Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1908
(1908)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||
Vergadering van 20 Mei 1908.Aanwezig de heeren: Des. Claes, bestuurder, Prof. Dr. W. de Vreese, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Prof. Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Karel de Flou, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Adolf de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Is. Teirlinck en Dr. C. Lecoutere, werkende leden;
de heer V. de la Montagne, briefwisselend lid.
De heeren Dr. H. Claeys, Mr. Edw. Coremans en Dr. Hugo Verriest, werkende leden, hebben laten weten, dat zij verhinderd zijn de vergadering bij te wonen.
De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de April-vergadering.
Naar aanleiding daarvan vraagt de heer Dr. W. de Vreese het woord. Met de meeste belangstelling heeft hij gehoord wat er zoo al over Ruusbroec gezegd werd, en gaarne verklaart hij zich bij de genomen beslissingen aan te sluiten, voor zoover die Ruusbroec zelf betreffen. Voor zoover Spreker in de zaak betrokken is, acht hij eenig | |||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||
voorbehoud onmisbaar. Voorzeker is het een uitstekende gedachte eene Bloemlezing uit Jan van Ruusbroec's werken uit te geven; echter kan hij aan de hem gegeven opdracht, hoe vereerend ook, binnen de aangewezen tijdruimte niet voldoen. Men verlieze niet uit het oog, dat men een dergelijke Bloemlezing niet uit zijn mouw schudt. Zelfs voor iemand die met Ruusbroec niet geheel onvertrouwd is, blijft veel overweging en vergelijking noodzakelijk; uit de kleinere traktaten is moeilijk iets te lichten, en b.v. het boek Salomon kan men niet anders dan in zijn geheel opnemen; ten slotte: de bestaande uitgaven kunnen om verschillende redenen, die door Spreker worden ontvouwd, niet benuttigd worden en de uitgevers zullen zich tot de oorspronkelijke handschriften moeten wenden. Deze zijn wijd en zijd verspreid. Tegen September kan dan ook zulk werk niet gereed zijn. De heer W. de Vreese wil zich niet onvoorwaardelijk aan den hem opgelegden last onttrekken: dat ware niet heusch van zijnentwege; de opdracht kan hij echter alleen aannemen, op voorwaarde dat hem meer vrijheid van beweging wordt gelaten. De heer Bestuurder meent dat de Academie zich naar de gegeven redenen moet schikken; gesteund door de gansche Vergadering, inzonderheid door de heeren Jhr. de Pauw, G. Segers en Dr. Jac. Muyldermans, verzekert hij den heer de Vreese, dat de Academie hem gaarne den noodigen tijd zal laten, en uit hij verder den wensch | |||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||
dat de ontworpen uitgave zoo spoedig mogelijk ter pers kunne gaan. - Daarna wordt het verslag goedgekeurd.
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie aangeboden:
Door de Regeering:
Annuaire de la Société d'Archéologie de Bruxelles, sous le Patronage du Roi et la Présidence d'honneur de S.A.R. Monseigneur le Prince Albert de Belgique. Tome XIX, 1908. Bruxelles. Woordenboek der Nederlandsche Taal. Negende deel, achtste aflevering (Moos-Muts), bewerkt door Dr. A. Kluyver. 's Gravenhage en Leiden, 1908. Loquela van Guido Gezelle, tot Woordenboek omgewerkt. Aflevering 6. Antwerpen, z.j.
Tijdschriften. - Académie Royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, nos 1 et 2, 1908. - Id. Bulletin de la Commission Royale d'Histoire, no 1, 1908. - Bulletin des Cozmmissions Royales d'Art et d'Archéologie, nos 1-6. 1907. - Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, nrs 1-4, 1908. - Bulletin des Musées royaux, no 4. 1908. - Bibliographie de Belgique. Première partie: Livres, nos 6-8, 1908; Deuxième partie: Publications périodiques, nos 6-8, 1908; Table systématique pour l'année 1907; Bulletin des sommaires des Périodiques, no 3 1908. - Revue Sociale Catholique, no 7, 1908. - Revue de l'Université de Bruxelles. nos 1-6, 1908. - Wallonia, nos 3-4. 1908. - Arbeidsblad, uitgegeven door het Arbeidsambt van Belgie, nrs 3 en 4, 1908 - Maandschrift van het Beheer van Landbouw, nr 3, 1908. - Annales des Travaux publics, no 2, 1908. Door de Maatschappij der Antwerpsche Bibliophilen, te Antwerpen: Het Jonstich Versaem der Violieren. Geschiedenis der Rederijkkamer, De Olijftak, sedert 1480. Uitgegeven met geschiedkundige aanteekeningen, door F. Donnet. Antwerpen, 1907. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||
Door den Oudheidkundigen Kring, te Dendermonde: Oudheidskundige Kring der stad en des voormaligen lands van Dendermonde. Gedenkschriften: tweede reeks, deel XII, afl. 1-2. (Zelfde titel in het Fransch.) Dendermonde, 1907.
Door de Koninklijke Hoofdrederijkkamer Het Kersouwken, te Leuven: Letterkundige Bijdragen. Kamerjaar: Februari 1907-1908. Leuven, z.j. (Tweevoud.) Door de Société d'Émulation, te Brugge: Journal d'Événements divers et remarquables (1767-1797), rédigé par Robert Coppieters, Bourgmestre de Bruges et Député des Etats de Flandre. et publié sous les auspices de la Société d'Émulation, par P. Verhaegen, Conseiller à la Cour d'Appel de Bruxelles. Bruges, 1907. Mélanges I. La Légende de Troie à la Cour de Bourgogne. Etudes d'Histoire littéraire et de Bibliographie, par Alphonse Bayot, attaché à la Section des Manuscrits de la Bibliothèque Royale de Belgique, chargé de cours à l'Université de Louvain. Bruges, 1908.
Door de Reale Accademia dei Lincei, te Rome: Rendiconti, nrs 9-12, 1907.
Door de Kungl. Universitets Bibliotheket, te Upsala: Konungs Annáll ‘Annales Islandorum Regii’. Isländska Handskriften N: o 2087 4: to i den Gamla Samlingen på det Stora Kungliga Biblioteket i Köpenhamn i diplomatariskt Avtryck utgiven av H. Buergel Goodwin. Uppsala, 1906. Statwechs gereimte Weltchronik. Ms. N: o 777 Hannover. Akademische Abhandlung, welche mit Erlaubnis der humanistischen Sektion der philosophischen Fakultät der Universität Uppsala... öffentlich verteidigt wird von A. Korlén, lic. phil. Id. Les Changements de signification des expressions de Droite et de Gauche dans les langues romanes et spécialement en Français. Thèse pour le Doctorat, présentée à la Faculté des Lettres d'Upsal et publiquement soutenue... par Daniel Fryklund, Licencié ès Lettres de l'Université d'Upsal. Id, 1907. Studies on the Language of Samuel Richardson. Inaugural Dissertation by Wilhelm Uhrström, Licentiate in Philosophy. Id., 1907. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||
Arbeten utgifna med understöd af Vilhelm Ekmans Universitetsfond, Uppsala. 6. Etude sur l'ancien Dialecte Léonais, d'après des chartes du XIIIe siècle, par Erik Staaff. Id., 1907. Studier i Ynglingatal. Inbjudningsskrift till ahörande af den offentliga föreläsning... af Hendrik Schück, kungl. Universitetets i Upsala N.V. Rektor. Id., 1907. La Gaya ó Consonantes de Pero Guillén de Segovia, manuscrito inédito del siglo XV i Estudios sobre la Gaya de Segovia, capítulos de introducción á una edición crítica. Tesis presentada en la Universidad de Finlandia para el doctoraao en la Facultad de Filosofia y sostenida públicamente... por Oiva Joh. Tallgren, cand. phil. Id., 1907. Door de University of Pennsylvania, te Philadelphia, Pa.: The University Bulletins. Eighth series: No 2. Part 2. University of Pennsylvania Catalogue. Philadelphia, 1908. Door de Université, te Aix (Provence): Annales de la Faculté des Lettres d'Aix, nos 1-2, 1907. - Annales de la Faculté de droit d'Aix, nos 1-2, 1907. Door den heer Dr. H. Claeys, werkend lid der Academie, te Gent: Jubelfeesten van O.L. Vrouw van Lebbeke en Pauselijke Kroning van het eerbiedwaardig Maria-beeld, 1108-1908. Cantate en Kroningslied, door Kan. H. Claeys. Gent, 1908. Door den heer Karel de Flou, werkend lid der Academie, te Brugge: Traité de la Typographie, par Henri Fournier, imprimeur. Bruxelles, 1826. Door den heer Prof. Ad. de Ceuleneer, werkend lid der Academie, te Gent: De Landtalen voor de Grondwet. Voordracht gehouden bij de heropening van de Vlaamsche Conferencie der Balie van Gent, den 4 November 1880, door den Secretaris, Mr. Camiel Siffer. Gent, 1880. Vlaamsche Conferencie der Balie van Gent. Verslag over de werkzaamheden gedurende het rechterlijk jaar 1879-1880, door den geheimschrijver, Mr. Camiel Siffer, ter Algemeene Vergadering van 4 November 1880 voorgelezen. Gent, 1880. Id. voor het jaar 1880-1881. Gent, 1881. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||
Antisocialistische Werkliedenbond van Gent. Beknopt overzicht van eenige punten der Staathuishoudkunde. Lessen gegeven aan de leden van den Antisocialistischen Sprekersbond van Gent, door Arthur Verhaegen. Gent, 1891. Erkende Vakvereeniging der Vlasbewerkers en Bewerksters ‘Eendracht maakt Macht’. De ongezondheid van het werk in de Vlasspinnerijen. Gent, 1903. Door den heer Dr. Jac. Muyldermans, werkend lid der Academie, te Mechelen: Manifest der Maatschappij De Vlamingen Vooruit! Gericht tot alle de voorstanders van de eerlijke en regtzinnige uitvoering der Belgische Grondwet, gestemd door het Nationaal Congres van 1830. Brussel. 1860. Dichterlijke Eerstelingen van K.Th. van Hassel. Verkocht ten voordeele der Armen, bij M.Th. de Nayer hoofdonderwijzer te St. Martens-Lennick. Elsene, z.j. Door den heer Ernst Martin, buitenlandsch eerelid der Academie, te Straatsburg: Prager Deutsche Studien. Herausgegeben von Carl von Kraus und August Sauer. Achtes Heft. Sonderabzug. Zur Geschichte der Tiersage im Mittelalter, von Ernst Martin. Prag, 1908. (Tweevoud.) Door den heer Dr. P.J. Blok, buitenlandsch eerelid der Academie, te Leiden: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde. Verzameld en uitgegeven, vroeger door Mr. Is. An. Nijhoff, P. Nijhoff, Dr. R Fruin en Dr. P.L. Muller, thans door Dr. P.J. Blok, Hoogleeraar te Leiden. IVe reeks, deel VII, afl. 1. 's Gravenhage, 1908. Door Z. Em. D. Mercier, kardinaa.-aartsbisschop van Mechelen: La vie diocésaine. Bulletin du Diocèse de Malines. Tome II, fascicule IV. Door den heer Dr. Leo Goemans, opziener van het Middelbaar Onderwijs, te Leuven: Conscience en het Vlaamsche Volk, door L. Goemans, Dr. in Wijsbegeerte en Letteren. Leuven, 1892. Een drietal overdrukken van L. Goemans. uit de Revue des Humanités (Février en Avril 1904), met betrekking tot het | |||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||
werk dat door den heer Goemans in het Album Kern uitgegeven werd onder den titel Voortleven van verdwenen klanken in den Sandhi. Eene Bijdrage tot de kennis van het Antwerpsch Dialect in de XVIe eeuw, door L. Goemans. (Overdruk uit de ‘Leuvensche Bijdragen’. VIe jg., 2e aflevering.) Lier, 1905. Leo Goemans. De quantiteit der Vocalen a en i in het dialect van Leuven. Proefondervindelijke studie. (Overgedrukt uit de ‘Leuvensche Bijdragen’.) Lier, 1907. Royaume de Belgique. Ministère des Sciences et des Arts. Enseignement moyen du degré supérieur. Commission instituée par arrêté royal du 19 Février 1906. Rapport sur l'organisation des Humanités grecques-latines (Gymnases) en Hollande, présenté par M.L. Goemans, Inspecteur de l'Enseignement moyen. Bruxelles, 1907. (Tweevoud) Jaarboek van den Paedagogischen Kring van Leuven. Hoe dient de Nederlandsche letterkunde in de hoogere klassen onzer Athenea en Colleges onderwezen te worden? (Vraag gesteld door den heer L. Goemans.) Leuven, z.j. Idioticon van het Antwerpsch Dialect (stad Antwerpen en de Antwerpsche Kempen), opgesteld door P. Jozef Cornelissen en J B. Vervliet. Beoordeeling door Dr. Leo Goemans. (Overdruk uit Dietsche Warande en Belfort.)
Door den heer Eug. Ulrix, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum, te Brugge: Bibliographie de l'Histoire de Tongres, par Eugène Ulrix, Docteur en philosophie et lettres, et Charles van den Haute, Candidat en philosophie et lettres. (Extrait du Bulletin de la Société scientifique et littéraire du Limbourg, t. XXI, 1903.) Les Rues de Tongres à travers les siècles. Tongres, 1904. La vie des légendes La légende de la Belle au Bois dormant. par Eugène Ulrix. (Extrait de la Revue Générale, août 1906) Bruxelles, 1906. Glossaire toponymique de la ville de Tongres et de sa Franchise, par Eugène Ulrix et Jean Paquay. (Extrait du Bulletin de la Société scientifique et littéraire du Limbourg, tomes XXV et XXVI.) Tongres, 1908.
Door den heer A. van de Velde, bediende aan het Provinciaal Bestuur, te Brugge: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||
Beschrijving van den historischen Stoet der Graven van Vlaenderen, naar het Fransch van Edmond De Busscher, Sekretaris der Koninglijke Maetschappij van Schoone Kunsten en Letteren te Gent. Met eene plaet. Gent, 1849.
Door den heer Dr. A.-J.-J. Vandevelde, bestuurder van het gemeentelijk Laboratorium, te Gent: Ueber Anwendung von biologischen Methoden in der Nahrungsmittelchemie von Dr. A.-J.-J. Vandevelde, Gent. In: VI Congresso internazionale di chimica applicata, Roma 1906. Comunicazione fatta nella Sezione VIII-C (Bromatologia). Kan het Bestaan van eene antikatalase bewezen worden? door Dr. H. De Waele en Dr. A.-J.-J. Vandevelde Gent. Over Enzymenwerkingen, door Dr A.-J.-J. Vandevelde, Gent. (Beide laatste studies overgedrukt uit de ‘Handelingen van het Elfde Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres’, gehouden te Mechelen op 21, 22 en 23 September 1907.)
Door den heer Dr. H. Logeman. hoogleeraar te Gent: Université de Gand. Recueil de Travaux publiés par la Faculté de Philosophie et Lettres. 36me fascicule. Tenuis en Media. Over de Stemverhouding bij Konsonanten in Moderne talen, met een Aanhangsel over de fonetiese verklaring der Wetten van Verner en Grimm, door Dr. H. Logeman, Hoogleeraar te Gent. Gand, 1908.
Door de Redactie: De Tuinbode, nr 5, 1908. - Oudheid en Kunst, nr 3, 1907. - Onthoudersblad van West-Vlaanderen, nr 5, 1908.
Ingekomen boeken. - Voor de Boekerij der Academie zijn ingekomen:
Werken der Vereeniging tot Uitgave der Bronnen van het oude Vaderlandsche Recht, gevestigd te Utrecht: EERSTE REEKS. I. Het Rechtsboek van den Briel, beschreven in vijf tractaten, door Jan Matthijssen. Opnieuw uitgegeven door Mr. J.A. Fruin en Mr. M.S. Pols. 's-Gravenhage, 1880. II. Rechtsbronnen der stad Zutphen van het begin der 14de tot de tweede helft der 16de eeuw. Uitgegeven door Mr. C. Pijnacker Hordijk, hoogleeraar te Amsterdam. Id., 1881. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||
III. De Middeleeuwsche Rechtsbronnen der stad Utrecht. Uitgegeven door Mr. S. Muller Fz., Archivaris van Utrecht. (Met Inleiding en Glossarium.) 4 dln. Id., 1883-1885. IV. De oudste Rechten der stad Dordrecht en van het Baljuwschap van Zuidholland. Uitgegeven door Mr. J.-A. Fruin. 2 dln. Id., 1882. V. De Friesche Stadrechten. Uitgegeven door Mr. A. Telting, Archivaris van Leeuwarden. Id., 1883. VI. Leidsche Rechtsbronnen uit de Middeleeuwen. Uitgegeven door Dr. P.-J. Blok. Id., 1884. VII. Westfriesche Stadrechten. Uitgegeven door Mr. M.-S. Pols. 2 dln. Id., 1885-1888. VIII. Rechtsbronnen der stad Harderwijk. Uitgegeven door Mr. J.-L. Berns. Id.. 1886. IX. Stadboek van Groningen. Uitgegeven door Mr. A. Telting. Id., 1886. X. De Saksenspiegel in Nederland. Uitgegeven door Mr. B.-J.-L. Baron de Geer van Jutphaas Eerste stuk: Oudere Tekst. - 2e stuk: Vermeerderde tekst met de Glosse. Id., 1888. XI. Stadrechten van Nijmegen. Uitgegeven door Mr. C.-C.-N. Krom, in leven Rijks-archivaris in Noord-Brabant. en Mr. M -S Pols. Hoogleeraar te Utrecht. 2 dln. Id., 1890-1894. XII. Limburgsche Wijsdommen. Dorpscostumen en Gewoonten, bevattende voornamelijk Bank- Laat- en Boschrechten. Uitgegeven door Jos. Habets, Rijksarchivaris in Limburg. Id., 1891. XIII. De Middeleeuwsche Rechtsbronnen der kleine Steden van het Nedersticht van Utrecht. Uitgegeven door Mr. R. Fruin Th. Azn., Rijksarchivaris in Zeeland 3 dln. Id., 1892-1903. XIV. Oude Rechtsbronnen der stad Breda. Uitgegeven door Mr. W. Bezemer, Adjunct-archivaris aan het Gemeentearchief te Rotterdam. Id., 1892. XV. Rechtsbronnen der stad Aardenburg. Uitgegeven door G.A. Vorsterman van Oyen, Archivaris. Id., 1892. XVI. Ordelen van den Etstoel van Drenthe. 1518-1604. Uitgegeven door Mr. J.-G.-Ch. Joosting, Rechtskundig ambtenaar aan het gemeente-archief van Utrecht. Id., 1893. XVII. Drenthsche Rechtsbronnen uit de 14e, 15e en 16e eeuwen. Uitgegeven door Mr. S. Gratama, Rijks-archivaris in de prov. Drenthe. Id, 1894. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||
XVIII. Het Rechtsboek van den Dom van Utrecht, door Mr. Hugo Wstinc. Uitgegeven door Mr. S. Muller Fz. Id., 1895. XIX. De Gilden van Utrecht tot 1528. Verzameling van Rechtsbronnen uitgegeven door Mrs. J.-C. Overvoorde en J.-G.-C. Joosting. 2 dln. Id., 1897. XX. Oude Rechten van Steenbergen. Uitgegeven door Mr. W. Bezemer, Adjunct-Archivaris aan het Gemeentearchief te Rotterdam. Id., 1897.
TWEEDE REEKS I. Philippus de Leyden. De Cura reipublicae et Sorte principantis. Uitgegeven door Mrs. R. Fruin en P.-C. Molhuijsen. Id. 1900. II. De Middeleeuwsche Keuren der stad Brielle. Uitgegeven door H. de Jager. Id., 1901. III. Rechtsbronnen van Tiel. Uitgegeven door Dr. J -S. van Veen. Id., 1901. IV. Rechtsbronnen der stad Amsterdam. Uitgegeven door Dr. Joh.-C. Breen. Id., 1902. V. Rechtsbronnen van den Dom van Utrecht. Uitgegeven door Mr. S. Muller Fz. Id., 1903. VI. Rechtsbronnen der stad Schiedam. Uitgegeven door Dr. K. Heeringa. Id., 1904. VII. Het Recht der stad Reimerswaal. Uitgegeven door Mr. R. Fruin, Rijksarchivaris in Zeeland. Id., 1905. VIII Bronnen voor de Geschiedenis der Kerkelijke Rechtspraak in het Bisdom Utrecht in de Middeleeuwen. Uitgegeven door Mr. J.-G -C Joosting en Mr. S. Muller Hzn. Eerste afdeeling, De indeeling van het Bisdom, door Mr. S. Muller Hzn. Eerste deel en eerste stuk van het tweede deel, Id, 1906 Verslagen en Mededeelingen van de Vereeniging tot uitgave der bronnen van het Oude Vaderlandsche Recht. (Deelen I-IV en 4 afleveringen van deel V.) Id, 1880-1907.
Facsimiles of some Examples of the Art of Book-Ornamentation during the Middle Ages. Bernard Quaritch, London, 1900.
Encyclopédie des Travaux publics. Fondée par M.-C. Lechalas. Inspecteur général des Ponts et Chaussées. Architecture et Constructions civiles: Maçonnerie, par J. Denfer, architecte prof. à l'école centrale. Paris, 1891, (2 tomes). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||
Id. Charpente en bois et menuiserie, par le même. Les bois. Leurs assemblages. - Résistance des bois. Tableaux, calculs faits. - Linteaux et planchers. - Pans de bois. - Combles. - Etaiements, échafaudages, appareils de levage, travaux hydrauliques, cintres. - Ponts et passerelles en bois. - Escaliers. - Menuiseries en bois: parquets, lambris, portes, croisées, persiennes, devantures. Décoration. Paris, 1892. De Honte en het eiland Borssele, alsmede eene verhandeling over de heerlijkheden, ambachten of leenen in Zeeland, door A. Hollestelle, oud-Opzichter van 's Rijks Waterstaat, te Tholen. Tholen, 1907.
Nuttelyk Mengelmoes, Bestaande uyt alderhande Zeldzame en wonderlyke Geschiedenissen; Smakelyk, Voedsaam en Vermaakelyk Gemaakt, Met Veelerley Scherpzinnige en Zeedevormende Aanmerkingen, ter stoffe dienende, opgedist door Pr. Abraham van St. Clara. Met aardige Figuren en Opschriften. Tweede druk. Te Amsterdam, by Gerrit de Groot, Boekverkooper op de Heilige Weg. 1752.
Der Mecklenburgische Haken, ein vorzüglicheres Ackerwerkzeug als der gewöhnliche Pflug, beschrieben nach Schumacker und dargestellt nach fremden und eigenen fünfzigjährigen Erfahrungen nebst Notizen über von Thünen's Hakenpflug mit 2 Abbildungen und 29 Figuren in Steindruck, von Friederich Gotthard von Boddien, in früheren Jahren ausübendem Landwirthe... (Auf kosten des Verfassers zum Besten unbemittelter Ackersleute.) Oldenburg, 1840.
Amsterdamsche Studenten-almanak voor het jaar 1908. 78ste jaargang. Z. pl. of j. Id. Adreslijst.
Deutsches Wörterbuch von Jacob Grimm und Wilhelm Grimm. Fortgesetzt von Dr. Moriz Heyne, Dr. Hermann Wunderlich. Dr. Karl von Bahder, Dr. Rudolf Meiszner, Dr Rudolf Hildebrand, Dr. Mathias Lexer, Dr. Karl Weigand und Dr. Ernst Wülcker. Vierten Bandes Erste Abtheilung III. Theil. Sechste Lieferung. (Gewehr-Gewerbsam.) Bearbeitet von H. Wunderlich. Leipzig, 1906.
De Gids, Mei 1908.
Bulletin des Métiers d'Art. Maandelijksche Bijdragen tot verspreiding van de Kunst in 't Ambacht, nr 9, 1908. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||
Ruildienst. - Tegen ruiling van de Verslagen en Mededeelingen, heeft de Bestendige Secretaris voor de boekerij der Academie de laatst verschenen afleveringen van de gewone tijdschriften ontvangen: De Belgische School, nr 12, 1908. - Biekorf, nrs 8 en 9, 1908. - Bijdragen tot de Geschiedenis bijzonderlijk van het Aloude Hertogdom Brabant, nr 4, 1908. - Christene School, nrs 12-14, 1908. - Dietsche Warande en Belfort, nr 4, 1908. - De Katholiek, Mei-Juni, 1908. - Het Katholiek Onderwijs, nr 7, 1908. - De Maasgouw, nrs 6-12 en Inhoudstafel. 1907, nrs 1 en 2, 1908 - Natuur en School, nr 1. 1908. - Nederlandsch Archievenblad, nr 3, 1908. - Neerlandia, nr 4, 1908. - Onze Kunst, nr 5, 1908. - De Opvoeder, nrs 12-14, 1908. - De Opvoeding, nr 5, 1908 - De Schoolgids, nrs 15-20. - St.-Cassianusblad, nr 6 1908. - De Student, nr 2, 1908. - Studiën, nr 4, 1908. - Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen, nr 2, 1908. - De Vlaamsche Arbeid, nr 4, 1908. - De Vlaamsche Kunstbode, nrs 3-4, 1908. - Vragen van den Dag, nr 5, 1908. - Zeitschrift des Vereins für Volkskunde, nr 2, 1908.
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de Academie in kennis met de volgende ingekomen brieven: 1o) Storting in 's Lands schatkist. - Brief van 22 April, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de ontvangst bericht van het bewijs der storting in 's Lands schatkist der som van 222,57 fr., zijnde de nettoopbrengst van de boeken voor rekening der Academie, gedurende het afgeloopen dienstjaar 1907, verkocht. 2o) Jaarlijksche Plechtige Vergadering op 28 Juni. - a.) Gezien de werken aan hare groote | |||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||
vergaderzaal nog niet voltooid zijn, is de Academie dit jaar nogmaals verplicht hare Plechtige Vergadering buiten het Academiegebouw te houden. De Bestendige Secretaris was derhalve zoo vrij, namens het Bestuur den Hoogedelgeboren Heer Baron Raymond de Kerchove d'Exaerde, gouverneur der Provincie Oost-Vlaanderen, bij brieve van 11 Mei te verzoeken, andermaal de Groote Feestzaal van het Gouvernementshotel, tot het houden dezer vergadering, ter beschikking onzer Koninklijke Academie te willen stellen. Bij zijn schrijven van 14 Mei, laat de Heer Gouverneur aan het Bestuur weten, dat aan dit verzoek gevolg zal gegeven worden. - (Dankbetuiging.) b.) Brief van 12 Mei, waarbij de Weled. heer Prof. Dr. A. Beets, buitenlandsch eerelid der Academie, het Bestuur bericht, dat hetgeen hij in de Plechtige Vergadering hoopt voor te dragen tot titel hebben zal: Volkswijsheid over het weêr. | |||||||||||||||||||||||
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.1o) Van de pers gekomen uitgave: Den 1n Mei: Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd, door de heeren Th. Coopman en Jan Broeckaert, werkende leden, Vijfde deel (1868-1872). Op gezegden dag werd een exemplaar van dat boek aan de heeren werkende en briefwis- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||
selende Leden gezonden. De Bestendige Secretaris liet ook aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren geworden, voor de verschillende inrichtingen bestemd, welke, door tusschenkomst van zijn Departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen.
Het Bestuur wenscht de heeren Coopman en Broeckaert geluk met het verschijnen van het vijfde deel van hunnen reuzenarbeid. Gaarne brengt het een overigens welverdiende hulde aan den onbaatzuchtigen ijver die zij steeds aan den dag leggen, voor het voortzetten van hun werk, waarvan een in het Fransch gesteld dagblad moest getuigen dat ‘ce simple receuil de documents donne la conviction à tout esprit non prévenu, que la cause flamande est une cause nationale, digne de toutes nos sympathies et encouragements’Ga naar voetnoot(1).
2o) Van de Ven-Heremans' Stichting. Bij de Lijst der door de Academie uitgeschreven Prijsvragen voor 1909-1914, aan de Hollandsche Hoogescholen gezonden, heeft de Bestendige Secretaris eene bekendmaking laten voegen, betreffende het bestaan in de Koninklijke Vlaamsche Academie van een fonds, met name Van de Ven-Heremans' Stichting, waarvan het doel is de Nederlandsche | |||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||
Taal en Wetenschap te bevorderen. Aldus wordt aan bedoelde Stichting alle wenschelijke ruchtbaarheid gegeven. In het vervolg zal overigens dezelfde bekendmaking bij alle te zenden Lijsten van Prijsvragen gevoegd worden.
3o) Prijsvragen: Lijst der uitgeschreven Prijsvragen. Verzending. - De heer Bestendige Secretaris geeft lezing van de volgende mededeeling: ‘Het is meermalen gebleken, dat in Holland de studenten niets afweten van de Prijsvragen die door de Academie zijn uitgeschreven. Nu zijn het wel de studenten, die in de eerste plaats op de hoogte dienen te zijn: onder hen moeten wij vooral de beantwoorders verwachten, en onder hen hoeven wij dus onze Lijst der uitgeschreven Prijsvragen te verspreiden. Voor België en voor het Vlaamsche Land is, sedert het jaar 1905, daarin ruimschoots voorzien. Men leze in de Verslagen en Mededeelingen, jaarg. 1905, blz. 766-767, de mededeeling dienaangaande door mij gedaan in de vergadering van 15 November van dat jaar. Voor Holland bleef echter alles te doen. Wel wordt, sedert 1905, jaarlijks de Lijst aan 40 Hollandsche tijdschriften en bladen gestuurd, met verzoek ze in het blad of tijdschrift op te nemen. De uitslag was evenwel in het geheel niet bevredigend, daar er aan dat verzoek weinig of geen gevolg gegeven werd. Het beste was derhalve, - | |||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||
wat ik dan ook gedaan heb, - de Studentenalmanakken der Hollandsche Universiteiten aan te koopen, omdat alle noodige adressen aldaar te vinden zijn. Ik heb thans het genoegen aan de Vergadering mede te deelen, dat in den loop van de verleden maand April de Lijst der Prijsvragen voor 1909-1914, met de vermelding “Met beleefd verzoek om mededeeling aan belanghebbenden”, aan 1,272 leeraars en studenten uit de Hollandsche hoogescholen is gezonden geworden:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||
Ik mag aan de Vergadering gerust beloven, zegt ten slotte de heer Gailliard, dat voortaan jaarlijks aan de Lijst der uitgeschreven Prijsvragen, zoowel hier te lande als in Noord-Nederland, alle noodige en gewenschte ruchtbaarheid zal gegeven worden.’
4o) De ambachten der Timmerlieden en der Schrijnwerkers, te Brugge. Door den heer Arthur van de Velde, uit Brugge, ter uitgave aangeboden verhandeling. - Het Bestuur heeft bedoelde verhandeling aan de Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie verzonden, met verzoek drie commissarissen te benoemen, welke belast zullen zijn over de ter uitgave aangeboden studie verslag uit te brengen. (Zie verder op Mededeelingen namens Commissiën.)
5o) De Germaansche Elementen in de Romaansche talen. door den heer Dr. Eug. Ulrix, leeraar aan het Koninklijk Athenaeum te Brugge. - Met een innig genoegen zal voorzeker de Vergadering den bijval vernemen, dien het werk van Dr. Ulrix, door de Academie uitgegeven, in de wetenschappelijke wereld te beurt valt. Dr. Dietrich Behrens, professor aan de Hoogeschool van Giessen, een der bijzonderste specialisten, heet het een ‘Stattliches Buch’. Al wie weet, schrijft Dr. Wilhelm Bruckner, professor aan de Hoogeschool van Bazel, hoe lastig het is, op het gebied der Romaansche taalstudie de zoo | |||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||
verstrooide als veelvoudige literatuur op te zoeken, zal den heer Ulrix voor zijn moeilijken arbeid dankbaar zijn. Het boek is zeer practisch ingericht en zal den werkers zeer te stade komen. Met evenveel lof spreken Dr. Gust. Cohen, lector aan de Hoogeschool te Leipzig, Dr. Fritz Neumann, leeraar aan de Hoogeschool te Heidelberg en Dr. Georg Steffens, privat-dozent aan de Hoogeschool te Bonn. Prof. Dr. J.J. Salverda de Grave wenscht den Schrijver geluk met de voltooiing van zijn werk: ‘Het zal’, zegt hij, ‘zoowel Germanisten als Romanisten van veel nut zijn, als een krachtig hulpmiddel bij de studie’. Ook hier te lande is het werk van den heer Ulrix bij taalkenners als de heeren hoogleeraren Counson, Vercoullie en Wilmotte bijzonder welkom, inzonderheid bij de Leden van den opstelraad van het Dictionnaire général Wallon, de heeren Aug. Doutrepont, Jules Feller en Jean Haust: ‘Votre Dictionnaire sera pour nous, - lezen wij in een brief van dezen laatste, - un livre de chevet auquel nous aurons sans cesse recours, autant qu'à Diez et à Körting. C'est vous dire l'estime que j'en fais dès le premier abord. Je vous félicite vivement d'avoir entrepris et eu le courage de terminer cet ouvrage nécessaire. On ne saurait avoir trop de répertoires de ce genre’.
6o) Société Liégeoise de Littérature Wallonne (Secrétariat: Rue Fond Pirette, 75, Liége). | |||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||
Voorstel tot ruiling van uitgaven. - Brief van 5 Mei, waarbij de heeren Aug. Doutrepont, hoogleeraar te Luik, Jules Feller, leeraar aan het Athenaeum te Verviers, en Jean Haust (secretaris), leeraar aan het Athenaeum te Luik, leden van de redactie van het Dictionnaire Wallon, de Koninklijke Vlaamsche Academie verzoeken aan hun Comiteit de werken te willen schenken, door haar op lexicologisch en toponymisch gebied uitgegeven: door de Société Liégeoise de Littérature Wallonne met de uitgave belast van het Dictionnaire général des parlers romans de la Belgique, wenschen die Heeren zich in kennis te stellen met de verschillende Belgische en Vlaamsche dialecten, daar zij overtuigd zijn dat deze alle in nauw verband staan en dat, vooral in de aan elkander grenzende streken, het eene dialect aan het andere menig woord ontleend heeft, waarvan derhalve de kennis wederzijds onontbeerlijk is. Gezegde Heeren stellen overigens voor, de uitgaven van hun genootschap, bij wijze van ruiling, aan de Academie te laten geworden. - Het Bestuur heeft, namens de Academie, dat voorstel aangenomen. | |||||||||||||||||||||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie. Aan de Academie ter uitgave aangeboden verhandelingen: a.) Geschiedkundige oorsprong van den aflaat van Portiun- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||
cula, door Dr. A. Fierens, lid van het Belgisch Instituut voor Geschiedenis te Rome. (Zie boven blzz. 204 en 205-206.) - De heer J. Broeckaert, secretaris der Commissie, deelt aan de Vergadering mede, dat in de morgenvergadering de heeren Dr. Jac. Muyldermans, Jan Bols en Des. Claes van het door hen uitgebrachte verslag lezing hebben gegeven: alle drie zijn het eens om tot de uitgave van de aangeboden verhandeling te besluiten. De heer Broeckaert legt de verslagen ter tafel: op voorstel van de Commissie beslist de Vergadering, dat het werk van den heer Fierens mag ter pers gaan, en dat de verslagen in de Verslagen en Mededeelingen zullen worden opgenomen alsook vooraan in het uit te geven boek gedrukt. | |||||||||||||||||||||||
1o) Verslag van Dr. J. Muyldermans.De heer Fierens biedt ons een handschrift ter uitgaaf aan, zijnde het eerste deel eener studie over den Geschiedkundigen oorsprong van den Aflaat van Portiuncula. Zooals een bijliggende brief van den schrijver te rechte zegt, is dat onderwerp ‘alleszins actueel’. Inderdaad, 't en zijn alleen de katholieke hagiographen niet, die zich met den Portiunkelschen Aflaat ophouden; maar in Engeland en Amerika zelfs ziet men onder de geloovige Protestanten genootschappen samenstellen ten einde ‘de Franciskaansche studiën’ te bevorderen. En wat nog meer verwondering baart, 't en is onder de Ritualisten noch onder de aanhangers der Hooge Kerk niet, dat die beweging ontstaan is, maar voornamelijk onder de Evangelische standen. Onder hen onderscheidt zich vooral de geleerde - Calvinistische dominee, naar ik meen - Paul Sabatier. Zijn Leven van St. Franciscus van Assisië heeft | |||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||
uitnemend veel ophef verwekt. Talrijke historici hebben zich ondertusschen hetzelfde vraagstuk aangetrokken, en onder hen mag reeds de heer Fierens met eere vermeld. Zijne studie er over verwierf hem onlangs de eerste plaats bij den prijskamp voor de reisbeurzen. Het eerste deel van zijn werk - hetwelk hij ons toezendt, - geeft een volledig overzicht der bronnen en eene kritische opgave der teksten, welke tot nu nog niet beproefd werd. Het tweede deel zal in drij afzonderlijke hoofdstukken handelen: 1) over de weerde van een onuitgegeven tekst uit Hs. II, 2326 der Kon. Bibliotheek van Brussel, in het eerste deel opgenomen; 2) over de geleidelijke ontwikkeling der Portiunkelsche legende; en 3) over den historischen oorsprong des Aflaats. ‘Verwonderen zal het misschien - zegt de schrijver - dat ik heden enkel het eerste deel mijner verhandeling voorstel: ik doe het, omdat het onderwerp zoo brandend actuëel is, en het eerste deel als ware 't een op zich zelf bestaande geheel vormt, daar het de volledige “dokumentatie” bevat - men vergeve het bastaardwoord, - van het onderwerp: eene blijvende objectieve waarde is aan dat gedeelte verzekerd. Ik doe het nog, omdat ik hoop dat, mocht de Academie mijn werk waardig keuren, er zonder uitstel met den druk zou kunnen begonnen worden... Het tweede deel, waarvan ik het opstel in 't Nederlandsch reeds nu onder de hand heb. zou dan gereedelijk volgen.’ De heer Fierens voegt nog een voorloopig opstel der Inleiding bij het handschrift van het eerste deel, opdat de Academie eene juiste gedachte zou hebben en over de actualiteit van het onderwerp, en over de wijze waarop hij het behandelt. De vereischte bibliographische aanduidingen echter laat hij hier tijdelijk ter zijde. Zijn brief deelt ons tevens de inhoudstafel mede van zijne geheele studie. Naar mijne bescheiden meening wordt ons hier degelijk werk ter uitgave aangeboden, en zal het niemand kun- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||
nen der Academie euvel opnemen de lofweerdige pogingen van een jongen begaafden historicus te ondersteunen, die in onze tale de vrucht van zijne ieverige opzoekingen wil aan 't licht brengen. Met reden getuigt hij, op het einde zijner Inleiding, dat de Portiuncula-kwestie geen bloot godsdienstig vraagstuk is; maar uitgebreider belang aanbiedt dan men wel zou vermoeden. Ik zage deze verhandeling geerne onder de uitgaven der Academie opgenomen. | |||||||||||||||||||||||
2o) Verslag van den heer Jan Bols.Ik ben het volkomen eens met mijn geacht medelid den heer kanunnik J. Muyldermans om voor te stellen dat de Academie het werk van Dr. A. Fierens zou uitgeven. | |||||||||||||||||||||||
3o) Verslag van den heer D. Claes.Ik ben niet op de hoogte om, gelijk de twee vorige verslaggevers, met volle kennis van zaken dit handschrift te beoordeelen; ook de drie dagen, welke mij gegund werden om het na te zien, waren zelfs ontoereikend om het behoorlijk te lezen; zij waren echter voldoende om mij te overtuigen, dat de schrijver volkomen berekend is om over dit ernstig betwist vraagstuk mede te spreken. Daarom sluit ik me bij de heeren Muyldermans en Bols aan om de onmiddellijke uitgave van het werk van den heer Fierens aan de Academie voor te stellen. Want ofschoon menigeen onder ons den tijd, misschien den lust niet zal hebben om die reeksen van bronnen en teksten en tekstbeschrijvingen na te gaan, valt het niet te betwijfelen of deze uitgave zal eene schoone plaats innemen onder wat er in 't begin dezer eeuw merkwaardigs werd aan het licht gebracht.
b) De ambachten der Timmerlieden en der Schrijnwerkers te Brugge, van de 14de tot de 19de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||
eeuw: hunne wetten, gebruiken en gewrochten, door den heer Arthur van de Velde, beambte aan het Provinciaal Bestuur, te Brugge. - Het handschrift van deze verhandeling werd, namens de Academie, aan de Commissie om advies verzonden. Dientengevolge zegt de heer J. Broeckaert, secretaris, benoemde het Bestuur der Commissie tot verslaggevers de heeren Karel de Flou, Edw. Gailliard en Jan Broeckaert. In de morgenvergadering werd de Commissie in kennis gesteld met de verslagen door die heeren uitgebracht: eenparig besluiten zij tot de opname van de aangeboden verhandeling onder de uitgaven der Academie, onder beding dat de schrijver aan de door hen gegeven wenken en gestelde voorwaarden gevolg zal geven. Op voorstel der Commissie belast de Vergadering den Bestendigen Secretaris, de verslagen aan den heer A. van de Velde mede te deelen. Vervolgens wordt beslist, dat gezegde verslagen in de Verslagen en Mededeelingen en, bij de uitgave, vooraan in het boek zullen opgenomen worden. | |||||||||||||||||||||||
1o) Verslag van den heer K. de Flou.Door den heer Arthur van de Velde werd aan de Koninklijke Vlaamsche Academie ter uitgave aangeboden het handschrift van een vrij uitgebreide historische Studie over de ambachten van timmerlieden en schrijnwerkers in het oude Brugge. Het is een werk dat in handschrift verre over de 200 bladen groot papier beslaat en waar tal van photografiën en schetsen bijgevoegd zijn. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||
Schrijver schijnt van de studie der oude ambachten en neringen zijner geboortestad eene specialiteit te willen maken. Achtereenvolgens verschenen immers onder zijnen naam eene studie over de bouwtypen in Brugge in de middeleeuwen en tijdens de Renaissance; eene historische verhandeling over de schilders, beeldenmakers, enz.; eene reeks artikelen over de aloude nijverheid van den potbakker, en eene andere over de regeling van den vischhandel. Thans is er van hem weer eene geschiedkunde schets van het ambacht der boogen schachtmakers onder de pers gegaan. Doch zijne ingediende verhandeling over de houtbewerkers van voortijds wint het, in omvang als in nauwkeurigheid, verre op al zijne hooger genoemde schriften. Het hier besproken gewrocht is in vier afdeelingen gesplitst: 1o de ontwikkelingsgang van het ambachtsleven der eigenlijke timmerlieden; 2o de bijzondere vakregeling der schrijnwerkers; 3o de verdere geschiedenis tot aan de unie van beide beroepen; 4o de nagelaten kunstgewrochten, namelijk: a) de brugsche huismeubelen; b) de brugsche kerkmeubelen. ‘Wij hebben ons niet afgevraagd,’ zegt Schrijver, ‘of ons werk bestaande meeningen zou komen versterken of verstoren.’ En daaraan heeft hij zeer wel gedaan; want het vooraf aankleven van een stelsel leidt altijd tot misrekening, en vaak ook tot het vermijden van de daarbij min te pas komende waarheden. Wellicht had de heer Van de Velde tevens het oog op die velen, wien steeds, bij het hooren noemen van ‘ambacht, nering of gilde’, allerlei heldenfeiten en grootsche beelden uit eenen onbepaalbaren voortijd voor den geest komen, en die dan ook uit de geschiedenis der ambachten ik weet niet wat voor een heldenleven en politieke grootdadigheid verwachten, die kwalijk te vinden zijn. De wezenlijke grootheid dier aloude instellingen ligt op een geheel ander gebied en doet zich onder eene geheel andere gedaante voor, dan die, aan welke | |||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||
men uit de romanachtige historieschrijving wat al te gewoon geraakt is. C'est au pied du mur que l'on connaît le maçon! En zóó komen dan ook voor timmerlieden en schrijnwerkers de gewrochten die zij ons nalieten en de schriftelijke oorkonden, die hun vakleven betreffen, eene onwraakbare getuigenis over al hun goed en kwaad afleggen. Valt nu die getuigenis min in den smaak van den bevooroordeelden lezer, dan wijte men dit den historicus niet, maar wel de heerschende dwaalbegrippen. Welke ook de indruk zij, door dergelijk vooroogenleggen van stukken en feiten achtergelaten; en hoe geringe opvatting wij van vaak al te hoog geroemde instellingen behouden, toch zal het ons genoegen doen den sluier te hebben zien lichten waarachter de naakte, niet altijd schoone, Waarheid, verborgen zat. Het eeuwig menschelijke komt alzoo weer schitterend tot zijn recht! Als we zien hoe timmerlieden en schrijnwerkers haast onafgebroken, ruim 130 jaar lang, met elkaar twisten en allerlei gedingen voeren wegens het recht om al of niet voor hun werk den lijmpot te bezigen; of als we andere dingen zien bepraten en bepleiten waar heden geen mensch zich om bekreunen zou, dan vinden wij dat alles zeer in overeenstemming met de kleinzieligheid der XVIIe en XVIIIe eeuw, en bespeuren wij ook gaandeweg de uitingen van eenen kunstzin, die, nu eens hooger en vrijer van vlucht, dan weer bekrompen en peuterachtig wordt, al naar gelang van menschen, moden en momenten. Belangwekkend is dan ook het gedeelte der monografie, die aan de kunstgewrochten van timmerlieden en schrijnwerkers gewijd is. Met allerhande tektsten en uittrekselen van oorkonden wordt ons de herkomst van vele nog bestaande kunstgewrochten, met den naam der vervaardigers, veelal ook met de som die ze gekost hebben, en de reden van hun ontstaan, duidelijk gemaakt. Voor de kunsthistorie zijn die gegevens van het hoogste gewicht. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||
Van naderbij beschouwd, heeft het werk van den heer Van de Velde vooral waarde om de vele teksten, welke het voor de eerste maal tot gemeengoed maakt, en om de vele kleinigheden waarover een vrij aardig licht opgaat. Min ben ik met den te lossen schrijftrant ingenomen. De kopij ziet er haastig gemaakt uit. Schrijver zal hier en daar zinnen moeten herzien; andere volledigen. Mits deze voorbehouding, ben ik van oordeel dat de Koninklijke Vlaamsche Academie de kennis van de geschiedenis der oude ambachten, en tevens ook de kunstgeschiedenis, bevorderlijk wezen kan, met het haar aangeboden werk onder hare uitgaven op te nemen. | |||||||||||||||||||||||
2o) Verslag van den heer Edw. Gailliard.De studie van den heer A. van de Velde over het ambacht van de Timmerlieden en van de Schrijnwerkers te Brugge mag een voortreffelijk werk heeten. Schrijver steunt immers alleen op oorspronkelijke oorkonden, in Staats- en Stadsarchief aldaar opgezocht, voor het meest onuitgegeven stukken, die tot nog toe onbekend waren gebleven. Uit historisch oogpunt beschouwd, mogen wij gerust verklaren, dat het boek ons met vele bijzonderheden zal in kennis stellen, die van het meeste belang zijn voor de geschiedenis van het ambacht zelf, en tevens ook voor die der ambachten in het algemeen. Aan een anderen kant zullen wij in de aangehaalde stukken kennis maken met tal technieke woorden, die met het oog op den taalschat uiterst belangrijk zullen zijn. Oude volksgebruiken worden ook in die studie in herinnering gebracht.
Schrijver moet echter zijn commentaar vrij uitbreiden; de oude woorden in de aangehaalde stukken voorkomende meer uitvoerig verklaren; zich voor ettelijke archiefstukken niet tot enkele uittreksels bepalen, en bij plaatsen zijn schrijftrant verbeteren. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||
Hij neme zorg, dat de uit te geven oorkonden, in palaeographisch opzicht, met de meeste zorgvuldigheid worden afgeschreven en dat daarbij het thans in voege zijnde stelsel worde toegepast: hij schrijve nl. v en niet u in ouer = over, enz.; hij vervange de j door i aan het hoofd van een woord: in, niet jn; en door u de beginletter v, in woorden zooals vp = up (= op), enz.
Wil de heer Van de Velde de gegeven wenken in aanmerking nemen, dan stel ik aan de Academie voor, zijn werk te laten drukken. | |||||||||||||||||||||||
3o) Verslag van den heer Jan Broeckaert.Na, op mijne beurt, de studie van den heer A. van de Velde over het ambacht van de timmerlieden en de schrijnwerkers te Brugge met aandacht te hebben onderzocht, aarzel ik niet het gunstig oordeel, er over uitgebracht door de heeren De Flou en Gailliard, bij te treden. Zij behelst, inderdaad, eenen schat van allerlei wetenswaardige bijzonderheden over het vroegere, nog zoo weinig gekende ambachtswezen, en zal, ik twijfel er niet aan, met de meeste belangsteliing gelezen worden. Indien ik mij niet bedrieg is dit werk het volledigste van dien aard, dat tot hiertoe geschreven werd. De schrijver, men ziet het, heeft zijn onderwerp met voorliefde behandeld; geene bron, hoe schijnbaar onbeduidend, werd door hem verwaarloosd, en zoo is hij er toe gekomen ons in een paar honderd bladzijden met de inrichting van twee der voornaamste ambachten der stad Brugge in kennis te stellen. Reeds vóór eene halve eeuw werd de aandacht onzer geschiedschrijvers gevestigd op het hooge nut van soortgelijke monographieën.
‘Waarom toch,’ - schreef de Noord-Nederlander J. ter Gouw in 1866, - ‘hebben de geleerde mannen, die zich de edele taak hadden opgelegd, de geschiedschrijvers van hun volk te zijn, ons boeken gegeven vol met oor- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||
logen en gevechten, die ons vermoeien en vervelen? - bladzijden druipende van bloed, alsof de edele muze der historie eene helsche furie ware, die slechts lust schept in moord en verwoesting! - Waarom hebben zij de bladen opgevuld met namen van Vorsten en Staatslieden en al 't gewar der politiek en den ganschen vervelenden nasleep van besognes en resolutiën en eeuwige tractaten, waarin de edele muze der historie verscholen zit als eene spin in haar web? Zulke historie willen wij niet. Wij willen het volk zien, - het levendig en krachtvol volk in zijn eigen karakter en woelig leven, met zijne deugden en gebreken, - ruw en dwaas dikwijls, maar altijd karakteristiek in zeden en begrippen. Daarom doorzoeken wij charterkamers en bestoven archieven, daarom snuffelen wij in oude handvesten en keuren. in gildebrieven en oude kluchtspelen, in oude rekeningen en justitieboeken, omdat we daarin de echte bronnen vinden voor de geschiedenis van het volksleven. En 't is een waar woord, dat de oudheidkenner Halbertsma sprak: ‘Een opmerker van gevoel en smaak, die in den waren volksgeest onzer voorouders wil dringen, heeft dikwerf meer aan eenige oude charters, in hunne naïve taal geschreven, dan aan honderden bladzijden van een geschiedschrijver, die aan de schors hangt hunner lotgevallen. De meeste geschiedschrijvers kennen noch den geest noch de kleur der eeuw, welke zij beschrijven, omdat zij wel de groote staatsgebeurtenissen, maar niet het huiselijk leven, noch de beginselen, noch de taal en uitdrukkingswijze der burgers kennen’Ga naar voetnoot(1).
De heer Van de Velde, die op het gebied der geschiedenis onzer oude ambachten en neringen, niet meer aan zijn proefstuk is, heeft dit volkomen begrepen, en het ware te wenschen dat zijn voorbeeld door anderen werde gevolgd. Heden, meer dan ooit, moeten werken over onze voormalige vakvereenigingen de algemeene belangstelling gaande maken. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||
Onzes erachtens hadde de schrijver wel gedaan zijn werk te doen voorafgaan door eene beknopte studie over het gildewezen in het algemeen, waartoe de bronnen genoegzaam bij de hand liggen. Wijze ik hem slechts op het boekje van den even genoemden geschiedschrijver J. ter Gouw. getiteld: De gilden, eene bijdrage tot de geschiedenis van het volksleven (Amsterdam, G. Portielje, 1866), alsmede op De Ambachten of neringen in vroegeren tijd, door Fr. de Potter, verschenen in het Jaarboek van het Davidsfonds voor 1894. In allen gevalle ware het niet ongepast, dunkt me, in de Inleiding ook eenige woorden te zeggen over de andere ambachten en neringen der stad Brugge, om des te beter die van de timmerlieden en de schrijnwerkers te doen uitkomen. Het spijt me, niet met evenveel lof te mogen gewagen over den schrijftrant der ons aangeboden verhandeling. Zinnen, zooals: ‘verscheidene vonnissen van den Grooten Raad van Mechelen konden wij, spijtig genoeg, van het Rijksarchief te Brussel niet verkrijgen’, drukken in 't geheel niet uit wat de schrijver gemeend heeft; immers het blijkt uit eenen brief van den algemeen rijksarchivaris, welke bij het handschrift gaat, dat alle opzoekingen om de bedoelde vonnissen te vinden, vruchteloos zijn gebleven. Het handschrift dient derhalve zorgvuldig te worden herzien. Werken aan de Koninklijke Vlaamsche Academie ter uitgave aangeboden, moeten, wat taal en stijl betreft, onberispelijk wezen.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Jan Boucherij, secretaris der Commissie, legt het volgende verslag over de morgenvergadering ter tafel: Zijn aanwezig de heeren G. Segers, voorzitter; Des. Claes, ondervoorzitter, J. Bols, A. de Ceuleneer, Dr. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||
W. de Vreese, A. Joos, Dr. J. Muyldermans, J. Obrie, en de secretaris Jan Boucherij. Na voorlezing en goedkeuring van het verslag over de vorige zitting, houdt de Vergadering zich bezig met de bespreking van de voordracht des heeren Dr. Jac. Muyldermans. Eerbied voor de taal. Als gevolg van deze gedachtenwisseling wordt er besloten aan de Academie voor te stellen den Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten eenen brief te sturen om de aandacht van het Hooger Bestuur op de merkwaardige voordracht van M. Muyldermans te vestigen. Tevens zou men den Heer Minister onder het oog brengen, dat sommige boeken, door den Verbeteringsraad aangenomen en zelfs aanbevolen, regelrecht in strijd zijn met de voorschriften van de wet op de spelling onzer taal, welke door het Koninklijk besluit van 1864 zijn ingevoerd. Men zou den heer Minister verzoeken de noodige maatregelen te nemen, opdat aan dien toestand een einde zou worden gemaakt.
(Het ontwerp van den te schrijven brief zal aan de Academie, in hare eerstvolgende vergadering, voorgelegd worden.) | |||||||||||||||||||||||
Dagorde.1o) Wedstrijden voor 1908. Lezing der verslagen. (Art. 31 der Wetten van 15 Maart 1887, gewijzigd door Koninklijk Besluit van 25 Maart 1891). - De heeren verslaggevers leggen de door hen uitgebrachte verslagen ter tafel: de Vergadering neemt er kennis van en beslist dat zij zullen gedrukt worden en vóor de Juni-vergadering aan de heeren werkende Leden medegedeeld. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||
2o) Jaarlijksche Plechtige Vergadering, op Zondag 28 Juni. Vaststelling van het Programma. Op voorstel van het Bestuur wordt het Programma als volgt vastgesteld:
3o) Jaarlijksch Feestmaal der Academie. - De Vergadering beslist de inrichting daarvan aan de heeren Dr. W. de Vreese en Edw. Gailliard toe te vertrouwen.
4o) Geheime Vergadering. Lidmaatschap in de Academie: Candidaten. Voorstelling van candidaten voor de openstaande plaatsen. Verslag namens de Commissie tot voorstelling van candidaten. Bespreking der candidaturen. - De Bestendige Secretaris leest het verslag door de Commissie den 8 Mei | |||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||
ingediend. (Dit verslag werd in druk, den 15 Mei, aan de heeren werkende Leden vertrouwelijk medegedeeld.)
Vervolgens geeft de Bestendige Secretaris lezing van de verslagen over de vergaderingen door de Commissie den 18 en den 31 Maart gehouden, ter bespreking van de aan de Academie voor te stellen candidaten.
5o) Lezing door den heer Victor de la Montagne, briefwisselend lid: Een pamflet. - Het uur te ver gevorderd zijnde, wordt, op verzoek van den heer V.A. de la Montagne, de lezing tot een aanstaande vergadering verschoven.
De vergadering wordt te 4 1/2 gesloten. |
|