XIII.
‘Geback’:
Iemand ‘een geback’ in zijnen ‘sack schieten’ en Iemand ‘een goet geback’ doen hebben.
Gebak, naar het Wdb. der Nederl. Taal, IV, 380, beteekent in 't algemeen Al wat gebakken is, maar wordt thans uitsluitend toegepast op spijzen, inzonderheid lekkernijen, als taarten, pasteien, banket, suikergoed, enz. In den tekst, dien wij hieronder mededeelen, wordt echter ‘Geback’ figuurlijk gebruikt en wijst het woord op een bepaald Geschenk in gelde bij wijze van voldoening of van schadeloosstelling. Uit den samenhang van den hieronder aangehaalden tekst zal zulks wél op te maken zijn. Immers, de aangelegenheid is de volgende: De vrouw van Adriaan.... is door zekeren Jan Clap verkracht geweest; twee van Adriaans bloedverwanten komen tot hem en zeggen:
‘Adriaen neeff, wy comen hier ghy weet wel waerom. Wy begheeren, is U huysfrouwe yet misdaen, dat ghy daer egeen clacht over doen en wilt, ende dat ghy ons eenen heysch dede, dat ghy sweecht. Wy zouden U liever een geback in uwen sack schieten. Wy zullen de vader spreken van Jan Clappen ende maicken dat ghy een goet geback hebben zult’.
De tekst is ontleend aan een crimineel onderzoek van 20 Maart 1566, uit het Fonds van Hoogstraten op het Staatsarchief te Antwerpen. Hij komt hierop neer: Neef Adriaan, vraag al wat gij wilt, en laat dat potje maar gedekt; wij zullen U liever een schoone som gelds betalen, - ‘U een geback in uwen sack schieten’, - en er voor zorgen dat de vader van Jan Clap U ook behoorlijk voldoe, - ‘dat ghy een goet geback hebben zult’.
Edw. Gailliard.