Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1906
(1906)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 508]
| |
Eene plechtige vergadering van ‘Arcadia’ te Rome,
| |
[pagina 509]
| |
De koningin stelde het ontwerp der standregelen op. Doch 't is maar na de dood dezer prinses, in 1689 voorgevallen, dat de Academie werd gesticht.
Reeds in 1690, onder den eersten voorzitter Jiov. Mario Crescimbeni van Macerata, gekend onder den naam van Alfesibeo Cario, hadden de vergaderingen plaats, eerst in de Farneze-hovingen, daarna op den Aventyn in de Ginnasi-hovingen. De Academie liet zich Bosco Parrasio en Arcadia noemen, ter wille van de alsdan zeer in zwang zijnde herdersdichten.
De eerste plechtige vergadering van Arcadia had plaats op den Gianicolo, in den hof van San Pietro in Montorio. Jan V, koning van Portugaal, schonk aan Arcadia een lokaal op den Gianicolo, alwaar de Academie in 1726 vergaderde. Het gewoon lokaal van Arcadia is nu een paleis nevens San Carlo al Corso, waarvan zij het tweede verdiep inneemt. Daar bevindt zich de conferentiezaal, benevens vele andere vertrekken en eene galerij van portretten der meestverdienstelijke medeleden uit alle tijden en landenGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 510]
| |
Daar worden er 's winters bijna elken avond voordrachten gehouden over letteren, kunsten en wetenschappen, welke in het Giornale Arcadico worden opgenomenGa naar voetnoot(1). Daar worden op enkele feestdagen plechtige vergaderingen gehouden, uitsluitend aan muziek en poëzie toegewijd. Zoo was het ook op de Tornata solenne van Goeden Vrijdag, ter gelegenheid van den lijdensdag Onzes Heeren. | |
[pagina 511]
| |
Het hoofd van Arcadia is Z.H. de Paus, onder de naam van Pastore Massimo; de tijdelijke voorzitter, custode generale, is nu Monsignor Bartolini, die gansch zijn leven wijdt aan den bloei der academie, een man die de diepste geleerdheid paart met de minzaamste gedienstigheid, vermaard door zijne ophelderingen op Dante nog altijd met onvermoeibaren ijver voortgezet, en door zijn onnavolgbaar talent van dichter en improvisator.
Aan Monsignor Bartolini is het te danken dat er ditmaal een poesia fiamminga op het programma verscheen. Tijdens het jubileum van Leo XIII werden er Fransche, Spaansche, Duitsche en Engelsche gedichten gelezen. Maar Vlaamsch was er nog niet gehoord, tenzij in eenige citaten door Dom Lorenzo Janssens medegedeeld, in eene studie over de Vlaamsche kunst. Ik ben dus gelukkig den Z.E. custode generale hier hulde te brengen en hem mijnen diepsten dank aan te bieden.
Nu een woord over de vergadering zelve. Het programma letterario, waarvan ik straks zal spreken, was ingevlochten tusschen le Sette parole di N.S. Jesu Cristo, musica del Maestro Th. Dubois, zeer smaakvol uitgevoerd onder de kundige leiding van Sig. Adriano Lualdi. | |
[pagina 512]
| |
De openingsrede werd gevoerd door Comm. Filippo Tolli. Het waren apologetische beschouwingen ingegeven door het herdenken aan J.C. lijden en verrijzenis. Zeer prachtig woord.
Daarna bezong Mons. Luigi Lazzareschi, aartsbisschop van Iconio, de dood des Zaligmakers in schoone Latijnsche verzen.
Daarop volgde de Eerw. pater Gioacchino Ferrini, met eenen roerenden Italiaanschen lierzang over het Stabat Mater.
Dan was het de beurt der poesia fiamminga, door Comm. Alfonso Janssens, membro della Reale accademia fiamminga del Belgio, gevolgd door de versione italiana del P. Lorenzo Janssens. Hierover verder.
Signorina Aida Fusco volgde met een klinkenden lierzang, waarin de laatste uitberstingen van den Vesuvius werden herdacht.
Prof. Cav. Giuseppe Biroccini sloot de letterkundige reeks met een gemoedelijk stuk in losse verzen, waarin hij de dood zijner welbeminde vrouw herinnerde en zijnen troost zocht in de gedachte van Jesus' dood en verrijzenis en in de hoop op een gelukkig samenzijn hierboven.
Achtbare collega's, 't zal onnuttig zijn langer bij de uitvoering van dit schoon programma stil te blijven. | |
[pagina 513]
| |
't Weze genoegzaam te melden dat het uitgelezen publiek, waaronder ik enkel Z.E. Cardin. V. Vanutelli en Baron d'Erp, minister van België, wil noemen, niet ophield zijne voldoening door luidruchtig applaus te betuigen. Nu laat ik het aan U over, achtbare collega's, te oordeelen of die goedkeuring ook door mijne lezing verdiend was. Mijn onderwerp heette Scala Santa. Iedereen kent dit vermaard heiligdom van Rome. Maar wat men minder weet is dat Pius IX dit heiligdom bijzonder liefhad en milddadig heeft begunstigd. Ook is het aan de Scala Santa, waar zijn knielend beeld thans in marmer prijkt, dat hij den avond voor de inneming van Rome, na aan generaal Kanzler geschreven te hebben de overgaafsonderhandelingen aan te knoopen, zoodra de bres zou geopend zijn, dat hij, zeg ik, zijn allerlaatste bezoek brachtGa naar voetnoot(1).
Ik wilde dus benevens het lijden van J.C. ook en niet het minst het lijden van Pius IX bezingen en, zonder eenige politieke overtuiging te kwetsen, uit de oogen van een Romeinsch publiek een traan van medelijden lokken voor hem, dien ik zoo zeer bemind en, laat er mij bijvoegen, tot het laatste gediend heb. | |
[pagina 514]
| |
Na eenige woorden van verschooning en van dank tot de vergadering te hebben gericht in de Italiaansche taal, las ik het volgende gedicht.
Doch vooraleer mijne lezing te beginnen, wil ik hier mijnen innigsten dank betuigen aan mijn neef Pater Lorenzo Janssens, die de vertaling in proza van mijn gedicht zeer trouw heeft bewerkt en prachtig voorgedragen. Het gedicht, thans door Monsignor Bartolini in Italiaansche versmaat gebracht, zal in het Giornale Arcadico opgenomen worden. | |
[pagina 515]
| |
Scala Santa gelezen in de plechtige zitting van Arcadia te Rome, op Goeden Vrijdag 1906.O zeg ons, Heilige Trap, o zeg,
gij, die, uit elke gouw,
de Christnen roept ten lijdensweg,
op dezen dag van rouw;
o Gij, die eens getuige waart
der smart van Jezus zoet,
en menig heilig spoor bewaart
van zijn vergoten bloed;
o Heilige Trap, die hebt den kreet
gehoord der razernij:
‘Kruis Jezus, die zich koning heet,
en stel Barrabas vrij!’
die hebt gezien den handenwasch
des rechters, en hoe laf,
den man, waar geene schuld in was,
hij geeslen deed voor straf;
die hebt gezien ‘den Mensch’, - o God,
was dat Maria 's zoon! -
verscheurd, bevlekt, gehoond, bespot,
Hij eens zoo godlijk schoon!
| |
[pagina 516]
| |
o Heilge Trap, die Hem zaagt staan,
de doornen kroon op 't hoofd,
en stronklend langs uw treden gaan,
den blik door bloed verdoofd;
die vloeien voeldet op u neer
der wereld losprijs, ja,
die leiddet Jezus onzen Heer
naar kruis en Golgotha;
o zeg ons, Heilge Trap, o gij
die zaagt, door de eeuwen heen,
de ononderbroken pelgrimsrij
die aanstapte in gebeên,
zaagt ge in dien langen lijdersstoet
niet eens een man, wiens leed
zoo bitter, u gedenken doet
des Meesters lijden wreed?
***
Eens ja!... 't was een blanke grijsaard!
Zes en dertig jaar geleden,
bracht hij, wankelend van weemoed,
mij zijn tranen en gebeden.
't Was mijn Koning, mijn beschermer
die met beeldwerk mij versierde...
o Hoe schoon was hij, toen 't juichend
volk zijn plechtgen aantocht vierde...
| |
[pagina 517]
| |
Nu, belegerd in zijn hoofdstad,
door de mogendheên verlaten,
heeft hij niets meer ter beschutting
Dan een handvol wachtsoldaten,
En het offer van hun leven
Dat zij hem al smeekend boden,
Wou hij, Vader, niet aanveerden....
't Is geschreven nu.... Een looden
last ontviel zijn schouders, doch zijn
koningsherte zuchtte bitter.
't Scheen of Jezus doorne krone,
blinkend nog van bloedgeschitter,
hem het hoofd doorpriemde, en knielend
klom hij langs mijn trappen, hijgend
van vermoeinis, tranen stortend
van verdriet en lijdzaam zwijgend....
Dan, van uit de hoogkapelle
galmde op eens des grijsaards bede:
‘Groote God, mijn Zaligmaker,
zie mij op deze outertrede
neergeknield! Och, wil den dienaar
uwer dienaars niet verstooten!
Heer, aanhoor mijn vurig smeeken,
door uw Heilig Bloed, vergoten
op dees trappen! spaar uw Kerke?
Wilt ge een offer? Zie ik biede
Me aan uw toorn, o Heer, ontferming!
Doch.... uw heilge wil geschiede!...
| |
[pagina 518]
| |
Nog weergalmde deze bede
door het heiligdom, of stemmen
juichten buiten rond des Pauzen
Koets, met geestdrift niet te temmen:
‘Moed! Schep moed, o Heilge Vader,
Moed! verdedig u, en zegen
uw trouwhertige onderdanen!
Leve, leve Pius negen!’.....
's Andrendaags weerklonk 't kanon. De
troon der Pauzen stortte neder....
en, helaas, den blanken grijsaard
zag ik nooit meer, nooit meer weder.
A.J.M. Janssens.
|
|