Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1908
(1908)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onderzoekingen over de Gisting van het Brooddeeg
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dus een bewijs te leveren dat de invloed van de kleefstof op de deeggisting van zeker belang is; ten minste indien die werking, wat waarschijnlijk is, niet aanzien moet worden als van chemischen, maar wel als van mechanischen aard zijnde.’ In deze regels van onze eersteGa naar voetnoot(1) mededeeling bevond zich stellig een thema voor verdere onderzoekingen: in den loop der laatste maanden hebben wij derhalve opgezocht, welke de echte rol is van de kleefstof in de gisting en in het bakken van het brooddeeg. In deze tweede mededeeling wenschen wij de uitslagen van dit onderzoek vast te stellen, alsmede eenige resultaten te doen kennen over de werking, in evenredigheid met de hoeveelheid, van de drie belangrijkste bakkerij-bijproducten, namelijk water, gist en zout (chloornatrium). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
is. Aangaande de kleefstofproteïnen zelf, zijn de onderzoekers het nog niet eensGa naar voetnoot(1). Volgens BoussingaultGa naar voetnoot(2) en TaddeiGa naar voetnoot(3), is de kleefstof samengesteld uit gliadine (ook plantenlijm), oplosbaar in alcohol, en zymom, dat als niet oplosbaar overschot overblijft. Volgens Dumas en Cahours moest ook een derde stof in het mengsel bestaan, namelijk caseïne, die oplosbaar is in warmen verdunden alcohol, en door afkoeling neerslaat; volgens de Saussure bestaat in de moederloog van de gliadine ook een vierde stof, namelijk de mucine (slijmstof). Daarom wijst RitthausenGa naar voetnoot(4) in de kleefstof vier hoofdbestanddeelen aan: gliadine (ook plantenlijm), glutenfibrine, glutencaseïne (of zymon van Taddei) en mucedine. MorishimaGa naar voetnoot(5) neemt de aanwezigheid aan van een enkele proteïne, waaraan hij den naam geeft van artoline. Voor Kossel en KutscherGa naar voetnoot(6) maken mucedine en gliadine dezelfde proteïne uit, en door hydrolyse geven dan de drie hoofdproteïnen de volgende hoeveelheden, per 100 gr. stof: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over het algemeen wordt nu de kleefstof, in afwachting van nieuwe beslissende proefnemingen, als een mengsel aanzien van twee stoffen, gliadine en glutenine; - gliadine is oplosbaar in alcohol à 70 V%, en in zeer verdunde zuren en alkaliën, waaruit zij door neutralisatie wordt neergeslagen; zij is een weinig oplosbaar in chloornatriumoplossingen; - glutenine blijft als onoplosbaar overschot en bezit de rekbaarheid niet van de gliadine. In het tarwe- en roggemeel vindt men ongeveer 4% gliadine; de samenstelling van glutenine en gliadine uit deze twee meelsoorten schijnt dezelfde, namelijk volgens OsborneGa naar voetnoot(1), in procenten:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eindelijk dient hier aangehaald te worden, dat, buiten de kleefstof, het meel nog andere stikstofverbindingen inhoudt, die in het water oplosbaar zijn, en bijgevolg door kneden, niet met de kleefstof als onoplosbaar gedeelte overblijvenGa naar voetnoot(1). Zoo werd gevonden dat, tusschen het totaal proteïnengehalte en de hoeveelheid door kneden bereide kleefstof, steeds een aanzienlijk verschil bestaat, zooals door de volgende cijfers wordt vastgesteld:
Hier moeten nog, over de houding van de gliadine en glutenine, de volgende feiten opgemerkt worden: het meel dat door extraheeren met alcohol van de gliadine is bevrijd geworden, kan geen kleefstof vormen; gliadine, met maïs-zetmeel vermengd, geeft geen kleverige massa; gliadine, met meel vermengd, geeft aanleiding tot een veel vaster deeg, en de toegevoegde gliadine wordt kwantitatief in de kleefstof teruggevonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onze proeven over de houding van de kleefstof kunnen tot twee reeksen teruggebracht worden; in een eerste reeks werden, op dezelfde wijze als in de onderzoekingen over den invloed van de koolhydraten, deegproeven genomen met vijf meelsoorten, met verschillend kleefstofgehalte, namelijk meel S en L, met 8.8%, en meel Mo, Moo en Mooo, respectievelijk met 9.8%, 10.0% en 9.0% droge kleefstof, uit hetzelfde graan tot het bereiden van de bekende fijnheidsoorten 0,00 en 000, gezeefd. Die vijf meelsoorten hadden de volgende samenstelling in procenten:
Te gelijker tijd werden bakproeven gedaan, met de genoemde meelsoorten, alsook met het meel nr 11 met 9.0% droge kleefstof. Voor de bekomene broodstukken werd het uitwendig soortelijk gewichtGa naar voetnoot(1) bepaald, de vergelijkende wijze van uitdroging onderzocht, alsook het watergehalte der bereide broodstukken vastgesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een tweede serie werd nagegaan, welke invloed door de verwarming van het meel op de eigenschappen van de kleefstof wordt uitgeoefend; de op deze wijze behandelde meelsoorten werden dan, zooals voor de eerste reeks, ten opzichte van deegproef en bakproef onderzocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eerste reeks.
|
1200 gr. tarwemeel, |
600 gr. gedistilleerd water, |
12 gr. chloornatrium, |
12 gr. gist; |
en in ieder gisting buisje werden 40 gr. deeg gebracht.
De resultaten worden in de volgende tabel opgesomd, met opgave van de gemiddelde aangroeiing.
MEELSOORT | hoogte in mm. van het deeg in de buizen | gemiddelde aangroeiing in mm | |||
---|---|---|---|---|---|
na 0 u. | na 4 u. | na 24 u. | na 4 u. | na 24 u. | |
S met 8.8% kleefstof | 57 | 74 | 145 | 104 / 6 = 17.3 | 531 / 6 = 88.5 |
57 | 73 | 145 | |||
55 | 72 | 144 | |||
56 | 74 | 147 | |||
55 | 72 | 139 | |||
55 | 74 | 146 | |||
_____ | _____ | _____ | |||
335 | 439 | 866 | |||
L met 8.8% kleefstof | 56 | 71 | 141 | 98 / 6 = 16.3 | 522 / 6 = 87.0 |
55 | 70 | 140 | |||
55 | 71 | 141 | |||
57 | 74 | 145 | |||
57 | 75 | 145 | |||
57 | 74 | 147 | |||
_____ | _____ | _____ | |||
337 | 435 | 859 | |||
Mo met 9.8% kleefstof | 56 | 72 | 141 | 94 / 6 = 15.7 | 509 / 6 = 84.8 |
55 | 71 | 141 | |||
55 | 70 | 136 | |||
56 | 71 | 141 | |||
57 | 71 | 141 | |||
57 | 75 | 145 | |||
_____ | _____ | _____ | |||
336 | 430 | 845 | |||
Moo met 10% kleefstof | 57 | 67 | 140 | 94 / 6 = 15.7 | 510 / 6 = 85.0 |
55 | 73 | 135 | |||
57 | 75 | 143 | |||
55 | 70 | 136 | |||
55 | 73 | 140 | |||
55 | 70 | 140 | |||
_____ | _____ | _____ | |||
334 | 428 | 834 | |||
Mooo met 9.0% kleefstof | 53 | 66 | 135 | 96 / 6 = 16.0 | 514 / 6 = 85.7 |
54 | 75 | 139 | |||
55 | 66 | 145 | |||
55 | 70 | 138 | |||
56 | 72 | 146 | |||
56 | 76 | 140 | |||
_____ | _____ | _____ | |||
329 | 425 | 843 |
De gemiddelde aangroeiing der hoogte van het deeg in de gistingbuisjes is bijgevolg:
MEELSOORT | kleefstofgehalte | na 4 uren | na 24 uren |
---|---|---|---|
S | 8.8 | 17.3 | 88.5 |
L | 8.8 | 16.3 | 87.0 |
Mo | 9.8 | 15.7 | 84.8 |
Moo | 10.0 | 15.7 | 85.0 |
Mooo | 9.0 | 16.0 | 85.7 |
Indien wij deze cijfers in een afnemende reeks brengen, kunnen wij de volgende tabel opstellen:
NA 4 UREN | NA 24 UREN | ||
---|---|---|---|
aangroeiing | kleefstofgehalte | aangroeiing | kleefstofgehalte |
17.3 | 8.8 | 88.5 | 8.8 |
16.3 | 8.8 | 87.0 | 8.8 |
16.0 | 9.0 | 85.7 | 9.0 |
15.7 | 9.8 | 85.0 | 10.0 |
15.7 | 10.0 | 84.8 | 9.8 |
Daaruit volgt, dat op een enkele uitzondering na, die zelfs onbeduidend is, de waarden voor de aangroeiing omgekeerd evenredig zijn met de aangroeiing van het kleefstofgehalte, zoowel na 4, als na 24 uren; hetgeen met andere woorden kan uitgedrukt worden als volgt: een hoog kleefstofgehalte vermindert de gistingskracht; een laag kleefstofgehalte verhoogt deze kracht. Het was althans het geval bij een onderzoek gedaan in de
opgegeven voorwaarden. Dit feit stemt gansch overeen met de veronderstelling dat de werking van de kleefstof, niet van chemischen, wel van mechanischen aard is.
b.) Bakproef.
Met de vijf meelsoorten werd brood gebakken in de bakkerij van de Beroepsschool (gasoven), alsook in de bakkerij Revijn (houtoven). Van iedere meelsoort werd 1000 gr. meel met 515 gr. water op 40° C, 10 gr. chloornatrium en 30 gr. gist bewerkt. Voor ieder der twee serieën werd natuurlijk hetzelfde water en dezelfde gist benuttigd, ten einde de producten te kunnen vergelijken. Bij iedere reeks werd het deeg op dezelfde wijze en in dezelfde voorwaarden bereid, en van elk deeg werd een klomp van 1100 gr. gebakken.
Een uur na het bakken werden de ronde broodstukken gewogen en daarvan het uitwendig soortelijk gewicht bepaaldGa naar voetnoot(1). Zij werden daarna in het laboratorium, op dezelfde temperatuur, op de kant bewaard, en van tijd tot tijd werd het gewicht vastgesteld, ten einde het bedrag van het waterverlies te bepalen. Eindelijk werd, door middel van uitgesneden stukken, die men tot op constant gewicht liet uitdrogen, het watergehalte gedoseerd.
Bepalen van het uitwendig soortelijk gewicht.
A. - Bakkerij der Beroepsschool.
MEELSOORT | gewicht P | volumen V | uitwendig soortelijk gewicht, D = p / v |
---|---|---|---|
S | 1009 gr. | 3110 kcm. | 1009 / 3110 = 0.324 |
L | 1007 gr. | 3080 kcm. | 1007 / 3080 = 0.327 |
Mo | 1025 gr. | 3146 kcm. | 1025 / 3146 = 0.325 |
Moo | 982 gr. | 3290 kcm. | 982 / 3290 = 0.298 |
Mooo | 1000 gr. | 3144 kcm. | 1000 / 3144 = 0,318 |
B. - Bakkerij Revijn.
MEELSOORT | gewicht P | volumen V | uitwendig soortelijk gewicht, D = p / v |
---|---|---|---|
S | 988 gr. | 3162 kcm. | 988 / 3162 = 0.312 |
L | 1002 gr. | 3177 kcm. | 1002 / 3177 = 0.316 |
Mo | 1002 gr. | 3207 kcm. | 1002 / 3207 = 0.312 |
Moo | 982 gr. | 3277 kcm. | 982 / 3277 = 0.299 |
Mooo | 986 gr. | 3218 kcm. | 986 / 3218 = 0.307 |
In een derde reeks C werd, in de bakkerij Revijn, met de noodige voorzorgen, eene proef gedaan voor dezelfde vijf meelsoorten, alsook voor een zesde soort (meel nr 11), met 30% vochtige kleefstof, 9.0% droge kleefstof en 15.1% voch-
tigheid. Van iedere der zes meelsoorten werd een deeg gemaakt uit 600 gr. meel, 310 gr. water à 40° C, 6 gr. zout en 25 gr. gist, en van ieder deeg werden, in dezelfde voorwaarden, 850 gr. in den bakoven gebracht.
C. - Bakkerij Revijn.
MEELSOORT | gewicht P | volumen V | uitwendig soortelijk gewicht, D = p / v |
---|---|---|---|
S | 751 gr. | 2590 kcm. | 751 / 2590 = 0.290 |
L | 750 gr. | 2503 kcm. | 750 / 2503 = 0.299 |
Mo | 743 gr. | 2699 kcm. | 743 / 2699 = 0.275 |
Moo | 749 gr. | 2748 kcm. | 749 / 2748 = 0.272 |
Mooo | 749 gr. | 2458 kcm. | 749 / 2458 = 0.304 |
Nr 11 | 752 gr. | 2449 kcm. | 752 / 2449 = 0.307 |
c.) Waterverlies.
De vermindering van het gewicht was als volgt:
A. - Bakkerij der Beroepsschool.
De broodsoorten hadden het volgend gewicht:
MEELSOORT | versch | Na 2 d. | Na 4 d. | Na 6 d. | Na 8 d. | Na 11 d. |
---|---|---|---|---|---|---|
S | 1009 | 965 | 942 | 915 | 890 | 857 |
L | 1007 | 968 | 950 | 920 | 895 | 865 |
Mo | 1025 | 986 | 962 | 935 | 910 | 875 |
Moo | 982 | 945 | 926 | 900 | 875 | 842 |
Mooo | 1000 | 960 | 939 | 910 | 885 | 850 |
Het verlies aan water is dus na iedere periode, van het begin af, als volgt:
MEELSOORT | versch | Na 2 d. | Na 4 d. | Na 6 d. | Na 8 d. | Na 11 d. | In % Na 11 d. |
---|---|---|---|---|---|---|---|
S | 0 | 44 | 67 | 94 | 119 | 152 | 15.0 |
L | 0 | 39 | 57 | 87 | 112 | 142 | 14.1 |
Mo | 0 | 39 | 63 | 90 | 115 | 150 | 14.6 |
Moo | 0 | 37 | 56 | 82 | 107 | 140 | 14.2 |
Mooo | 0 | 40 | 61 | 90 | 125 | 150 | 15.0 |
B. - Bakkerij Revijn.
De broodstukken hadden het volgend gewicht:
MEELSOORT | versch | Na 2 d. | Na 4 d. | Na 6 d. | Na 8 d. | Na 11 d. |
---|---|---|---|---|---|---|
S | 988 | 965 | 932 | 905 | 870 | 855 |
L | 1002 | 975 | 947 | 920 | 885 | 870 |
Mo | 1002 | 977 | 949 | 918 | 885 | 869 |
Moo | 982 | 955 | 925 | 898 | 864 | 847 |
Mooo | 986 | 960 | 928 | 900 | 864 | 847 |
Het verlies aan water is dus na iedere periode, van het begin af, als volgt:
MEELSOORT | versch | Na 2 d. | Na 4 d. | Na 6 d. | Na 8 d. | Na 11 d. | In % Na 11 d. |
---|---|---|---|---|---|---|---|
S | 0 | 23 | 56 | 83 | 118 | 133 | 13.4 |
L | 0 | 27 | 55 | 82 | 117 | 132 | 13.1 |
Mo | 0 | 25 | 53 | 84 | 117 | 133 | 13.2 |
Moo | 0 | 27 | 57 | 84 | 118 | 135 | 13.7 |
Mooo | 0 | 26 | 58 | 86 | 122 | 139 | 14.1 |
C. - Bakkerij Revijn.
De broodstukken hadden het volgend gewicht:
MEELSOORT | versch | Na 2 d. | Na 4 d. | Na 6 d. | Na 8 d. | Na 11 d. |
---|---|---|---|---|---|---|
S | 751 | 732 | 710 | 688 | 680 | 665 |
L | 750 | 735 | 710 | 690 | 685 | 672 |
Mo | 743 | 725 | 700 | 680 | 670 | 655 |
Moo | 749 | 730 | 707 | 688 | 675 | 665 |
Mooo | 749 | 726 | 700 | 680 | 670 | 654 |
Nr 11 | 752 | 732 | 705 | 688 | 675 | 659 |
Het verlies aan water is dus na iedere periode, van het begin af, als volgt:
MEELSOORT | versch | Na 2 d. | Na 4 d. | Na 6 d. | Na 8 d. | Na 11 d. | In % Na 11 d. |
---|---|---|---|---|---|---|---|
S | 0 | 19 | 41 | 63 | 71 | 86 | 11.4 |
L | 0 | 15 | 40 | 60 | 65 | 78 | 10.4 |
Mo | 0 | 18 | 43 | 63 | 73 | 88 | 11.8 |
Moo | 0 | 19 | 42 | 61 | 74 | 84 | 11.2 |
Mooo | 0 | 23 | 49 | 69 | 70 | 95 | 12.6 |
Nr 11 | 0 | 20 | 47 | 64 | 77 | 93 | 12.3 |
d.) Watergehalte.
Aangaande het watergehalte werden, den elfden dag, stukken brood van ieder meelsoort gewogen en gedroogd:
MEELSOORT | Stuk vóór het drogen | Stuk na het drogen | Gewicht van het brood na 11 d. | Gewicht van het brood, versch | Het versch brood houdt in % | |
---|---|---|---|---|---|---|
vaste stof | water | |||||
A. - S | 210 | 152 | 857 | 1009 | 61.5 | 38.5 |
L | 198 | 145 | 865 | 1007 | 63.0 | 37.0 |
Mo | 187 | 138 | 875 | 1025 | 63.0 | 37.0 |
Moo | 196 | 145 | 842 | 982 | 63.3 | 36.7 |
Mooo | 182 | 134 | 856 | 1000 | 62.9 | 37.1 |
B. - S | 139 | 98 | 855 | 988 | 60.8 | 39.2 |
L | 182 | 127 | 870 | 1002 | 60.5 | 39.5 |
Mo | 180 | 130 | 869 | 1002 | 62.8 | 37.2 |
Moo | 167 | 125 | 847 | 982 | 64.7 | 35.3 |
Mooo | 177 | 127 | 847 | 986 | 61.3 | 38.7 |
C. - S | 172 | 133 | 665 | 751 | 67.1 | 32.9 |
L | 157 | 115 | 672 | 750 | 65.4 | 34.6 |
Mo | 111 | 80 | 655 | 743 | 63.5 | 36.5 |
Moo | 102 | 73 | 665 | 749 | 62.4 | 37.6 |
Mooo | 119 | 84 | 654 | 749 | 62.6 | 37.4 |
Nr 11 | 109 | 81 | 659 | 752 | 65.0 | 35.0 |
e.) Gevolgtrekkingen der proeven b, c en d.
De gedane bakproef leidt tot de volgende gevolgtrekkingen:
Uitwendig soortelijk gewicht.
MEELSOORT | kleefstofgehalte | A | B | C |
---|---|---|---|---|
S | 8.8 | 0.324 | 0.312 | 0.290 |
L | 8.8 | 0.327 | 0.316 | 0.299 |
Nr 11 | 9.0 | - | - | 0.307 |
Mooo | 9.0 | 0.318 | 0.307 | 0.304 |
Mo | 9.8 | 0.325 | 0.312 | 0.275 |
Moo | 10.0 | 0.298 | 0.299 | 0.272 |
Op enkele uitzonderingen na leeren ons deze cijfers dat het soortelijk gewicht met het kleefstofgehalte vermindert; hetgeen beteekent dat, voor hetzelfde gewicht, het volumen der broodstukken toeneemt. Dit komt nog eens overeen met eene werking van mechanischen aard: als gevolg van de aanwezigheid van de kleefstof blijven de
gassen langer in het deeg; en gedurende het bakken, als de temperatuur verhoogt, zetten zich die gassen uit zonder echter in vrijheid gelaten te worden, hetgeen stellig het volumen van het brood verhoogt.
Waterverlies.
MEELSOORT | kleefstofgehalte | A | B | C |
---|---|---|---|---|
S | 8.8 | 15.0 | 13.4 | 11.4 |
L | 8.8 | 14.1 | 13.1 | 10.4 |
Nr 11 | 9.0 | - | - | 12.2 |
Mooo | 9.0 | 15.0 | 14.9 | 12.6 |
Mo | 9.8 | 14.6 | 13.2 | 11.8 |
Moo | 10.0 | 14.2 | 13.7 | 11.2 |
Uit deze proef kan enkel afgeleid worden, dat het waterverlies van het kleefstofgehalte onafhankelijk is.
Watergehalte.
MEELSOORT | Kleefstofgehalte | A | B | C |
---|---|---|---|---|
S | 8.8 | 38.5 | 39.2 | 32.9 |
L | 8.8 | 37.0 | 39.5 | 34.6 |
Nr 11 | 9.0 | - | - | 35.0 |
Mooo | 9.0 | 37.1 | 38.7 | 37.4 |
Mo | 9.8 | 37.0 | 37.2 | 36.5 |
Moo | 10.0 | 36.7 | 35.3 | 37.6 |
Deze cijfers leveren het bewijs op, dat het kleefstofgehalte op het watergehalte van het brood geen invloed heeft.
Tweede reeks.
Proeven over den invloed van de verwarming van het meel, op de eigenschappen van de kleefstof.
Alhoewel het totaal gehalte aan proteïnen door de verwarming van het meel constant blijft, toch ondergaan de eigenschappen van de kleefstof door een dergelijke behandeling diepe veranderingen. Ten einde vast te stellen, op welke wijze de gisting daardoor gewijzigd wordt, hebben wij den invloed van de verwarming grondig bestudeerd, en te gelijker tijd materiaal voor een deegproef verzameld.
Dat onderzoek werd op tweeërlei wijze gedaan, namelijk 1o met droog meel, in de droge stoof verwarmd, en 2o met meel in aanwezigheid van waterdamp, dus vochtig, verwarmd. Voor ieder geval werden te gelijker tijd, van het meel nr 11, 50 gr. en 100 gr. meel behandeld: het eerste gewicht, om de kleefstof kwantitatief te doseeren, het tweede, om de deegproef te doen.
Het gebruikte meel nr 11 gaf na onderzoek:
30% vochtige kleefstof (bepaald door knedenGa naar voetnoot(1)), |
9.0% droge kleefstof (uit de vochtige kleefstof), |
15.1% vochtigheid. |
a.) Droge verwarming van het meel.
Hier werden de invloed van de temperatuur, alsook die van den tijdsduur der verwarming onderzocht. Aangaande de kleefstof en de vochtigheid kon het volgende vastgesteld worden:
Gewichtsveranderingen van 50 gr. meel:
Nr van de proef | wijze van verwarming | gewicht van het meel na de verwarming | verandering in het gewicht | |
---|---|---|---|---|
temperatuur | tijd | |||
1 | 100° C | 10 uren | 42.5 gr. | - 7.5 gr. |
2 | 120° C | 2 uren | 42.4 gr. | - 7.6 gr. |
3 | 120° C | 6 uren | 42.5 gr. | - 7.5 gr. |
4 | 120° C | 10 uren | 42.1 gr. | - 7.9 gr. |
5 | 150° C | 30 min. | 43.6 gr. | - 6.4 gr. |
6 | 150° C | 1 uur | 43.3 gr. | - 6.7 gr. |
7 | 150° C | 2 uren | 42.2 gr. | - 7.8 gr. |
8 | 175° C | 15 min. | 45.3 gr. | - 4.7 gr. |
9 | 175° C | 30 min. | 42.7 gr. | - 7.3 gr. |
Kleefstofgehalte door kneden:
Nr van de proef | wijze van verwarming | noodig water tot het vormen van het deeg | vochtige kleefstof % | droge kleefstof % | |
---|---|---|---|---|---|
temperatuur | tijd | ||||
1 | 100° C | 10 uren | 32 gr. | 0 | 0 |
2 | 120° C | 2 uren | 32 gr. | 15.2 | 7.6 |
3 | 120° C | 6 uren | 34 gr. | 0 | 0 |
4 | 120° C | 10 uren | 42 gr. | 0 | 0 |
5 | 150° C | 30 min. | 30 gr. | 24.6 | 8.6 |
6 | 150° C | 1 uur | 31 gr. | 17.8 | 6.6 |
7 | 150° C | 2 uren | 34 gr. | 0 | 0 |
8 | 175° C | 15 min. | 30 gr. | 22.2 | 7.6 |
9 | 175° C | 30 min. | 32 gr. | 0 | 0 |
Door de verwarming vermindert het gehalte aan kleefstof dus zeer snel; de hoeveelheid water door het meel opgeslorpt verhoogt in evenredigheid met den tijdsduur der verwarming en met de verhooging der temperatuur; toch houdt de vochtige kleefstof, in verhouding, minder water in, als in den normalen toestand. Eene verwarming op 100° C gedurende 10 uren, op 120° C gedurende 6 uren, op 150° C gedurende 2 uren en op 175° C gedurende 30 minuten, heeft als gevolg die bijzondere eigenschap van de kleefstof, die men rekbaarheid noemt, te vernietigen. Wel kan een klompje deeg gevormd worden, doch het brokkelt, door kneden onder water, zoodanig af, dat, na de behandeling, alles door het waterstraaltje wordt medegespoeld.
b.) Vochtige verwarming van het meel.
De invleed van de temperatuur en van den tijd werd insgelijks onderzocht; het meel werd verwarmd in de stoof van Roux, alsook, onder drukking tot het bekomen der temperaturen boven de 100° C, in de autoclaaf.
Gewichtsveranderingen van 50 gr. meel:
Nr van de proef | wijze van verwarming | gewicht van het meel na de verwarming | verandering in het gewicht | |
---|---|---|---|---|
temperatuur | tijd | |||
11 | 100° C | 30 min. | 50.6 gr. | + 0.6 gr. |
12 | 100° C | 1 uur | 51.5 gr. | + 1.5 gr. |
13 | 110° C | 30 min. | 50.8 gr. | + 0.8 gr. |
14 | 110° C | 1 uur | 51.8 gr. | + 1.8 gr. |
15 | 125° C | 30 min. | 50.8 gr. | + 0.8 gr. |
16 | 125° C | 1 uur | 52.0 gr. | + 2.0 gr. |
Kleefstofgehalte door kneden:
Nr van de proef | wijze van verwarming | noodig water tot het vormen van het deeg | vochtige kleefstof % | droge kleefstof % | |
---|---|---|---|---|---|
temperatuur | tijd | ||||
11 | 100° C | 30 min. | 30 gr. | 0 | 0 |
12 | 100° C | 1 uur | 30 gr. | 0 | 0 |
13 | 100° C | 30 min. | 29 gr. | 0 | 0 |
14 | 110° C | 1 uur | 32 gr. | 0 | 0 |
15 | 125° C | 30 min. | 35 gr. | 0 | 0 |
16 | 125° C | 1 uur | 40 gr. | 0 | 0 |
De vochtige verwarming werkt de rekbaarheid van de kleefstof veel heviger tegen, dan de droge verwarming, daar de doseering met meel, dat gedurende 30 minuten op 100° C verwarmd is, reeds tot de afwezigheid van kleefstof leidt. Ook kan men doen opmerken, dat de noodige hoeveelheid water tot het vormen van het deegklompje, sneller aangroeit, alhoewel de hoeveelheid aanwezig water ook hooger wordt; dit verschijnsel is wellicht toe te schrijven aan omzettingen van het zetmeel zelf, waardoor het aantrekkingsvermogen naar water versterkt wordt.
c.) Bereiding van het meel voor de deegproef.
Zooals wij hooger zeiden, werd voor ieder geval 100 gr. meel benuttigd; de volgende veranderingen werden vastgesteld:
Nr van de proef | wijze van verwarming | gewicht van het meel na de verwarming | verandering in het gewicht | ||
---|---|---|---|---|---|
temperatuur | droog of vochtig | tijd | |||
1 | 100° C | droog | 10 uren | 84.8 gr. | - 15.2 gr. |
2 | 120° C | droog | 2 uren | 86.8 gr. | - 13.2 gr. |
3 | 120° C | droog | 6 uren | 85.6 gr. | - 14.4 gr. |
4 | 120° C | droog | 10 uren | 84.4 gr. | - 15.6 gr. |
5 | 150° C | droog | 30 min. | 86.6 gr. | - 13.4 gr. |
6 | 150° C | droog | 1 uur | 86.0 gr. | - 14.0 gr. |
7 | 150° C | droog | 2 uren | 85.7 gr. | - 14.3 gr. |
8 | 175° C | droog | 15 min. | 91.4 gr. | - 8.6 gr. |
9 | 175° C | droog | 30 min. | 85.6 gr. | - 14.4 gr. |
11 | 100° C | vochtig | 30 min. | 101.3 gr. | + 1.3 gr. |
12 | 100° C | vochtig | 1 uur | 103.2 gr. | + 3.2 gr, |
13 | 110° C | vochtig | 30 min. | 101.5 gr. | + 1.5 gr. |
14 | 110° C | vochtig | 1 uur | 103.2 gr. | + 3.2 gr. |
15 | 125° C | vochtig | 30 min. | 101.2 gr. | + 1.2 gr. |
16 | 125° C | vochtig | 1 uur | 103.0 gr. | + 3.0 gr. |
Het deeg werd telkens bereid uit 100 gr. oorspronkelijk meel, en eene hoeveelheid water, op zulke wijze berekend, dat zij met de 60 gr. van het normaal meel overeen kwam (proef nr 10, controle). Aan het deeg werd 1 gr. van dezelfde gist en 1 gr. zuiver chloornatrium toegevoegd. Alleen in proef nr 4 (120° C droge verwarming gedurende 10 uren), moest de hoeveelheid water met 5 gr. verhoogd worden, om het deeg te kunnen vormen. De samenstelling en de eigenschappen van de deegklompjes waren aldus de volgende:
Nr van de proef | wijze van verwarming | meel gr. | water gr. | zout gr. | gist gr. | eigenschappen van het deeg |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | 100° C droog 10 uren | 84.8 | 15.2 + 60 | 1 | 1 | weinig rekbaar. |
2 | 120° C droog 2 uren | 86.8 | 13.2 + 60 | 1 | 1 | weinig rekbaar, licht. |
3 | 120° C droog 6 uren | 85.6 | 14.4 + 60 | 1 | 1 | weinig rekbaar, licht. |
4 | 120° C droog 10 uren | 84.4 | 15.6 + 60 + 5 | 1 | 1 | zeer hard, zeer brokkelig, bruin. |
5 | 150° C droog 30 min. | 86.6 | 13.4 + 60 | 1 | 1 | weinig rekbaar, licht, bruinachtig. |
6 | 150° C droog 1 uur | 86.0 | 14.0 + 60 | 1 | 1 | brokkelig, licht, bruinachtig. |
7 | 150° C droog 2 uren | 85.7 | 14.3 + 60 | 1 | 1 | weinig rekbaar, licht. |
8 | 175° C droog 15 min. | 91.4 | 9.6 + 60 | 1 | 1 | licht, vloeiend, weinig rekbaar. |
9 | 175° C droog 30 min. | 85.6 | 14.4 + 60 | 1 | 1 | hard, brokkelig, bruin. |
10 | normaal | 100.0 | 60 | 1 | 1 | normaal. |
11 | 100° C vochtig 30 min. | 101.3 | 58.7 | 1 | 1 | vast, weinig rekbaar. |
12 | 100° C vochtig 1 uur | 103.2 | 56.8 | 1 | 1 | vast, weinig rekbaar. |
13 | 110° C vochtig 30 min. | 101.5 | 58.5 | 1 | 1 | licht, weinig rekbaar. |
14 | 110° C vochtig 1 uur | 103.2 | 56.8 | 1 | 1 | licht, weinig rekbaar. |
15 | 125° C vochtig 30 min. | 101.2 | 58.8 | 1 | 1 | licht, weinig rekbaar. |
16 | 125° C vochtig 1 uur | 103.0 | 57.0 | 1 | 1 | vast. weinig rekbaar, bruinachtig. |
Buiten proef nr 4, waar, om hooger genoemde reden, een kleine supplementaire hoeveelheid werd toegevoegd, was dus het totaal watergehalte overal hetzelfde.
d.) Gisting van het deeg.
Van iederen deegklomp, werden nu twee klompjes van 40 gr. afgezonderd, en te gelijker tijd en op dezelfde wijze als in onze vroegere proefnemingenGa naar voetnoot(1) onderzocht. De hoogte van het deeg in de gistingbuizen werd na 4 en 24 uren vastgesteld.
Nr van de proef | wijze van verwarming van het meel | hoogte in mm. van het deeg in de buizen | gemiddelde aangroeiing in mm. | |||
---|---|---|---|---|---|---|
na 0 u. | na 4 u. | na 24 u. | na 4 u. | na 24 u. | ||
1 | 100° C droog 10 uren | 58-59 | 58-59 | 69-72 | 0 | 12.0 - |
2 | 120° C droog 2 uren | 58-57 | 84-80 | 146-142 | 24.5 | 86.5 - |
3 | 120° C droog 6 uren | 59-52 | 79-70 | 124-112 | 19.0 | 61.5 - |
4 | 120° C droog 10 uren | 62-60 | 62-60 | 66-62 | 0 | 3.0 - |
5 | 150° C droog 30 min. | 57-58 | 83-86 | 122-119 | 27.0 | 63.0 - |
6 | 150° C droog 1 uur | 63-58 | 84-83 | 86-85 | 23.0 | 25.0 - |
7 | 150° C droog 2 uren | 57-54 | 85-82 | 113-113 | 28.0 | 57.5 - |
8 | 175° C droog 15 uren | 57-59 | 85-86 | 132-132 | 27.5 | 74.0 - |
9 | 175° C droog 30 min. | 60-59 | 77-64 | 80-73 | 11.0 | 17.0 - |
10 | normaal | 55-56 | 74-73 | 145-145 | 18.0 | 89.5 - |
11 | 100° C vochtig 30 min. | 58-56 | 65-63 | 76-84 | 7.0 | 13.0 - |
12 | 100° C vochtig 1 uur | 55-55 | 62-70 | 72-82 | 11.0 | 20.0 - |
13 | 110° C vochtig 30 min. | 57-60 | 67-68 | 105-106 | 9.0 | 47.0 - |
14 | 110° C vochtig 1 uur | 57-57 | 67-68 | 80-82 | 10.5 | 24.0 - |
15 | 125° C vochtig 30 min. | 58-57 | 72-72 | 86-90 | 14.5 | 20.5 - |
16 | 125° C vochtig 1 uur | 60-59 | 70-69 | 82-77 | 10.0 | 20.0 - |
De gemiddelde aangroeiing is dus, zooals gemakkelijk kan vastgesteld worden, het grootst, wanneer de kleefstof niet of weinig veranderd is;
zij is veel minder, wanneer de kleefstof, ten gevolge van de verwarming, diepe wijzigingen heeft ondergaan, zoodanig dat de eigenschap, noodig om een rekbaar deeg te kunnen vormen, verdwenen is. Dit wordt duidelijker door het onderzoek van de resultaten, wanneer deze in afnemende reeks gebracht worden; met uitzondering van een enkel geval (nr 6, droge verwarming gedurende 1 uur op 150° C), waarvoor wij tot nu toe geen verklaring hebben gevonden, mag de regel algemeen genoemd worden.
Nr van de proef | wijze van verwarming | aangroeiing na 24 uren | kleefstofgehalte % |
---|---|---|---|
10 | normaal | 89.5 mm. | 9.0 |
2 | 120° C droog 2 uren | 86.5 mm. | 7.6 |
8 | 175° C droog 15 min. | 74.0 mm. | 7.6 |
5 | 150° C droog 30 min. | 63.0 mm. | 8.6 |
3 | 120° C droog 6 uren | 61.5 mm. | 0 |
7 | 150° C droog 2 uren | 57.5 mm. | 0 |
13 | 110° C vochtig 30 min. | 47.0 mm. | 0 |
6 | 150° C droog 1 uur | 25.0 mm. | 6.6 |
14 | 110° C vochtig 1 uur | 24.0 mm. | 0 |
15 | 125° C vochtig 30 min. | 20.5 mm. | 0 |
12 | 100° C vochtig 1 uur | 20.0 mm. | 0 |
16 | 125° C vochtig 1 uur | 20.0 mm. | 0 |
9 | 175° C droog 30 min. | 17.0 mm. | 0 |
11 | 100° C vochtig 30 min. | 13.0 mm. | 0 |
1 | 100° C droog 10 uren | 12.0 mm. | 0 |
4 | 120° C droog 10 uren | 3.0 mm. | 0 |
Deze resultaten bevestigen de veronderstellingen, welke wij uit de proeven met meelsoorten
van verschillend kleefstofgehalte afgeleid hebben, en waardoor de mechanische werking van de kleefstof op den voorrang wordt gebracht. De volgende bakproef leidt trouwens ook tot dezelfde gevolgtrekkingen, zooals het bepalen van het soortelijk gewicht der broodstukken het klaar en duidelijk bewijst.
e.) Bakproef.
Er werden drie broodstukken te gelijker tijd gebakken, in dezelfde voorwaarden, met dezelfde hoeveelheid gist en zout, en op dezelfde temperatuur. Ook werd gezorgd dat de hoeveelheid totaal aanwezig water dezelfde was.
Brood nr 1. Gebakken uit:
900 gr. meel nr 11, |
465 gr. water op 40° C, |
9 gr. zout, |
40 gr. gist. |
Het deeg is normaal en malsch.
Door het bakken van 1100 gr. deeg wordt een normaal broodstuk bekomen, dat de volgende eigenschappen heeft:
Gewicht, P = 990 gr.
Uitwendig volumen, V = 2562 kcm.
Uitwendig soortelijk gewicht, D = p / v = 990 / 2562 = 0,386.
Brood nr 2. Gebakken uit:
600 gr. meel nr 11, zonder behandeling, |
289 gr. op 175° C droog gedurende 30 min.,
verwarmd meel nr 11 (uit 300 gr. meel), |
476 gr. water op 40° C, |
9 gr. zout, |
40 gr. gist. |
Het deeg is normaal, doch minder malsch dan in het vorig geval.
Door het bakken van 1100 gr. deeg bekomt men een broodstuk, bleek van kleur en plat:
Gewicht, P = 995 gr.
Uitwendig volumen, V = 2272 kcm.
Uitwendig soortelijk gewicht, D = p / v = 995 / 2272 = 0,437.
Brood nr 3. Gebakken uit:
600 gr. meel nr 11, zonder behandeling, |
309 gr. op 100° C, vochtig gedurende 30 min.,
verwarmd meel nr 11 (uit 300 gr. meel), |
456 gr. water op 40° C, |
9 gr. zout, |
40 gr. gist. |
Het deeg is brokkelachtig, scheurt geweldig, en als men het afzet, laat het de gassen ontsnappen.
Uit 1100 gr. deeg wordt een broodstuk bekomen, bleek van kleur, zwaar en plat:
Gewicht, P = 994 gr.
Uitwendig volumen, V = 1780 kcm.
Uitwendig soortelijk gewicht, D = p / v = 904 / 1780 = 0,558.
Het is hier voldoende op de waarden 0,386, 0,437 en 0,558 van het uitwendig soortelijk gewicht de aandacht te vestigen.
***
De proeven die in de twee voorgaande reeksen zijn beschreven, bewijzen dat de werking van de kleefstof in de gisting van het brood, in de
eerste plaats van mechanischen aard is. Doch er moest insgelijks worden onderzocht, of er ook niet zekere - zeer geringe - scheikundige werking kon vastgesteld worden. Uit de volgende proefnemingen, blijkt inderdaad dat de scheikundige werking niet mag uitgesloten worden, daar het doseeren tot een minder kleefstofgehalte leidt; toch is die werking zeer gering, zelfs nog na een langen tijd, namelijk 24 uren.
Om dit vast te stellen, werden de volgende mengsels door zorgvuldige kneding met meel L (8.8% droge kleefstof) bereid, en gedurende 24 uren bewaard onder een glazen stolp, boven water (vochtige kamer), ten einde aldus de uitdroging te beletten:
gr. meel l | gr. water | gr chloornatrium | gr. gist |
---|---|---|---|
50 | 25 | - | - |
50 | 25 | - | 1 |
50 | 25 | - | 2 |
50 | 25 | - | 3 |
50 | 25 | 0.5 | - |
50 | 25 | 0.5 | 1 |
50 | 25 | 0.5 | 2 |
50 | 25 | 0.5 | 3 |
De doseering van de kleefstof, gedaan op 50 gr. meel L en 25 gr. water, gaf, zonder bewaring van het deeg:
vochtige kleefstof: 26.4%;
droge kleefstof: 8.8%.
Na 24 uren, gaven de voornoemde deegmengsels, wat de kleefstof betreft, de volgende waarden:
gr. zout | gr. gist | vochtige kleefstof % | droge kleefstof % |
---|---|---|---|
- | - | 27.8 | 8.6 |
- | 1 | 26.8 | 8.0 |
- | 2 | 27.0 | 8.6 |
- | 3 | 26.0 | 7.8 |
0.5 | - | 27.2 | 8.2 |
0.5 | 1 | 26.4 | 8.0 |
0.5 | 2 | 26.5 | 8.0 |
0.5 | 3 | 25.5 | 7.8 |
II.
Proeven over den invloed van de hoeveelheid water.
In de gistingproef met de buisjes, konden slechts 4 gevallen worden onderzocht, daar het maken van het deeg slechts binnen zekere grenzen mogelijk is; het onderzoek werd met meel L gedaan, namelijk als volgt:
Nr van de proef | meel l | water | zout | gist |
---|---|---|---|---|
1 | 100 gr. | 50 gr. | 1 gr. | 1 gr. |
2 | 100 gr. | 55 gr. | 1 gr. | 1 gr. |
3 | 100 gr. | 60 gr. | 1 gr. | 1 gr. |
4 | 100 gr. | 65 gr. | 1 gr. | 1 gr. |
In deze voorwaarden werd, telkens met 40 gr. deeg, de deegproef in de gistingbuizen uitgevoerd.
gr. water per 100 gr. meel | hoogte in mm. van het deeg in de buizen | gemiddelde aangroeiing in mm. | |||
---|---|---|---|---|---|
Na 0 u. | Na 4 u. | Na 24 u. | Na 4 u. | Na 24 u. | |
50 | 55-55 | 110-109 | 155-156 | 54.5 | 100.5 |
55 | 55-55 | 110-108 | 160-160 | 54.0 | 105.0 |
60 | 55-55 | 112-112 | 165-165 | 57.0 | 110.0 |
65 | 56-57 | 110-125 | 169-187 | 61.0 | 121.5 |
Uit deze cijfers blijkt, dat met de verhooging van het watergehalte, ook de waarde van de gemiddelde aangroeiing toeneemt; op deze wijze wordt de ervaring uit de alledaagsche practijk door eene met cijfers uitgedrukte vaststelling bevestigd.
III.
Proeven over den invloed van de hoeveelheid gist.
De invloed van de hoeveelheid gist werd met meel L bestudeerd; de hoeveelheden gebruikte gist waren 6, 12, 18, 24, 30, 36, 42, 48, 54 en 60 gr. gist per kgr. meel. Ten einde te vermijden, dat 10 verschillende deegsoorten te gelijker tijd zouden moeten bereid worden, - hetgeen bijna onmogelijk is, - werden slechts twee deegen gemaakt, die daarna, volgens het noodig gistgehalte, onder tien gevallen werden verdeeld.
De twee gronddeegen A en B waren als volgt samengesteld:
A. - | 500 gr. meel, |
250 gr. water, | |
5 gr. zout, | |
0 gr. gist. | |
B. - | 500 gr. meel, |
250 gr. water, | |
5 gr. zout, | |
30 gr. gist. |
Van deeg A en van deeg B werden de volgende hoeveelheden gebruikt en onder elkander zorgvuldig gemengd, om de verschillende gevallen van gistgehalte te bekomen:
gr. gist per ko meel | gr. deeg a | gr. deeg b |
---|---|---|
6 | 36 | 4 |
12 | 32 | 8 |
18 | 28 | 12 |
24 | 24 | 16 |
30 | 20 | 20 |
36 | 16 | 24 |
42 | 12 | 28 |
48 | 8 | 32 |
54 | 4 | 36 |
60 | 0 | 40 |
Van iedere deegsoort benuttigde men telkens tweemaal 40 gr. en de klompjes werden in de gewone gistingbuizen gebracht. De uitslag was de volgende:
gr. gist per ko meel | hoogte in mm. van het deeg in de buizen | gemiddelde aangroeiing in mm. | |||
---|---|---|---|---|---|
Na 0 u. | Na 4 u. | Na 24 u. | Na 4 u. | Na 24 u. | |
6 | 55-55 | 60-58 | 121-111 | 4 | 61 |
12 | 55-55 | 91-95 | 129-130 | 38 | 74.5 |
18 | 55-55 | 113-118 | 141-146 | 60.5 | 88.5 |
24 | 56-54 | 125-138 | 148-154 | 76.5 | 96.0 |
30 | 60-60 | 138-147 | 156-160 | 82.5 | 98.0 |
36 | 58-60 | 149-150 | 163-163 | 90.5 | 104.0 |
42 | 60-60 | 141-165 | 156-171 | 93.0 | 98.5 |
48 | 62-58 | 150-145 | 160-155 | 87.5 | 97.5 |
54 | 60-56 | 145-141 | 160-147 | 85.0 | 95.5 |
60 | 60-61 | 149-142 | 159-149 | 85.0 | 94.5 |
In het gebruik van verschillende hoeveelheden gist treffen wij dus, voor hetgeen de gisting van het deeg betreft, een optimum. In de voorwaarden waarin de proef genomen werd, ligt dat optimum rond 36 gr. gist per kgr. meel. Het gebruik van 24 gr. of van 54 gr. gist geeft nagenoeg dezelfde uitslagen; doch de gunstige werking bij het vermeerderen van de hoeveelheid gebruikte gist stijgt trager, als dit het geval is met het afnemen dier werking, wanneer de hoeveelheid gist het optimum overschrijdt. In allen gevalle dient opgemerkt te worden, dat in de gisting van het brooddeeg een optimum van gistconcentratie bestaat; boven dit optimum, blijft het toenemen van de hoeveelheid gist zonder invloed, ja, het komt zelfs tot een ongunstige werking uit.
IV.
Proeven over den invloed van de hoeveelheid zout.
Deze proeven werden ook met het meel L uitgevoerd; de gebruikte hoeveelheden chloornatrium waren 0, 0.5, 1.0, 1.5, 2.0, 2.5, 3.0, 3.5, 4.0, 4.5, 5,0 en 5.5 gr. voor 100 gr. meel. Er werd een deeg bereid uit 1200 gr. meel L, 600 gr. water en 12 gr. gist; dat deeg werd in klompen van 150 gr., overeenstemmende met 100 gr. meel, verdeeld, en aan elk dezer klompen werd de noodige hoeveelheid zout toegevoegd. Van iederen klomp werden telkens twee klompjes van 40 gr. afgescheiden, om in de gistingbuizen gebracht te worden. Wij kwamen tot de volgende resultaten:
gr. zout per 100 gr meel | hoogte in mm. van het deeg in de buizen | ||||
---|---|---|---|---|---|
Na 0 u. | Na 4 u. | Na 24 u. | Na 48 u. | Na 72 u. | |
0 | 58-54 | 115-110 | 155-161 | ||
0.5 | 58-56 | 107-106 | 156-151 | ||
1.0 | 56-56 | 93-98 | 142-151 | ||
1.5 | 57-60 | 91-100 | 151-156 | ||
2.0 | 55-53 | 82-81 | 151-145 | ||
2.5 | 54-57 | 73-79 | 147-152 | ||
3.0 | 57-57 | 70-74 | 145-151 | 154-155 | |
3.5 | 55-56 | 65-67 | 132-137 | 145-147 | |
4.0 | 57-56 | 60-61 | 137-134 | 149-146 | |
4.5 | 57-54 | 60-58 | 120-118 | 136-140 | |
5.0 | 52-53 | 55-53 | 82-86 | 109-127 | 116-120 |
5.5 | 58-54 | 58-54 | 76-70 | 102-95 | 115-111 |
De gemiddelde aangroeiing in mm., van het begin af, is de volgende:
gr. zout per 100 gr. meel | na 4 uren | na 24 uren | na 48 uren | na 72 uren |
---|---|---|---|---|
0 | 56.5 | 102.0 | ||
0.5 | 49.5 | 96.5 | ||
1.0 | 39.5 | 90.5 | ||
1.5 | 37.0 | 95.0 | ||
2.0 | 27.5 | 94.0 | ||
2.5 | 20.5 | 94.0 | ||
3.0 | 15.0 | 91.0 | 97.5 | |
3.5 | 10.5 | 59.0 | 80.5 | |
4.0 | 4.0 | 79.0 | 91.0 | |
4.5 | 3.5 | 63.5 | 72.5 | |
5.0 | 1.5 | 31.5 | 60.5 | 65.5 |
5.5 | 0 | 17.0 | 42.5 | 57.0 |
Dezelfde proef, genomen met ander meel en andere gist, gaf de volgende uitslagen:
gr. zout per 100 gr. meel | hoogte in mm. van het deeg | gemiddelde aangroeiing in mm. | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Na 0 u. | Na 4 u. | Na 24 u. | Na 48 u. | Na 4 u. | Na 24 u. | Na 48 u. | |
0 | 61-60 | 147-146 | 169-168 | 85.0 | 108.0 | ||
0.5 | 60-57 | 145-139 | 165-158 | 83.5 | 103.0 | ||
1.0 | 58-58 | 143-140 | 161-160 | 63.5 | 102.5 | ||
1.5 | 55-55 | 129-126 | 154-154 | 72.5 | 99.0 | ||
2.0 | 62-61 | 125-130 | 160-158 | 66.0 | 97.5 | ||
2.5 | 57-59 | 111-112 | 153-155 | 53.5 | 96.0 | ||
3.0 | 55-56 | 96-102 | 156-151 | 43.5 | 98.0 | ||
3.5 | 55-55 | 84-80 | 150-149 | 27.0 | 94.5 | ||
4.0 | 55-58 | 68-75 | 137-147 | 144-155 | 15.0 | 85.5 | 93.0 |
4.5 | 55-55 | 65-65 | 131-127 | 140-139 | 10.0 | 74.0 | 84.5 |
5.0 | 53-55 | 61-62 | 125-121 | 131-131 | 7.5 | 69.0 | 77.0 |
5.5 | 53-55 | 57-60 | 122-112 | 131-128 | 4.5 | 63.0 | 75.5 |
De twee reeksen proefnemingen geven dus dezelfde resultaten: chloornatrium werkt ongunstig op de gisting zelve, met het oog op hetgeen men heeft genoemd de gistingenergieGa naar voetnoot(1), namelijk de snelheid waarmede de gisting verloopt; wat de gistingkracht, namelijk het eindresultaat van de gisting betreft, mag gezeid worden dat deze van de zoutconcentratie onafhankelijk is. Een dergelijk resultaat werd trouwens ook opgeleverd door gistingproefnemingenGa naar voetnoot(2) met suikeroplossingen, bij aanwezigheid van verscheidene zouten, die in zwakke en in sterke concentratie werden benuttigd.
Mei 1908.
- voetnoot(1)
- Dr. A.-J.-J. Vandevelde en L. Bosmans: Over de Werking van koolhydraten op de gisting van het brooddeeg. (Versl. en Med. der Kon. Vl. Acad., 1907, blz. 1045-1071.)
- voetnoot(1)
- Op. cit., blz. 1063.
- voetnoot(1)
- Zie F. Czapek, Biochemie der Pflanzen, 1905, II, blz. 150; - A.-J.-J. Vandevelde, De kieming der Spermatophyten, 3e deel, 1903. (Uitgave van het Kruidkundig Genootschap Dodonaea.)
- voetnoot(2)
- Ann. chim. phys., 1837, 65, blz. 301.
- voetnoot(3)
- Schweigg. Journ., Bd. 29, blz. 514.
- voetnoot(4)
- Eiweisskörper, 1872, blz. 1.
- voetnoot(5)
- Arch. exp. Pathol., 1898, 41, blz. 345.
- voetnoot(6)
- Zeitschr. phys. Chem., 1900, 31, blz. 212, en 1903, 38, blz. 133.
- voetnoot(1)
- Journ. amer. chem. Soc., 1895, 17, blz. 539.
- voetnoot(1)
- A.-J.-J. Vandevelde en F. Leperre: Over de doseering van de kleefstof in tarwemeel. Handel. 5e Vl. Natuur- en Geneesk. Congres, Brugge, 1901.
- voetnoot(1)
- A.-J.-J. Vandevelde en J. Masson: Over den invloed van hulpmeel en hulpgist op de broodgisting. - Versl. en Med. der Kon. Vl. Acad., 1907, blz. 546.
- voetnoot(1)
- Zie A.-J.-J. Vandevelde en J. Masson, op. cit.
- voetnoot(1)
- Het deeg werd bereid uit 50 gr. meel met 25 gr. water.
- voetnoot(1)
- A.-J.-J. Vandevei de en L. Bosmans, op. cit.
- voetnoot(1)
- A.-J.-J. Vandevelde, Onderzoekingen over den invloed van sterke zoutoplossingen op de gistingkracht en de gistingenergie. Handel. Vl. Nat. Gen. Congres, 1e mededeeling 1902; 2e mededeeling 1903.
- voetnoot(2)
- Op. cit.