De eerste voorwaarde, door de begiftigsters gesteld, luidt aldus:
‘De kroozen dezer gifte, zoodra zij ter beschikking der Koninklijke Vlaamsche Academie vallen, zullen gebruikt worden tot uitbreiding der Vlaamsche taal en zeden, namelijk door het aanmoedigen van het dichten en het verspreiden van Vlaamsche liederen, gesteld op lieflijke, eenvoudige, gemakkelijke en zangerige wijzen.’
Waarop dan volgt deze nadere bepaling:
‘Daartoe zal de Koninklijke Vlaamsche Academie, in het tweede jaar van ontvangst der kroozen, voor Belgische dichters eenen prijskamp uitschrijven van liederen, met eenen prijs van 500 frank.
De prijs zal den naam dragen van Karel Boury.’
Geen twijfel of het woord dichten beteekent in bovengemelde voorwaarde: schrijven in gebonden stijl én tevens toondichten; terwijl het woord dichters uit de volgende bepaling niet anders kan uitgelegd worden dan door: Dichters met inbegrip van Toondichters.
In Vlaamsch-België zijn er geene toondichters die werken op eigen teksten, en uiterst gering is het getal der dichters geweest, die tevens toondichters waren of zelfs liederen schreven op bestaande wijzen. In vroeger jaren werd dit beproefd door wijlen Frans de Cort, Em. Hiel, J. van Droogenbroeck, G. Antheunis. Beide laatsten beoefenden de dichtkunst en de toonkunst. Het is dus klaar - er is immers geene spraak van bekende of bestaande wijzen -, dat tot den prijskamp dichters en toondichters worden opgeroepen, volgens oud gebruik ten onzent, zooals dit trouwens nog het geval is in Vlaamsch-België zonder eenige uitzondering op dien regel.
Het spreekt derhalve van zelf dat dichters en toondichters, die bekronenswaardig werk leveren in dien dubbelen prijskamp, aanspraak kunnen maken op een deel van den Karel Bouryprijs.
Omtrent de Vlaamsche liederen, bedoeld bij de eerste voorwaarde, treffen wij nadere aanwijzing aan onder een volgende. Verlangd worden: liederen welke geschikt zijn ‘om op markten of feesten, in scholen en vergaderplaatsen te worden uitgedeeld en voorgezongen, 't zij in bundel om in scholen en maatschappijen te worden gebruikt.’