren.
Negende hoofdstuk.
Over het archief, de boekerij en de beambten.
Art. 107.
Archief en boekerij der Academie staan onder het toezicht van het Bestuur. De behoorlijke inrichting en bewaring van beide is opgedragen aan den Bestendigen Secretaris.
Art. 108.
De Bestendige Secretaris doet de aankoopen, waartoe besloten wordt, draagt zorg voor de aanvulling der in de boekerij voorhanden boekwerken, alsook voor het inbinden daarvan, voor zoover zulks gevorderd wordt. Hij zorgt voor de vervaardiging, het drukken en uitgeven van een catalogus, voor het behoorlijk bijhouden daarvan, en geeft elke maand in de Verslagen en Mededeelingen eene lijst uit van de ten geschenke ontvangen en aangekochte boeken. Hij stelt aan het Bestuur zulke maatregelen voor, als vereischt worden tot bewaring en uitbreiding der boekerij.
Art. 109.
Op de begrooting der Academie wordt jaarlijks eene som, ter beoordeeling van het Bestuur, uitgetrokken, die zal besteed worden aan het aankoopen van boeken.
Art. 110.
Alle boekwerken worden op de keerzijde van het titelblad voorzien van een stempel, vermeldende volgnummer en datum met het opschrift: Boekerij der Koninklijke Vlaamsche Academie.
Alle platen buiten den tekst zullen op de keerzijde worden voorzien van het kleine stempel der Academie.
Alle boekwerken die aan de Academie worden geschonken, zullen binnen in het omslag voorzien worden van een gedrukt etiketje als volgt:Art. 111.
De boekerij der Academie is in de eerste plaats ten dienste van de leden; maar ook personen vreemd aan de Academie kunnen, met goedvinden van het Bestuur, boeken ter inzage en ten gebruike krijgen, mits bekende of gebleken vertrouwbaarheid.
Verder zal door het Bestuur een reglement van orde voor de boekerij worden opgemaakt.
Art. 112.
In de maand Februari dient de Bestendige Secretaris bij de Academie een verslag in over den toestand van boekerij en archief, en doet hij de voorstellen, die tot hare bewaring, inrichting of uitbreiding geschikt zijn voorgekomen.
Art. 113.
Tot het uitleenen van stukken uit het archief is machtiging van het Bestuur noodig, door den Bestendigen Secretaris aan te vragen.
Art. 114.
Wie uit de boekerij een werk te leen ontvangt, verbindt zich stilzwijgend:
1o | tot het betalen van schadevergoeding voor verlies of bederf van het geleende. Zoowel de beoordeeling van het bewijs der toegebrachte schade als de schatting er van, is onvoorwaardelijk aan het Bestuur der Academie overgelaten. |
2o | geene handschriften uit de boekerij der Academie in het licht te geven, zonder daartoe vooraf door het Bestuur te zijn gemachtigd. |
Art. 115.
Voor de ambtenaren, beambten en bedienden der Academie wordt door het Bestuur een dienstregeling vastgesteld, waarvan de handhaving aan den Bestendigen Secretaris opgedragen is.
Art. 116.
De plaatsen worden begeven na een vergelijkend examen, waarvan de voorwaarden en het programma worden vastgesteld
door de Academie en aan de goedkeuring der Regeering onderworpen.
Art. 117.
Ambtenaren, beambten en bedienden worden benoemd, op voordracht der Academie, door den Koning of door den bevoegden Minister.
Slotbepaling.
Art. 118.
Tot wijziging van deze wet worden vereischt:
1o | een schriftelijk, met redenen omkleed voorstel van ten minste vijf gewone leden; |
2o | een principieele beslissing der Academie, met ten minste twee derden der stemmen van de aanwezige leden, dat tot wetsherziening zal worden overgegaan; |
3o | goedkeuring der ontworpen wijzigingen met ten minste twee derden der stemmen van de aanwezige leden; |
4o | goedkeuring van den Koning. |
- voetnoot(1)
- Dit is niet het geval geweest met de achttien eerste benoemingen, die gedaan werden door den Koning.
- voetnoot(1)
- Dit is niet het geval geweest voor den eersten Bestuurder, den eersten Onderbestuurder en den eersten Secretaris, die destijds door den Koning benoemd werden.