Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1908
(1908)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Koninklijke Vlaamsche Academie.
| |
[pagina 66]
| |
geeft, met de bevindingen van de proeven die hij hem in zijn laboratorium van proefondervindelijke zielkunde deed onderstaan. Over de bewerkingen die hij vóor ons deed, wil ik u alleenlijk zeggen dat, hoe ingewikkeld zij ook mochten zijn, hij ze alle uiterst vlug en bijna zonder missen maakte. Zoo trok hij op den tijd van eenige seconden, natuurlijk zonder éen cijfer te schrijven, den kubiekwortel uit het getal: 620.650.477. Zoo ook zeide hij uit het hoofd, op het einde der zitting, éen voor éen, te beginnen met het laatste, de 200 cijfers op die, gedurende de oefeningen, op drie zwarte borden geschreven werden.
Uit twee proeven vooral is ons gebleken dat Diamandi een type van ziener is. Op het bord werd een vierkant geschreven van 25 cijfers. Hij bezag die vlug, sloot dan de oogen en zeide ze alle op in verschillende richtingen: van boven tot onder, van onder tot boven, kruiseling, in horizontale en in verticale lijnen. De leerlingen mochten voor sommige bewerkingen cijfers opgeven, die dan door een leeraar op het bord gebracht werden. Telkens een normalist een cijfer opgaf, herhaalde Diamandi het luidop. Steunde hij dus ook op het gehoor?... Om dien twijfel op te lossen, deden wij nu en dan een ander cijfer dan het uitgesprokene schrijven. Na het dictaat, bekeek Diamandi het bord vluchtig gedurende een kleine breuk van een seconde en begon blindeling te rekenen: de uitslag van zijne bewerking was juist, niet met de genoemde, maar met de geschreven cijfers.
Nevens Diamandi, den ziener, komt de evenbekende Inaudi, die een hoorder is en bijgevolg te werk gaat op het gehoorsbeeld der cijfers. Zeker zijn er meer menschen, die, bij het rekenen alleenlijk zieners, andere die alleenlijk hoorders zijn. Als ik mij zelven onderzoek, zou ik moeten zeggen dat ik bijna altijd ziener ben, maar telkens hoorder wordt, wanneer ik de tafel van vermenigvuldiging bezig, die ik, in de school, vooral op het gehoor aanleerde. | |
[pagina 67]
| |
Onder onze leerlingen zijn er zeer veel zieners; daarom laten wij toe dat bij de ondervraging op het hoofdrekenen de leerlingen de opgave van het vraagstuk, - natuurlijk niet de bewerking - op het bord schrijven. Zoo staan de zieners niet te verre achteruit bij de hoorders, die hun beeld onmiddellijk hebben bij het uitspreken, terwijl de zieners, na de woorden gehoord te hebben, nog hun voorkeurbeeld, hun gezichtsbeeld moeten vormen.
Hoe beginnen alle kinderen te rekenen? Zijn zij hoorders? Zijn zij zieners? Zoolang zij het begrip der cijfers niet hebben, met andere woorden, den juisten inhoud niet kennen van de cijfernamen, zijn de kleine kinderen, als zij wezenlijk rekenen, noodzakelijk zieners, maar geen zieners gelijk wij: wij zien beelden van cijfers, zij zien beelden van concrete eenheden, bollen op het telraam, stokskens hun door den onderwijzer besteld, lijntjes, kruiskens, rondekens enz... Sommige onderwijzers schijnen den natuurlijken gang van het menschelijk verstand niet genoegzaam te kennen; zij weten niet, zou men zeggen, dat het cijfer maar een teeken is en men, om het teeken te kunnen gebruiken, eerst de beteekende zaak moet kennen. Zij gaan, ja, vliegend vooruit, werken met het cijfer voordat de beteekende zaak behoorlijk gekend is en hebben leerlingen die, als zij twee weken in hun klasse zitten, zonder dubben tot tien tellen, maar ongelukkig, bij nader onderzoek, hun linkerpink voor vijf, en hun rechterpink voor tien aanzien!...
Ik had in Binet gelezen dat Diamandi, om het gezichtsbeeld der cijfers te krijgen, hun Franschen naam telkens bij zich zelven in het Grieksch vertalen moest. Binet schrijft dit toe aan de onvolledige kennis die Diamandi van het Fransch had. Wat in 1893 mogelijk was, is het nu niet meer: Diamandi heeft zich sedert lang in het Fransch geoefend, hij spreekt de Fransche taal heel gemakkelijk en zou velen onder de Franschsprekende Vlamingen beschamen. Toch bekende hij mij dat hij nog altijd in het Grieksch vertaalt en nog altijd de Fransche naam de kracht niet heeft om vlug genoeg en rechtstreeks het gezichtsbeeld der cijfers in zijnen geest te doen verrijzen. | |
[pagina 68]
| |
Hier staan we, niet vóor een bijzonder, persoonlijk geval, maar vóor een algemeen, noodzakelijk zielkundig verschijnsel, dat, zoo 't schijnt, in onze streken niet genoeg gekend is. De woorden der moedertaal, door hunne talrijke verbindingen met de voorgestelde zaken, vooral in den kindertijd als de indrukken zeer diep zijn, hebben, om snel de voorgestelde zaken te doen herleven, een kracht die haast nooit, zelfs na jarenlange beoefening, door die van een tweede taal verkregen wordt. Zoo is 't uit te leggen dat Diamandi nog altijd de Fransche cijfernamen in het Grieksch, zijn moedertaal, moet omzetten. Zoo ook is 't zeker dat veel jongelingen, die in het Vlaamsch opgekweekt werden en later in het Fransch worden opgeleid, een groot deel verliezen van de kostelijke vlugheid in het verbeelden, dus van de vlugheid in het denken, die hun in de eerste jaren eigen was. Ik vergelijk ze aan de boeren, die een stuk land dat zij 's morgens bewerkten, ongebruikt laten liggen, om 's namiddags, als de vermoeienis komt, een ander te beploegen dat tot hiertoe braak lag. |
|