Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1909
(1909)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |||||
Palmen, pallemen,
| |||||
[pagina 39]
| |||||
Aan zijnen kant verklaart K. Stallaert, Gloss., Palmen: Een mes palmen, door: Het in de hand nemen, Fr. Prendre un couteau en main. Dat die uitlegging hem echter als niet zeer vertrouwbaar voorkwam, mag blijken uit het vraagteeken (?), dat Schrijver er op liet volgen. Naar onze bescheiden meening, is het woord Palmen eenvoudig eene vervlaaamsching van het Middeleeuwsch Latijn Palmare, vanwaar het Oudfransche Palmer en varianten, welke woorden evenwel door lexicografen ook al, - althans wat zekere teksten betreft, - verkeerd schijnen uitgelegd. Laat ons eenige van de gegeven uitleggingen in oogenschouw nemen. Ducange, Gloss.: Palmare: Veteribus nostris Pasmoier et Paumier, pro Manu fortiter apprehendere. La Curne de Sainte-Palaye, Diction. histor. de l'ancien langage françois: Palmeier en Pasmoier: Faire tourner dans la paume de la main; - Palmoyer: Tourner dans la paume de la main; - Paulmer: saisir; - Paumier: Tenir ferme par la main; - Paumoier: Empoigner. Roquefort, Gless. de la langue romane: Pasmoier: Prendre avec la main; - Paulmoier, Paulmoyer: Manier, Jouer de la main; - Paumoier, Paulmoier, Paumoyer: Prendre, Saisir avec la main, Frapper de la main, Empoigner, Manier habilement une chose, Jouer de la main. Al die nog al tamelijk uiteenloopende uitleggingen zijn door den band niet duidelijk, niet scherp genoeg begrensd. Bij Fréd. Godefroy. Dict. de l'anc. langue française (Paris, 1880), komt Palmoyer onder de volgende zeer verschillende vormen voor: Palmeier, Palmeer, Palmoier, Paumaier, Paumier, Pamoier, Pamoyer, Pammoier, Pommoyer, Pasmoier, Paomier, Paumoier en Paumoiier; - bij al die vormen gaan nogmaals de uitleggingen Tenir à plaines mains, Manier; - Godefroy voegt er echter Brandir en Agiter bij, wat reeds voor vele teksten de beteekenis duidelijker maakt.
***
Wij meenen te mogen vaststellen, dat ons Pallemen, of Palmen, inzonderheid wijst op Zwaaien, nl. op het Zwaaien b.v. met eenen degen, met eene lans, enz. Daardoor wordt dan ook bedoeld de houding van hem, die met een zwaard of ander | |||||
[pagina 40]
| |||||
moordtuig in de hand, den arm omhoog zwaait en het wapen rondslingert vooraleer den stoot toe te brengen. In het Fransch heet dit Brandir, d.i. Agiter dans sa main avant de lancer ou de frapper (Littré), Agiter comme un brand (grosse épée qu'on maniait à deux mains), comme une épée, en dit wel met de gedachte zooals hierboven: Lors vint un vilain o sa lanche,
Se li refet une envaïe,
As deux mains l'a forment brandie,
Parmi le cors le vout ferir.
(Em. Martin, Renart, II, 39, vs. 1366-69; Uitg. Méon, 12856-59.)
Die beteekenis zal Pallemen ook in den volgenden tekst hebben: ‘Memorie van twee persoonen, die ghebannen waeren om dat zij rebel ghevallen hadden den baliu van Sinte Pieters. Trouwens, van 't eenvoudig grijpen naar een mes kan in dien tekst geen spraak zijn: toen de twee grove kerels, die den baljuw te lijf gingen, dezen bij de keel aanpakten, hadden zij voorzeker reeds hun mes getrokken; bij wijze van bedreiging, gingen zij nu aan 't slingeren met hun wapen boven 's baljuws hoofd, om dien aldus te dwingen den gevangene los te laten. Met den tekst uit Despars zal het ook wel het geval zijn: kapitein van den Bossche is woedend; tegenover hem staat de man, dien hij als verrader beschouwt: hij steekt hem omver. De bedoeling van den kroniekschrijver zal derhalve iets meer | |||||
[pagina 41]
| |||||
dan een bloot trekken van het mes geweest zijn, en wél het woelen of geweldig zwaaien daarmede, dat het toebrengen van den doodenden steek zal hebben voorafgegaan: ‘ende palmende met dien zijn poingiaert, stack hem daer hertsticx ter stede doot’. Men lette nog op de twee volgende teksten met Pallemen of Palmen, door K. Stallaert aangehaald: ‘De vassal, die alleene dreycht, oft hant heft, oft mes pallemt, ofte slaen ofte steken wille, ende niet en slaet oft en steect, en verbuert zijn leen niet...’ (Wielant, Leenrecht, 128.) In die plaatsen ook, is ons woord niet blootweg door Aanvatten, Grijpen, uit te leggen. Stellig schijnt het ons toe, dat in de vier Vlaamsche teksten, hierboven aangehaald, de gedachte Zwaaien, Fr. Brandir, de hoofdrol speelt. Uit de bespreking van ettelijke Oudfransche teksten, zal ten anderen algauw blijken, dat in vele gevallen de woorden Palmoyer, Palmoier, en varianten, ook enkel en alleen door Brandir mogen verklaard worden. ***
Eerst zij opgemerkt, dat de uitlegging Faire tourner dans la paume de la main, of Tourner dans la paume de la main, uit La Curne de Sainte-Palaye, in geener wijze passen kan op de volgende plaatsen door dien lexicograaf medegedeeld:
Onder Palmeier: Sun espiet vart li bers palmeiant Sun espiet palmeiant beteekent hier ongetwijfeld: Al zwaaiende met zijn degen stapt de man, ‘li bers’, vooruit.
Onder Palmoyer: ‘Il eust mieulx sceu chevaucher un cheval, palmoyer une lance et férir de l'espée, que garder les brebis.’ (Percef., vol. III, fo 93.)
Dat beteekent: Beter had hij kunnen te paard rijden, zwaaien met eene lans en slaan met den degen, dan de schapen te hoeden. | |||||
[pagina 42]
| |||||
Onder Pasmoier: Li rois revint d'estordoisons;
Bien s'est rassis en ses arçons,
Et pasmoie son fort espié,
Qu'il n'a encore pas brisié.
(Parton., f. 135.)
Wat aldus te vertalen is: De koning kwam tot zich zelven; weder zit hij vast in den zadel en zwaait hij zijn zwaren degen, dien hij (in het tornooi) nog niet gebroken heeft.
Evenzoo is het gelegen met de uitlegging Saisir, door La Curne de Sainte-Palaye op Paulmer gegeven:
‘Adonc Alexandre print ung glaive que ung sien chevalier tenoit, et advisa le conte Carleir qui en paulmoit ung autre moult fièrement, et regardoit par où il le pourroit empoigner.’ (Percef., vol. I, f. 25.)
Alsdan vatte Alexander eene lans aan, die een zijner ridders in de hand hield; hij zag naar graaf Carleir toe, welke er een andere stoutmoedig zwaaide, en keek waar hij dezen best kon beetkrijgen.
Tenir ferme par la main kan ook geenszins passen op Paumier uit den volgenden tekst, die bij Froissart voorkomt:
Froissart spreekt van den aanval door de mannen van den koning van Engeland (1339) tegen Honnecourt beproefd. Toen woonde in het stadje een abt ‘de grant sens et de hardie entrepresure, et estoit moult hardis et vaillant homs as armes’. De moedige man laat in aller haast Honnecourt versterken en stelt zich aan het hoofd der inwoners: de abt ‘mies ne s'espargnoit, mais se tenoit tout devant en très-bon convenant, et recueilloit les horions moult vaillamment et lançoit à le fois ossi grans cops moult apertement’. Onder de aanvallers was een van de dappersten ‘Henri de Flandres, qui se tenoit tout devant, son glave empuingnié et lançoit les horions grans et perilleus’. De abt gaat den jongen ridder te lijve, grijpt dezes lans aan: hij zwaait ze en trekt ze geweldig naar zich toe, zoodanig dat hij zich ten slotte daarvan meester maakt: De quoy dans abbés, qui estoit fors et hardis, apuigna le glave audit monsigneur Henri, et tout paumiant et tirant vers lui, il fist tant que parmi les fendures des barrières il vint jusques au brach ledit monsigneur Henri, qui ne voloit mies son glave laissier aler | |||||
[pagina 43]
| |||||
pour sen honneur...; mais sa glave demora par grant proèce devers l'abbet, qui le garda depuis moult d'années...’ (OEuvres de Froissart, uitg. Kervyn de Lettenhove, Bruxelles, 1867, III, 25.) Even verkeerd zijn de uitleggingen Manu fortiler apprehenderc, Tenir à pleines mains, Manier of Empoigner, op Paumoier, op de twee volgende teksten toegepast. Uit den samenhang van de twee bedoelde plaat en is inderdaad gemakkelijk op te maken, dat hier alleen van Zwaaien spraak kan zijn. Men oordeele: Begues de Belm gaat op jacht tegen een gevaarlijk wild zwijn. Als het wreede dier het geblaf der honden hoort, schoort het zich tegen een berg: Encontre monts li sangles est dréciés. Het vlucht niet, maar valt den geliefden speurhond van den hertog aan, en brengt dezen ter dood: ams print à tornoier Daarop springt Begues woedend vooruit; hij loopt naar het beest al zwaaiende met zijn zwaard, doch het ontvlucht: Bègues ì vint paumoìant son espié, In Le Roman de la Rose beschrijft de dichter het gevecht, ‘où dame Franchise combat contre Danger, qui fort la bat’: Vrouw ‘Franchise’ houdt een zware lans in de hand en rukt tegen ‘Danger’ op. Deze is met eene knots gewapend; hij zwaait ze trotsch en moedig, en brengt rondom zich zulke geweldige, zulke gevaarlijke slagen toe, dat niet een schild tegen hem bestand blijft: Franchise vint premierement
Contre Dangier moult humblement,
Qui trop ert fiers et courageus
Par semblant fel et outrageus.
En son poing tint une maçuë,
Fierement la paumoie et ruë
Entor soi cop si pertileus
Qu'escus, s'il n'est trop merveilleus,
Ne puet tenir qu'il nel' pourfende...
(Le Roman de la Rose, uitgave Pierre Marteau, Paris, Bibliothèque Elzevirienne, 1878, III, 164.)
| |||||
[pagina 44]
| |||||
Op de volgende teksten, door Fred. Godefroy, in zijn Dict. aangehaald, zal ook wel enkel en alleen de uitlegging Fr. Brandir, Ned. Zwaaien, toepasselijk zijn:
Si commencerent viguereusement a marcher l'un contre l'autre leurs lances palmant...’ (Monstrelet, Chron, II, 181, Soc. de l'Hist. de France.) Qui dont veist le conte droiturier ‘Si vint devant la table, pammoiant ladicte hache.’ (Wavrin, Anchienn. Cron. d'Englet., I, 231, Soc. de l'Hist. de France.) ‘Si se baissa tout à cheval et print la lance. Lors la print à pommoyer.’ Perceforest, vol. VI, ch. xxxvii.)
***
Uit al het voorgaande mag blijken:
|
|