| |
| |
| |
Vergadering van 5 Augustus 1908.
Aanwezig de heeren: Des. Claes, bestuurder; Prof. Dr. W. de Vreese, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Adolf de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Is. Teirlinck en Dr. C. Lecoutere, werkende leden;
de heer Omer Wattez, briefwisselend lid.
De heeren Dr. Hendr. Claeys, Mr. Edw. Coremans, Mr. A. Prayon-van Zuylen en Dr. Hugo Verriest, werkende leden, alsook de heeren V. Dela Montagne en Mr. P. Bellefroid, briefwisselende leden, hebben laten weten dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Juli-vergadering - Het wordt goedgekeurd.
De heer Bestuurder verleent het woord aan den heer Edw. Gailliard, tot het doen van de volgende mededeeling:
| |
| |
| |
Afsterven van Jonkheer Arthur Merghelynck.
Het Arthur Merghelynck-Legaat.
1o) Afsterven van den Weledelgeboren Jonkheer Arthur Merghelynck, te Iperen. Het Beauvoorde-Kasteel, te Wulveringem bij Veurne, door hem aan de Academie vermaakt. - Den 16 Juli, ontving de Bestendige Secretaris, vanwege den heer Eug. van der Meersch, notaris te Iperen, het droeve bericht dat Jonkheer Arthur Merghelynck, ridder in de Leopoldsorde en in verschillende vreemde orden, lid van den Hoogen Raad van Adel, oud-burgemeester der gemeente Wulveringem, den 14 Juli te Iperen overleden was. Verder liet de heer Notaris weten, dat, bij testament, van 2 Februari 1905, Jhr. Merghelynck, ten behoeve der Koninklijke Vlaamsche Academie ten eeuwigen dage, aan den Belgischen Staat vermaakt had zijn Beauvoorde-kasteel te Wulveringem, met alles wat zich daarin ten dage van zijn overlijden zou bevinden, en met al zijn onroerende goederen in gezegde gemeente gelegen.
In overleg met den Heer Onderbestuurder, zond de Bestendige Secretaris, in naam van het Bestuur der Academie, volgend telegram aan Mevrouw Merghelynck, om haar de deelneming onzer Koninklijke Instelling in haren rouw te betuigen:
| |
| |
Mevrouw Arthur Merghelynck,
Elverdingestraat, Iperen.
Het Bestuur der Koninklijke Vlaamsche Academie verneemt zooeven met het innigste leedwezen het te vroegtijdig afsterven van uwen gemaal den Weledelgeboren Heer Arthur Merghelynck, en ontvangt tevens het heuglijk bericht van het overkostbaar legaat door den diepbetreurden afgestorvene aan onze Koninklijke Instelling vermaakt. De Koninklijke Vlaamsche Academie, Mevrouw, volbrengt den droeven plicht Ued. met allen eerbied hare deelneming in uwen rouw te betuigen, en zegt Ued. een warm woord van dank voor uw aandeel in het blijk van hoogschatting voor de Academie en van belangstelling in hare werkzaamheid, zoo duidelijk sprekende uit den laatsten wil van uwen Gemaal, den ouden boezemvriend van onzen Bestendigen Secretaris.
D. Claes, bestuurder;
Dr. W. de Vreese, onderbestuurder;
Edw. Gailliard, bestendige secretaris.
De Bestendige Secretaris vertrok daarop onmiddellijk naar Iperen, om, namens het Bestuur, een bezoek aan Mevrouw Merghelynck te brengen.
Het Bestuur der Academie heeft mij belast, zegde hij haar, Ued. in persoon te zeggen hoezeer het deel neemt in uw pijnlijk verlies en Ued. zijn hartelijksten dank te betuigen voor het overheerlijk legaat door uwen afgestorven echtgenoot aan onze Koninklijke Instelling vermaakt. De heer Edw. Gailliard herinnerde Mevrouw Merghelynck er aan, hoe gelukkig hij was geweest, toen de zoo betreurde afgestorvene, zijn boezemvriend
| |
| |
sedert ongeveer 38 jaar, hem, den 12 Januari 1905, te Iperen, had in kennis gesteld met zijn voornemen het Beauvoorde-kasteel aan de Academie te schenken, en hem gemachtigd had, in de maandelijksche Januari-vergadering, bij zijn in ambt treden als Bestendige Secretaris, die heuglijke tijding aan de Academie mede te deelen. Ten slotte bracht hij hulde aan Mevrouw Merghelynck, voor de hoogst onbaatzuchtige wijze, waarop zij den afgestorvene tot het verwezenlijken van zijn plan had aangemoedigd en in het uitvoeren daarvan had bijgestaan.
Bij brieve van denzelfden dag werd de bedroevende mare ter kennis der Heeren Leden gebracht.
Tot teeken van rouw, bleef de vlag, tot na de begrafenis, aan den gevel van het Academiegebouw halfstok geheschen.
Op de lijkplechtigheid te Wulveringem, den Maandag 20 Juli, hebben de heeren Prof. Dr. W. de Vreese, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris, vergezeld door onzen pedel, die voor de lijkbaar ging, de Koninklijke Vlaamsche Academie vertegenwoordigd. (De heer D. Claes, bestuurder, was verhinderd de plechtigheid bij te wonen.)
Nadat de heer Burgemeester van Wulveringem hulde had gebracht aan den afgestorvene, zijn ambtsvoorganger, en vooraleer het lijk naar de
| |
| |
kerk werd gedragen, sprak de heer Edw. Gailliard, als afgevaardigde van het Bestuur, de hierachter volgende lijkrede uit.
- Op voorstel van den heer Bestuurder beslist de Vergadering:
a) | In naam der Academie een brief van rouwbeklag aan Mevrouw Arthur Merghelynck te zenden. |
b) | De lijkrede bij de lijkplechtigheid uitgesproken in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen. |
| |
Lijkrede uitgesproken bij de lijkplechtigheid van Jonkheer Arthur Merghelynck te Wulveringem, op 20 Juli 1908, door den Hr Edw. Gailliard.
Mijne Heeren,
De man, wiens te vroegtijdig afsterven wij allen zoo diep betreuren en wien ik, namens de Koninklijke Vlaamsche Academie, een laatste hulde kom brengen, was sedert jaren mijn boezemvriend. En daarom is het, dat de heer Bestuurder onzer Koninklijke Instelling, en de heer Onderbestuurder Prof. Dr. Willem de Vreese, hier aanwezig, wien het toekwam bij deze treurige plechtigheid het woord te voeren, mij met de opdracht vereerd hebben den dierbaren afgestorvene, mijn ouden en trouwen vriend, vaarwel te zeggen.
| |
| |
Van Arthur Merghelynck mag worden getuigd, dat hij een edele ziel was, een heldere geest, en dat hij een gulden hart bezat. Rusten heeft hij nooit gekend. De belangrijke werken door hem op het gebied der geslachtkunde uitgegeven, de menigvuldige aanteekeningen die hij voor de geschiedenis der Vlaamsche families inzonderheid uit het Veurne-ambacht, in archieven, openbare boekerijen en private verzamelingen, alsook uit de talrijke door hem aangekochte oude handschriften heeft weten op te sporen, zijn de allerbeste getuigen van zijn onverpoosd en onverdroten werken en zoeken.
Vóor alles echter was Arthur Merghelynck een trouwe beminnaar van Vlaanderens roem en schoonheid, van de kunstschatten door onze Vlaamsche kunstenaars uit vroeger tijd op elk gebied voortgebracht. Wat al kunstschatten van echtvlaamschen oorsprong, van welken aard ook, heeft de Overledene niet bijeengebracht in dat prachtig heerenhuis te Iperen, - dat zijn overgrootouders ten jare 1774 hebben laten bouwen, - en op dit overheerlijke Beauvoorde-kasteel, door hem gered en behoed voor de afbraak, waarmede het in 1875 bedreigd werd, dat hij daarna, op zijn kosten, zoo meesterlijk liet herstellen, zoo kunstrijk en smaakvol liet inrichten!
De twee belangwekkende boeken, door Arthur Merghelynck over ‘L'Hôtel-Musée Merghelynck’ en over ‘Le fief-manoir dit le Château de Beauvoorde’ geschreven, stellen ons in kennis met een aantal bijzonderheden van allen aard, betreffende de geschiedenis van die beide hoogst merkwaardige gebouwen, waarvan het tweede, ten jare 1902, door de Regeering werd opgenomen onder de reeks van burgerlijke monumenten, waarvan de bewaring officieel dient verzekerd.
Hoe zou het niet te betreuren zijn geweest, Mijne Heeren, indien, zooals het maar al te vaak met kunst- | |
| |
verzamelingen geschiedt, al de kunstwerken door Arthur Merghelynck ten koste van de grootste opofferingen verzameld, na zijn dood, nadat hij al die schatten een eereplaats had weten te geven, indien al die kunstschatten voor ons verloren waren gegaan, heinde en verre verspreid, om de musea van ettelijke groote steden, hier of in den vreemde, te gaan verrijken!
Dát heeft Arthur Merghelynck, bezield met waren kunstzin en warme vaderlandsliefde, willen onmogelijk maken. Beauvoorde, tot een museum herschapen en in al zijn vroegere schoonheid hersteld, een waar reuzenwerk waaraan hij de beste krachten zijns levens met merkelijke voorliefde had toegewijd, mocht niet meer verdwijnen, - en aldus is bij den uitstekenden kunstminnaar de gedachte ontstaan het voortleven van zijn Beauvoorde-kasteel te bestendigen, door de bewaring ervan aan de Koninklijke Vlaamsche Academie op te dragen en toe te vertrouwen.
Voorwaar, voor onze Koninklijke Instelling is het een groote eer, tevens een benijdenswaardig voorrecht, de bewaakster te mogen worden over al de schatten, op dit heerlijk slot verzameld, schatten welke den roem en den kunstsmaak van onze Vlaamsche schilders, beeldhouwers en kunstenaars van voorheen steeds zullen verkondigen.
De Academie is er fier over, dat haar die zending wordt toevertrouwd. Wanneer de tijd zal zijn gekomen, waarop zij den haar opgelegden last zal hebben uit te voeren, zal zij niets verzuimen om de inzichten van haren milden begiftiger met de meeste nauwgezetheid en met liefdevolle piëteit te verwezenlijken.
Intusschen breng ik, als Bestendige Secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie en in naam van onze Koninklijke Instelling, een warme en eerbiedige hulde aan den diepbetreurden afgestorvene voor het blijk van hoogachting voor de Academie, van belangstelling in
| |
| |
hare werkzaamheid en van waardeering voor haar streven, die zoo duidelijk uit zijn laatsten wil spreken.
Arthur Merghelynck, mijn oude vriend, uw aandenken blijft bij ons eerbiedig bewaard. Uw naam zal in het Gedenkboek der Koninklijke Vlaamsche Academie in gulden letters staan opgeteekend en bij het Vlaamsche Volk tot in lengte van dagen als dien van een harer edelste zonen gelden!
Vaarwel! Rust in vrede in den schoot des Heeren!
***
2o) Arthur Merghelynck-legaat. - Den 31 Juli werd de Koninklijke Vlaamsche Academie, door den heer Eug. van der Meersch, notaris te Iperen, in bezit gesteld van een authentiek afschrift van het mystiek testament, den 2 Februari 1905, door Jonkheer Arthur Merghelynck gemaakt en dat in het kantoor van voornoemden Heer Notaris berustende is.
Bij brieve van 3 Augustus, heeft de Bestendige Secretaris, namens het Bestuur der Academie, den Weledelen Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten daarmede in kennis gesteld, met beleefd verzoek het legaat aan de Academie gedaan ter goedkeuring aan Zijne Majesteit den Koning te willen voorleggen. Aan zijnen kant, zal er de Bestendige Secretaris voor zorgen, dat de Regeering spoedig in bezit kome van alle bescheiden, van welken aard ook, welke haar voor de te verleenen goedkeuring dienstig of noodig zouden zijn.
***
| |
| |
De Vergadering juicht de mededeeling, door den heer Bestendigen Secretaris gedaan, geestdriftig toe.
De heeren Bestuurder en Onderbestuurder betuigen aan den heer Edw. Gailliard den hartelijken dank der Academie, voor de loffelijke bedrijvigheid waarmede hij het ontwerp, door zijn overleden vriend Jhr. Arthur Merghelynck beraamd, tot stand heeft helpen brengen.
***
Bibliotheca Neerlandica Manuscripta, van Prof. Dr. W. de Vreese. - De heer Bestuurder zegt Dr. W. de Vreese dank voor de tentoonstelling, door hem in de voorgalerij van het Academiegebouw ingericht, van wrijfsels van boekbanden en van photographieën van handschriften, die zullen gebruikt worden in zijne Bibliotheca Neerlandica Manuscripta, door de Koninklijke Vlaamsche Academie eerlang uit te geven.
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Tijdschriften. - Bibliographie de Belgique. 1907: Tables systématiques; 1908: Première partie: Livres, no 12; Deuxième partie: Publications périodiques, no 12. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, nrs 6-7, 1908. - Annales de la Société d'Archéologie de Bruxelles, nos 1 et 2, 1908. - Bulletin des Musées Royaux, no 7, 1908. - Revue Sociale Catholique, no 9, 1908. - Wallonia, nos 5-6, 1908. - | |
| |
Arbeidsblad, nr 12, 1908. - Maandschrift van het Beheer van Landbouw, nr 6, 1908.
Door de Vlaamsche Conferentie der Balie van Gent:
Verslag over de werkzaamheden gedurende het rechterlijk jaar 1906-1907, door den schrijver Mr. Edgar Dobbelaere, ter openingszitting van 7 December 1907 voorgedragen. Gent, 1908.
Door de Société d'Emulation, te Brugge:
Annales de la Société d'Emulation de Bruges. T. LVIII, 2me fascicule, Mai 1908.
Door de Commissie van Advies voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën bij het Rijksarchief te 's Gravenhage:
Gedenkstukken der Algemeene Geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840, uitgegeven door Dr. H.T. Colenbrander. Vierde deel: Staatsbewind en Raadpensionaris. 1801-1806. 's Gravenhage, 1908, 2 dln.
Ontstaan der Grondwet. Bronnenverzameling uitgegeven door Dr. H.T. Colenbrander. Eerste deel. 1814. 's Gravenhage, 1908.
Door het Organisationskomitee van het Internationaler Kongress für historische Wissenschaften, te Berlijn:
Programm des Internationalen Kongresses für historische Wissenschaften. Berlin, 6. bis 12. August 1908. (Ausgegeben 6. Juli 1908.) Berlin.
Door de University of Pennsylvania, te Philadelphia:
University of Pennsylvania. Proceedings of Commencement, June 17, 1908. The University Bulletins, eighth Series: no 5, part 2. Philadelphia, 1908.
Door den heer Dr. J. Muyldermans, werkend lid der Academie, te Mechelen:
Aanspraak bij de Inwijding van het Vaandel der Broeders van de Derde-Orde in de Kerk der PP. Minderbroeders te Mechelen, op den 17 Mei 1908, door Kan. Dr. J. Muyldermans. Z. pl. of j.
Op het zilveren Jubelfeest van den Zeer Eerweerden heer J. Fr. Cuypers, Pastoor-Deken te Moll. 1883-1908. Gelegenheidsrede in de parochiekerk van de HH. Petrus en Paulus aldaar uitgesproken, den 23 Juni 1908, door Kanunnik Dr. J. Muyldermans, Lid der Koninklijke Vlaamsche Academie. Moll, z.j.
| |
| |
Door den heer Jan Boucherij, werkend lid der Academie, te Antwerpen:
Herman Teirlinck. Het Avontuurlijk Leven van Lieven Cordaat. Roman. Antwerpen, 1908.
Het Vlaamsche Boek. Uitgave van het tijdschrift ‘Vlaamsche Arbeid’ en van den ‘Bond der Jonge Literaire Katholieken van Vlaanderen’. Eerste reeks, tweede en derde boekdeel: Heikleuters, door Alfons Jeurissen. 1ste en 2de deel. Antwerpen, 1907.
Door Zijn Em. D. Mercier, kardinaal-aartsbisschop van Mechelen:
La Vie diocésaine. Bulletin du diocèse de Malines. Tome II, fascicule VII.
Door den heer Dr. C. de Bruyne, hoogleeraar, schepen der stad Gent:
Biologische aanteekeningen over onze Duinenflora, door Prof. Dr. C. de Bruyne, hoogleeraar. (Overgedrukt uit de Handelingen van het Elfde Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres, gehouden te Mechelen op 21, 22 en 23 September 1907.
Phytogeographische beschouwingen over de evolutie van den plantengroei eener duinvallei, door Prof. C. de Bruyne. (Overdruk uit de Handelingen van het 11de Congres gehouden te Leiden, 1907.)
Door den heer Emiel Callant, leeraar te Gent:
De Veerleplaats te Gent. Hare gebouwen, instellingen en gebourtenissen. door Emiel Callant. Gent, 1908.
Door den heer V. van Keirsbilck, beambte aan de Buurtspoorwegen, te Assebroek bij Brugge:
Beschrijving der Blankenbergsche Visschersschuit. Eerneghem, z. j
Door den heer Leonard Lehembre, onderwijzer te Schelle (Antwerpen):
Leeslust A. Leesboekje met platen, voor het aanvankelijk onderwijs in lezen, schrijven en spelling, in overeenkomst met het officieël programma, door Leonard Lehembre, onderwijzer te Schelle (Antwerpen). 2de uitgave.
Leeslust B. Id.
Leeslust C. Id.
| |
| |
Leeslust I. Leesboek voor het Lager en Middelbaar Onderwijs, door denzelfde.
Leeslust II. Id. Leeslust III. Id. Gedrukt te Lier, 1905-1908.
Door den E.H.J. Opdedrinck, onderpastoor te Poperinghe:
Poperinghe en Omstreken tijdens de Godsdienstberoerten der XVIe eeuw of den Geuzentijd, door J. Opdedrinck, onderpastoor te Poperinghe, werkend lid van het Geschiedkundig Genootschap ‘Le Comité Flamand de France’. Brugge, 1898.
Door den heer Felix Rodenbach, gewezen ontvanger der Registratie, te Brugge:
Vlaamsche Spelling en Taalregels, of Eenige Bladzijden tot nut van ieder, door Felix Rodenbach, gewezen ontvanger der registratie. Brugge, 1908.
Door den Eerw. heer Ern. Soens, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Gent:
M. Valerii Martialis epigrammaton. Libri XII. Xeniorum, Lib. I. Apophoretorum, Lib. I. Omni rerum et verborum, obscenitate sublata, mendisque plurimis ad optimorum auctorum et exemplarium fidem, ex fide castigatis. Accessit geminus index musarum tironibus utilissimus. Prior, locorum communium: posterior, omnium lemmatum et inscriptionum. Cura et studio Matthaei Raderi è Societate Jesu. Duaci, Ex Typographia Baltazaris Belleri. Anno M. DC. IX.
Gheestelycken Schat, inhoudende de verbintenissen die alle menschen hebben, om Christus toe te behooren: Ende hoedaenich de deughden moeten zijn om oprecht christelyck te leven. Ghemaeckt in 't Franchois door P.I. Hugo Quarré, Priester van het Oratoirie, ende Doctoor inder Godtheydt. Overgheset in onse Neder-landtsche taele door P. Jan Vernimmen, Priester vande selve vergaederinghe, ende J.V.L. Tot Brussel, bij Govaerdt Schoevaerdts, op de Kesemerckt in den Schrijfboeck. 1642. Met gratie, ende Privilegie.
Beschrijvinge van Vrankrijck. Vierde deel. t' Amsterdam, bij Jacob van Meurs, Plaetsnijder en Boeckverkoper in de Nieuwe straat in de stadt Meurs. Ano 1662.
Nieuwe afbeldinghe van de vier uytersten, beschreven in het Latijn, door den eerweerdighen Pater Guilielmus Stani- | |
| |
hurstus, Priester der Societeyt Jesu. Vertaelt, ende verciert met Printen en Poësie. Door eenen Priester der selve Societeyt, den tweeden druck. t'Antwerpen. bij Cornelis Woons, op de Melck-marckt in de gulde Sterre. Anno 1664. Met Gratie ende Privilegie.
De Zonne-Bloeme, ofte de Overeenkomste van den menschelijken wil met den godelijken. Overgezet uyt het Latijn van den Eerw. P. Jeremias Drexelius. In de Nederduydsche Taele door den Eerw. P. Franciscus de Smidt, beyde Priesters der Societeyt Jesu. Tot Gend, bij Bernard Poelman, op d'Hoogpoorte in het gekroond Zweird. Z.j. (De Goedkeuring is van 1796.)
OEuvres de Crébillon. Tome premier et troisième. Paris, 1802.
Sidronii Hosschii, è societate Jesu, elegiarum libri sex. Item Guilielmi Becani, ex eadem societate, idyllia et elegiae. Praemittitur vita utriusque Auctoris, unà cum Illustrissimorum Virorum poëmatibus in obitum Sidronii Hosschii scriptis jussu Eminentissimi Principis Fabii Chisii S.R.E. Cardinalis, qui fuit Alexander VII. Pont. Max. Editio novissima. Alosti, 1822.
Beredeneerd Nederduitsch Woordenboek, verrijkt met 1o met (sic) een aantal woorden welke in andere hedendaagsche woordenboeken niet te vinden zijn; 2o met de opgave van geslacht en vorming des meervouds der zelfstandige naamwoorden; 3o met de vervoeging van al de werkwoorden; 4o met de eigenlijke en oneigenlijke beteekenissen der woorden, door voorbeelden gestaafd; en 5o met eene verzameling van regtsgeleerde en andere termen. Voorafgegaan door eene spraakleer en gevolgd door eene verzameling der meest in gebruik zijnde Nederduitsche synoniemen. Door H. Martin Jr. Tweede druk. Te Amsterdam, bij H. Martin en Co, 1829.
Gendsche Geschiedenissen ofte Kronyke van de beroerten en ketterye binnen en ontrent de stad van Gend. Sedert het jaer 1566 tot het jaer 1585. Te samen gevoegt uyt verscheyde Schriften van eventydige Aenteekenaers, Archiven van Kloosters, enz., door P. Bernardus de Jonghe, Jubilaris van 't Predik-Heeren Orden, en nu Uyt diergelijke Schriften ende geloofweirdige Schrijvers zeer vermeerdert en verbeterd. Eerste boek. Tot Gend, bij de Weduwe van Michiel de Goesin, recht over den ouden Raed in 't groen kruys. Met Goedkeuringe. Z.j.
| |
| |
Novum Dictionarium Belgico-Latinum ex optimis authorum. Tam recentiorum quàm veterum Monumentis, et praesertim edictionario regio R.P. Francisci Pomey, Singulari methodo, curâ, ac diligentiâ concinnatum, in quo... Accessit appendix vocabulorum forensium.... Trajecti ad Mosam, Typis Jacobi Lekens, Bibliopolae.
Door den heer Dr. A.J.J. Vandevelde, bestuurder van het Gemeentelijk Laboratorium, te Gent:
Lässt sich das Bestehen einer Antikatalase nachweisen? Von H. De Waele und A.J.J. Vandevelde. (Overgedrukt uit Biochemische Zeitschrift, IX Band, 3. u. 4. Heft.) Berlin, 1908.
Uber Milchzucher zerstörende Enzyme in der Milch. Von Prof. Dr. A.J.J. Vandevelde. (Id. XIe Band, 1., 2. u 3. Heft). Id.
Door den Schrijver:
Ons toekomstig Ministerie van Koloniën, door Bwana Nguvu. Uittreksel uit De Vlaamsche Gids, aflevering 3, Mei-Juni 1908.
Door de Redactie:
Oudheid en Kunst, nr 1, 1908. - De Tuinbode, nr 8, 1908. - Onthouding: Congresnummer, nr 2, 1908. - Onthoudersblad van West-Vlaanderen, nr 7, 1908.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Le Roman de Merlin or The early History of King Arthur Faithfully edited from the French Ms. add. 10292 in the British Museum (about a.d. 1316). Bij Prof. H. Oskar Sommer, ph.d. London, 1894.
Regel van de Derde Orden der Eremyten van den H. Vader Augustinus, In synen Oorspronck, Bevestingen, Voordeelen, ende Levens der Heylighen voor elcken dagh van 't Jaer, In dry Deelen voorgestelt, ende opgedraghen aen alle Persoonen van dese derde Orden, door Fr. Leo Maroten, Religieus der selve Orden van het Convent van Gendt. Tot Ghendt, by Mauritius van der Ween, geswooren Stadts-Drucker, woonende op de Coore-merct. 1709.
Deutsches Wörterbuch von Jacob Grimm und Wilhelm Grimm. Zehnten Bandes Zweite Abtheilung Sechste Liefe- | |
| |
rung. (Stark-Stattlich) Bearbeitet von Dr. H. Meyer und Dr. B Crome. Leipzig, 1908
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen, heeft de Bestendige Secretaris voor de boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen:
Biekorf, nrs 13-14, 1908. - Bijdragen tot de Geschiedenis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, nr 7, 1908. - Christene School, nrs 18-19, 1908. - Dietsche Warande en Belfort, nr 7, 1908. - De Katholiek, nr 8, 1908. - Korrespondenzblatt des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung, Heft XXVIII, 1907. - Neerlandia, nr 7, 1908. - Onze Kunst, nr 8, 1908. - De Opvoeder, nrs 21-22, 1908. - De Schoolgids, nrs 28-29, 1908, en van blz. 65 tot en met 80 van Studiën op de Paedagogie, door Roeland Van de Casteele. - St. Cassianusblad, nr 9, 1908; Bijvoegsel, nrs 13-14, 1908. - Studiën, nr 1, 1908. - Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, nr 3, 1908. - Het Vlaamsch Bestuur, nr 5. 1908. - De Vlaamsche Gids, nr 4, 1908. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 7, 1908. - Vragen van den Dag, nr 8, 1908.
Ingekomen brieven. - Daarna stelt de Bestendige Secretaris de Vergadering in kennis met de volgende ingekomen brieven:
1o) | Toestand des Rijks van 1876 tot 1900. - Brief van 17 Juli, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten den Bestendigen Secretaris verzoekt hem zoo spoedig mogelijk over de Koninklijke Vlaamsche Academie een nota te laten geworden, bestemd om in de ‘Uiteenzetting van den toestand des Rijks van 1876 tot 1900’ opgenomen te worden. - Aan dat verzoek zal het gewenschte gevolg gegeven worden. |
| |
| |
2o) | Hulde aan Hendrik Conscience. - Brief van 4 Augustus, uitgaande van het Verbond der Vlaamsche Maatschappijen van Antwerpen (gevestigd Rijnpoortvest, 22), en onderteekend door den heer A. Ceulemans, secretaris van het Verbond, waarbij de Koninklijke Vlaamsche Academie verzocht wordt, zich te laten vertegenwoordigen op de plechtigheid ter herdenking van de vijf en twintigste verjaring van Hendrik Conscience's afsterven, te Antwerpen op 13 September te houden. - De Vergadering verzoekt de heeren G. Segers, J. Boucherij, V. Dela Montagne en Omer Wattez, de Academie op de plechtigheid te willen vertegenwoordigen. |
| |
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.
1o) Te Deum op 21 Juli. - De heeren Prof. Dr. W. de Vreese, onderbestuurder, Edw. Gailliard, bestendige secretaris, en Prof. A. de Ceuleneer, werkend lid, hebben de plechtigheid bijgewoond.
2o) Van de pers gekomen uitgave: Den 28 Juli is verschenen: Kinderspel en Kinderlust in Zuid-Nederland, door A. de Cock en Isid. Teirlinck, achtste en laatste deel.
Op gezegden dag werd een exemplaar van dat boek aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden. De Bestendige Secretaris liet
| |
| |
ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, voor de verschillende inrichtingen bestemd, welke, door tusschenkomst van zijn departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen.
3o) Verzending der uitgaven in het eerste halfjaar 1908 (1n Januari-30 Juli) van de pers gekomen: a) De Germaansche elementen in de Romaansche talen, door Dr. Eug. Ulrix; - b) Zuid-Oostvlaandersch Idioticon, door Is. Teirlinck, eerste aflevering (A-Dahlia); - c) Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd, door Th. Coopman en Jan Broeckaert, vijfde deel; - d) De Invloed van Erasmus op de Engelsche tooneelliteratuur, door Dr. H. de Vocht, eerste deel; e) Kinderspel en Kinderlust, door A. de Cock en Is. Teirlinck, achtste en laatste deel.
Den 30 Juli, werden door de zorgen van den Bestendigen Secretaris de bovenvermelde uitgaven aan de Buitenlandsche Eereleden der Academie gestuurd, alsook, - hetzij die vijf uitgaven, hetzij enkele daarvan, - aan 4 ministeriën; aan 44 genootschappen, boekerijen en onderwijsinrichtingen in België; aan 16 openbare boekerijen, hoogescholen en letterkundige genootschappen uit den vreemde, alsmede aan 45 bijzondere personen, zoowel in het binnen- als in het buitenland.
| |
| |
Zeven ex. van de Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd werden, ter recensie, aan tijdschriften uit den vreemde gezonden.
| |
Mededeelingen namens een der Commissiën.
Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. Kleine verscheidenheden. - De heer K. de Flou, secretaris, deelt aan de Academie mede, dat de Commissie, in hare morgenvergadering, besloten heeft tot de opname in de Verslagen en Mededeelingen, onder de rubriek Kleine verscheidenheden, van de volgende artikels door den heer Edw. Gailliard aangeboden: ‘Schyn van oorloghen maken’; - ‘Met pylkins worpen’; - ‘Travellieren’; - ‘Hoetjes maken’; - ‘Behemelen’.
| |
Dagorde.
1o) Commissie voor Prijsvragen. Verslag van 22 Juli, door den heer Th. Coopman, secretaris der Commissie. Vaststelling van de uit te schrijven prijsvragen en bepaling der toe te kennen prijzen. (Ingevolge art. 50 van de wet der Academie, werd dat verslag gedrukt en vóór de Augustus-vergadering den heeren werkende Leden vertrouwelijk overgemaakt.)
De heer Th Coopman geeft lezing van het door hem uitgebracht verslag over de werkzaamheid der Commissie. - De Academie sluit zich bij de voorstellen der Commissie aan en stelt de Lijst
| |
| |
der uit te schrijven Prijsvragen vast. (Zie op blzz. 719-728.)
2o) Lezing door den heer Segers: De Voertaal van het Onderwijs. In het eerste deel van zijn voordracht houdt de heer Segers zich vooral bezig met de eerste opvoeding, met de eerste geestesontwikkeling van het kind, welke zulke wonderlijke uitslagen oplevert, vooral omdat zij zoo innig met de ontwikkeling zijner spraak is verbonden.
Spreker doet vervolgens het nauw verband der begrippen met de uitdrukkingen uitschijnen, en toont aan, dat de ontwikkeling van beide door het herhaaldelijk opwekken van het eene door de andere begunstigd wordt. Verscheidene factoren werken aan de geestesontwikkeling mede: het ouderlijk huis, de wereld, waarin het kind leeft, enz. De school mag hunne medewerking niet versmaden: zij moet integendeel op harmonische wijze met hen samenwerken.
Daar de eerste ontwikkeling van het kind in de taal der moeder geschiedde; daar dit voortdurend, tijdens het spel, in den omgang met de andere personen plaats heeft, kortom in al de omstandigheden, waardoor het kind zich ontwikkelt; daar de begrippen op het nauwst met de taal zijner moeder zijn verbonden; daar, in éen woord, die taal de taal is van zijn gemoeds- en geestesleven, moet zij ook in de school, de onder- | |
| |
wijstaal zijn. Spreker legt er zich vooral op toe te bewijzen, dat, door de moedertaal alleen, de leerstof doelmatig kan verwerkt worden, iets wat volstrekt noodzakelijk is om vruchtbaar en duurzaam te wezen. Hij plaatst zich vervolgens op ons nationaal standpunt en komt tot het besluit, dat de Vlamingen slechts door de Vlaamsche taal hunne nationale eigenschappen, hun nationaal karakter kunnen ontwikkelen.
Als aanhangsel houdt de heer Segers lezing van brieven van voorname onderwijs- en letterkundigen, die het met hem eens zijn, dat de moedertaal de voertaal van het onderwijs hoeft te wezen.
- Op voorstel van den heer Bestuurder, beslist de Vergadering de voordracht van den heer Segers in de Verslagen en Mededeelingen te laten opnemen.
Vervolgens stemt de Vergadering er in toe, dat, bij uitzondering, het verslag der Augustusvergadering verschijne, vóordat het door de Academie zij goedgekeurd.
De Vergadering wordt te 4 1/2 ure gesloten.
|
|