Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1907
(1907)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 500]
| |||||||
Vergadering van 17 Juli 1907.Aanwezig: de heeren Karel de Flou, bestuurder en Edw. Gailliard, bestendige secretaris; de heeren Dr. H. Claeys, Jhr. Mr. Nap. de Pauw, Mr. Julius Obrie, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Dr. L. Simons, Prof. Adolf de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Dr. W. de Vreese, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck en Dr. C. Lecoutere, werkende leden. De heer Claes, onderbestuurder, heeft laten weten dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen.
De heer Frank Lateur, in de Juni-vergadering tot briefwisselend lid verkozen, woont de vergadering bij. De Heer A. de Cock heeft zich schriftelijk verontschuldigd.
De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de Mei-vergadering. - Het wordt goedgekeurd.
Aangeboden boeken. - Vervolgens legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de boeken aan de Academie sedert hare laatste vergadering aangeboden: | |||||||
[pagina 501]
| |||||||
Door de Regeering: Ministère de l'Industrie et du Travail. Conseil supérieur du Travail (Institué par arrêté royal du 7 Avril 1892). Neuvième session 1907. Réglementation de la durée du travail des adultes. Fascicule I: Documents législatifs et Consultation des Conseils de l'Industrie et du Travail. Bruxelles, 1907. Bibliothèque coloniale internationale. Institut colonial international. - Bruxelles. 7me série. Les différents systèmes d'Irrigation. Documents officiels précédés de notices historiques. Tome II. Canada. - Colombie Britannique. - États-Unis de l'Amérique du Nord. Bruxelles, 1907. Tijdschriften. - Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, nos 2-4, 1907. - Bulletin de la Commission Royale d'Histoire, nos 1 et 2, 1907. - Annales de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique, no 1. 1907. - Bulletin de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique, no 1, 1907. - Bibliographie de Belgique, 1907. Première partie: Livres, nos 11 et 12; deuxième partie: Publications périodiques, nos 11 et 12. - Bulletin mensuel des sommaires des périodiques, no 5. - Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, no 6, 1907. Bulletin des Commissions Royales d'Art et d'Archéologie, nos 1 à 8, 1907. - Bulletin des Musées Royaux, nos 8-10, 1907. - Le Musée belge, no 3, 1907. - Revue Sociale Catholique, no 9, 1907. - Annales des Travaux publics de Belgique, no 3, 1907. - Arbeidsblad, nr 10, 1907. Door de Société d'Émulation de Bruges: Annales de la Société d'Émulation de Bruges. Revue trimestrielle pour l'étude de l'histoire et des antiquités de la Flandre. Tome LVII de la collection. 2me fascicule, Mai 1907. Bruges, 1907. Door Det Kongelige Danske Videnskabernes Selskab, Vestre Boulevard, 35, te Kjobenhavn B: Den islandske laegebog. Codex Arnamagnaeanus 434a, 12 mo. Udgivet of Kr. Kalund. Met 2 Tavler. (D. Kgl. Danske Vidensk. Selsk. Skr., 6 Raekke, historisk og filosofisk Afd. VI. 4.) Kjobenhavn, 1907. Oversigt over Det Kongelige Danske Vidensbabernes Selskabs Forhandlinger. (Bulletin de l'Académie Royale des Sciences et des Lettres de Danemark) 1907 No 2. | |||||||
[pagina 502]
| |||||||
Door de Stadtbibliothek der stad Bremen: Zugangs-Verzeichnis der Stadtbibliothek zu Bremen vom Rechnungsjahre 1906/07. Bremen, 1907. Door den heer Gustaaf Segers, werkend lid der Acamie, te Antwerpen: Goed en Kwaad, door Gustaaf Segers. (Overgedrukt uit de Tijdspiegel, 1907.) Door den heer Dr. Jac. Muyldermans, werkend lid der Academie, te Mechelen: Afrikaansche Schetsen, door Kan. Muyldermans, 2 deelen. Mechelen 1907. Door den heer Frank Lateur (Stijn Streuvels), briefwisselend lid der Academie, te Ingooigem: Het Uitzicht der Dingen, door Stijn Streuvels. Amsterdam. z.j. Wereldbibliotheek onder leiding van L. Simons, nos XI-XII. Reinaert de Vos, naar de handschriften van het middeleeuwsch epos, herwrocht door Stijn Streuvels. Uitgegeven voor de Maatschappij voor goede en goedkoope lectuur, door G. Schreuders. Amsterdam, z.j. Loquela van Guido Gezelle, tot Woordenboek omgewerkt. Eerste aflevering. Amsterdam, 1907. Door den heer Prof. Dr. P.J. Blok, buitenlandsch eerelid der Academie, te Leiden: Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, verzameld en uitgegeven vroeger door Mr. Is. An. Nijhoff, P. Nijhoff, Dr. R. Fruin en Dr. P.L. Muller, thans door Dr. P.J. Blok, hoogleeraar te Leiden. Vierde reeks, zesde deel, derde aflevering. 's Gravenhage, 1907.
Door den heer A. de Boeck, leeraar te Hoogstraten: Nederlandsch Taaleigen. Woorden en Wendingen of Proeve van Taalzuivering, door A. de Boeck, leeraar aan het Seminarie te Hoogstraten Lier, 1907.
Door den heer G. d'Hondt, letterkundige, te Gent: Nog over ‘Inzicht’ en ‘Kunst’, door Gustaaf d'Hondt. Een antwoord op de brochure van den heer Kanunnih Daems. (Overgedrukt uit het Nederlandsch Museum, 10de aflev., 1893.) Koninklijke Maatschappij De Kruisbroeders te Kortrijk, gesticht in 1451. Tooneelwedstrijd van 1901. Verslag van den Keurraad. (Verslaggever G. d'Hondt.) Z.p. of j. | |||||||
[pagina 503]
| |||||||
Ons Standpunt tegenover den Nederlandschen Schouwburg van Gent. Eene verklaring. Gent, 1904. Georges Rodenbach, door Gustaaf d'Hondt. (Overgedrukt uit ‘De Nieuwe Arbeid’ afl Februari 1904.) Flandria's Novellen-Bibliotheek. Gustaaf d'Hondt: De Deserteur. Gent. z.j.
Door den heer J. Geurts, leeraar. te Hasselt: Een Man van karakter - (Joris Helleputte) -, door J. Geurts, pr., leeraar in het St.-Jozefscollege, te Hasselt. Maeseyck, 1907.
Door den heer J.-J.-D. Swolfs, schoolopziener, te Mechelen: Handboek der Vaderlandsche Geschiedenis. Bewerkt voor School- en Huisonderwijs. door J.-J.-D. Swolfs, oud leeraar in de Geschiedenis aan het Klein Seminarie van Mechelen; kanunnik-aartsdiaken der Metropolitaansche kerk en schoolopziener van het Middelbaar Onderwijs. Nieuwe uitgave. Vertaald naar de 8e herziene en vermeerderde Fransche uitgave. Leuven, 1907. (Tweevoud.)
Door de Redactie: Het Boek. Maandschrift uitgegeven door het Syndicaat der Boeknijverheden van Oost-Vlaanderen, nr 8, 1907. Onthouding, nr 2, 1907. De Tuinbode, nr 7, 1907. La Fédération Artistique, no 37, 1907.
Ingekomen boeken. - Voor de boekerij der Academie zijn ingekomen:
Dictionnaire historique et archéologique du département du Pas-de-Calais, publié par la Commission départementale des monuments historiques. Arrondissement de Boulogne. Tomes I, II et III Arras, 1880-1882. Histoire de Boulogne-sur-Mer, par Ate d'Hauttefeuille et L. Bénard. Tomes I et II. Boulogne-sur-Mer, 1860. De Gids, Juli 1907.
Ruildienst.
De Belgische School, nr 2 1907-1908. - Bijdragen tot de Geschiedenis bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant, | |||||||
[pagina 504]
| |||||||
Juni 1907. - Biekorf, nrs 10 12, 1907 - Christene School, nrs 17 en 18, 1907 - Dietsche Warande en Belfort, nr 6, 1907. - De Katholiek, Juli 1907. - Het Katholiek Onderwijs, nr 9, 1907. - Korrespondenzblatt, nr 2, 1907. - Natuur en School, nr 3, 1907. - Nederlandsch Archievenblad, nr 4. 1907. - Neerlandia, nr 6, 1907. - Noord en Zuid, nrs 6 en 7, 1907. - Onze Kunst, nr 7, 1907. - De Opvoeder, nrs 18-20, 1907. - De Opvoeding, nr 7, 1907. - De Schoolgids, nrs 24-27, 1907. - St.-Cassianusblad, nrs 7 en 8. (Bijvoegsel, nrs 11 en 12), 1907. - Studiën, nr 5, 1907. - Taal en Letteren, nrs 6/7 en 12. 1907. - Vlaamsche Arbeid, nr 5, 1907. - De Vlaamsche Kunstbode, nr 6, 1907. - Vragen van den Dag, nr 7, 1907.
Ingekomen brieven. - Vervolgens stelt de Bestendige Secretaris de Academie in kennis met de ingekomen brieven:
1o) Telegram van Z.M. den Koning. - Als antwoord op het telegram aan Z.M. den Koning, namens de Academie, den dag van het jaarlijksch feestmaal gestuurd, had de Bestendige Secretaris de eer den volgenden dag, van wege den Weled. Heer Geheimschrijver des Konings, een telegram te ontvangen, waarbij deze onze Koninklijke Instelling bericht, dat hij door Zijne Majesteit belast was geworden haar Zijn besten dank te betuigen voor de vaderlandsche gevoelens door haar uitgedrukt. (Toejuiching.) (Zie boven op blz. 498.)
2o) Telegram van H.M. de Koningin der Nederlanden en Zijne Koninklijke Hoogheid den Prins. - Op het telegram aan H.M. Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, en Z.K.H. den Prins, gezonden na den heildronk op het jaar- | |||||||
[pagina 505]
| |||||||
lijksch feestmaal der Academie te hunner eere door den Bestuurder der Academie ingesteld, kwam in den avond van 30 Juni, op het adres van den Bestendigen Secretaris, een telegram waarbij de Weled. Heer Adjudant Schimmelpenninck den dank van H.M. de Koningin en van Z.K.H. de Prins betuigt voor de bewezen hulde en uitgebrachte gezondheid. (Toejuiching.) (Zie boven op blz. 499.)
3o) Te Deum op 21 Juli. - Brief van 12 Juli, waarbij de Weled. Heer Baron de Kerchove d'Exaerde, Gouverneur der Provincie, het Bestuur en de Heeren Leden der Academie tot het plechtig Te Deum uitnoodigt, dat op Zondag, 21 Juli, zijnde de verjaardag der Inhuldiging van Leopold den Ie, den doorluchtigen Stichter van het Koninklijk Stamhuis, te 11 uur, in de hoofdkerk van Sint-Baafs zal gezongen worden. - De Bestendige Secretaris verzoekt de Heeren Leden, die voornemens zijn de plechtigheid bij te wonen, hem vóor 20 Juli, daarvan kennis te geven.
4o) De heer Frank Lateur tot briefwisselend lid verkozen. - Brief van 20 Juni, waarbij de heer Frank Lateur, onder toezending van een exemplaar van twee zijner laatst verschenen werken, den Bestendigen Secretaris dank zegt voor de hem gestuurde gelukwenschen ter gelegenkeid van zijne verkiezing tot briefwissellend lid der Academie: ‘'t Zal me groot genoegen zijn’, | |||||||
[pagina 506]
| |||||||
schrijft de heer Lateur, ‘nader kennis te maken en dienstwillig te zijn’.
5o) De heer A. de Cock tot briefwisselend lid verkozen. - Brief van 21 Juni, waarbij de heer A. de Cock bericht, dat hij met innige voldoening de vereerende tijding ontvangen heeft van zijne verkiezing tot briefwisselend lid der Academie.
6o) Prof. Dr. P.-J. Blok, tot buitenlandsch eerelid verkozen. - Brief van 20 Juni, waarbij de Weled. heer Prof. Dr. P.-J. Blok den Bestendigen Secretaris zijn hartelijken dank betuigt voor de hem zeer aangename tijding zijner benoeming tot buitenlandsch eerelid der Academie: zoodra hij van de koninklijke bekrachtiging bericht zal ontvangen hebben, zal hij een nadere officieele dankbetuiging tot het Bestuur en de Leden der Academie richten.
7o) Wet der Academie. - Brief van 18 Juni, waarbij de Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten, om eene vraag te kunnen inwilligen aan zijn Departement gedaan, vijf exemplaren vraagt van de Wet der Academie. - Er werd door den Bestendigen Secretaris aan dat verzoek onmiddellijk gevolg gegeven.
8o) Medisch Woordenboek. Voorstel tot uitschrijving eener prijsvraag. (Zie blz. 15-16 en | |||||||
[pagina 507]
| |||||||
324-325.) - Brief van 23 Juni, waarbij de heer Dr. Eug. van Oye, briefwisselend lid der Academie, bezwaren tegen het gedane voorstel inbrengt. - De Vergadering beslist bedoeld schrijven naar de Commissie voor Prijsvragen te verzenden.
9o) Nederlandsche Vacantieleergangen en Tentoonstelling van boeken te Leuven (Augustus 1907). - Bij brieve van 11 Juli, meldt de weled. heer E. Vliebergh, hoogleeraar te Leuven, aan het Bestuur der Academie, dat er, in de aanstaande maand Augustus aldaar Nederlandscke Vacantieleergangen zullen worden ingericht voor leeraren van vrije en officieele onderwijsinrichtingen, ten einde die leeraren te bekwamen de verschillende vakken in het Nederlandsch te onderwijzen en het onderricht van onze moedertaal zelve te bevorderen. Te dier gelegenheid zal er ook eene tentoonstelling plaats hebben van boeken, welke met de te onderwijzen vakken in betrekking staan. - De E.H.K. de Wals, leeraar aan het Seminarie te Hoogstraten, werd met het inrichten der Tentoonstelling belast en heeft, bij brieve van 29 Juni, aan den Bestendigen Secretaris de lijst overgemaakt van de uitgaven der Academie, welke voor bedoelde tentoonstelling worden verlangd. - Het Bestuur heeft beslist de gevraagde boeken ter beschikking van het Inrichtend Comiteit te stellen. | |||||||
[pagina 508]
| |||||||
Mededeeling door den heer Bestuurder.‘Congrès des Sciences historiques’, te Duinkerke op 14 Juli en volgende dagen gehouden. - De heer bestuurder, K. De Flou, die de Koninklijke Vlaamsche Academie op dat Congres vertegenwoordigd heeftGa naar voetnoot(1), geeft lezing van zijn verslag betreffende eenige werkzaamheden van deze geleerde vergadering.
Mijne Heeren,
Ingevolge de opdracht mij door de Koninklijke Vlaamsche Academie gedaan. in hare zitting van 15 Mei laatstleden, ben ik naar Duinkerke gereisd om ons Gencotschap te vertegenwoordigen bij het Congres van historische Wetenschappen, dat aldaar van 14 tot 17 dezer maand gehouden werd. Op dat Congres kwamen verschillende zaken in behandeling, die ook voor ons haar belang hebben. Zoo werd in de eerste plaats door den heer De Wachter eene statistische verhandeling voorgedragen over den achteruitgang der Fransche taal, vooral in België. Deze voorlezing gaf aanleiding tot eene gedachtenwisseling, waaraan uw dienaar deelnam, om zekere verkeerde begrippen omtrent de Vlaamsche Beweging en de noodige voertaal van het onderwijs te wederleggen. Algemeen werd dan ook, na discussie, erkend dat de voertaal van om het even welk onderricht, ook van de Fransche taal, geene andere dan de moedertaal van den leerling wezen mag. De heer Cam. Looten, ons geacht buitenlandsch eerelid, leverde eene belangrijke bijdrage tot de geschie- | |||||||
[pagina 509]
| |||||||
denis der Vlaamsche rederijkerskamer ‘de Royaerts’, te Sint-Winox-Bergen gevestigd. Min rechtstreeks van belang voor Vlamingen, maar toch voor de geschiedenis der plaatselijke cultuur van groote beteekenis, was de studie van den heer Lefebvre over eene Rijselsche Fransche Academie, die rond 1760 niet zonder invloed geweest is op de vorming der publieke meening in Fransch Vlaanderen. Een Duinkerkenaar van geboorte, de heer Bouchet, heeft eene vrij merkwaardige verhandeling over het gesproken Fransch der Duinkerkenaren voorgedragen. Uit dat stuk, dat echter, volgens zijnen steller geene wetenschappelijke pretenties heeft, is, juist als in vele plaatsen van België, gebleken dat het aangeleerde Fransch krioelt van flandricismen en zelfs van zuiver Vlaamsche woorden, waarvan de equivalenten in het Fransch buiten het bereik der franschsprekenden gebleven zijn. Eene gelijke studie van den heer C. Landrin over den invloed van het Vlaamsch op het Fransch dat in het land van Kales gesproken wordt, zal heden aan de beurt komen. Om dit relaas te besluiten, acht ik het gepast den dank der Academie te betuigen voor het gulhartig onthaal dat haren Bestuurder vanwege de stedelijke overheden van Duinkerke en Sint-Winox-Bergen ten deel gevallen is. Vooral den meier dezer laatste stad, den heer Claeys, moet ik hulde brengen, niet alleen voor de ongemeene hartelijkheid waarmede hij de congresleden tot met de minste bijzonderheden zijner stad heeft in kennis gesteld, maar vooral voor de talrijke bijzonderheden omtrent dialect en volksleven uit Bergen en den omtrek, welke hij aan Uwen Bestuurder medegedeeld heeft. | |||||||
[pagina 510]
| |||||||
Mededeelingen door den Bestendigen Secretaris.1o) Van de pers gekomen uitgaven. - De volgende uitgaven zijn van de pers gekomen:
Een exemplaar van elk dier uitgaven werd, op gezegde dagen aan de heeren werkende en briefwisselende Leden gezonden. Verder liet de Bestendige Secretaris aan den Weled. Heer Minister van Wetenschappen en Kunsten de 74 exemplaren sturen voor de verschillende inrichtingen bestemd, welke, door tusschenkomst van dit Departement, de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie ontvangen.
2o) Wedstrijden. Opnieuw uitgeschreven prijsvragen. - Terugneming door de schrijvers van ingezonden antwoorden, mits afgifte van een geschreven verbintenis hun werk, gewijzigd of ongewijzigd, en wél onder eene andere kenspreuk, tegen den gestel- | |||||||
[pagina 511]
| |||||||
den dag, weder in te zenden. - De Bestendige Secretaris bericht de Academie, dat de volgende antwoorden werden teruggehaald:
a) Drukkersvak. Opnieuw uitgeschreven voor het jaar 1908. (Beslissing door de Academie, in hare vergadering van 2 Augustus 1905, genomen).
Werden teruggehaald:
Den 29 October 1905, het antwoord met kenspreuk: Geen rijker kroon dan eigen schoon;
Den 19 Juli 1906, dat met kenspreuk: Fluctuat nec mergitur;
Den 9 Juli 1907, dat met kenspreuk: Vakkennis.
De antwoorden moeten vóor of op 31 December 1907 ingediend worden.
b) Landbouwbedrijf. Opnieuw uitgeschreven voor het jaar 1909. (Beslissing door de Academie, in hare vergadering van 20 Februari 1907 genomen). Den 30 Juni 1907 werd teruggehaald het eenig ingezonden antwoord, met kenspreuk: Op vruchtbaren akker geoogst. De antwoorden worden vóor of op 31 December 1908 ingewacht. | |||||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. Ter uitgave aangeboden verhandeling door den Heer Dr. A.-J.-J. Vandevelde: Over den invloed van hulpmeel en hulpgist op de | |||||||
[pagina 512]
| |||||||
broodgisting. - Bij brieve van 12 Juni had de Bestendige Secretaris de eer, aan de heeren Voorzitter en Leden der Bestendige Commissie voor Nieuwere Letteren de verhandeling Over den invloed van hulpmeel en hulpgist op de broodgisting over te maken, welke aan de Academie door den Heer. Dr. A.-J.-J. Vandevelde, bestuurder van het Gemeentelaboratorium te Gent, ter uitgave wordt aangeboden. In zijn gemeld schrijven deed de Bestendige Secretaris opmerken, dat de mededeeling thans door den Heer Vandevelde aan de Academie gedaan door andere zal gevolgd worden, welke hoogst belangwekkend schijnen te zullen zijn, namelijk door eene studie over De Oestervergiftiging en door eene andere over De werking van zouten en andere scheikundige verbindingen op de broodgisting, waarvoor de proefnemingen reeds begonnen zijn. Bewuste studies hebben overigens tot doel de bekendmaking van de uitslagen van proefnemingen, door den inzender gedaan met medewerking van mannen van het vak of van leerlingen uit de Beroepsschool der Voeding te Gent. Namens het Bestuur, stelde dan ook de Bestendige Secretaris aan de Commissie voor Nieuwere Letteren de vraag, of het niet wenschelijk is, dat de Academie dergelijke studies onder hare uitgaven opneme, daar deze van het hoogste nut zullen zijn voor de Wetenschap en veel zullen kunnen bijdragen tot de ontwikkeling onzer Vlaamsche Studenten in de Nederlandsche taal. | |||||||
[pagina 513]
| |||||||
Bij brieve van 24 Juni berichtten de heeren Voorzitter en Secretaris der Commissie den Bestendigen Secretaris, dat deze, in hare vergadering van 19 Juni, bij eenparigheid van stemmen, den wensch had uitgedrukt, dat bedoelde studie van den heer Dr. Vandevelde in de Verslagen en Mededeelingen opgenomen worde. - De Vergadering sluit zich bij dien wensch aan.
2o) Bestendige Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. - De heer Jan Boucherij, secretaris der Commissie, brengt het volgend beknopt verslag uit, over de morgenvergadering door de Commissie gehouden:
In hare morgenvergadering heeft de Commissie tot lid der Commissie voor Prijsvragen aangeduid M. Ad. de Ceuleneer, en den wensch geuit, dat de prijsvraag over de Geschiedenis van het Onderwijs tijdens de Fransche Overheersching zou aangehouden blijven. De heer Am. Joos heeft daarna eene voordracht gehouden over: Het dicteeren en opnemen van leergangen. Eene belangrijke bespreking over deze voordracht heeft vervolgens plaats gehad. De heeren J. Muyldermans en Am. Joos hebben ten slotte hun verslag gelezen over een handschrift (Nederlandsche Taalgids), dat der Commissie ter beoordeeling was toegezonden door de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde. | |||||||
Letterkundige mededeelingen.1o) Door Jhr. Mr. Nap. de Pauw, werkend lid, over: Handboek der Vaderlandsche Geschiedenis, bewerkt voor School- en Huisonderwijs door J.-J.-D. | |||||||
[pagina 514]
| |||||||
Swolfs, oud-leeraar in de geschiedenis aan het Klein Seminarie van Mechelen, kanunnik-aartsdiaken der metropolitaansche kerk en schoolopziener van het Middelbaar Onderwijs.
Ik heb de eer aan de Koninklijke Vlaamsche Academie, in name van den Eerw. heer J.-J.-D. Swolfs, twee exemplaren aan te bieden van zijn Handboek der Vaderlandsche Geschiedenis. Die beknopte en zeer verdienstelijke samenvatting van al de merkwaardige gebeurtenissen der geschiedenis van het Belgisch volk sedert de oudste tijden tot op de laatste jaren, schijnt mij zeer geschikt om de leerlingen der lagere klassen van het Middelbaar Onderwijs tot de meer uitgebreide studie onzer geschiedenis voor te bereiden. Zij is vertaald naar de 8e herziene en vermeerderde Fransche uitgave en zal aan den Zuidnederlandschen leerling dezelfde hulp bieden als het Fransche handboek aan degenen die het Fransch tot voertaal verkiezen. Voorzeker zal het boekje van den heer Swolfs, dat voor het school- en huisonderwijs onzer Vlaamsche Gewesten bewerkt is, vele diensten kunnen bewijzen.
2o) Door den heer Gustaaf Segers, werkend lid, over: Nederlandsch Taaleigen. Woorden en Wendingen of Proeve van Taalzuivering, door A. de Boeck, leeraar aan het Seminarie te Hoogstraten.
Namens den E. Heer A. de Boeck, heb ik de eer aan de Koninklijke Vlaamsche Academie een exemplaar aan te bieden van zijn werkje Nederlandsch Taaleigen. Om meer dan eene reden mag dit boekje merkwaardig genoemd worden. Vooral hun, die om de verbetering van het taalonderwijs ijveren, zal het welkom zijn. Zoowel in onze middelbare als volksscholen bestond tot heden het taalonderwijs al te veel in het leeren van spraakkunstregels, zonder dat men zich om den taalschat | |||||||
[pagina 515]
| |||||||
zelf bekreunde, en, wat het ergste was, de moeilijkheden bleven schier altijd onopgelost. De heer De Boeck deelt ons eenige uitdrukkingen mede, welke dikwijls verkeerdelijk gebruikt worden, met de Fransche vertaling er nevens. Zulk werk is hoogst nuttig, doch tevens ‘commerlic’, zouden onze voorouders gezegd hebben. In de uitdrukkingen, welke de heer De Boeck mededeelt, komen dikwijls gallicismen voor. Het vervangen van gallicismen door echt Nederlandsche uitdrukkingen kan niet genoeg aangeprezen worden; doch de verbeterde zegswijze moet niet alleen onberispelijk Nederlandsch wezen: zij moet tevens de gedachte juist, met dezelfde kleurschakeering uitdrukken, wat niet altijd in het besproken boek het geval is. ‘Ik wil niet beweren,’ - zegt de Schrijver in zijn Voorbericht, - ‘dat er buiten de hier voorkomende uitdrukkingen geen andere goede gebruikt worden. Ondoenlijk is het alle gevallen te voorzien en voor elke wending al de gevallen voor haar gebruik aan te wijzen.’ Dit is alleszins juist. Daar ‘Nederlandsch Taaleigen’ een leerboek is, en een voortreffelijk leerboek, past het niet er veel in te vergelijken, en goed- of af te keuren; in het lager en middelbaar onderwijs althans doet men best te zeggen: Zoo moet het zijn, zoo is het. Ik treed dan ook ten volle de woorden des Schrijvers bij: ‘Zal het verkeerde Nederlandsch tegenover het goede Nederlandsch opgegeven worden? Neen; dit zou een leggen zijn van het verkeerde nevens het goede in oog, oor, spraakorganen en geest van de lezers, die dan later gedurig zouden twijfelen tusschen het goede en het verkeerde. Best zien de lezers niets dan het goede, best hooren de studenten niets dan het goede. Bij het opgeven aan oog en aan oor van het verkeerde nevens het goede, zijn velen zoozeer geschaad als gebaat, en wordt dus weinig of niets gewonnen.’ | |||||||
[pagina 516]
| |||||||
Allen die in het onderwijs werkzaam geweest zijn, zullen de juistheid dezer zienswijze erkennen. Ik herhaal het: men zegge niet tot de leerlingen ‘zoo moet het niet zijn’, maar ‘zoo moet het zijn’. Niet even onvoorwaardelijk verdient het, m.i. navolging den Franschen zin tegenover den Nederlandschen te plaatsen. ‘Om dit kwaad te verhinderen’ (waarover hier boven spraak is), - lezen wij in het Voorbericht, - ‘en toch de reden der opgave van elk Nederlandsch woord te doen kennen, werd dan het goede Nederlandsch tegenover het goede Fransch gezet. Daarom evenwel geeft het Nederlandsch niet altijd nauwkeurig den zin van het Fransch weer. Staat immers de Fransche wending in een ander verband, zoo vergt zij wellicht een andere vertaling. Het is hier niet om vertalen te doen, maar hoofdzakelijk om de woorden in een verband te zetten.’ Ik vrees, dat de Nederlandsche uitdrukking in veler oogen als de vertaling van den Franschen zin zal aanzien worden. Het beeld der goede Nederlandsche uitdrukking zal naast datgene van de Fransche opgevat worden. Hierdoor kan en zal, in vele gevallen, verwarring in den geest des leerlings ontstaan; en wat erger is, indien de Fransche tekst alleen wordt onthouden, zal de student op eigen hand vertalen, en stellig op gebrekkige wijze, daar vele der Fransche zinnen, die in het werkje voorkomen, al te dikwijls door gallicismen vertaald worden. Ik denk dus dat het niet noodig was den Franschen zin op te geven; de bedoeling van den spreker of schrijver is in den Nederlandschen zin gemakkelijk te vatten. Dit alles belet niet, dat Nederlandsch Taaleigen een zeer verdienstelijk boek is. De schrijver heeft ‘aan de beste en betrouwbaarste bronnen geput’, en wat voor een schoolboek van groot gewicht is: hij heeft de stof ordelijk, methodisch gerangschikt. Het boek is op zijne plaats in onze middelbare scholen, athenea en colleges en zal daar veel, zeer veel nut stichten. | |||||||
[pagina 517]
| |||||||
Dagorde.1o) Commissie voor Prijsvragen: Benoeming eener Commissie van vijf leden, om tien prijsvragen voor te stellen. (Art. 30 der Wet.) - Op voorstel van het Bestuur, worden tot lid der Commissie aangewezen: Edw. Gailliard, als vertegenwoordiger der Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde; Th. Coopman, voor de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde; Jan Broeckaert, voor de Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie; Prof. Ad. de Ceuleneer, voor de Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch; en Prof. Dr. Willem de Vreese. De heer Th. Coopman zal, zooals vroeger, bij de Commissie dienst doen als Secretaris.
2o) Bestendige Commissie voor Middelnederlandsche Taal- en Letterkunde. Verkiezing van een lid tot vervanging van de heeren Edw. van Even en Gouverneur Baron de Bethune. - Worden door den Heer Bestuurder tot stemopnemers aangewezen: de heeren Dr. H. Claeys en Th. Coopman. Wordt verkozen: tot vervanging van Edw. van Even: de heer Pr. Dr. C. Lecoutere; - tot vervanging van Gouverneur Baron de Bethune: de heer Amaat Joos.
3o) Lezing door den heer Dr. L. Simons: Ekkehard I of Ekkehard IV. Eenige vraagstukken bij het Walthariusonderzoek. | |||||||
[pagina 518]
| |||||||
De studie van het Latijnsch-Germaansch epos Waltharius biedt, zegt hij, deze eigenaardigheid aan, dat de talrijke Duitsche geleerden, welke zich in de laatste jaren met dit onderwerp hebben bezig gehouden, de meest uiteenloopende meeningen voorstaan en, meer bepaald, het niet eens kunnen worden omtrent de waarde van de handschriften. In deze lezing, welke zich bij een vroegere: ‘Ekkehard I of Geraldus?Ga naar voetnoot(1)’ aansluit, wordt een nieuw onderzoek ingesteld omtrent eenige problemen. De heerschende meening, nl. dat wij den oorspronkelijken tekst van den dichter Ekkehard I bezitten en dat de verbetering van Ekkehard IV is verloren geraakt, wordt verworpen; daarna wordt aangetoond, dat de overgeleverde tekst de verbeterde van Ekkehard IV moet zijn. Hieruit wordt een dubbele gevolgtrekking gemaakt: dat de prelaat Erchambold, wien de St.-Galler monnik Geraldus het handschrift van Waltharius overmaakte, niet Erchambold, bisschop van Straatsburg, is, maar zijn naamgenoot, de aartsbisschop van Mainz, omdat Ekkehard IV te Mainz verbleef; en vervolgens, dat de Geraldusklas de beste is en in deze de codex van Brussel, omdat Ekkehard IV op het handschrift van Geraldus verbeterd heeft. | |||||||
[pagina 519]
| |||||||
Ten slotte volgt de verklaring van een betwisten tekst uit het 80e hoofdstuk van de Kloosterkroniek Casus St. Galli, dat op Ekkehard I en IV betrekking heeft.
De Bestuurder wenscht den heer Dr. Simons geluk over zijne merkwaardige lezing en vraagt of deze geen aanleiding zou kunnen geven tot nadere bespreking aangaande de Leonische verzen, vroeger in gebruik. - Bij de rondvraag brengt de heer Dr. W. de Vreese een paar bedenkingen ter sprake tegen Dr. Simons' opvatting aangaande de vraag, of Ekkehard I, toen hij nog een knaap (‘puer’) was, wel zulke kennis van de Latijnsche dichters zou gehad hebben, als de Waltharius aanwijst. De opmerkingen van Dr. de Vreese worden door Dr. Simons beantwoord. - De Vergadering beslist vervolgens dat de lezing van Dr. Simons in de Verslagen en Mededeelingen zal opgenomen worden.
De vergadering wordt ten 4 uren gesloten. |
|