Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1908
(1908)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Onnoozele-kinderendag.
| |
[pagina 57]
| |
Bisscop van den jonghers, in het fr. Evesque des escolliers, Evesque des effans en Evesque des Innocens, enz.
De beide benamingen Allerkinderendag en Onnoozele-kinderendag doen zich in de oude kalenders voor. Laat ons enkel verwijzen naar de uitgave van Dietsche Kalenders, door ons en Prof. W. de Vreese voor de Jaarboeken der Academie bezorgd. In Kalender nr 1, uit de laatste jaren der 15de of uit de eerste der 16de eeuw (Jaarboek voor 1907) vinden wij ‘Aller Kinderdach’, en in Kalender nr 3, die uit 1483 dagteekent (Jaarboek voor 1908), ‘Alre Kynder dach’. - Integendeel treffen wij ‘Der Onnoeselder Kinder’ aan, in Kalender nr 2, van omstreeks 1480 (Jaarboek voor 1907) en ‘Der Onnooseler Kinder dach’ in Kalender nr 4, uit 1504 (Jaarboek voor 1908).
Laat ons nog de volgende benamingen aanhalen:
‘De Vnschuldige Kynde’ (De Onschuldige Kinderen), in den Kalender, die voorkomt in het handschrift getiteld ‘Liber orat. fland.’, dat in de boekerij der Hoogeschool te Leuven berust en onder den titel Kalender en Gezondheidsregels door P. Alberdingk Thijm werd uitgegeven.
‘Alle Onnoselre Kinderen’, in den Kalender van een ‘Liber precum’, zijnde nr 17,526 van de verzameling handschriften van het British Museum te Londen. Zie Beschrijving van Middel- | |
[pagina 58]
| |
nederlandsche en andere handschriften, die in Engeland bewaard worden, door Karel de Flou en Edw. Gailliard, 1e verslag (Juni 1895) (Gent, A. Siffer, 1896), blz. 114.
‘Der Kinder’, zonder meer, in den Kalender (waarschijnlijk, volgens den uitgever, van omstreeks het einde der XVe eeuw), door Jhr. Dr. K. de Gheldere uitgegeven in zijn Dietsce Rime: Geestelijke gedichten uit de XIIIe XIVe en XVe eeuw. ‘Up den kinderen dach siet men solaes’, leest men in dit boek, blz. 148.
In de dagteekening van den ‘Leghere van eene rente’ toebehoorende ‘die van den cloostre van Zoetendale’ bij Brugge, treffen wij de benaming aan ‘Alder Kynderen dach inde Kerstdaghen’: Actum te Malen (bij Brugge), int Scaec, up Alder Kynderen dach inde Kerstdaghen XVe XXVIJ’. (Staatsarchief te Brugge, fonds der Societeit Jesus, charters, voorloopig blauw nr 10126.)
***
Alleen wenschen wij nu de aandacht te vestigen op zekere bijzonderheden en gebruiken, betreffende het Allerkinderenfeest te Brugge, waarvan wij in de aangehaalde werken niet het minste spoor hebben aangetroffen en welke in de volgende onuitgegeven plaatsen uit de ‘Hallegeboden’ der stad Brugge vermeld staan. Wie weet, waren bedoelde gebruiken elders ook niet bekend? | |
[pagina 59]
| |
Bij gebod, den 24 December 1513, ter ‘bretesche’ der Halle, of van het belfort, te Brugge afgekondigd, lieten burgemeester en schepenen dier stad weten, dat het streng verboden was de kinderen aan te vallen of eenigszins te plagen, welke op ‘Aldren Kynderdach’, in het beluik der wijdbekende abdij van den Eechoute, of elders in de stad, zouden ‘ryden’Ga naar voetnoot(1): Archief der stad Brugge, fonds der Hallegeboden, register van 1513-30, fol. xij vo: ‘Voordt dat niemende wie hy zy en gheorlove upden Aldren Kynderdach eerstcommende, als die kynderen ryden zullen binden belokene vanden cloostre vanden Eechoute, noch ooc elders binder stede, yemende die ryden zal te worpeneGa naar voetnoot(2) noch te slane met stocken, steenen, muederGa naar voetnoot(3) of andere onreynichede, up daerof scerpelic ghecorrigiert te zyne ter discrecie van scepenen.’ (Hallegebod van 24 December 1513.) | |
[pagina 60]
| |
Kwade gewoonten wortelen gauw in en zetten gemakkelijk voort. Wij kunnen ons licht voorstellen, hoe de vermomde of verkleedde kinderen aan allerhande plagerijen van de grooteren waren blootgesteld, zooals het ten huidigen dage nog het geval is met de maskers, die zich, gedurende de vastenavonddagen, te slordig uitgedost, op straat wagen. Bovenstaand verbod vinden wij in een hallegebod van 24 December 1530 weder, doch met de nadere bepaling, dat wie daaraan te kort zou blijven, met eene boete van 20 schellingen parisis - een nogal aanzienlijke som voor dien tijd - zal gestraft en bovendien nog ‘ghecorrigiert’ worden naar willekeur der schepenen: Archief en fonds u.s., register van 1530-42, fol. xiiij vo: ‘Voort dat niement en gheoorlove upden Alderkynderen dach eerstcommende, als de kynderen ryden zullen binnen deser stede, yemende te worpene, te slane met stocken, steenen, muerGa naar voetnoot(1) of andere onreynichede, up de boete van xx s. par. ende boven dien ghecorrigiert te zyne arbitrairlic ter discretie van scepenen. | |
[pagina 61]
| |
ende boven dien ghecorrigiert te zyne arbitrairlic ter discretie van scepenen.’ (24 Dec. 1530.) Namen soms ‘groote kinderen’ ook al deel aan het feest? Althans schijnt dit te blijken uit den bovenstaanden tekst en uit het volgend ‘hallegebod’ van 24 December 1523, waarbij verboden werd op Allerkinderendag schimpliederen, of ‘liedekens diffamatoire’, te zingen: Archief en fonds u.s., register van 1513-30, fol. iijc lxxiiij vo: ‘Voort, dat ooc niemende wie hy zy, ten voorseiden Alderkinderdaghe hem vervoordre te zynghene eeneghe liedekins diffamatoire ende ten scimpe van yemende, upde boete van xx lb. par. ende boven dien ghecorrigiert te zyne arbitrairlic ter discretie van scepenen.’ (24 Dec. 1523.) In een hallegebod van 13 December 1542 is er verder spraak van het geven, of wellicht in de hand duwen, van ‘scimpeghe ofte onreyne minnebrievekens’, alsook van het spelen van eenig spel, ‘diffamatoire of ten scimpe’ van iemand, dat dus tot beleediging van anderen aanleiding kon geven: Archief en fonds u.s., register van 1542-43, fol. 41: ‘Voort, dat niement en gheoorlove upden Alder Kinderen dach noch ooc up anderen tyden, wanneer dat het zy, dat zy hem en vervoorderen eeneghe scimpeghe ofte onreyne minnebrievekins te ghevene noch te makene, noch te zynghene liedekins, noch ooc te spelene eeneghe spelen diffamatoire ende ten scimpe van yemen, upde boete van iij lb. par.’ (13 Dec. 1542.) | |
[pagina 62]
| |
Met dat ‘gheven’ en ‘maken’ van ‘minnebrievekins’ moet wellicht in verband gebracht worden het gebruik, sedert eeuwen in Engeland bekend en ten huidigen dage aldaar nog volop in zwang, dat jonge lieden en jonge meisjes, op Sinte Valentijnsdag, dat is 14 Februari, elkander minnebrieven sturen, hetzij om de een den andere eene poets te spelen, hetzij in ernst, wanneer b.v. een jonge heer te bloode is om zijne liefde aan de verkozene zijns harten te verklaren: uit het zenden van dergelijke liefdesverklaringen volgen wel eens gelukkige huwelijken. Was dat misschien, in ons land, vroeger op Onnoozele-kinderendag ook in gebruik? Jhr. Dr. Karel de Gheldere, in zijn Dietsce Rime, blz. 127, sprekende van S. Valentijn, Velentijn, Falten, Felten of Velten, ‘dits de dach van Sente Valentine’, herinnert er aan dat ‘up dien dach kiesen de voghelkine hare ghenoeten in den woude’, en hij voegt daarbij: ‘Eertijds wierd op dezen dag onder de jonkheden geloot en gegist met wie zij zouden trouwen, en allerhande geschilderde en versierde minnebriefjes wierden door de minnaers wederzijds verzonden’Ga naar voetnoot(1). | |
[pagina 63]
| |
Hetzelfde verbod komt periodiek, met varianten van weinig belang, in de Brugsche Hallegeboden terug. In het register van 1553-64, fol. iijclv, komt het evenwel in uitvoeriger bewoordingen voor. Aldus vernemen wij uit den volgenden tekst, dat alle ‘spelen, spraken en refereinen’, eerst door den schouteet of door den burgemeester ‘van den courpse’, d.i. van de gemeente, of den opperburgemeester, moesten goedgekeurd zijn, en dat het niemand toegelaten was, alles op boete van 3 pond parisise, op Allerkinderendag geestelijke- of kloosterkleeren aan te trekken: Archief en fonds u.s., register 1553-1564, fol. iijclv: ‘Voort dat niement en gheoorlove upden Alder Kinde- | |
[pagina 64]
| |
ren dach, noch oock up andere tyden wanneer dat het zy, hem en vervoordere eeneghe scimpeghe, vule ofte onreyne minnebrieven te gheven noch te makene, noch zynghe eeneghe vande liedekens, noch oock te spelene noch vute te ghevene eeneghe spelen, sprakenGa naar voetnoot(1), refereinen, goet ofte quaet, ten zy dat die ghevisiteirt ofte gheapprobeert worden by mynen heere den schouteeten ofte den burchmeestere vanden courpse, noch te ghane in habyten van gheestelicke ofte religieuse persoonen ofte anderssins ten schimpe ende cleenichedeGa naar voetnoot(2) van yemande, al tselve ende elc vande voornoemde poincten upde boete van iij lb. par. ende boven dien ghecorrigiert te zyne arbitrairlick ter discretie van scepenen. |
|