| |
| |
| |
Jaarlijksch feestmaal.
30 Juni 1907.
Het feestmaal greep plaats in het eeresalon van het Academiegebouw.
Zaten aan: de heeren K. de Flou, bestuurder; Des. Claes, onderbestuurder; Edw. Gailliard, bestendige secretaris; - Dr. H. Claeys, Th. Coopman, Jan Broeckaert, Jan Bols, Mr. Prayon-van Zuylen, Dr. L. Simons, Prof. Ad. de Ceuleneer, Gustaaf Segers, Dr. W. de Vreese, Dr. Jac. Muyldermans, Jan Boucherij, Amaat Joos, Dr. Hugo Verriest, Is. Teirlinck en Dr. C. Lecoutere, werkende leden; - Omer Wattez, briefwisselend lid; - en A. de Cock, in de Juni-vergadering tot briefwisselend lid verkozen.
De heeren Alf. Delcroix, afgevaardigde van den Weled. heer J. de Trooz, minister van Binnenlandsche Zaken en hoofd van het Kabinet, - hoogleeraar Dr. J.-W. Muller, buitenlandsch eerelid, die zoo welwillend er in had toegestemd op de Plechtige Vergadering het woord te voeren, - alsook A. Siffer, drukker der Koninklijke Vlaamsche Academie sedert hare stichting, had- | |
| |
den aan het Bestuur de eer gedaan zijne uitnoodiging tot het feestmaal te aanvaarden.
Onder het feestmaal stelde de heer bestuurder Karel de Flou den volgenden heildronk in ter eere van Z.M. Leopold II, Koning der Belgen, en van de Koninklijke Familie:
Mijne Heeren,
Ik voel mij gedreven door eene zekere haast om aan het woord te komen en U een voorstel te doen, of beter gezegd een plicht te volbrengen.
Het is immers mijne begeerte de groote eer te genieten de gezondheid van Z.M. den Koning der Belgen te mogen voordragen.
Niemand is er onder al de hier aanwezigen, die niet beseft met hoeveel reden wij eene eerbiedvolle hulde mogen brengen aan België's Vorst, die sedert bijna eene halve eeuw de stoffelijke en verstandelijke belangen der natie heeft weten te behartigen op eene wijze, die steeds aller lof heeft weggedragen.
Dat Koning Leopold er behagen in schiep den titel van Beschermheer der Vlaamsche Academie te aanvaarden, was op zichzelf al een bewijs ervan, dat Z.M. belang stelt in de beoefening der Nederlandsche taal en letteren, en dat Hij verlangt licht en wetenschap onder het Vlaamsche volk te zien verspreiden op de eenige wijze, die waarlijk doeltreffend is.
Hem zij dank en hulde gebracht!
Mochten wij nog vele jaren gelijken heildronk aan Koning Leopold voordragen en Hem aldus van de blijvende erkentelijkheid onzer Academie het bewijs leveren.
Heil den Koning!
| |
| |
Met het ledigen der glazen op het voortdurend welvaren van België's Vorst, gaat ook, en als vanzelf, de welgemeende betuiging van onzen eerbied ten opzichte van Z.K.H. Prins Albrecht van België en van Hoogstdeszelfs doorluchtige Gemalin Prinses Elisabeth, op wie onze natie terecht zooveel hoopvolle vooruitzichten heeft gebouwd!
Heil het Prinselijk Gezin!
Ook herdenken wij hier even eerbiedig de zoo minzame als volksgeliefde Prinses Clementina, in wier Hooge persoonlijkheid wij de voortreffelijke gaven en eigenschappen onzer afgestorven Koningin om zoo te zeggen weerspiegeld vinden.
Heil Prinses Clementina!
Als gevolg op dien heildronk, zond de Bestendige Secretaris onmiddellijk daarna het volgend telegram aan Z.M. den Koning:
Aan Zijne Majesteit
Leopold II, Koning der Belgen, te Brussel.
De Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie, op hun jaarlijksch feestmaal vergaderd, zijn gelukkig bij deze gelegenheid eerbiedig hulde te brengen aan Z.M. den Koning, die sedert bijna eene halve eeuw zoo wonderwel de stoffelijke en verstandelijke belangen van zijn volk heeft weten te behartigen.
Zij weten hoezeer hun Beschermheer belang stelt in de studie en de bevordering der Nederlandsche taal, het eenige element dat voor de verspreiding van licht en wetenschap onder het Vlaamsche volk waarlijk dienstig is.
Meteen betuigen zij hunnen eerbied aan Prins Albrecht en zijne doorluchtige Gemalin, Prinses Elisa- | |
| |
beth, op wie België zooveel hoopvolle vooruitzichten heeft gebouwd.
Eerbiedvol herdenken zij ook Prinses Clementina, in wie zij de voortreffelijke gaven en eigenschappen van België's afgestorven Koningin als het ware weerspiegeld zien.
De Bestendige Secretaris,
Edw. Gailliard.
***
Vervolgens stelde de heer Bestuurder den onderstaanden heildronk in, ter eere van Hare Majesteit Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, en van haren Gemaal Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik:
Mijne Heeren,
Past eene hoofsche statigheid bij een heildronk op 's lands Koning en Prinsen, zoo is bescheiden inachtneming een vereischte wanneer het de hooggewaardeerde jonge Vrouw betreft, die over een naburig vriendenvolk regeert.
En wanneer ik het dan waag, Mijne Heeren, U voor te stellen de gezondheid van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina en van Hoogstderzelver Gemaal Prins Hendrik te drinken, dan voel ik mij oprecht verlegen. Het is mij immers niet eigen, hier eene taal te kunnen voeren, fluweelzacht en hoffelijk fijn, en tevens sierlijk en hoogstatelijk genoeg, om zelfs maar van uit de verte in verhouding te schijnen tot de verheven gaven en de aanminnige persoonlijkheid van Neêrland's aangebeden Vorstin.
| |
| |
Edoch, de hoogschatting, welke de Belgen, en inzonderheid de Vlamingen, voor Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden meermaals hebben betuigd, kan, hoop ik wel, de ongedwongen hartelijkheid wettigen, met welke wij onze bekers in de hoogte heffen om te drinken op het welvaren van Koningm Wilhelmina!
Moge wolkeloos geluk haar deel zijn! Moge Zij tot in gevorderde levensdagen welvaren en voldoening smaken!
Heil Koningin Wilhelmina!
Heil Prins Hendrik!
Het volgend telegram werd hierop door den Bestendigen Secretaris aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden gestuurd:
Aan Hare Majesteit
Wilhelmina, Koningin der Nederlanden, te 's Gravenhage.
Bij gelegenheid van de jaarlijksche openbare vergadering der Koninklijke Vlaamsche Academie, waar Hoogleeraar Dr. Muller, van Utrecht, het woord voerde, brengen de leden dier Vereeniging hulde aan Hare Majesteit Koningin Wilhelmina en aan Hoogstderzelver Gemaal Prins Hendrik.
De hoogschatting, welke de Belgen, en inzonderheid de Vlamingen, voor Hare Majesteit meermaals hebben betuigd, heeft zich hier geuit in eene hartelijke ontboezeming van eerbiedvolle genegenheid, waarbij wenschen van wolkeloos geluk en welvaren, de heildronken zijn komen nadruk geven.
De Bestendige Secretaris,
Edw. Gailliard,
***
| |
| |
Daarna bracht de heer Bestuurder de volgende gezondheid uit, ter eere van den Weled. Heer hoogleeraar Dr. J.-W. Muller.
Mijne Heeren,
Het ligt heel en al buiten mijne gewoonten onmatig het woord te voeren.
Echter zal ik U, mijne geachte Collega's, nog eenmaal om een oogenblikje aandacht verzoeken.
Na de vorsten van eigen volk en stamgenooten te hebben hulde gebracht, zou ik het onbillijk achten nog langer te vertoeven, aleer wij een heildronk instellen op een vorst in ons lettergebied, - op onzen gast, den geleerden Dr. Muller, dien wij toch met zooveel genoegen in ons midden zien, nadat angst en vrees ons weken lang beklemd hielden, toen wij gehoord hadden, hoe eene erge ziekte hem zoo vreeselijk was komen bedreigen!
Zoo ooit, dan is het hier en nu het rechte oogenblik om op zijne gezondheid te drinken.
Laat ons, begeleid van glazengerinkel te zijner eere, den wensch uitspreken, dat Hij lang nog, zoo frisch en wakker, als geestdriftig en arbeidlievend, op het uitgestrekte veld van Neêrland's taal en letteren moge werkzaam blijven!
Geluk en gezondheid weze en blijve Dr. Muller's deel!
***
Verder werd een heildronk uitgebracht, door den heer Des. Claes, onderbestuurder, ter eere van den Heer Alfr. Delcroix, die met zeer
| |
| |
gepaste en voor de Academie vereerende woorden daarop antwoordde.
Ten slotte werd door de heeren Des. Claes, Gustaaf Segers en Dr. Verriest op de gezondheid gedronken van de heeren K. de Flou, Edw. Coremans en Edw. Gailliard; aan den heer Coremans werd een telegram gezonden.
Bij het aanvangen van het feestmaal, had het Bestuur vanwege den heer Oud-Bestuurder Dr. Hansen een telegram ontvangen, waarbij deze ‘zijnen hartelijksten heilgroet biedt aan de heeren medebroederen en vrienden ten feestdisch aangezeten’. Daarop werd door den Bestendigen Secretaris, namens de Academie, een telegram van dankbetuiging gezonden.
***
Op de telegrammen door den Bestendigen Secretaris, op last der Academie, aan Zijne Majesteit den Koning der Belgen en aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden gezonden, kwamen de onderstaande antwoorden:
Mijnheer Edw. Gailliard,
Bestendigen Secretaris der Koninklijke Vlaamsche Academie te Gent.
Brussel, 1 Juli 1907, te 17,21 uur.
De Koning is zeer getroffen door de vaderlandsche gevoelens aan Zijne Majesteit en aan de Koninklijke familie door de leden der Koninklijke Vlaamsche
| |
| |
Academie op hun jaarlijksch feestmaal uitgedrukt. Zijne Majesteit belast mij hun Hare beste dankbetuigingen te doen geworden.
De Geheimschrijver des Konings.
***
Edw. Gailliard, Secretaris Koninklijke Vlaamsche Academie, Gent.
Het Loo, 30 Juni, 9,25 nam.
Hare Majesteit de Koningin en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins dragen mij op Hoogstderzelver dank te betuigen voor hulde en heildronken der leden uwer Vereeniging.
Adjudant Schimmelpenninck.
|
|