Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1908
(1908)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 921]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergadering van 16 December 1908.Aanwezig de heeren: Des. Claes, bestuurder; Prof. Dr. W. de Vreese, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Prof. Adolf de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Prof. Dr. Julius Mac Leod, Is. Teirlinck en Dr. C. Lecoutere, werkende leden;
de heer Dr. Leo Goemans, briefwisselend lid.
De heeren Dr. Hendr. Claeys en Mr. Edw. Coremans, werkende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de November-vergadering. - Het wordt goedgekeurd.
SALSMANS-STICHTING. - De Bestendige Secretaris deelt aan de Vergadering den brief mede van 1n December, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten aan de Academie een afschrift overmaakt van het Koninklijk Besluit van 10 November, houdende goedkeuring der Salsmans-Stichting. Bij dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 922]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Koninklijk Besluit wordt de Heer Minister gemachtigd, de schenking van den Z. Eerw. Pater JOZEF SALSMANS, namens de Regeering, voor de Koninklijke Vlaamsche Academie te aanvaarden. Tot uitvoering daarvan, belast deze hooge ambtenaar het Bestuur der Academie, de noodige maatregelen te treffen, om de geschonken som van 20.000 fr., op naam van den Belgischen Staat en ten behoeve onzer Koninklijke Instelling, in het Grootboek der Openbare Schuld te doen overschrijven. - Aan die lastgeving heeft de Bestendige Secretaris zonder uitstel het gewenschte gevolg gegeven.
Het Koninklijk Besluit luidt in dezer voege:
LEOPOLD II, Koning der Belgen,
Aan allen, tegenwoordigen en toekomenden, Heil.
Gezien den brief van 19 Augustus 1908, waarbij de heer J. SALSMANS, S.J., verklaart ter hand te stellen aan de Koninklijke Vlaamsche Academie eene som van twintig duizend frank (fr. 20.000), waarvan de jaarlijksche intrest tegen 3% van het kapitaal door genoemde Instelling zal gebruikt worden naar eigen inzicht en naar den eisch der omstandigheden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 923]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gezien het gunstig advies van de Koninklijke Vlaamsche Academie; Gezien artikels 910 en 937 van het Burgerlijk wetboek; Op voordracht van Onzen Minister van Wetenschappen en Kunsten, Wij hebben besloten en Wij besluiten: Art. 1. - Onze Minister van Wetenschappen en Kunsten wordt er toe gemachtigd, namens de Regeering, voor de Koninklijke Vlaamsche Academie, de door den heer J. SALSMANS gedane gift, te aanvaarden. Art. 2. - Onze Minister van Wetenschappen en Kunsten is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Laeken den 10 November 1908. (Ondert.) LEOPOLD. Van 's Konings wege: De Minister van Wetenschappen en Kunsten, (Ondert.) Bon Descamps.
***
Artikel over de Koninklijke Vlaamsche Academie. - De heer E. van Wilder, bureeloverste aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, was zoo beleefd aan de Academie een overdruk te zenden van de zoo puike als degelijk samengevatte Notitie L'Académie Royale | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 924]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Flamande, door hem geschreven voor Le Mouvement Scientifique en Belgique, 1830-1905 (Bruxelles, 1907). Den heer E. van Wilder zij hier daarvoor de bijzondere dank onzer Koninklijke Instelling betuigd.
***
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering: Le Mouvement Scientifique en Belgique. 1830-1905. Tome I, Bruxelles, 1907; Tome II, Id. 1908. Ministère des Sciences et des Arts. Catalogue des Manuscrits de la Bibliothèque Royale de Belgique, par J. van den Gheyn, S.J., Conservateur à la Section des Manuscrits. Tome septième. Histoire des pays: Allemagne, Angleterre, Autriche, Belgique (histoire générale). Bruxelles, 1907. Analecta Vaticano-Belgica, publiés par l'Institut Historique belge de Rome. - Vol. I. Suppliques de Clément VI (1342-1352). Textes et Analyses, publiés par D. Ursmer Berlière, O.S.B., Directeur de l'Institut Historique belge de Rome. Rome, Bruges et Lille, Paris, 1906. Annuaire astronomique de l'Observatoire Royal de Belgique publié par les soins de G. Lecointe, directeur scientifique du Service Astronomique. 1909. Bruxelles, 1908. Royaume de Belgique. Ministère de l'Industrie et du Travail. Office du Travail. Bibliographie générale des industries à domicile Supplément à la publication: Les industries à domicile en Belgique. Bruxelles, 1908.
Tijdschriften. - Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, nos 11 et 12, 1907. - Revue Sociale Catholique, no 1, 1908. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, nrs 9-10, 1908. - Bulletin des Musées Royaux, no 11, 1908. - Arbeidsblad, nrs 20-21, 1908. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 925]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door de Almanak-Redactie van het Leidsch Studentenkorps: Almanak van het Leidsch Studentenkorps voor 1909. 95e jaargang. Leiden.
Door de Kungl. Universitets-Biblioteket, te Upsala: Haus und Hof im Französischen. Mit besonderer Berücksichtigung der Mundarten. Versuch einer onomasiologischen Studie von Walter O. Streng. Wird mit Genehmigung der philosophischen Facultät der Kaiserlichen Alexanders-Universität in Finnland am 9 November 1907... öffentlich verteidigt. Helsingfors, 1907. Studien über die ō-Verba im Altsächsischen, von Ivar Hortling. Wird mit... (als boven) am 4 December 1907... öffentlich verteidigt. Id. Li Regres Nostre Dame par Huon Le Roi de Cambrai, publié d'après tous les manuscrits connus par Artur Langfors. Thèse de doctorat qui sera soutenue à l'Université de Helsingfors, dans la salle d'histoire et de philologie, le 25 Sept. 1907. Id. Folknamnet geatas i den fornengelska dikten Beowdulf. Inbjudningsskrift till ahörande af de offentliga föreläsningar med huilka Professorn i speciell Privaträtt Bror Herman Dahberg och Professorn i Botanik Hans Oscar Juel, tillträda sina embeten af Henrik Schück, kungl. Universitetets i Upsala n.v. rektor. Uppsala, 1907. Olof Dalin, en litteraturhistorisk undersökning af Hans Verk. Akademisk afhandling som med tillstand af filosofiska fakultetens i Uppsala humanistiska Sektion för vinnande af filosofie doktorsgrad till offentlig granskning framställes af Martin Lamm, fil. lic. Stockh. å Lärosalen N: r IV Lördagen den 23 Maj 1908 kl. 10 F.M. Uppsala, 1908. Inbjudningsskrift till ahörande af den offentliga föreläsning med huilken Professorn i medicinsk och fysiologisk kemi medicine och filosofie doktorn Sven Gustaf Hedin, tillträder sitt ämbete af Henrik Schück, kungl. Universitetets i Upsala n.v. rektor. Upsala, 1908. Un exposé des verbes en -eo -io, dans le latin et dans les langues romanes. Thèse pour le doctorat, présentée à la Faculté des Lettres d'Upsal et publiquement soutenue le 27 Mai 1908.., par Anders Eriksson. Stockholm, 1908. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 926]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bidrag till Tolkning of Rök-inskriften. Inbjudningsskrift till åhörande af den offentliga föreläsning med huilken professorn i zoologi Axel Wirén, tillträder sitt embete af Henrik Schück, kungl Universitetets i Upsala n.v. rektor. Uppsala, 1908.
Door het Genootschap ‘Danmarks Folkeminder’, te Kobenhavn: Fra Dansk Folkemindesamling, Meddelelser og Spörsmal, ved Axel Olrik, samlingens forstander. Kobenhavn 1908.
Door de Reale Accademia dei Lincei, te Rome: Rendiconti della Reale Accademia dei Lincei, Classe di Scienze Morali, Storiche e Filologiche Serie Quinta, Vol. XVII, Fasc. 4o-6o. Roma, 1908.
Door den heer Dr. J. Muyldermans, werkend lid der Academie, te Mechelen: Moderne Opvoedkunde door Kan. Dr. J. Muyldermans, lid der Koninklijke Vlaamsche Academie, opziener over het vrij middelbaar onderwijs in het Aartsbisdom Mechelen. Aanspraak tot de onderwijzers en onderwijzeressen van het Christen-Onderwijzersverbond van Oost-Vlaanderen, te Gent, den 24 April 1908. Sint-Niklaas, 1908. Eene Vlaamsche Hoogeschool. Hare noodzakelijkheid en hare mogelijkheid bewezen, door D. Ackers (Fr. Drijvers, pr.). (Overdruk uit Het Belfort.) Gent, 1889.
Door den heer V de la Montagne, briefwisselend lid der Academie, te Antwerpen: Soete Meditatien der Godt-minnende ziele, Overdenckende de honich-vloeynde Mysterien des Levens, ende des bitter Lydens haers beminden Bruydeghom, Waer door sy tot eene wederliefde, ende oprecht berouw over hare sonden verweckt wordt. Ghestelt op de wyse van 't Inwendich Ghebedt; Ghelijck het selve beoeffent wort; tot ghemack ende bestieringhe der ghener, die de verheventheydt des Aenschouwende Leven trachten te bekomen. Voor desen ghemaeckt in 't Latijn door den Eerw. Pater P. Servatius van den H. Petrus, Carmeliet Discals. Ende nu door den selven Verduytst. Eerste deel. Behelsende de voornaemste Mysterien des Kintsheyts ons Salighmakers. II Druck. Tweede deel. Behelsende de voornaemste Mysterien des Lydens ons Salighmakers. Te Ghendt, by Michiel Maes, 1702. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 927]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leven van Martinus Steyaert, Primus van Leuven, bestrijder van het Jansenistendom, Rector der Hoogeschool, Voorzitter van het Kollegie van Bajus, apostelyke en koninglyke Boekkeurder, Kanonik Deken van Sint-Pieters te Leuven, koninglyke Hoogleeraar in de H. Godgeleerdheid, apostelyke Groot-Vicaris van het voormalig Bisdom van 's Hertogenbosch, Officiael van Leuven Bewaerder van de voorregten der Universiteit, enz., enz., enz., door Emile Auguste Dobbelaere Gent, z.j. (1850.)
Door den heer A. de Cock, briefwisselend lid der Academie, te Antwerpen: Spreekwoorden en Zegswijzen afkomstig van Oude Gebruiken en Volkszeden, door A. de Cock. Door de Koninklijke Academie van België met een ‘Prijs de Keyn’ bekroond. Tweede, herziene en vermeerderde druk. Gent, 1908.
Door den heer J. Verdam, buitenlandsch eerelid der Academie, te Leiden: Middelnederlandsch Handwoordenboek, door J. Verdam, Hoogleeraar te Leiden. Aflevering 4. 's Gravenhage, z.j. (1908.) Door Z.E.D. Mercier, kardinaal-aartsbisschop van Mechelen: La vie diocésaine. Bulletin du Diocèse de Malines. Novembre 1908. Tome II, fasc. IX - Documenta III en IV.
Door den heer Ed. Adriaensen, gemeentesecretaris te Hoogstraten: Inventaire des Archives de S.A.S. le Prince de Salm-Salm, Due de Hoogstraten, concernant principalement le Duché de Hoogstraten, au château princier à Anhalt (Westphalie).
Door de heeren Van Hoeck en Walgrave, leeraars aan het Klein Seminarie, te Hoogstraten: Nederlandsche Schrijvers voor het Middelbaar Onderwijs. Nr 3. Schaepman (Gedichten). - Nr 4, Rodenbach. - Nr 5, Potgieter. I, Novellen. Hoogstraten, 1908.
Door de heeren A. en V. van der Schelden, drukkersuitgevers, te Gent: Verhandeling over de spelling der Nederduitsche Taal, ter bevordering van eenparigheid in dezelve, door Matthijs Siegenbeek, Hoogleeraar in de Nederduitsche Letterkunde te Leyden: uitgegeven in naam en op last van het Staats-Bewind | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 928]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Bataafsche Republiek. Derde druk, te Amsterdam, bij Johannes Allart, 1810. Nederduitsche Spraakkunst door P. Weiland, uitgegeven in naam en op last van het Staatsbestuur der Bataafsche Republiek. Nieuwe door den Auteur zelven overziene en verbeterde druk. Dordrecht, 1820. Rudimenta of Gronden der Nederduitsche Taal. Uitgegeven door de Maatschappij: Tot Nut van 't Algemeen. 1 Stukje. (Over de Woordgronding.) Vierde uitgave. Leiden, 1827. Academie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres. Séance des 4 et 5 mai 1859. Rapports sur les Concours de 1859 (Daaronder komt een buitengewone dichtwedstrijd voor, uitgeschreven ter gelegenheid van de 25e verjaring der wet van 1 Mei 1834, die tot het leggen der eerste spoorwegen besloot. De Jury voor de vlaamsche gedichten bestond uit de heeren Bormans, David en Nolet De Brauwere; hunne verslagen over de 17 ingezonden gedichten komen voor op blzz. 173-198. De heer A. van Beers, van Lier werd bekroond en het bekroonde gedicht Bij de vijf-en-twintigste Verjaring van de Instelling der Spoorwegen in België, wordt medegedeeld op blzz. 299-311) Histoire de la Littérature flamande, par A. Snellaert. Bruxelles, s.d. Nederduytsche overzettinge der XII. Boeken van Publius Virgilius Maro, behelzende wonderlijke gevallen van den grooten AEneas;... Zeer dienstig voor alle Lief-hebbers der Historien, en vrije konsten. Alles opgeheldert door de uytlegginge der duystere plaetsen, verçieringen der Poëten etc. door den Eerw. heer Franciscus Cockelet, Priester. t'Antwerpen, z.j. (1747.) Nieuw Hand-Woordenboek, der Nederduitsche en Fransche talen. Verrijkt met de Algemeene in beide talen aangenomene woorden, de thans gebruikelijke uitdrukkingen, de lijst der ongelijkvloeijende en onregelmatige werkwoorden, de kunstwoorden der zeevaart en de nieuwe scheikundige woorden, enz. door P. Agron en G N. Landré. 2e deel: A-O; 3e deel: P-Z. (Nederduitsch-Fransch.) Laatstelijk mede bearbeid door P. Weiland. Proeve eener Hollandsche Prosodia, oordeelkundig gegrond op, en door het gehoor getoetst aan de uitspraak onzer taal, door het beschaafde gedeelte onzer natie, en toegepast op het rythmus en metrum der ouden, in zoo verre beiden in onze Hollandsche | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 929]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dichtkunde zouden kunnen worden ingevoerd: door Mr. J. Kinker, aan welke Verhandeling de gouden eerepenning is toegewezen.
Door Prof. Dr. M.C. Schuyten, bestuurder van den Paedologischen Schooldienst, te Antwerpen: De Hygiene der Schooljeugd te huis. Raadgevingen voor ouders en hoofden van kostscholen. Door Staatsraad Dr. Leo Burgerstein, Professor te Weenen. Uit het Duitsch vertaald door Prof. Dr. M.C. Schuyten, Antwerpen. (Naar de 11e herziene uitgave. Door het Staatsbestuur op 12100 Ex. in de lagere scholen van België verspreid, en wel 6000 in het Vlaamsche, 6000 in het Waalsche en 100 in het Duitsche gedeelte van het land.) Antwerpen, 1908.
Door den E.H.P. Soens, priester, te Gent: P. Soens, S.T.B. Het Modernisme en Prof. Vercoullie. Laatste Sommatie, ons gedaan in naam der Wetenschap. Overdruk uit ‘Dietsche Warande en Belfort’. Gent, 1908.
Door den heer Dr. A.-J.-J. Vandevelde, bestuurder van het Stedelijk Laboratorium, te Gent: De sociale verantwoordelijkheid in zake voeding en levensmiddelen. Openbare Voordracht gehouden tijdens het 12e Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres te St. Niklaas op 19 September 1908, door Dr. A.J.J. Vandevelde, Directeur van het chemisch en bacteriologisch Laboratorium der Stad Gent, Docent aan het Hooger Instituut voor Gistingsnijverheden en aan de Beroepsschool der Voeding, Lid van de Internationale Commissie tot eenwording der Onderzoeksmethoden van Levensmiddelen. (Overgedrukt uit de ‘Handelingen van het twaalfde Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres’, gehouden te St. Niklaas op 19, 20 en 21 September 1908.) Z.j. (1908.)
Door den heer E. van Wilder, bureeloverste aan het Ministerie van Wetenschappen en Kunsten, te Brussel: Le Mouvement scientifique en Belgique. 1830-1905. - L'Académie Royale Flamande. Bruxelles, 1907.
Door den heer Frédéric M. Kircheisen, te Geneve (Zwitserland): Bibliographie du temps de Napoléon, comprenant l'Histoire des Etats-Unis, par Frédéric M. Kircheisen. Tome I. Paris, Genève, London, 1908. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 930]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Door Dr. Karl Vollmöller, briefwisselend lid der Koninklijke Spaansche Academie voor Geschiedenis, hoogleeraar te Dresden: Zweites Beiheft zu: Uber Plan und Einrichtung des Romanischen Jahresberichtes. Von Karl Vollmöller. Erlangen, 1902.
Door de Redactie: Het Boek, nr 3, 1908. - De Tuinbode, nr 12, 1908.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Catalogue of Books printed in the XVth Century now in the British Museum. Part. 1. Xylographica and Books printed with types at Mainz, Strassburg, Bamberg and Cologne. Printed by order of the Trustees. London, 1908. Deutsches Wörterbuch von Jacob Grimm und Wilhelm Grimm. Fortgesetzt von Dr Hermann Wunderlich, Dr. Karl von Bahder, Dr. Rudolf Meiszner, Dr. Moriz Heyne, Dr. Rudolf Hildebrand, Dr. Matthias Lexer, Dr. Karl Weigand und Dr. Ernst Wülcker. Vierten Bandes, Erste Abtheilung, III. Teil, Neunte Lieferung. Gewinnen-Gewirken. Bearbeitet von Dr. H. Wunderlich. Leipzig, 1908. Van onzen Tijd. Onder Redactie van C.R de Klerk, Th. Molkenboer, Albertine Smulders, Maria Viola. Uitgave van de Maatschappij De Katholieke Illustratie. 1e tot 7de jaargang en afl. 1-4 van 8en jaargang. Sint-Lucas. Nederlandsche uitgave van het ‘Bulletin des Métiers d'Art’, nrs 1-5, 1908. De Gids, December 1908.
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen heeft de Bestendige Secretaris voor de Boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf, nr 22, 1908. - Christene School, nr 3, 1908. - Dietsche Warande en Belfort, nr 11, 1908. - De Katholiek, nr 12, 1908. - Onze Kunst, nr 12, 1908. - Nederlandsch | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 931]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Archievenblad, nr 2, 1908-1909. - Neerlandia, nr 11, 1908. - De Opvoeder, nrs 31-33, 1908. - De Opvoeding, nr 12, 1908. - De Schoolgids, nrs 44-47. - St. Cassianusblad, nr 13; Bijvoegsel, nr 19, 1908. - Volkskunde, nrs 9-10, 1908. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 11, 1908.
Ingekomen brieven. - Vervolgens stelt de Bestendige Secretaris de Academie in kennis met den volgenden ingekomen brief:
J. van Ruusbroec: Huldiging van Jan van Ruusbroec. - Brief van 23 November, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie zijn hartelijken dank betuigt voor het gunstig onthaal, waarmede zij het ontwerp tot oprichting van een gedenkteeken aan Ruusbroec den Wonderbare heeft begroet. ‘Ik houd er aan UEd. te verzekeren,’ - aldus schrijft de Heer Minister, - ‘dat de voorstellen door uw geleerd Genootschap gedaan, met het oog op de voor de betooging te nemen maatregelen, met de meeste welwillendheid te gepaster tijde zullen onderzocht worden.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.1o) Van de pers gekomen uitgave. - Den 14 December is verschenen: Bibliographic van den Vlaamschen Taalstrijd, door de heeren Th. Coopman en Jan Broeckaert, werkende leden. Zesde deel (1873). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 932]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op gezegden dag werd een exemplaar van dat boek aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden. De Bestendige Secretaris liet ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, voor de verschillende inrichtingen bestemd, welke, door tusschenkomst van zijn departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen. - 10 exemplaren werden ter recensie aan tijdschriften uit den vreemde gezonden.
2o) Jaarboek voor 1909. - Behalve de gebruikelijke stukken en mededeelingen, zal de Bestendige Secretaris in dit Jaarboek o.a. laten verschijnen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 933]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 934]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededeeling namens de Commissie voor Middelnederlandsche Letteren.1o) Verslag. - De heer Karel de Flou, secretaris der Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde, legt het volgende verslag ter tafel over de vergadering der Commissie van 21 October laatstleden:
Zijn aanwezig: de Heeren Gailliard, voorzitter; Broeckaert, Coopman, Dr. W. de Vreese, Jhr. de Gheldere, Joos, Dr. Lecoutere, leden, en K. de Flou, secretaris. Het Bestuur wordt vernieuwd. Voortaan zal het samengesteld zijn als volgt:
Voorzitter: de heer Dr. W. de Vreese. Ondervoorzitter: de heer Dr. Lecoutere. Secretaris: de heer K. de Flou.
De Heer Gailliard geeft lezing van eene nota van ons geacht buitenlandsch eerelid, Dr. Johan Winkler, over het Vlaamsche woord jeugd met de beteekenis van jus, vleeschnat. Na eene korte bespreking, waaruit blijkt, dat de Hollandsche term jus dezelfde is als het door volksetymologie gevormde jeugd, wordt het woord hernomen door den heer Gailliard, die handelt over de uitdrukkingen: Iemand een gebak in den zak schieten (Hoogstraten, 1566), en Godskind (XVe eeuw, Hoogstraten).
2o) Nibelungenlied. - Vervolgens deelt de heer K. de Flou aan de Vergadering mede, dat de Commissie, in hare morgenvergadering, kennis heeft genomen van de verslagen door de heeren | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 935]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Prof. Dr. B. Sijmons, ons geacht buitenlandsch eerelid, Dr. L. Simons en Prof. Dr. C. Lecoutere, uitgebracht, over de Nederlandsche vertaling van het Nibelungenlied, door den heer Osc. van Doorsselaar, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Mechelen, aan de Academie ter uitgave aangeboden. - De Commissie heeft den Bestendigen Secretaris den last opgedragen, bedoelde verslagen aan Schrijver mede te deelen en deze in de Verslagen en Mededeelingen op te nemen. - (Goedgekeurd.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1o) Verslag van den heer Dr. B. Sijmons.Ik heb de eer hierbij het door de Koninklijke Vlaamsche Academie van mij gevraagde verslag uit te brengen over de in mijne handen gestelde Nederlandsche vertaling van het Nibelungenlied door den heer Oscar van Doorsselaer, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Mechelen. De vertaler heeft aan zijne vertaling geen enkel verklarend of ophelderend woord toegevoegd, waaruit zoude kunnen blijken, welke bedoeling bij zijn arbeid heeft voorgezeten, welke beginselen er bij in acht zijn genomen en welke redactie van het Nibelungenlied ten grondslag is gelegd Het antwoord op laatstgenoemde vraag kan de kundige lezer zich natuurlijk verschaffen, door het aantal en de opeenvolging der strofen, hier en daar ook de gekozen Nederlandsche woorden, te vergelijken met de oorspronkelijke overlevering. Dan blijkt dat de redactie, die in het Hs. A bewaard is, dus de uitgave van Lachmann (of eene daarop berustende) de basis der vertaling vormt, zonder dat echter - en dat terecht - Lachmann's scheiding van echte en onechte strofen of diens liederentheorie invloed hebben uitgeoefend. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 936]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Moeilijker wordt het antwoord op de beide andere bovengenoemde vragen te geven. Voor wie heeft de vertaler zijn arbeid bestemd? Welke metrische beginselen heeft hij gevolgd? Men kan hier slechts gissen, maar van welk standpunt uit men ook den arbeid van den heer Van Doorsselaer moge beoordeelen, gunstig kan die beoordeeling bezwaarlijk uitvallen. Blijkbaar heeft de vertaler zich zoo nauw mogelijk willen aansluiten aan den grondtekst, en men zoude daaruit kunnen opmaken, dat het zijn bedoeling is geweest, aan Nederlandsche lezers, die het Middelhoogduitsch niet verstaan, het beroemde epos toegankelijk te maken in een vorm die het oorspronkelijke zou kunnen vervangen. Is dit inderdaad de bedoeling geweest, dan kan die niet als geslaagd worden beschouwd. Tot staving van dit oordeel diene het volgende:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 937]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 938]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot zoover mijn opmerkingen omtrent het ‘sprachliche’ element in de vertaling. Mij rest nog iets te zeggen omtrent den metrischen vorm. De vertaler heeft de Nibelungenstrofe zoo getrouw mogelijk trachten na te volgen. Dat hij zich daarbij zekere vrijheden heeft veroorloofd, die de moderne taal vereischt of gewenscht maakt, verdient geen blaam. Zoo schijnt het o.a. raadzaam, in plaats van het uitsluitend staande (mannelijke) rijm van het origineel, naar willekeur staand en slepend rijm te gebruiken, daar rijmen als degen: pflegen, klagen: sagen, genesen: gewesen, geborn: gesworn e.d., in de middeleeuwen mannelijk, in de moderne taal door de rekking der stamsyllabe vrouwelijk moeten worden. Minder noodzakelijk, maar verdedigbaar, is de verkorting van het laatste (achtste) halve vers tot drie heffingen: in de vertaling van den heer Van Doorsselaer vindt men in dat vers regels van vier en van drie heffingen naar believen door elkaar. Erger is, dat de caesuur met groote onverschilligheid behandeld is. Het kenmerkende van de strofe immers ligt juist in de caesuur, die den bouw van het vers met groote kunst aanpast aan de voordracht, en het is m.i. de eerste plicht van een vertaler, in zijn moderne navolging dit moment ook voor het moderne oor te doen uitkomen. Dit is door den heer Van Doorsselaer ten eenenmale verzuimd, en daardoor is van de rhythmiek van het oude epos zoo goed als niets overgebleven. Een aantal verzen - gekozen uit dezelfde gedeelten, waaruit boven de voorbeelden werden genomen - zullen doen zien, dat het den vertaler aan rhythmische fijngevoeligheid volstrekt ontbreekt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 939]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Zie voorts 43,4. 45,1, waar men feitelijk moet accentueeren: ‘Zélden békommérde ‖ hem éenige hártepijn’ (!). 51,3: ‘Het voornémen ván zijn kind’ (!). 56,3. 69,4. 72,3. 74,4: ‘En die aan hare beide zijden vreeselijk sneed’. 91,4. 95,1. 96,1. 98,1.4. 99,4).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 940]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze uit een overgroot aantal op goed geluk gekozen voorbeelden, die tevens het proza-karakter der vertaling in woordenkeus, woordschikking en zinsbouw zullen verduidelijken, kunnen voldoende worden geacht om aan te toonen, dat het metrisch (rhythmisch) karakter van het origineel in deze Nederlandsche vertolking in geenen deele tot zijn recht komt.
Na het bovenstaande kan mijn advies niet twijfelachtig zijn. Hoezeer met leedwezen, het leedwezen dat tegenover een goed bedoelden en vlijtig volvoerden arbeid zekerlijk op zijn plaats is, acht ik de vertaling van den heer Osc. van Doorsselaer niet geschikt om door de Academie te worden uitgegeven.
B. Sijmons. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2o) Verslag van den heer Dr. L. Simons.Ofschoon ik slechts een gedeelte gelezen heb, acht ik dit voldoende om het ongunstig oordeel, door Dr. B. Sijmons uitgesproken, te onderschrijven, vooral met het oog op het al te prozaïsch karakter van de vertaling, al is het dan ook waar, dat het oorspronkelijke niet voor een toonbeeld van stijl kan doorgaan. Te vergeefs heb ik naar een inleiding omgezien, waarin schrijver het voornaamste had kunnen mededeelen uit de zoo omvangrijke stof van sage en ontstaan van het epos, en tevens zijn persoonlijke zienswijze ontvouwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 941]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om den Heer O. van Doorsselaer gelegenheid te geven zijn werk te verbeteren, ware het mijns inziens wenschelijk, hem inzage te verschaffen van het verslag van Dr. B. Sijmons. L. Simons. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3o) Verslag van den heer Dr. C. Lecoutere.Ik heb eigenlijk niets toe te voegen aan hetgeen door de twee achtbare verslaggevers over het ingezonden werk is opgemerkt. Evenals als zij, ben ik van meening dat de vertaling van den heer O. van Doorsselaer te veel te wenschen overlaat om door de Koninklijke Vlaamsche Academie uitgegeven te worden. Dat die uitspraak echter den vertaler niet ontmoedige, maar hem een prikkel weze om zijn arbeid te herzien, te verbeteren en aan te vullen met de noodige of nuttige inlichtingen (b.v. over het doel van zijne onderneming, de wijze van bewerking, de gevolgde redactie en dergelijke meer). Heeft hij, bij zijne vertaling, den gewonen lezer op het oog gehad, dan waren bovendien nog andere mededeelingen zeer welkom om het begrijpen en waardeeren van den inhoud te vergemakkelijken, als o.a. ophelderingen van geschiedkundigen aard of betreffende de realia. C. Lecoutere. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Letterkundige mededeeling.Door den heer Gustaaf Segers, over Nederlandsche Schrijvers voor het Middelbaar Onderwijs. Nr 3: Schaepman (Gedichten); - Nr 4: Rodenbach; - Nr 5: Potgieter I. Novellen. Uitgave van de heeren J. van Hoeck, de Wals en A. Walgrave, leeraars aan het Aartsbisschoppelijk Seminarie te Hoogstraten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 942]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Eerwaarde Heeren Leeraars van het Aartsbisschoppelijk Seminarie van Hoogstraten laten heden de nummers 3, 4 en 5 hunner uitgaven van Nederlandsche schrijvers voor het Middelbaar onderwijs verschijnen. Namens de heeren Van Hoeck, De Wals en Walgrave heb ik de eer een exemplaar dezer werkjes aan de Koninklijke Vlaamsche Academie aan te bieden. Nr 3 bevat uittreksels uit de poëtische werken van Schaepman en eene korte, doch zaakrijke studie door den heer Van Hoeck. De heer leeraar heeft, evenals zijne collega's, veelal andere beoordeelaars aan het woord gelaten en de schrijvers zelf laten spreken. Twee zaken komen in deze inleiding voor, waarop ik vooral de aandacht der studenten vestig. Ernstige kunst eischt ernstigen arbeid. Edel zelfbesef en gewettigde fierheid klinken in Schaepman's woorden.
‘Vorm en inhoud toonen... genoeg, dat men hier niet met jonge verzen heeft te doen. Zij zijn ook niet jong. Zij zijn niet, wat den vorm betreft, uit het hart geweld, of uit de borst ontsprongen. Niet als een gewiekt geluid zijn zij de keel ontvlogen. Wel mag ik het niet ontkennen; als geboren soldaten stappen zij flink en zelfs veerkrachtig voort. Maar dit ook moet ik zeggen, zij zijn ter dege geoefend en gedrild. In later dagen heb ik eens gelegenheid gehad om te zeggen dat dichters wel zondagskinderen zijn, maar dat de wet van den arbeid toch ook voor hen gegeven is. Alle brood eischt zweet, ook het manna. Wie zich niet wil bukken om het te zamelen, zal het niet eten. Ook verzen schrijven vordert leeren, en gedichten maken nog veel meer’.
De kunst, ook de letterkundige kunst, moet genietbaar zijn; het volk moet er zich aan kunnen laven.
‘Voor mij ontbreekt aan de nieuwere kunst het sociale. Zij is geene kunst voor de gemeenschap, voor het volk. Zij zingt niet in den nacht voor de herders, zij geleidt hen niet tot het kindeken van Bethlehem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 943]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De poëzie moet zijn voor het volk, vreugdegevend en verheffend. Laat ons hier nu niet elkander plagen met volkstoon en dergelijke dingen Dit is te gemakkelijk om geestig te zijn. Ieder weet wat hier het volk beteekent. Welnu onze moderne poëzie is niet voor het volkGa naar voetnoot(1).’
Deze woorden zijn gouden appelen in eene zilveren schaal. Nr 4, Albrecht Rodenbach, door den heer A. Walgrave bewerkt, is niet min merkwaardig. Het feit alleen, de uitgave eener bloemlezing uit de werken van Albrecht Rodenbach, den standaarddrager der Vlaamschgezinde studenten, ten behoeve der studenten onzer Seminariën, is een teeken des tijds. Nog meer verheugend is dit feit, wanneer men de opgenomen verzen leest, waarin de rijke gaven en de vurige vaderlandsliefde van Rodenbach evenzeer doorstralen. Onze nooit volprezen Hugo Verriest wist de dichtervonk, die in zijnen student gloeide, tot eene alles verterende vlam aan te blazen; zijne woorden, door Prof. Walgrave medegedeeld, zullen stellig in de harten onzer studenten op vruchtbaren grond vallen.
‘Eertijds heeft er een volk bestaan, edel en groot, de wereld rond bekend.... Dat volk had vrijheid.... Dat volk had macht... Dat volk had kunst.... had eene tale.... had Godsdienst, had eigen gedaante, houding, gedacht, inborst en opvoeding. Zoo heeft er dan een volk bestaan, dat van boven tot beneden één was en Vlaamsch. Dat volk moeten wij doen herleven. Geen ander volk, geen nieuw volk, dat volkGa naar voetnoot(2)’.
Mogen ook thans de studenten, die uitblinken door hunne hartstochtelijke liefde tot onze taal, in de harten hunner professors dezelfde genegenheid opwekken als Rodenbach dit deed bij Verriest! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 944]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Zijn kindergeest straalde in de oogen zijner meesters, zoodanig dat zij onder elkander van hem spraken met bewondering, zijn dagelijksche werken lazen en bewaarden en zeiden, peizend op later: Wat zal en wat moet er van dat kind geworden? Hij straalde in de oogen zijner meesters zoodanig, dat in 't gedacht van allen hij de andere verre overtrof. Zoo verwierf hij bij hen achting en ongedwongen eerbied en over hunnen geest en wille eene wonderlijke macht. Uit ganscher harte juichen wij Prof. Walgrave's woorden toe: ‘Zoo deed hij (Rodenbach) rondom hem roeren, spijts allen tegenstand, die prachtige studentenbeweging, waarvan hij, zooniet de stichter, dan toch de voornaamste inrichter en een der voornaamste voormannen was, en die de redding is geweest en nog blijft van ons eigen Vlaamsch wezenGa naar voetnoot(2). Zoo zij het!
Nr 5, dat door Prof. De Wals werd bewerkt, is aan Potgieter (Novellen) gewijd. Everhardus Johannes Potgieter (1808-1875) is stellig een der voornaamste Nederlandsche dichters en prozaschrijvers der negentiende eeuw.
‘In al zijne werken’, zegt de heer De Wals te recht, ‘stralen door zijne vurige Vaderlandsliefde en zijne vereerende bewondering voor Hollands 17e eeuwGa naar voetnoot(4)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 945]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Zijn poezie is mannelijk en fier, edel en grootsch, ridderlijk en teeder, schoon enkele malen ook stroef en onbuigzaam, in haar onverzettelijke kracht. In zijn proza ademt niet minder een dichterlijke geest dan in zijne verzen. Zijn kernige en tevens schilderachtige diktie boeit den lezer door een geheel eigenaardig meesterschap over de schatten onzer taalGa naar voetnoot(1)’.
Potgieter is tevens een model voor de studeerende jeugd, ‘door de kracht, die van hem uitgaat; door de deugdelijkheid zijner methode; door zijne bedrevenheid in het openen van nieuwe wegen en nieuwe vergezichtenGa naar voetnoot(2)’.
Dr. Schaepman en P. Jansen brengen in geestdriftige bewoordingen hulde aan Potgieter als mensch. Al redenen genoeg om de uitgave van de meesterwerken van dezen schrijver toe te juichen. De keuze is alleszins gelukkig; de ophelderingen zijn gepast en tevens zaakrijk. In Potgieter treffen vooral Jan, Jannetje en hun jongste kind, Holland voorheen en thans. In Burgemeesterskamer; in Schaepman: De Kruisvaarten, Vondel, Aya Sofia, Het Vaderland; in Rodenbach: De laatste Storm, Fierheid, Gudrun. Ik wensch de heeren leeraars geluk met zulk meesterwerk onder de oogen der studenten te brengen:
‘Laat hen van die lui maar droomen, Dat geeft zwakke lenden krachtGa naar voetnoot(3)’! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dagorde.1o) KAREL BOURY-STICHTING. - Bespreking van het Reglement door de Bestendige Com- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 946]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
missie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde voorgesteld. Dit ontwerp, in druk aan de heeren Leden der Academie medegedeeld, wordt met eenparige stemmen aangenomen. Het zal door het Bestuur, ter goedkeuring aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten worden voorgelegd.
2o) SALSMANS-STICHTING. - Bespreking van het ontwerp van Reglement door het Bestuur voorgesteld. Dit ontwerp, in druk aan de heeren Leden der Academie medegedeeld, wordt met eenparige stemmen aangenomen. Het zal door het Bestuur, ter goedkeuring aan den Weled. Minister van Wetenschappen en Kunsten worden voorgelegd.
3o) Lezing van den heer Dr. Jac. Muyldermans: Eenige beschouwingen over de uitspraak onzer taal. Bespreking.
Prof. Dr. de Vreese verkrijgt eerst het woord en bestrijdt in een uitvoerige wetenschappelijke voordracht het stelsel van den heer Muyldermans. Jhr. Mr. Nap. de Pauw verklaart ten volle met den heer De Vreese mede te gaan, en in zijn lange loopbaan als magistraat dezelfde ondervinding te hebben opgedaan, wat de zoogenaamde onverstaanbaarheid van het beschaafd Nederlandsch betreft, als de geachte heer Onderbestuurder. Prof. Julius Obrie leest een korte, geschreven uiteenzetting waarbij hij zich evenzeer tegen alle particularisme verzet. Prof. C. Lecoutere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 947]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestrijdt op zijn beurt het stelsel van den heer Muyldermans, en betoogt o.a. uitvoerig, dat de autoriteiten, waarop deze zich beroept, te wraken zijn. Dr. Leo Goemans (na er ook de aandacht op gevestigd te hebben dat de uitspraak van Ternest, waarbij de heer Muyldermans zich aansluit, niet altijd die is van den Spreker, maar van zijn bestrijders) zegt, dat de Regeering er zeker nooit in zal toestemmen in hare scholen een andere uitspraak te laten onderwijzen dan de algemeene, die er nu overal onderwezen wordt, dank zij den invloed der universiteiten en der normaalscholen. De heer Muyldermans verklaart zich het recht voor te behouden op de heeren tegensprekers te antwoorden, wanneer hij hunne stukken, gedrukt, zal in handen hebben, evengelijk zij voor zich zelven gewenscht hebben zijne voorlezing in druk te ontvangen, eer zij hun antwoord opstelden. Hij voegt er bij, dat hij reeds op voorhand protest aanteekent tegen beweringen welke men hem aanrekent en die de zijne niet zijn noch in zijne voorlezing liggen. Na beraadslaging wordt besloten, dat de voordracht van Kan. Muyldermans zal verschijnen in de Decemberaflevering; die van de heeren De Vreese, Obrie en Lecoutere in de Januariaflevering der Verslagen en Mededeelingen.
De vergadering wordt te 4 3/4 gesloten. |
|