Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1907
(1907)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Letterkundige Wedstrijden voor 1907.
| |||||||||||||||||||||||||||||
1o) Verslag van den heer Th. Coopman.In 1902, nam de Academische ‘Commissie tot het voorstellen van prijsvragen’ het ontwerp tot het samenstellen van een Vlaamsch Sagenboek, door middel van verscheidene wedstrijden, in zeer ernstige overweging. Het gold prijzen uit te loven voor het samenstellen van verzamelingen sagen en legenden 1o van West-Vlaanderen (met inbegrip van Fransch-Vlaanderen); 2o van Oost-Vlaanderen (met inbegrip van Zeeuwsch- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Vlaanderen); 3o van de provincie Antwerpen; 4o van Limburg (met inbegrip van de Vlaamsche gemeenten uit het Luiksche); 5o van Vlaamsch-Brabant (arrondissementen Brussel en Leuven). Die 5 verzamelingen zouden te zamen het algemeen Vlaamsch Sagenboek uitmaken. De Commissie achtte het gepast eerst eene proef te nemen met het kleinste sagengebied, te weten Vlaamsch-Brabant. Zij meende tevens, dat den Mededingers volle vrijheid moest overgelaten worden, wat betreft de indeeling; derhalve weerde zij, uit de haar overgelegde prijsvraag, de bepaling ‘dat indeeling naar gemeente of plaats werd verlangd’. De Koninklijke Vlaamsche Academie keurde het aldus door de Commissie gewijzigd voorstel goed, met het gelukkig gevolg, dat haar eene allermerkwaardigste verzameling (kenspreuk: Uten riken bogaert van Brabant) werd toegezonden.
Dagen, weken heb ik besteed, - mijne hooggeachte Medeleden van den Keurraad nemen mij de laattijdige overzending van het werk niet euvel op, - aan de studie van het lijvig handschrift; en nu eerst werd het mij klaar, dat de indeeling naar de plaats onwetenschappelijk werk ware geweest, daar eene en dezelfde sage dikwijls tot verscheidene gemeenten behoort. Ootmoedig beken ik mijne missing, en verklaar, als eene hulde aan de Commissie, dat zij wijs heeft gehandeld met eerst eene proef te willen nemen: dank zij haar, wordt een Brabantsche Sagen- en Legendenschat aangeboden, zóo vernuftig gerangschikt, zóo kiesch en keurig behandeld, dat deze verzameling tot model kan gesteld worden in de verder uit te schrijven vier prijsvragen. De vervulling van den wensch der Academie: het zien tot stand komen van een algemeen Vlaamsch Sagenboek is thans niets anders meer dan eene quaestie van tijd en geduld. Immers, in alle gouwen van Vlaamsch-Bel- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||
gië, zijn er zoekers en santers te over, die zich met geestdrift zullen inspannen tot het verwezenlijken van dien weergaloozen arbeid op Folkloristisch gebied.
Weergaloos inderdaad. Men bedenke toch (Uten riken bogaert van Brabant vermeldt het met onverholen genoegen in de Inleiding) dat Wolf, voor gansch Nederland en de Walenstreek, slechts 585 sagen heeft aangeteekend; Grimm, voor Duitschland, 585 (in de 3e uitgave); E. Meier, voor Zwaben, 411; E.L. Rochholz, voor Aargau (Zwitserland), 517; Alf. Meiche, voor gansch Saksen, 1268; dan als er in het aangeboden handschrift, enkel voor twee Vlaamsche arrondissementen, reeds 756 aangeteekend staan! Die rijke oogst werd gegaard, - zooals overigens aangewezen wordt door de nauwkeurig opgemaakte kaart van het Vlaamsch-Brabantsch Sagengebied en de a.b.c. gewijze opgaaf van de gemeenten, - in de 12 kantons van het arrondissement Brussel of 122 plaatsen, en in de 7 kantons van het arrondissement Leuven of 112 plaatsen. Wat blijft er dan niet in te zamelen over al de andere vlaamschsprekende gewesten! En onder al hetgeen de ‘rike bogaert van Brabant’ aanbiedt, is er veel dat nieuw is: in eigen persoon zijn de Verzamelaars tot het volk gegaan, langs de taalgrens heen, die zij nauwkeurig hebben opgenomen; verder van dorp tot dorp; en alles wat tot heden onbekend was gebleven, hebben zij ‘zorgvuldig en rechtzinnig aangewezen’ zooals zij het uit den volksmond hebben gehoord; zoodat zij inderdaad, met de gebroeders Grimm, mogen schrijven: ‘Das erste was wir bei Sammlung dieser Sagen nicht aus dem Auge gelassen haben, ist Treue und Wahrheit’.
De gevolgde, wezenlijk wetenschappelijke methode wordt in de zaakrijke Inleiding uiteengezet. Niet hoofd- | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||
zakelijk naar de plaats werd ingedeeld, evenmin naar den tijd: er zijn immers sagen die reeds verdwenen zijn en die slechts tot ons zijn gekomen door oudere geschriften of bij stukken en brokken. De indeeling geschiedde naar den inhoud. Aldus ontstonden 4 groepen: A. Mythologische Sagen; B. Duivelssagen; C. Echt christelijke legenden; D. Historische Sagen; onderverdeeld als volgt: | |||||||||||||||||||||||||||||
A.
| |||||||||||||||||||||||||||||
B.Deze groep bevat uitsluitend Duivelssagen, als zijnde de overgang tusschen Mythologische Sagen en de Christelijke Legenden. | |||||||||||||||||||||||||||||
C.
| |||||||||||||||||||||||||||||
D.
| |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Betreffende de groep C, die loopt van nr 249 tot nr 566, verklaren de Verzamelaars, in eene nota: ‘Legende is genomen in de breede beteekenis van het woord, niet in de engere beteekenis van “mirakelenverhaal” of “wonderlijk voorval”, waarin de heilige eene rol vervult.’ Deze hunne opvatting heb ik getoetst aan hetgeen over de Christelijke Legenden geschreven staat in het merkwaardig boek Légendes hagiographiquesGa naar voetnoot(1), en ik mag en moet het getuigenis afleggen dat hunne opvatting en hun arbeid, - natuurlijkheid en kieschheid, - in de beste eenigheid leven.
Laat ik er bijvoegen dat de Inleiding, die den sleutel bevat van het gevolgd plan of stelsel, 48, de lijst van de benuttigde bronnen niet minder dan 26 bladzijden beslaan, en dat het Sagenboek zal opgeluisterd zijn met overdruk van oude prenten en platen.
Ik heb de eer voor te stellen den uitgeloofden prijs toe te kennen aan ‘Uten riken bogaert van Brabant’, dat een bewonderenswaardig werk mag geheeten worden, dat blijk geeft van uitnemenden ijver, groote belezenheid, uitgebreide kennis der Folkloristische litteratuur. Het is alleszins meesterlijk werk, dat de Koninklijke Vlaamsche Academie niet aarzelen zal te laten drukken en onder hare uitgaven op te nemen. Th. Coopman. | |||||||||||||||||||||||||||||
2o Verslag van den heer Am. Joos.Uit het verslag van onzen geachten collega, Mr Th. Coopman, blijkt genoegzaam hoe uitgebreid en tevens | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||
hoe belangrijk de inhoud van het handschrift is. Er worden 756 sagen opgegeven, waarvan er ruim 500 uitgewerkt zijn. 't Is dus eene rijke mijn, een ware schat. De lezing er van vroeg mij verscheiden dagen, en de korte tijd waarover ik beschikken mocht, liet mij niet toe de aangehaalde werken te onderzoeken en met de citaten te vergelijken. Ik meen nochtans in dit opzicht op de eerlijkheid der Verzamelaars te mogen staat maken; hunne stiptheid in het aanhalen van sagen die mij reeds vroeger bekend waren, geven er mij volle recht toe. De indeeling komt mij zeer logisch voor; ook wensch ik dat zij in volgende soortgelijke prijsvragen verplicht gemaakt worde.
Zeker, niet al de sagen Uten riken bogaert van Brabant behooren aan het genoemde dorp alleen, noch aan Brabant alleen. Sommige er van leven in de gansche gouw, ja, met kleine wijzigingen, in een groot deel van Vlaamsch-België. Immers, veel dezer sagen vind ik in onuitgegeven bladen die mij destijds door vrienden en leerlingen uit Brabant, uit Oost-Vlaanderen en de provincie Antwerpen bezorgd werden. Hieruit volgt dat voortaan de taak veel vergemakkelijkt is voor hen die dezelfde prijsvraag betreffende andere streken van Zuid-Nederland zullen willen oplossen. De hier gevolgde verhaaltrant bevalt mij: volledig, niet langdradig; gemeenzaam en toch in gekuischte taal.
Mij spijt het dat de Verzamelaars niet onderzocht hebben of de sagen die zij uit vroegere of vreemde schrijvers geput hebben, nu nog onder ons bekend zijn. Over den piper wordt te Merchtem nog gesproken. Den zoogenaamden Hunnenberg van Merchtem heet het volk aldaar nooit anders dan Heinsberg of Heidsberg. De sagen uit Een studentenreisken getrokken, blijven best weg; zij behooren aan de Antwerpsche Kempen. | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Ik hoop dat de Koninklijke Vlaamsche Academie Uten riken bogaert van Brabant bekronen en uitgeven zal.
Kan. Am. Joos. | |||||||||||||||||||||||||||||
3o) Verslag van den heer Dr. C. Lecoutere.De Verhandeling Uten riken bogaert van Brabant is stellig een merkwaardig werk; ik aarzel daarom ook geen oogenblik om mij aan te sluiten bij hetgene door mijne hooggeachte medeleden van den Keurraad is voorgesteld, nl. dat de Academie gelieve te beslissen aan die degelijke en buitengewoon rijke verzameling den uitgeloofden prijs toe te kennen, en ze onder hare uitgaven op te nemen.
Moeten wij den Verzamelaar loven voor het ijverig navorschen en bijeenbrengen van die 756 sagen, niet minder dient het geprezen, dat hij zijne stof critisch heeft onderzocht, geschift, en naar eene voortreffelijke methode gerangschikt en bewerkt; alleen op die wijze kon hij wetenschappelijk, en bijgevolg bruikbaar, werk leveren. Het schijnt mij echter overbodig, na hetgeen mijn zeer geachte mede-verslaggevers hebben gezeid, over de degelijke hoedanigheden van die verhandeling uit te weiden. Ik bepaal mij tot eenige opmerkingen, die ik gemaakt heb bij het vluchtig doorlezen van het werk (tot een grondig onderzoek werd mij geene gelegenheid geschonken).
De lijst van ‘bronnen en geraadpleegde werken’, hoewel zeer lang, is niet volledig; aldus had er b.v. niet mogen ontbreken het in de Verhandeling herhaaldelijk aangehaalde boek van Wichmans, Brabantia | |||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||
Mariana tripartitaGa naar voetnoot(1). Bij de sage van het Caesarskasteel te Leuven (no 625) had mogen verwezen worden naar de verhandeling van A. en G. DoutrepontGa naar voetnoot(2). Sommige verwijzingen zijn trouwens te onbepaaldGa naar voetnoot(3) en beantwoorden niet aan hetgeen in dezen de Academie verlangt. In de lijst van ‘duivelsnamen’ (blz. 301 sqq.), zouden de verschillende vormen van denzelfden naam (b.v. dievel en divel = alle twee wel ‘duivel’; heintje pik en haaintje pik; beëlsebub en belsebub, deuvekater en duivekater, enz.) bijeen moeten gegroepeerd wordenGa naar voetnoot(4). De taal, waarin de verhandeling is geschreven is goed verzorgd; hier en daar nochtans is er een -isme binnengeslopen (b.v. rechtzinnig voor oprecht). Bij de medegedeelde Mnl. teksten worden, terecht, verklarende aanteekeningen gevoegd; op sommige plaatsen konden zij nauwkeuriger zijn. Vooraleer het werk aan de drukkerij bezorgd wordt, zou het natuurlijk van die kleine vlekjes moeten gezuiverd zijn. C. Lecoutere. |
|