Het Sint-Truidensch met het Thienensch en Hagelandsch heeft alle eer gehad, daar het werd nagevorscht o.a. in de werken van L.W. Schuermans, Tuerlinx, D. Claes en A. Rutten. Deze laatste, van Sint-Truiden afkomstig, heeft zijn geboortedialect met voorliefde behandeld.
Het Oostlimburgsch moet bestudeerd worden met het Overmaasch dialect en is niet uitsluitend Belgisch Limburgsch.
De Tongersche en Hamsche dialecten zijn scherp afgeteekend en uiterst belangwekkend, doch strekken zich uit over eene zeer beperkte streek.
Het dialect Loon-Beeringen-Peer moet als typisch Limburgsch gelden. Het Hasseltsch vormt daarin een middenpunt, rond hetwelk het zuiverste Limburgsch straalt en dat tot nog toe tot geene grondige studie aanleiding gaf.
Tot bepaling dezer grenzen is bijzonder in acht genomen de uitspraak der klinkers, voornamelijk die der lange aa, der gemengde ee en oo, der ij en der ui. Nogtans, ook sommige andere eigenaardigheid als: de klankwissel (umlaut), de 2de pers. enkelv. (du), de uitspraak der sch, enz.
Hierbij voeg ik ter opheldering eene landkaart van Limburg volgens de gewestspraken, opgemaakt ten naaste bij naar eene meer omstandige kaart, die de E.H. Lenaerts bereidwillig tot