Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1906
(1906)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 853]
| |
Limburgsche Tijdschriften.I. - Uit vroegere dagen.Het eerste tijdschrift voor letterkunde en Vlaamsche Beweging, dat sedert 1830, bij ons weten, in Limburg tot stand kwam, verscheen te Hasselt in 't begin van 1855 en voerde den beteekenisvollen naam van Hekel en Luim. Het genoot de medewerking van vele voorname letterkundigen van dien tijd en bevat bijdragen in verzen van Ch. Van Boekel uit Gent, E. van Driessche uit Brussel, V.J. du Moulin, lid van het Meerhoutsch genootschap De Hoop, Prudens van Duyse uit Gent, J. Brouwers uit Thienen, P. Maes uit Houthalen, Jozef van Meerbeecke uit Brussel, L. Leynen, priester, uit Luik, A. Buytaert uit St-Niklaas, J. Daelemans uit Ukkel, K. Leyssens uit Aerschot, enz. Verscheidene stukken, geteekend ‘W. Vl.’, worden aan Guido Gezelle toegeschreven. Onder deze bijdragen zullen er wel zijn, die reeds vroeger in druk uitkwamen en enkel overgenomen werden. Dit is ook het geval met den Nederduitschen Taelsleutel, dien de E.H. Davidts, pastoor te Droogenbosch, in 1854 te Thienen in 't licht gaf en later in verscheidene afleveringen van het Limburgsch tijdschrift broksgewijs | |
[pagina 854]
| |
liet overdrukken. Zijne Taelherstelling verscheen oorspronkelijk in Hekel en Luim. De ziel van het tijdschrift en tevens eenijverig medewerker was J. Traets, conducteur van bruggen en wegen te Hasselt. In Februari 1855 werd hem echter van overheidswege verbod gedaan - waaraan hij zich niet erg schijnt te hebben gestoord - voortaan zijne medehulp aan Hekel en Luim te verleenen. Uit de pen van Traets vloeiden o, a. deze drie bekende strophen, die na vijftig jaar nog immer waar gebleven zijn. | |
Een drietal vragen.‘Alle Belgen zijn gelijk voor de wet.’
Grondwet der Belgen, Art. IGa naar voetnoot(1).
Is de Vlaming, die de tael
Van de Walen niet verstaet,
Tot 't bekleeden van een ambt,
Bij de Walen wel in staet?
NEEN!
Is de Wael, die onze tael
In het minste niet verstaet,
Tot 't bekleeden van een ambt,
Bij de Vlamingen in staet?
JA!
Voegt dat NEEN en JA te saêm
En zegt mij, in Godes naem,
Stemt dit alles overeen
Met dat schoon: ARTIKEL 1?
| |
[pagina 855]
| |
Nog voor het einde van 1856 hield Hekel en Luim op te verschijnen. De afleveringen werden bijeengebracht in boekvorm, waarvan nog slechts enkele exemplaren te vinden zijn. Hekel en Luim kwam van de pers bij P.F. Milis, drukker van den Hertog van Brabant te Hasselt.
Deze Milis had geene buitengewone begaafdheid, doch hij was een man van durf en onderneming. Hij mag doorgaan als de stichter der Vlaamsche drukpers in Limburg's hoofdplaats en deed zeer veel voor de verspreiding der Vlaamsche gedachten in zijne omgeving. Uit zijne drukkerij kwam in April 1846 het eerste Vlaamsch weekblad van Hasselt, het Belgisch Lecuwken, door zijne tegenstrevers het Belgisch ‘Tigerken’Ga naar voetnoot(1) genoemd, dat slechts tot 26 Juni 1846 stand hield. 't Was een Vlaamsch en katholiek strijdblad, waaraan Emmanuel Vanderstraeten van Hasselt het meeste medewerkte. Het jaar daarna, op 18 September 1847, gaf Milis het eerste nummer uit van een nieuw weekblad, het Nieuwsblad der Provincie Limburg, dat twee jaar nadien eveneens ophield te bestaan. Daarop stichtte hij in 1849 den Onafhankelijke, die thans nog twee maal in de week verschijnt en het oudste nieuwsblad van Limburg is. | |
[pagina 856]
| |
Indien wij een enkel oogenblik stilgestaan hebben bij de werking van drukker Milis, dan is het om den lof te spreken van dezen verdienstelijken Vlaming en ook om erop te wijzen dat de Vlaamsche Beweging in Limburg niet slechts tot over een dertigtal jaren opklimt. Reeds in de jaren 1840-1850, toen Limburg pas van den omwentelingsstorm was bekomen, laaide daar het vuur van den heiligen strijd.
In 1862 werd bij H.J. Ceysens, onder den titel Geschiedkundige Verscheidenheden, een boekje uitgegeven, dat niet beter of niet slechter is dan menig ander. Het verdient eene bijzondere aandacht, omdat het de uitgaaf is van een taalminnend genootschap, dat in dien tijd in den Vlaamschen strijd eene rol heeft gespeeld. Dit genootschap kwam tot stand den 12 Juni 1858, onder den naam van De Vlaamsche Broeders van Limburg, met zinspreuk ‘Concordia et Labore’. Zijne leden waren over gansch Limburg verspreid. De stichters zijn nu allen overleden; het waren: Joseph Ceysens, uitgever van den Onafhankelijke, te Hasselt; Ferdinand Ceysens, notaris te Beeringen; Milis, oud-uitgever van het Belgisch Leeuwken; J.B. de Grove, pastoor te Horpmael; Michiels, ontvanger te Haelen; David Traets, conducteur van bruggen en wegen te Gent, oud medewerker van Hekel en Luim; Vangansen, leeraar te Beeringen en Vanwest-Ulens, handelaar te St.-Truiden. Van de werkende leden, die bij de | |
[pagina 857]
| |
vijftig in getal waren, zijn er nog twee in leven: De E.H. kanunnik Rachels, pastoor-deken te Hasselt, en M. Michiel Ceysens, destijds muziekleeraar te St.-Truiden, thans drukker-uitgever te Hasselt. Onder de eereleden telde men de voornaamste Vlaamsche letterkundigen van dien tijd, onder anderen: Hendrik Conscience, kanunnik David, Prudens van Duyse, Fr. de Potter, Rens, Blommaert, Ecrevisse, Heremans, enz. De Vlaamsche Broeders vergaderden twee- of driemaal 's jaars, hielden lezingen en voordrachten en ijverden luide voor de Vlaamsche Beweging. Zij hadden hun strijdlied, gedicht door van Spillebeek, dat in de Geschiedkundige Verscheidenheden gedrukt staat. Tot nog toe is in sommige streken van Limburg, althans te Hasselt, Vlaamsche Broeder zinverwant gebleven met ‘flamingant’. De Vlaamsche Broeders gaven slechts één jaarboek uit, - de Geschiedkundige Verscheidenheden -, dat als volksboek opgesteld is en bijdragen bevat van ridder G. de Corswarem vader, P. van Spillebeek, J.B. de Grove en van den Zeer Eerwaarden Heer kanunnik Rachels, destijds leeraar aan de Normaalschool van St.-Truiden. Na vier, vijf jaar bestaan kwam het genootschap zelf tot verval.
Onder de oudste nog bestaande periodieken der provincie Limburg verdient de Bulletin de la section scientifique et littéraire des Mélophiles te Has- | |
[pagina 858]
| |
selt eene melding. 't Is een jaarboek, dat sedert 1864, door de letterkundige afdeeling van het genootschap De Melophielen, te Hasselt uitgegeven wordt. De Melophielen, gesticht in 1858, vormden aanvankelijk eene koorvereeniging, doch begonnen in de jaren zestig letterkundige avondfeesten in te richten, die in den smaak vielen van het publiek. Verreweg de meeste bijdragen van het ‘Bulletin’ zijn in 't Fransch gesteld; ook enkele Nederlandsche werden erin opgenomen. Ons geacht medelid, M. Des. Claes, destijds leeraar aan 't atheneum van Hasselt, liet er verscheidene gedichten in verschijnen, als Rolandsecke, Moedertaal, Sint Jeroenslegende, de Gefopte Foppers, enz. Een folkloristisch opstel ‘Een woord over de Duchterooien onder Hasselt in vroegere tijden’ werd bezorgd door M. Pieter America, onderwijzer aan de middelbare school te Hasselt. In 't Nederlandsch verschenen nog enkele studiën en schetsen door de heeren P.J. Maes, Dr. Camiel Huysmans en Dr. Alfred Habets, evenals talrijke gedichten van Karel Quaedvlieg. 't Is te betreuren voor de Nederlandsche letteren in Limburg ten huidigen dage en voor de waarde van het jaarboek in eene niet verwijderde toekomst, dat zulk eene verdienstelijke uitgaaf als de Bulletin der Melophielen een uitsluitend Fransch opschrift voert en ook bijna uitsluitend in het Fransch wordt opgesteld. | |
[pagina 859]
| |
Van vóór 1845 tot 1865 borrelde het Vlaamsch leven in Limburg verkwikkelijk op. Er was bedrijvigheid op letterkundig gebied; de Nederlandsche taal, welke velen nog onder het Hollandsch tijdperk hadden aangeleerd, werd met zwierigheid en eene betrekkelijke zuiverheid geschreven. Het vuur der Vlaamsche Beweging laaide, hoewel de Vlaamschgezinden nog maar een gering leger vormden en niet zoo vooruitstrevend waren als heden. 't Is ook in die jaren dat het Taalminnend Genootschap Utile Dulci in het klein seminarie van St.-Truiden in 't leven werd geroepen en zijne twee eerste bundels Letteroefeningen (1852-1857) in druk gaf. Het derde en laatste jaarboek van dit Genootschap verscheen eerst in 1893Ga naar voetnoot(1). Rond 1865 echter - was het de vrucht der algeheele verfransching van het onderwijs? - ontstond voor de Limburgsche letteren een tijdperk van kalmte en verflauwing, dat bij de twintig jaren aanhield.
In 1882 ondernam Nicolaas Theelen, drukker-uitgever te Tongeren, een weekschrift voor romans, novellen, enz., onder den titel De Vlaamsche Lezer, dat hij meerendeels zelf opstelde. 't Was eene onderneming van belang: elk weekschrift besloeg zestien groote bladzijden, dus acht honderd vijftig bladzijden per jaar. Goedkooper lectuur werd er, in dien tijd ten minste, voorzeker | |
[pagina 860]
| |
niet geleverd; het nummer kostte slechts 15 centiemen, de jaarlijksche inschrijvingsprijs was bepaald op vijf frank. Na den tweeden jaargang viel deze uitgave, waarvoor de krachten van een enkel persoon, hoe vlug en werkzaam ook, te kort schoten. | |
II. - Van onzen tijd.Ondertusschen waren in Limburg krachtige, jonge en strijdlustige elementen opgekomen, die een nieuw leven bijzetten aan de Vlaamsche Beweging en aan de Nederlandsche letteren. Lodewijk Plessers stichtte in 1888 De Kabouter, uit het land van Loon, een studententijdschrift, dat het tot in 1896 volhield. De letterkundige afdeeling Nut en Vermaak van Sint-Truiden gaf vier jaren lang, van 1889 tot 1892, te Sint-Truiden haar tijdschrift Verbroedering uit, waaraan o.a. Steven Prenau medewerkte. In 1889 verscheen bij Ceysens te Hasselt het Vlaamsch Bestuur, maandschrift voor gemeente-, kerk- en armbesturen, waarvan ridder Adriaan de Corswarem de stichter en tot nog toe de hoofdopsteller, en ook de eenige opsteller is. Om een denkbeeld te geven van de werkkracht, welke dit tijdschrift vereischt, zij hier enkel erop gewezen dat het elke maand twee en dertig bladzijden tekst beslaat! Door deze en andere uitgaven werd ridder de Corswarem de man, die met M. Karel | |
[pagina 861]
| |
Brants misschien het meeste heeft bijgedragen tot de verspreiding van de Nederlandsche bestuurlijke rechtstaal in België. | |
Limburgsch Jaarboek.Eene stoute poging tot het in eer herstellen onzer Limburgsche letteren, die naar wensch slaagde, was de uitgaaf van het Limburgsch Jaarboek, in 1893. Die uitgaaf werd ondernomen door de Limburgsche Maatschappij voor Letterkunde en Wetenschap, welke den 25n September 1892 te Genck tot stand kwam. Tot de oprichters behooren talrijke goede Limburgsche letterkundigen, waaronder wij de namen aantreffen van Lambrecht Lambrechts, Prenau, Camiel Huysmans, Jef Cuvelier, Theodoor Sevens en Reebrecht Schrijvers. Het genootschap hield niet aan eene vaste vergaderplaats; opvolgend werden zittingen gehouden te Genck, Bilsen, Sint-Truiden, Maastricht, Hasselt, Tongeren, Bree; de laatste vergadering had plaats te Hasselt in de zaal der Melophielen, den 6n April 1896. Daarna kwam de Maatschappij tot verval: verscheidene harer ijverigste leden traden in betrekkingen, die hen noodzaakten den Limburgschen bodem vaarwel te zeggen en hun slechts weinig vrijen tijd voor letterkundigen arbeid overlieten. Zoo geraakten de bijeenkomsten en de werkzaamheden in 't vergeetboek. | |
[pagina 862]
| |
Het lag in het streven der Limburgsche Maatschappij toenadering tot stand te brengen onder de letterkundigen niet alleen van Belgisch Limburg, maar van de twee zusterprovincies samen. Eén groot letterkundig Limburg! Op de algemeene vergadering van Maastricht, den 24n September 1893, verbroederde de Limburgsche Maatschappij met het Noord-Nederlandsch genootschap Limburg, dat eveneens ijvert op gebied van taal, kunst en wetenschap. Prenau, voorzitter der Maatschappij, bood den Overmaaschen Limburgers de trouw verbindende hand, welke door deze gretig aanvaard en warm gedrukt werd. Verscheidene Hollandsch-Limburgers werden als eereleden in de Limburgsche Maatschappij opgenomen en beloofden hunne medewerking aan het Jaarboek. Doch tot eene aaneensluiting der twee vereenigingen geraakte het niet; zelfs bleven tot heden toe tusschen de letteroefenaars der beide Limburgen bestendige betrekkingen achterwege, hoe wenschelijk en natuurlijk die ook voorkomen. Het hoofdwerk der Limburgsche Maatschappij is de uitgaaf van het Limburgsch Jaarboek, waarin de opkomende letterkundige krachten der gouw zich konden openbaren en doen waardeeren. Het Jaarboek is gewijd aan letterkunde en wetenschap, zooals de naam der Maatschappij reeds aankondigt; in het eerste jaarboek is het wetenschappelijk van het zuiver letterkundig gedeelte afgezonderd; in de volgende jaarboeken werd deze in- | |
[pagina 863]
| |
deeling, zeker om meer verscheidenheid niet meer in acht genomen. Er zijn vier Limburgsche Jaarboeken verschenen; het eerste gaat over 1892-1893 (135 blz.); het tweede over 1893-1894 (160 blz.); het derde en het vierde over 1895-1896 (164 en 140 blz.). En op dit vruchtbaar jaar volgde de val van de Limburgsche Maatschappij, welke op de te korte jaren van haar bestaan eenen heilzamen wedijver onder de Limburgsche letterkundigen van alle richtingen heeft verwekt. Onder de medewerkers van het Limburgsch Jaarboek treffen wij aan Lambrecht Lambrechts, Jan Duqué, Jef Massa, Julius l'Abbé, Jef Cuvelier, Arnold Sauwen, Camiel Huysmans, Marten Brants, Mathijs Brans, Steven Prenau, Karel Quaedvlieg, Theodoor Sevens, Jacob Stinissen, Reebrecht Schrijvers, Emiel Geraets, Victor Bouts, Alfons van Hees, Mathias Maesen, Huibrecht Swennen, welke laatste eene zaakrijke studie over Limburgsche schilders te beste gaf. Ook enkele Noord-Nederlanders, als Alexander Schaepkens van Maastricht, Van Beurden van Roermond en Lamberts-Hurrelbrinck uit de Maleische koloniën, stonden aan het Jaarboek belangrijke bijdragen af. | |
De Banier.In November 1893, bijna terzelfder tijd als het eerste Limburgsch Jaarboek, verscheen bij Leën te Hasselt, onder den titel De Banier, een nieuw maandschrift gewijd aan Vlaamsche en | |
[pagina 864]
| |
maatschappelijke belangen, letterkunde en wetenschap; het werd uitgegeven door de Limburgsche afdeeling van den Vlaamsch katholieken Landsbond. Deze afdeeling, opgericht in 1891, liet daarbuiten maar weinig van zich nooren: tallooze maatschappelijke inrichtingen nemen sedert jaren Limburg's beste krachten in beslag. De eigenlijke stichters der Banier zijn de EE. heeren Theunissen, pastoor-deken te Tongeren; Leyssen, pastoor-deken te Beeringen; de heeren Ceelen, provincieraadslid te St-Huibrechtslille; Leën, drukker-uitgever te Hasselt; de E.H. Polydoor Daniëls, pastoor van 't Begijnhof te Hasselt, en schrijver dezes. Dank grootendeels aan de volharding van Eugeen Leën, bij wien De Banier vanaf hare stichting verschijnt en die zelf daarin de pen voert, mag dit tijdschrift thans bogen op dertien jaar vruchtbaar bestaan. Gedurende de eerste jaren gaf De Banier talrijke opstellen over het maatschappelijk vraagstuk, dat in dien tijd, vooral op het theoretisch gebied, tot zoovele en zoover uiteenloopende opvattingen en pennetwisten aanleiding gaf. Bijdragen van dien aard kwamen uit de pen van den E.H. Karel van Swygenhoven, thans pastoor te Diepenbeek, den heer ridder Adriaan de Corswarem, den heer Jozef Ceelen, Paul Bellefroid, den E.H. Jef Lemmens, den E.H. Oswald Robyns, kapelaan te Exel, den heer Lambrecht Oben, een der taaiste Vlaamsche werkers uit Limburg, | |
[pagina 865]
| |
enz. Naderhand werden in Limburg verscheidene bladen en tijdschriften van zuiver maatschappelijken aard in 't leven geroepen, zoodat op dit gebied De Banier op den achtergrond geraakte. Het letterkundig gedeelte integendeel won in belangrijkheid en degelijkheid van jaar tot jaar. Karel Quaedvlieg leverde een groot getal lieve gedichtjes, die samen een aantrekkelijken bundel zouden vormen; in dichtstukjes van kleineren omvang, vooral in fabels, gelukte Quaedvlieg ruim zoo goed als in werken van langen adem. In den eersten jaargang brengt hij den groet aan De Banier: ‘Ontvouw met eedlen zwier
Uw plooien wijd en breed:
Geharde strijders, kloek en fier,
Uw mannen, staan gereed.’
Ook detrits van Limburgsche priestersdichters verleende aan De Banier eene kostbare medewerking. Onder den deknaam Ganghista leverde de E.H. Winters talrijke gedichten, waarvan verscheidene naderhand in zijne Lelie der Dellingen en Bloemen des Velds werden overgenomen. De E.H. Lenaerts bezorgde meerdere stukjes waaronder menig snaaksch gedichtje, dat den schrijver der Auwelen in een gansch ander daglicht stelt dan zijne statige werken van langen adem. Van den E.H. Aug. Cuppens ontmoeten wij: Violetten en Drie vierlingskens voor de Decadenten, | |
[pagina 866]
| |
die wij laten volgen omdat zij de strekking van den Limburgschen meester beter doen uitschijnen. I.
Gezonden kost, dien vragen wij,
vol sap en versche krachten,
en afgelikte lekkernij
of rotheid wij verachten!
II.
Indien ge ons bloemen bieden wilt,
het wezen geen papieren,
maar versche rozen! zoo ze in 't wild
of in ons tuinen tieren.
III.
Voor al 't geween uit louter klucht
en al uw ziek'lijk janken,
voor al dien valschen, vreemden bucht
wij, Vlamingen, bedanken!
Talrijke dichterlijke bijdragen werden geleverd door Huibrecht Haenen, Nilis, Lambrecht Lambrechts, Laurens Jaspers, pastoor Van Genck, Oswald Robyns, Thurio Buckinx, Theodoor Sevens, Jozef Aerts, Jozef Lemmens, Jozef Geurts, Frans Schopp, den E.H. Habets, Clemens Vanderstraeten, Jef Thomissen, Jozef de Ras, D.J. Vits, Huibrecht Gilissen, door ons geacht medelid Des. Claes en door den E.H. Meyer, kapelaan te Beesel, die onder den deknaam ‘A.M. van Veenheuvel’ of kortweg ‘A.M.’, als een der aanzienlijkste en standvastigste medewerkers van De Banier voorkomt. | |
[pagina 867]
| |
Dat een groot aantal verhalen, schetsen en beschrijvingen in ongebonden stijl in de dertien verschenen jaargangen der Banier werden opgenomen, valt licht te begrijpen. De werkzaamste op dat gebied is buiten kijf de heer Eugeen Leën, die onder de meest verscheidene deknamen als ‘Taxander’, ‘De Muizer’, ‘Nemo’, in De Banier de pen voert. Hij bezorgt ook in ieder nummer een varia, dat hij ‘Jan Frans’ teekent en dat het loopend nieuws uit den taalstrijd inhoudt. Ook de grijzende pastoor van Schurhoven, de E.H. Boelen, die sedert meer dan dertig jaar te Sint-Truiden het Vlaamsch vaandel ophoudt, leverde in den derden jaargang een frisch en wel verzorgd kerstverhaal. Een groot aantal geschiedkundige opstellen werden in De Banier bezorgd door de EE. HH. Alfons Paquay, Polydoor Daniëls, Oswald Robyns, Gabriël Straetmans, Merkelbach en door de heeren Jan Maas, studiemeester aan 't atheneum van Hasselt, en Henrotay, advocaat te Borg-Loon. Wij kunnen ons beknopt overzicht sluiten met te wijzen op eene reeks letterkundige ontledingen, die de E.H. Geurts aan De Banier afstond en die het uitgangspunt werden van het standaardwerk ‘Letterkundige Ontledingen’, naderhand door hem in twee boekdeelen uitgegeven. Niet allen, die in De Banier geschreven hebben zijn meesters, noch al de bijdragen meester- | |
[pagina 868]
| |
werken. Het is goed ook dat wagende beginnelingen in het schrijverswerk niet zoo maar verstooten worden, doch in onze tijdschriften een proefveld vinden om hunne krachten te meten. In hun geheel genomen vormen de dertien jaargangen der Banier een der bijzonderste uitingen van het letterkundig leven in Limburg gedurende het jongste tijdperk. | |
Limburgsche Bijdragen.In de maand Maart 1893 ontstond te Hasselt, grootendeels door Eugeen Leën's toedoen, het Leesgezelschap, dat zich door zijne letterkundige zittingen, zijne prijskampen en jaarboeken lofwaardig maakte. Eene eerste prijsvraag werd uitgeschreven in 1898 voor eene ‘Lijst van Fransche woorden van Germaanschen oorsprong.’ Verscheidene proefschriften werden ingezonden. De prijs werd toegekend aan Eugeen Ulrix' verhandeling, Fransch en Germaansch, die naderhand in druk verscheen. Deze eerste welgelukte prijskamp van 't Leesgezelschap werd opgevolgd door eenen tweeden ‘voor de beste Geschiedkundige novelle, waarvan de handeling plaats grijpt in de provinciën Limburg, binnen de jaren 1517-1789, met vaderlandsche en katholieke strekking’. De prijs werd behaald door Melis Maris, met zijne novelle De verloofde van den Geus, die in de Limburgsche Bijdragen van 1903 opgenomen werd en daarvan den hoofdschotel uitmaakt. | |
[pagina 869]
| |
Een derde prijskamp, uitgeschreven in 1903, had tot onderwerp de geschiedenis eener Limburgsche rederijkerskamer. De Eerw. Heer Jan Paquay werd bekroond met zijne verhandeling De rederijkerskamer ‘De Witte Lelie’ van Tongeren. Bij gelegenheid van zijn tienjarig bestaan, besliste het Leesgezelschap voortaan een Jaarboek uit te geven onder de benaming van ‘Limburgsche Bijdragen’. Dit jaarboek is tot nog toe regelmatig verschenen; het vierde boekdeel zal binnen enkele dagen van de pers komen. De Limburgsche Bijdragen bevatten opstellen van letterkundigen, geschiedkundigen en ook wetenschappelijken aard. Onder de voornaamste medewerkers treffen wij aan M. Melis Maris met zijn Verloofde van den Geus, - M. Jaak Boonen met zijne novelle Klits-Klats, - M. Adriaan de Corswarem, die eene belangrijke schets leverde uit de geschiedenis van het graafschap Loon, de huidige provincie Limburg, - M. Lambrecht Oben met zijn Levensbericht van Denys van Ryckel of Denys de Karthuizer, - Dr. Habets, die eene breedvoerige en zaakrijke verhandeling over ‘Het Land van Loon en de Geldersche successieoorlog’ bezorgde, alsook den E.H. Geurts, den heer Leën, enz. Thans is het Leesgezelschap van Hasselt een brandpunt van Vlaamsche Beweging en tevens een der machtigste genootschappen der hoofdplaats. | |
[pagina 870]
| |
Het zoude ons te verre leiden indien wij moesten uitweiden over tijdschriften van vakkundigen aard. Wij zouden dan moeten aanhalen L'Ancien Pays de Looz, gewijd aan geschiedenis, waarvan Dr. Alfred Habets sedert 1904 secretaris is en dat menige bijdrage in de Nederlandsche taal inhoudt, - de Sint-Jansbode, tegen drankmisbruik, van kanunnik Senden, - De Morgenster, met dezelfde strekking, en de Opvoeding, twee maandschriften die door wijlen Frans Robyns werden gesticht en thans staan onder het bestuur van den heer Melchior, hoofdopziener over het lager onderwijs, - de Schoolbode van Limburg, uitgegeven onder toezicht van M. Sak, hoofdschoolopziener, - de Onderlinge Bijstand, enz. Hoe belangrijk deze ook mogen wezen, wij moeten ons hier uitsluitend tot de taal- en letterkundige tijdschriften bepalen. | |
'T Daghet in den Oosten.Het oudste thans nog bestaande Limburgsch tijdschrift is het 't Daghet in den Oosten, dat, sedert 1885, onafgebroken bij Ceysens te Hasselt verschijnt. De stichters van 't Daghet zijn de EE. HH. August Cuppens en Jacobus Lenaerts, met medehulp van pastoor Vandeputte, van Binderveld, onder het vaderlijk geleide van Guido Gezelle, die gedurende twee jaar het tijdschriftje van boekstaf tot boekstaf keurde, schikte en bestuurde. | |
[pagina 871]
| |
Dr. Johan Winkler van Haarlem, de ‘vrije Fries’ bood ook van den beginne af aan de ‘'t Daghet jongens’ zijne geleerde en zeer gewaardeerde hulp. Het klein Limburgsch tijdschriftje heeft dus al zoo edele en hooge peters gehad als geen enkel ander. Het is dan ook voor Limburg geweest, maar met meer bezadigde zeden, wat ‘De Nieuwe Gids’ voor Holland was, de ‘Jeune Belgique’ voor de Belgisch-Fransche letterkunde, ‘Van Nu en Straks’ voor Vlaanderen. 't Is een wonderlijk feit die nieuwe gisting die overal ontstond rond de jaren '80, een feit dat eene diepe studie verwacht. In 1885 waren de stichters van het 't Daghet nog alle drie studenten in 't groot seminarie van Luik. De oprichting van het tijdschrift geschiedde dan ook met de grootste bescheidenheid, zonder dat eenige naam aan de bel werd gehangen. Zoo gebeurde het dat de Eerw. Heer voorzitter van 't groot seminarie, die in 't geheim niet was ingewijd, doch het dadelijk hoog op had met het nieuw tijdschrift, daarvan grooten lof sprak en het namelijk zeer warm aanbevool bij de heeren.... Cuppens en Lenaerts. Aan de oprichting van 't Daghet in de Waalsche hoofdstad wordt herinnerd in het derde boekdeel, blz. 59, toen het tijdschrift zijn ‘koperen bruiloft’ vierde (1885-1889). ‘'t Daghet in den Oosten’, staat daar geschreven, ‘werd onder eene treuresch in Wallonië geboren’. | |
[pagina 872]
| |
Treuren deed echter 't Daghet niet, op geen tijdstip van zijn bestaan. Reeds in 1889 stak het den horen op, wanneer het terugzag op zijn verleden. ‘Neerstige Limburgsche biekens hielpen ons kaar vullen. Bij de duizend eigene woorden, bij de vijf honderd volksdichten en spreuken en honderde andere wetensweerdigheden onzer gouwe mieken van het 't Daghet een echt Limburgsch standboek’. En hoeveel malen werd sedertdien deze letteroogst vermenigvuldigd! De opkomst van het 't Daghet vormt ontegenzeggelijk eene bladzijde uit den Dietschen taalstrijd in Limburg. Deze bladzijde wordt nogeens opengeslagen in den tienden jaargang, (Vde boekdeel, blz. 163), waarin de meest belangwekkende bijzonderheden over de oprichting en strekking van het tijdschrift en de werkwijze der opstellers worden aan het licht gebracht. Het 't Daghet in den Oosten is, zoo luidt de titel, een ‘Limburgsch tijdschrift voor alle liefhebbers van taal- en andere wetensweerdigheden’. Voor patrones heeft het ‘Sinte Luutgarde van Tongeren’. Sedert een en twintig jaren ijvert het voor de studie van de gezuiverde volkstaal, de folklore, het volksleven en het verleden van Limburg. Gedurende dezen voor een tijdschrift aanzienlijken levensduur vergaarde het 't Daghet eene rijke verzameling van woorden, die alleen in | |
[pagina 873]
| |
Limburg gebruikt worden of die vroeger tot de algemeene Nederlandsche taal behoorden, doch enkel in Limburg voortleven. Ook op de gedaante der woorden en het taaleigen wordt daarbij bijzondere acht gegeven. Welke kostbare bron voor hem, die eens een idioticon der Limburgsche dialecten wil bezorgen! Al wat met de Limburgsche folklore betrekking heeft: raadsels, spreuken, spreekwoorden, vertellingen, legenden, overleveringen, spelen, herinneringen uit het heidendom worden in 't Daghet nauwkeurig uitgelezen en te boek gebracht. Onder den titel ‘Limburgsche dichtveerdigheid’ leverde het o.a. een eindeloos getal volksvertellingen, waarvan de meeste den aanhoorder boeien door frissche oorspronkelijkheid en ongekunstelden eenvoud. Vooral muntte August Cuppens daarin uit evenals zijn vriend Winters, die onder meer de beeldschoone schets van Scheper Jannes in den 18n jaargang (blz. 122) bezorgde. Of Winters kunstenaar is! Het zij ons geoorloofd eene bladzijde uit zijnen Scheper over te drukken: ‘Een half bonder heidegrond, met breede grachten afgereend en afgezonderd, en midden derop een aardig boerenhuisken, fraai gewit en rood gepand, schuilende als een vogelnesteken tusschen malschgegroeide berkenboomen wit en groen, waar 't jeugdig paarken hoopvol kweekt en arbeidt, ik en weet te lande geen leutiger ding; ik wensch u, geliefden, van harte voorspoed en zegen, ik gun u volgeerne een stuk van mijn heide. | |
[pagina 874]
| |
jaar uit, deinst en wijken moet, ontgind wordt en verkeerd, en weldra gansch verdwijnen gaat. Het blijkt reeds uit deze aanhaling dat het 't Daghet er verre van af is een zuiver wetenschappelijk tijdschrift te zijn. Meerdere letterkundige stukken van eigen vinding, in dicht en ondicht, komen daarin voor, zooals Winters' heerlijk gedicht Electa (1905) en Lenaerts' kluchtspel Heertante (VIIe boekdeel). Van lieverlede schijnt ons het zuiver letterkundig gedeelte zelfs in omvang te hebben toegenomen. De E.H.L. Aerts phantaseert over Cuppens' | |
[pagina 875]
| |
Violetten met zooveel keurigheid en gevoel, dat de phantasie dra zoo fijn is in haren trant als het dichtstukje zelf. Zijn vriend de E.H. Alfons Lamotte beschrijft het Kapelleken van Deust bij Peer, op eene wijze, die den kunstkenner verraadt (Xe boekdeel blz. 3 en 20). De EE. HH. Onclin van Membruggen, Mathias Segers en vele anderen treden op als aangename vertellers. Ook letterkundige ontledingen vinden in het 't Daghet eene plaats. Lambrecht Lambrechts ontleedt er, b.v., (21ste jaargang, blz. 1) Winters' Zomerdraden naar de ‘formale Stufen’ van Herbart. De Limburgsche geschiedenis vond van meet af in het 't Daghet een kundigen beoefenaar in den eerwaarden heer Polydoor Daniëls. Deze houdt zich liefst bezig met plaatselijke geschiedenis en oudheidkunde en schreef daarover menig boekje en nog meer bijdragen in onderscheidene tijdschriften. De E.H. Polydoor Daniëls verleende steeds zijnen steun en zijne medewerking aan het 't Daghet, zelf toen de oprichters hem nog onbekend waren. Zijn naam werd het vaandel, onder welks plooien het eerste nummer verscheen. Hij leverde daarin vele kostbare bijdragen over geschiedenis, oudheidkunde, taalkunde, vooral met betrekking op de provincie Limburg. Sedert verscheidene jaren werden jonge opkomende krachten voor het geschiedkundig gedeelte | |
[pagina 876]
| |
van het 't Daghet aangewonnen. Onder dezen verdienen de E.H. Oswald Robyns en de H. Arnold-Jozef Hendrix eene loffelijke melding. Het 't Daghet bestaat nu ruim één en twintig jaar; het heeft den langsten termijn der mondigheid overschreden en heeft menig tijdschrift ondertusschen zien opkomen en vallen. Een kort begrip geven van hetgeen het gedurende dien tijd behandelde, is een onbegonnen werk, en onnoodig ook: wie iets over heeft voor onze letteren en voor de studie van ons volk en zijne taal, heeft immers de verzameling van het 't Daghet in zijn boekenrek. In Noord- en Zuid-Nederland staat het 't Daghet sedert lang als een onzer degelijke tijdschriften aangeteekend. Het heeft den aanhef van 't bekende lied bewaarheid: 't Daghet in den Oosten,
Het lichtet overal.
Mr. Paul Bellefroid. | |
[pagina 877]
| |
Aanteekeningen over de Limburgsche schrijvers die in bovenstaande verhandeling voorkomen.Aerts (Pieter-Jozef-Lambert), Pr. - Geboren te Boorsheim, den 20 Maart 1875. Leeraar in 't college van Peer. Schreef in samenwerking met den E.H. Lamotte: De levenschets van Hubert en Jan van Eyck. ‘Jong Dietschland’, Paaschnummer, 1902. - De ontdekking der olieverf, door Hubert en Jan van Eyck. ‘Jong Dietschland’, 1902. - De aanbidding van het Lam. ‘Jong Dietschland’, Oogstnummer, 1902. - De Mystieke Beteekenis van het Gentsche Altaarstuk. ‘Dietsche Warande en Belfort’, 1904. Brants (Martin). - Geb. te Stockheim, 1865. Leer. aan het atheneum te Doornik, te Aath, thans te Brussel. Sint Joris. Novelle. Verschenen in het ‘Limburgsch Jaarboek’ en later in ‘Flandria's Novellenbibliotheek’, 1901. - Het Nikske op het slot Wolfsdonk. ‘Flandria's Novellenbibliotheek’, 1901. - Adam en Eva in het Paradijs. - De vrouw in het Oud Germaansch en Oud Vlaamsch recht. - Geschiedenis der huis- | |
[pagina 878]
| |
vrouw in Vlaanderen. - De Vrouwenbeweging. - De Bloedschuld. Treurspel. - Germaansche Heldenleer. Bekroond door de Koninklijke Vlaamsche Academie. 1901. - Hervorming van het Middelbaar Onderwijs. Bekroond door de Koninklijke Vlaamsche Academie. 1906. Cuvelier (Jef). - Geb. te Bilsen, den 6 Mei 1869. Meester in geschiedkundige wetenschappen. Beambte bij het Staatsarchief te Luik in 1894; hulparchivaris van den Staat te Brugge in 1896; afdeelingsoverste bij het algemeen Rijksarchief te Brussel sedert 1900. Oude en Nieuwere plaatsnamen der gemeente Bilsen. In medewerking met M. Huysmans. Uitgave der Koninklijke Vlaamsche Academie. - Geschiedkundige schets der stad Bilsen. Bilsen, Simoens. Daniëls (Polydoor), Pr. - Geb. te Diest, in 1845. Was lange jaren aalmoezenier op 't kasteel van Vogelsanck (Zolder). Pastoor van 't Begijnhof te Hasselt. Hij schreef o.a.: Bolderberg en zijne Kluis. Hasselt, Ceysens. - Broeder Elias, onze huisvriend, almanak voor heden en morgen, voor tijd en voor eeuwigheid. In medewerking met wijlen Mgr. Bogaerts Brugge, Claeys en Zoon. 1891. - De Kapel van Ten Eyckenen onder Zonhoven. Verschenen in ‘Bestuurlijke almanak van Limburg’. Hasselt, Ceysens. - Hendrik van Veldeken. Idem. - Peregrinus of wandeling in de Kempen. de Corswarem (Ridder Adriaan). - Geb. te Hasselt, 7 Maart 1849. Meester in de rechtswetenschap en in de staatkundige en bestuurlijke wetenschappen; briefwisselend lid der Koninklijke Vlaamsche Academie; lid van den verbeteringsraad voor het middelbaar onderwijs; bestendige afgevaardigde van Limburg van 1878 tot 1890; volksvertegenwoordiger van 1890 tot 1904; schepen der stad Hasselt sedert 1895. | |
[pagina 879]
| |
Hij gaf bij Ceysens, te Hasselt, in 't licht: Uitlegging van de militiewet. - Uitlegging der wetten en decreten over de kerkfabrieken. - De kiezer slijsten en hunne jaarlijksche herziening. - Practische handleiding voor de opstelling der kiezerslijsten. - De Arbeidsongevallen. - Eenige woorden over werkmanspensioenen. - Zorg voor uw pensioen. - Uitlegging der wetten over ket lager onderwijs en over de pensioenen der gemeenteonderwijzers. - Uitlegging der organieke wet op het lager onderwijs. - De instellingen van Vooruitzicht in België. - Uitlegging der wet van 27 November 1891 over den openbaren onderstand. De Grove (J.B.). - Geb. te Mechelen-aan-Maas. Werd bestuurder van 't college van Beeringen; stierf als pastoor te Horpmael in 1868. Schreef o.a.: Maria van Brabant. In ‘Geschiedkundige Verscheidenheden’. Geurts (Joseph), Pr. - Geb. te Antwerpen, den 9 Maart 1871, van Limburgsche ouders. Priester gewijd te Luik in April 1895. Leeraar in St.-Jozefscollege te Hasselt sedert 1894. Ramoi. Bedicht drama in drie bedrijven, in medewerking met Jef Vandebroek en Eugeen De Bruyn. - Lucifer, van Vondel, met aanteekeningen. Hasselt, Leën. - Beknopte regels van den Nederlandschen versbouw. Hasselt, Leën, 1898. - Nederlandsche Metriek. Hasselt, Leën, 1902. - Geschiedenis van het Rijm in de Nederlandsche poëzie. Bekroond door de Koninklijke Vlaamsche Academie. Twee deelen. 1902-1905. - Pastoor Truyens (C.H.T. Jamar). In ‘Limburgsche Bijdragen’, 1904. - Proeven van letterkundige ontledingen van Nederlandsche leesstukken. Twee deelen. Uitgaaf der ‘Sint-Lambrechtsgilde’. | |
[pagina 880]
| |
Habets (Alfred). - Geb. te Oirsbeek, 1871. Doctor in de letteren; candidaat in de Germaansche taalkunde; candidaat-archivaris van den Staat; studiemeester in 't atheneum van Oostende, 1897; leeraar van geschiedenis aan 't atheneum van Hasselt, sedert 1897; tevens archivaris der stad Hasselt, sedert 1900. Geschiedenis van de landen van Overmaas, 1897. ‘Publications du Limbourg.’ - Kroniek van Maastricht. ‘Banier.’ - De oude Burgerwacht van Tongeren en Oudste stukken en bescheiden over het Smedenambacht te Hasselt. ‘Bulletin der Melophielen.’ - De burgerwacht in de 16e eeuw. ‘Dietsche Warande en Belfort.’ - Iets over de bokkerijders in de landen van Overmaas, 1899. ‘Jaarboek van Sittard.’ - Nederlandsche overheersching in Spanje. ‘De Katholiek.’ - Stichtingsbrief der vrijheerlijkheid Kessenich. ‘Ancien Pays de Looz.’ - Vaderlandsche Historie sedert 1577. Uitgaaf van het ‘Davidsfonds’. - Kijkjes in het Nederlandsch openbaar onderwijs en Nieuwe Banen in het geschiedenisonderwijs. ‘Dietsche Warande en Belfort.’ - Een middel tot verbetering onzer oude humaniora. ‘Verslagen der Koninklijke Vlaamsche Academie.’ Haugen (Jef). - Geb. te Jeuck, in 1861. Onderwijzer te Herffelingen, handelaar te Brussel. De Tongsnijders der Heyde. Merchtem, 1889. - De Blinde Kunstenaar. Merchtem, 1890. - Onschuld. - De zinnelooze van Oultre. - De Geldduivel. 3 bedrijven. - Verbroken Geluk. 3 bedr. - De Verstootelinge. 6 bedr. - Lintjesziekte. 1 bedr. - Pleitersziekte. 5 bedr. - Manke Dirk. 1 bedr. Hendrix (Arnold-Jozef). - Geb. te Peer. Apotheker te Antwerpen; voorzitter der Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding. Besmetting en Ontsmetting. Uitgaaf der ‘Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding’. | |
[pagina 881]
| |
Huysmans (Camiel). - Geb. te Bilsen, den 26 Mei 1871. Agregaat-leeraar voor de Germaansche philologie; leeraar in het (liberaal) college van Ieperen, professor ad interim aan 't atheneum van Elsene; trad nadien in de journalistiek; leeraar aan de Nieuwe Hoogeschool van Brussel. Oude en Nieuwe Plaatsnamen der gemeente Bilsen. In medewerking met Jef Cuvelier. Uitgaaf der Koninklijke Vlaamsche Academie. Lamotte (Renier-Alfons), Pr. - Geb. te Jesseren, den 9 Februari 1871. Leeraar in 't college van Peer. Het kapelleke van Deust. In ‘'t Daghet in den Oosten’. - Zie boven op Aerts. Leën (Eugeen). - Geb. te Hasselt, den 26 Juli 1862. Hoofdopsteller der ‘Vlaamsche Illustratie’ (1886-1891); thans drukker-uitgever te Hasselt. Eene Reis door 't Water. Naar Aristide Boyer. - Vertellingen uit het voorjaar. - De moord van Duinkasteel. Naar het Duitsch. - Dicht en Proza. Bloemlezing. - In de Steppe, van Maxim Gorki. ‘Dietsche Warande en Belfort’, 1902. - De Kleine Diefegge, naar den Italiaanschen schrijver Roberto Bracco. ‘Dietsche Warande en Belfort’, 1904. - De Slotvoogdes van Kerniel. ‘Limburgsche Bijdragen’, 1904. - Levensschets van den Hasseltschen schilder Guffens. ‘Limburgsche Bijdragen’, 1902. Lemmens (Jos.), Pr. - Geb. te Maaseik, den 27 November 1863. Priester gewijd den 17 December 1887; kapelaan in de St.-Bartholomeuskerk te Luik; rector van het gasthuis der Engelschen te Luik; pastoor van het krankzinnigengesticht en leeraar van godsdienst aan het Koninklijk gesticht voor Blinden of Doofstommen. | |
[pagina 882]
| |
Het wetsvoorstel De Vriendt-Coremans. Vlugschrift, 1897. - Sander de Dronkaard. Tooneelspel, 1904. - Drank en Spel. Treurspel, 1900. - Drank en Misdaad. Treurspel, 1901. - Een studentenpoets. Kluchtspel. - Voordracht over Alcoolism. - Het alcoolism en onze jeugd. Maes (P.J.G.). - Geb. te Neeroeteren, den 23 Juli 1844. Studeerde aan de normaalschool van St.-Truiden. Leeraar van wiskunde aan 't college van Herve (1863-1864); onderwijzer te Heusden (1864-1867), te Deurne (1867-1870), te Meldert (1870-1879); kantonaal schoolopziener te Beeringen (1879-1885), te Roeselare (1885-1904); thans in ruststand te Roeselare. Kort overzicht van de geschiedenis der stad Halen. 1877. - Karel Vrijman. Wetenswaardigheden en wilskracht van een' dorpsonderwijzer. In samenwerking met K.L. Van Gansen onder den deknaam ‘Waerseggers’. 1879. - De lakennijverheid te Roeselare in de 16e eeuw. 1900. - De laatste graaf van Loon. Romantisch verhaal. - De Binders in het Land van Lummen. - Het Munthuis van Thorn. - De Belgische vrijwilliger en andere verhalen. - De maatschappelijke strijd in Vlaanderen en de Guldensporenslag. - Een Heksenproces in de Limburgsche Kempen. Geschiedkundig verhaal. - Philips van Artevelde. Geschiedkundig roman. - Geschiedenis van Neeroeteren. - Ontrouw en wraak. - Arendsnest en arendsneus. Maris (Melis). - Geb. te St.-Truiden, den 26 Februari 1877. Deed omreizen in Engeland, Zwitserland, Italië, Frankrijk. Leeraar aan 't St.-Jozefscollege van Hasselt (1902-1905); thans secretaris der Katholieke Vereeniging te St.-Truiden. De Verloofde van den Geus. Geschiedkundig roman. Hasselt, Leën. Massa (Joseph). - Geb. te Tongeren, den 24 November 1871. Onderprocureur te Tongeren. Zatte Kobus. ‘2e Limburgsch Jaarboek’. - Redevoering verschenen in de Verslagen van het Eucharistisch Congres van Hasselt, 1904. | |
[pagina 883]
| |
Melchior (Jul.). - Geb. te Dilsen, den 22 Juli 1848. Verwierf het diploma van onderwijzer te St.-Truiden in 1868. Onderwijzer te Godscheyd (1868-1879); bestuurder der vrije jongensschool van Hasselt en kantonale schoolopziener van het bisdom (1879-1887); tevens leeraar aan St.-Jozefscollege te Hasselt (1882-1887); kantonale schoolopziener over het lager staatsonderwijs voor Maaseik (1887-1892) en voor Hasselt (1892-1898). Is sedert 1898 hoofdinspecteur over het lager onderwijs voor de provincie Limburg. De Jeneverplaag, 1896. Uitgaaf van het ‘Davidsfonds’. - Handboek over het Alcoolisme, 1897. Bekroond door de Regeering. - Handboek des onderwijzers en der onderwijzeres. - Handboek van huishoudkunde. - Het Teekenen in de lagere school. - De Bijbel der Kindsheid. - Geschiedenis van België. Vertaald naar Defays. - Handboekje van burgerlijke wellevendheid. - De Aardrijkskunde. - Handboek van Rekenkunde. Milis (Pieter-Frederik). - Geb. te St.-Truiden, 1801. Overleden te Hasselt, den 8 April 1865. Uitgever van Het Belgisch Leeuwken, Nieuwsblad der provincie Limburg, De Onafhankelijke, Hekel en Luim, Le Nouvelliste de Hasselt et du Limbourg (1833-1836), Le Journal du Limbourg belge (1840-1848), L'Union belge (1848-1850). Paquay (Alfons), Pr. - Geb. te Tongeren, den 7 October 1870. Priester gewijd te Luik in 1893; leeraar aan de normaalschool van St.-Truiden, in 1892; bestuurder der meisjesnormaalschool te Hasselt sedert 1900. | |
[pagina 884]
| |
Het oude Zusterenklooster van den derden regel te Bilsen. Tongeren, Theelen. - De Heiligen van Wintershoven. Tongeren, Theelen. Paquay (Jan-Berchmans). - Geb. te Tongeren, in 1878. Priester gewijd te Luik in 1900; professor in 't klein seminarie te St.-Truiden. Bijvoegsel aan 't Cartularium van Rolduc. - De Rederijkerskamer De Witte Lelie van Tongeren. Hasselt, Leën, 1904. Quaedvlieg (Karel). - Geb. te Valkenburg, in 1850, overleden te Hasselt den 15 April 1901. Was helper in de apotheek ‘Het Zwaard’ te Hasselt. Talentvol dichter, vooral fabeldichter. Overleed te Hasselt, in 1901. Van hem verscheen in boekvorm: Simon de Tooveraar. Episch gedicht. Hasselt, Leën, 1894. - Latruda. Hasselt, Leën, 1899. Rachels (Nic.). Kanunnik. - Geb. te Mechelenaan-Maas, den 13 Februari 1833. Was tien jaar lang leeraar van Nederlandsche letterkunde en geschiedenis aan de normaalschool van St.-Truiden; werd kapelaan te Hasselt (1868-1873), pastoor te Zelck (1873-1887); is sedertdien pastoor-deken te Hasselt. Medestichter en eerevoorzitter van de Hasseltsche afdeeling van het ‘Davidsfonds’. Robyns (Frans-Antoon). - Geb. te Mielen bij St.-Truiden, den 10 October 1836. Studeerde in de normaalschool van St.-Truiden; leeraar aan 't vrije college van Assche er vervolgens aan een privaat gesticht te Brussel; gemeenteonderwijzer te Gors-op-Leeuw en te Gelinden | |
[pagina 885]
| |
(1857); kantonale schoolopziener te Maaseik (1873); provinciale schoolopziener van 't katholiek onderwijs voor Limburg (1879); idem van 't gemeenteonderwijs (1885); overleed te Brussel, den 29 Juli 1903. Stichter van Het Katholiek Schoolblad, later De Opvoeding genaamd, en van De Morgenster, tegen drankmisbruik. Schreef een dertigtal klassieke werken. Robyns (Oswald), Pr. - Geb. te Gelinden, den 21 Maart 1871. Priester gewijd den 9 April 1896; kapelaan te Exel. De Brigands van 1798. Geschiedkundig verhaal. Mechelen, Dessain, 1900. Tweede uitgaaf. Exel ten tijde der Fransche Republiek. Hasselt, Leën, 1899. - Wat zijn Middeleeuwen? Hasselt, Leën, 1899. - Zijne Heiligheid Leo XIII. Abdij Averbode, 1903 - Eigen Tooi en Vreemde Pluimage. Verhalen. Oostacker, Glorieux, 1904. - Gemengde Verhalen en Gedichten. Oostacker, Glorieux, 1906. - De Paardedeken. Tooneelspel Maaseik, Vanderdonck, 1900. - Baptist de Houtworm. Kluchtspel. Maaseik, Vanderdonck, 1902. - De Wording der Hedendaagsche Beschaving. Vertaald naar Kurth. Twee deelen. Roesselare, 1905. - Maatschappijen van Onderlingen Bijstand. 2e uitgaaf. Maaseik, Vanderdonck, 1898. - De Lijfrentkas of iedereen rentenier. Maaseik, Vanderdonck, 1900. - Beknopte toelichting over de Wet der arbeidsongevallen. Brussel, ‘OEuvre des tracts catholiques’, 1906. Schrijvers (R.). - Geb. te Velm, 1867. Studeerde aan de normaalschool van St.-Truiden; werd katholiek onderwijzer; schrijver van den Belgischen Volksbond (1891); ambtenaar aan het Ministerie van Nijverheid en Arbeid sedert 1895. | |
[pagina 886]
| |
Verduitsching onzer meest gebruikte doopnamen. St.-Truiden, Leenen, 1888. - Zelfhulp en Werkmansbeweging. 1896. - Een woord over de werkmanswoningen. 1897. - Staatshulp in zake samenwerking. 1898. Senden (Jozef-Blasius), Kan. - Geb. te Cosen, den 5 Februari 1855. Priester gewijd te Luik den 31 Maart 1880; leeraar in de normaalschool van St.-Truiden en in 't college van St.-Truiden; bestuurder der normaalschool van St.-Truiden; is sedert 1896 diocesane hoofdopziener over het lager onderwijs in Limburg. Ons Ideaal. - De Geheelonthouding en de Toekomst. - Bertram en Ludwig. Stichter van de St.-Jansbode en van de Schildwacht. (1882-1892). Swennen (Aug.). - Geb. te St Truiden, den 4 Juli 1871. Letterzetter. Een blik op de boekdrukkunst. - In Congo. Drama in 2 bedr. - Boer en Handelsreiziger. Blijspel. - Bloed en Tranen. Drama. - Een vijf en twintigjarige. Blijspel. - Zeno Wervers. Drama. - Misstap en Plicht. Tooneelspel. - Hendrik Pennemans. Blijspel. - Eén ongeiuk komt nooit alleen. Blijspel. - Tuberculosis. Tooneelspel. - Meiavond. - Losbandigheid. Theelen (Nicolaas). - Geb. te Bilsen, in 1848. Staat aan 't hoofd der Sint-Maternus-drukkerij te Tongeren. Tooneel- en prozaschrijver. - Zie zijn leven en werken in de ‘Limburgsche Bijdragen’ van 1906.
Ulrix (Eug.). - Geb. te Tongeren, den 30 December 1876. Meester in de Romaansche taalkunde. Leeraar aan 't atheneum van Brugge. | |
[pagina 887]
| |
Fransch en Germaansch. Hasselt, Leën, 1895. - Thans onder de pers: De Germaansche elementen in de Romaansche talen. (Uitgave der Koninklijke Vlaamsche Academie.) Van Swygenhoven (Karel), Pr. - Geb. te Peer, den 28 Juni 1859. Priester gewijd, den 22 December 1883. Kapelaan te Bilsen, te Hasselt (11 September 1890); godsdienstleeraar te Hasselt (1 Mei 1895); pastoor te Diepenbeek, sedert 24 December 1900. Begin en Einde der Wereld. Uitgaaf der St.-Lambrechtsgilde. - Virga Jesse. Hasselt, Ceysens. - Eeuwfeesten van het H. Sacrament van Mirakel van Herckenrode. Hasselt, Ceysens, 1904. - De Boerenkrijg. Hasselt, Ceysens, 1898. |
|