| |
| |
| |
Jaarlijksch feestmaal
28 Juni 1908.
Het feestmaal greep plaats in het eeresalon van het Academiegebouw.
Zaten aan: de heeren Des. Claes, bestuurder; Prof. Dr. W. de Vreese, onder-bestuurder; Edw. Gailliard, bestendige secretaris; Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Karel de Flou, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Is. Teirlinck en Dr. C. Lecoutere, werkende leden; - Prof. Mr. Paul Bellefroid en Omer Wattez, briefwisselende leden.
De heeren Alf. Delcroix, afgevaardigde van den Weled. heer Schollaert, minister van Binnenlandsche Zaken, hoofd van het Kabinet; Ingenieur Verstraete, afgevaardigde van den Weled. heer Delbeke, minister van Openbare werken; Dr. A. Beets, uit Leiden, redacteur van het Nederlandsch Woordenboek, buitenlandsch eerelid, die met de meeste bereidwilligheid de uitnoodiging der Academie had aangenomen om op de Plechtige Vergadering het woord te voeren, alsook de heer A. Siffer, drukker der Koninklijke Vlaamsche
| |
| |
Academie sedert hare inrichting, hadden aan het Bestuur de eer gedaan zijn uitnoodiging tot het feestmaal te aanvaarden.
***
Onder den maaltijd stelde de heer Des. Claes, bestuurder der Academie, den volgenden heildronk in ter eere van Z.M. Leopold II, Koning der Belgen, en van de Koninklijke Familie:
Mijne Heeren,
Als rechtgeaarde zonen, die elk afzonderlijk hunne baan door het leven doorloopen, bij gelegenheid samen zijn, dan is het hun eene ware behoefte te spreken over hunne ouders, die hen tot het leven opleidden en die niet ophouden belang te stellen in alles, wat elk van hen het meest ter harte gaat.
Ook de Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie, broederlijk om dezen feestdisch vergaderd, willen thans hunnen Vorstelijken Vader, den oorsprong van hun bestaan als gezelschap, dankbaar herdenken.
Mij valt dit jaar de groote eer te beurt dit in U aller naam te mogen doen en eenen heildronk uit te brengen op de gezondheid, het welzijn, het lang leven van den Koninklijken Insteller dezer Academie, Zijne Majesteit Leopold II, onzen beminden Koning.
Heil den Vorst, die door zijne wijsheid en zijnen onvermoeibaren arbeid de goede faam van het kleine België in de wijde wereld vestigt, zijnen handel immer uitbreidt, zijnen rijkdom doet vermeerderen, den vrede handhaaft en er de kunsten en wetenschappen bloeien doet.
Heil den Vorst, die onze te eng geworden grenzen met eene onmetelijke, rijke kolonie gaat verruimen.
| |
| |
Hij leve lang, onze geliefde Koning, lang om de zoete vruchten van zijnen arbeid te smaken, lang om de dankbaarheid te genieten van alle ware vaderlanders.
Op dezen heilwensch aan het schrander vernuft, aan de rijpe ondervinding, past natuurlijk een andere aan de jeugdige kracht, aan de veelbelovende jonkheid, aan Zijne Vorstelijke Hoogheid Prins Albrecht, den voortreffelijken leerling en troonopvolger des Konings, het evenbeeld van den stichter van ons Vorstenhuis.
Heil Hem, wien het reeds behaagd heeft onze Academie met een bezoek te vereeren en haar van zijne voortdurende toegenegenheid te verzekeren! Veel mag zij, veel mogen de Vlamingen van Hem verwachten.
Heil zijne Vorstelijke Gade, Prinses Elisabeth, in welke wij, de ouderen, reeds het evenbeeld onzer eerste Koninginnen bewonderen en vereeren.
Mochten zij hun vorstelijk kroost diep doordringen van vaderlijke toegenegenheid voor den Vlaamschen stam, den zekersten steun van den Belgischen troon!
En, Mijne Heeren, gij zoudt het mij immers niet vergeven, zoo ik verzuimde in dezen feestwensch te begrijpen de Hoogedele Vrouwen, die als twee weldadige hemellichten zachten luister verspreiden op en om den Belgischen koningstroon:
Hare Prinselijke Hoogheid de Gravin van Vlaanderen, die in haar aangenomen vaderland den eerbied en de liefde verdiend heeft van alle standen, de moeder onzer toekomstige koningen,
en Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Clementina, het voorbeeld van kinderlijke toewijding en de voorzienigheid der armen.
God zegene heel ons Vorstenhuis!
(Levendige toejuiching.)
Als gevolg op dien heildronk, zond de Bestendige Secretaris onmiddellijk daarna het volgend telegram aan Z.M. den Koning:
| |
| |
Aan Zijne Majesteit
Leopold II, Koning der Belgen, te Brussel.
De Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie, broederlijk aan den feestdisch vergaderd, brengen eerbiedig hulde aan hunnen Koninklijken Insteller, aan den Vorst onder wiens wijs en wakker beleid onze grenzen te eng worden, België's handel en nijverheid, en daardoor onze Vaderlandsche faam en rijkdom zich voortdurend uitbreiden, kunsten en wetenschappen hier te lande meer en meer bloeien.
Onze eerbiedige heilwenschen gaan ook tot den Vorstelijken Prins Albrecht, den voortreffelijken leerling en troonopvolger des Konings, wien het behaagde onze Academie met een bezoek te vereeren en haar aldus van zijne warme toegenegenheid een onwaardeerbaar blijk te geven; tot zijne Vorstelijke Gade Prinses Elisabeth, het evenbeeld van onze eerste koninginnen; tot hun Prinselijk kroost, wien God zijn mildsten zegen schenke; tot Hare Koninklijke Hoogheden Prinses Clementina en de Hoogedele Gravin van Vlaanderen, die door hun uitstekende gaven den eerbied en de liefde van allen hebben verworven.
Heil Zijne Majesteit den Koning!
Heil de Koninklijke Familie van België!
De bestendige secretaris,
(was get.) Edw. Gailliard.
***
Vervolgens stelde de heer Bestuurder, onder de warmste toejuiching der aanzittenden, den onderstaanden heildronk in, ter eere van Hare Majesteit Wilhelmina, Koningin der Nederlanden en van hoogstderzelver Gemaal, Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik:
| |
| |
Mijne Heeren,
Het zal U zeker ook behagen mij eenen heildronk te hooren instellen ter eere der Koninginne van een volk, dat meer dan elk ander met ons verwant is en hier vertegenwoordigd door ons geacht medelid Dr. A. Beets.
Geneel België, maar de Vlamingen in 't bijzonder hebben deelgenomen in de vrees dat het Vorstenhuis van Oranje zoude verdwijnen. Wij hebben met Nederlands reeds bejaarden Vorst gejuicht bij de geboorte eener troonopvolgster; hoopvol hebben wij hare bloeiende ontwikkeling nagegaan, en met onze broeders gejubeld, toen zij den troon harer vaderen beklom. Wij hebben hare vereeniging toegejuicht met den Vorst harer keuze, en met Nederland bidden wij dat God die vereeniging zegene.
Sedert zien wij met innige voldoening, hoe in Zuiden Noord-Nederland het gedacht eener economische toenadering stilaan veld wint, waardoor de banden, die de twee volken reeds vereenigen, nauwer zullen toegehaald worden.
Ik stel U voor, Mijne Heeren, te drinken op de voltrekking dier toenadering, - op de verwezenlijking der innigste wenschen van Nederlands Koningin Wilhelmina en van haren Vorstelijken Gemaal.
Het volgend telegram werd hierop door den Bestendigen Secretaris aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden gestuurd:
Aan Hare Majesteit
Wilhelmina, Konmgin der Nederlanden,
te 's-Gravenhage.
Na de jaarlijksche Plechtige Vergadering der Koninklijke Vlaamsche Academie, waarop Dr. A. Beets, redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal,
| |
| |
ons geacht Buitenlandsch Eerelid, talentvol het woord voerde, heden aan een feestdich met Dr. Beets broederlijk vergaderd, brengen de Leden dier Koninklijke Instelling een geestdriftigen heildronk uit op Hare Majesteit Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, de hooggeëerde Vorstin van een Volk dat meer dan elk ander met het Belgische en inzonderheid met het Vlaamsche Volk verwant is, en tevens op Haren Vorstelijken Gemaal, Prins Hendrik, wien zij eerbiedig een warme hulde brengen.
Mogen de banden die de twee volkeren reeds vereenigen steeds nauwer worden toegehaald!
Mogen de innigste wenschen van Koningin Wilhelmina en van Hoogstderzelver Gemaal verwezenlijkt worden!
Heil Koningin Wilhelmina!
Heil Prins Hendrik!
De bestendige secretaris,
(was get.) Edw. Gailliard.
***
Daarna bracht de heer Bestuurder de volgende gezondheid uit ter eere van den Weled. Heer Dr. A. Beets:
Mijne Heeren,
Na de heildronken ter eere van de Souvereinen, is 't mij aangenaam U de gezondheid voor te stellen van den redenaar, die ons dezen morgen zoo aangenaam heeft onderhouden en tevens aan onze Academie zulke nuttige wenken heeft gegeven.
't Is mij dubbel aangenaam op de gezondheid van Dr. Adriaan Beets te drinken, daar ik in 1862 reeds de groote eer en het onvergetelijk genoegen genoot de
| |
| |
hand te drukken van zijnen gemoedelijken vader Nicolaas Beets, den onnavolgbaren stylist, die in de beide Nederlanden voortdurend gevierd wordt, zelfs bij de jongeren!
Op de gezondheid van Dr. Adriaan Beets!
Op het broederlijk samenwerken van Noord en Zuid!
Op het aandringen van vele tafelgenooten werd Dr. Beets ook nog toegesproken door zijn vriend Prof. Dr. Willem de Vreese, die in een hartelijken toast deed uitschijnen hoezeer Adriaan Beets de zoon is van zijn vader, die niet alleen de schrijver is van de Camera, de dichter van de Najaarsmijmering, de Conducteur, Moeders Troost, Wanneer de kinderen groot zijn enz., maar ook de schrijver van de Verpoozingen en Verscheidenheden op letterkundig gebied, van het gesprek met Vondel, de uitgever van de gedichten van Staring en van Anna Roemers, dichter, ‘novellist’, folklorist, philoloog, zij het dan ook op zijne wijze.
In dezer voege werd daarop door den Weled. heer Dr. Beets geantwoord:
Mijne Heeren,
Diep geroerd bij den dronk op Hare Majesteit Koningin Wilhelmina, dank ik den heer Bestuurder voor dien dronk en de Academie voor hare instemming: het is mij een groot voorrecht, een groot genot, een groote eer met die Dierbare te gelijk genoemd te worden.
Ik dank tevens nogmaals het Bestuur en de Academie voor de uitnoodiging, hier te komen spreken. Ik mag wel zeggen eenig in mijn soort te zijn, want ik heb het voorrecht gehad lid te zijn van deze Academie te gelijk
| |
| |
met mijn vader, die altijd met groote voorliefde en ingenomenheid over zijn lidmaatschap, met groote waardeering en bewondering over de werkzaamheid en werken der Academie heeft gesproken.
Ik dank voor het voorrecht eener uitnoodiging in deze mij dierbare stad, voor de aangename en schitterende ontvangst. Mijn onderwerp lag eenigszins buiten de sfeer der gewone voordrachten, maar ik ben gelukkig te hebben mogen ondervinden, dat ik toch een goede snaar getroffen heb.
Ik dank vooral voor de wijze waar Gij allen, en inzonderheid mijn vriend de Vreese, over mijn vader hebt gesproken.
Ik heb me hier te Gent werkelijk meer dan ooit den zoon van mijn vader gevoeld: reeds als kind heb ik hem van deze stad met zulke groote vriendschap hooren gewagen, zooals in 't algemeen bij ons zoo vaak over Vlaanderen werd gesproken. Mijn vader was een trouw bezoeker der Nederlandsche Congressen, en ons huis was vaak vol Vlaamsche vrienden; zoo kon ik al vroeg een juisten blik krijgen op Vlaanderen en Gent, waarvoor mijn vader een zeer duidelijke voorliefde had.
Ten slotte heb ik ook nog voor mij zelf te spreken en mijn groote erkentelijkheid te betuigen voor de hartelijke woorden door de heeren Bestuurder en Onderbestuurder tot mij persoonlijk gericht. Ik beveel mij in Uw aller vriendschap aan en voeg daarbij den wellicht wat zelfzuchtigen wensch, dat het niet de laatste maal moge zijn, dat ik dit gezelschap zal betreden.
***
Verder werd een heildronk uitgebracht, door den heer Dr. Jac. Muyldermans op den heer Des. Claes, bestuurder der Academie; door den heer Amaat Joos, op den Bestendigen Secretaris,
| |
| |
en werd op de gezondheid gedronken van de heeren Dr. H. Claeys, Dr. C.-J. Hansen en Mr. Edw. Coremans, die door ongesteldheid verhinderd waren de Plechtige Vergadering bij te wonen.
***
Op de telegrammen door den Bestendigen Secretaris, op last der Academie, aan Zijne Majesteit den Koning der Belgen en aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden gezonden, kwamen de onderstaande antwoorden in:
Mijnheer Edw. Gailliard,
Bestendigen Secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie,
Gent.
Brussel, 29 Juni, te 20.49 uur.
De Koning hecht eenen hoogen prijs aan de vaderlandsche gevoelens die gij Hem en de Leden der Koninklijke Familie, in name der Koninklijke Vlaamsche Academie in zulke goede woorden uitgedrukt hebt. Zijne Majesteit gelast mij aan U en aan al de Heeren Leden der Academie Hare oprechte dankbetuigingen te doen geworden.
De Geheimschrijver des Konings.
***
| |
| |
Edw. Gilliard, Bestendige Secretaris Koninklijke Vlaamsche Academie, Gent.
Soestdijk, 29 Juni, te 7.55 uur.
Hare Majesteit draagt mij op, mede namens Zijne Koninklijke Hoogheid, de Koninklijke Vlaamsche Academie hoogstderzelver bijzonderen dank over te brengen voor aangeboden betuiging van hulde.
Adjudant van dienst,
van Hoogstraten.
|
|