Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1909
(1909)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |||||||
Kleine verscheidenheden.
| |||||||
[pagina 163]
| |||||||
wordt door Verdam volgenderwijze aangehaald en verklaard: ‘Ghenadicheit es in u (Maria) bedaget sonder enech mueren (zonder weerzin, tegenzin, verwijt), Vierde Mart. 217.’ Een katholieke lezer voelt dadelijk, dat deze verklaring onmogelijk juist zijn kan. ‘Zonder weerzin, zonder tegenzin, zonder verwijt’ is bij de volmaakste aller vrouwen een onmogelijke qualificatie; die, welke bij de qualiteiten van Maria past, is: onveranderlijk, eeuwig. Verg. Een godlike hemelsce tresorie Het zal u echter niet ontgaan zijn, dat ik heb gelezen sonder enech mu-ren, niet mu-eeren, zooals men allicht zou verwachten na 't voorafgaande en dat, ofschoon er geschreven staat mueren. Inderdaad, de context verplicht ons te lezen mu-ren. Het woord staat in het rijm en correspondeert met andere op -uren. Het spreekt van zelf dat, was zulks niet het geval geweest, Verdam nooit op de gedachte zou gekomen zijn, het woord op te vatten als morren. De verkeerde verklaring heeft echter een dieperen grond. De 12de strofe van den Vierden Martijn luidt aldus: O Maria! weerde maget,
Vol gracien ende onversaget,
Ghenade der creaturen,
Daer u sone omme wert gejaget
Ende gebonden ende gelaget
In ere bittere uren.
Hort, vrouwe, wat men van u saget:
Ghenadecheit es in u bedaget
Sonder enech mueren
Dit wetti wel ongevraget
Dat gi des sonders soene draget. enz.
De overige rijmwoorden zijn: geduren: gewaget: claget: pueren: geplaget: vertraget: gebueren: cueren. Daaruit blijkt genoeg, dat men hier te doen heeft met een werkwoord, dat niet uit te spreken is als mu-eeren, wel als mu-ren. Maar dat ww. muren kan moeilijk een andere vorm zijn van morren; dat is ‘lautlich’, phonetisch zeer onwaarschijnlijk. | |||||||
[pagina 164]
| |||||||
Daarentegen kan het zeer goed een andere vorm zijn naast mu-eeren, allebei afgeleid van het Fransche muer. Prof. Salverda de Grave heeft, de eerste, nauwkeurig uiteengezet, dat de uit het Fransch afgeleide werkwoorden te verdeelen zijn in a) ‘werkwoorden die van de franse stam zijn afgeleid, d.i. van dat gedeelte van de verschillende vormen van een frans werkwoord dat in alle of vele tijden, wijzen en personen steeds gelijk blijft, zooals parl in parler, parlons, parlais enz.
Evenals brasser, plier, prouver, enz. gegeven hebben brassen, plooien, proeven, had fr. muer kunnen geven *muen; daarnaast zou het gelijktijdig bestaan van mueeren niets vreemds zijn; verg. boetseeren naast bootsen, cesseeren naast cessen, mankeeren naast manken, passeeren naast passen enz. De lange lijst der dubbele vormen kan men bij de Grave t.a.p. vinden. Daarnaast hebben we werkwoorden als paveien, conterfeiten, polijten, mnl. friten, nnl. fruiten, confijten, gefretteleert, geclaveelt, die alleen van verbogen vormen van het werkwoord, niet van den infinitief, kunnen voortkomen, zooals door de Grave overtuigend is aangetoond. Tot deze klasse van werkwoorden is ons muren wellicht te brengen: het schijnt te berusten op die vormen van het Fransche werkwoord die eene r hebben, of is te verklaren door een verkeerde opvatting van het infinitief, dat men zich als *muerer voorstelde. Hebben de beide vormen muren en mueeren werkelijk naast elkander bestaan? M.a.w. heb ik in de plaats uit de Brugsche keure met recht mu-eeren gelezen? is het ook daar niet mu-ren? Dat is nog niet met zekerheid te zeggen. Die zekerheid kan alleen verschaft worden door een rijm, waarin mueeren door een ander woord op -eeren buiten kijf gesteld wordt. Willem de Vreese. |
|