Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1906
(1906)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
Commissie voor Geschiedenis.
| |
[pagina 118]
| |
schouwd als eene Summa van een gansch leven oudheidkundige studiën!’
Mijne Heeren, zoo sprak ik bij het verschijnen van het 4de deel, het Glossarium.
Sedert eenen dag of acht ontvingen wij het 5de en laatste deel, bevattende den beloofden Register van zaken (279 bladzijden), den Register van de terloopsGa naar voetnoot(*) uitgelegde Nederlandsche (281-440), Middelnederduitsche en Hoogduitsche (441-445), Fransche (445-489) en Latijnsche woorden (490-500). Dit 5de deel sluit met de aanduiding der geraadpleegde bronnen, ongeveer 365 in getal (!), en daarmeê is ook, volgens mijnen in 1900 uitgedrukten wensch, het werk De Keure van Hazebroek geheel voltooid.
Mijne Heeren, al de lof, door mij aan het 4de deel gegeven, is op het 5de deel ten volle toepasselijk. Wat schatten van wetensweerdigheden, wat leerrijke bladzijden over geschiedenis, folklore, wapenkunde, taalkunde, oude rechtspleging, oude volksspelen, oude geneesmiddelen, oude dranken, over ambachtslieden van vroeger, - als bakkers, herbergiers, kooplieden, vleeschhouwers, - over oude liturgie enz., enz., - en dat alles beschreven met eene orde en klaarheid, dat alles gedokumenteerd met eenen overvloed en eene geleerdheid verre boven mijnen lof verheven! Ik meen dan weer de tolk te mogen zijn van mijne collega's der Commissie voor Geschiedenis, om den heer Gailliard geluk te wenschen voor het voltrekken van een werk waar hij, zooals hij zelf op de laatste bladzijde getuigt, ‘jaren arbeids’ aan besteedde, maar waar ook zijn naam voor altijd zal aangehecht blijven, en dat | |
[pagina 119]
| |
hem de erkentelijkheid van de oudheidkundigen, van alle Nederlanders, vooral van zijne hem zoo toegenegen medeleden onzer Academie verzekert.
Mijne Heeren, ik vraag ulieden de toelating om hier nog een woord bij te voegen. 't Is tegenwoordig met dat regenachtig, killig weder toch zoo gezellig op de studiekamer, bij eene blozende kachel, in een hoeksken met een boeksken! En al is het werk van M. Gailliard geen boeksken, maar een groot, heel groot boek, - toch werd, door de zorg van het vaderlijk bestuur onzer Academie, op ééne week tijd, bij het boek van onzen Bestendigen Secretaris, nog een ander boek gezonden (een boek - geen boeksken -!), dat ons het studeerhoeksken deze vier laatste dagen dubbel aangenaam gemaakt heeft.
Verleden zaterdag immers kregen wij het 2de deel thuis der Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd door Th. Coopman en Jan Broeckaert. Aan mijne collega's vraag ik dan weer eens oorlof om den wakkeren Secretaris onzer Commissie voor Geschiedenis, Bio- en Bibliographie - en tegelijk zijnen geachten medewerker M. Coopman (aan wien M. Broeckaert den zin mijner woorden gelieve meê te deelen) onzen diepen dank en hertelijksten proficiat voor hun overbelangrijk en allernuttigst werk aan te bieden, een werk dat eveneens ‘jaren arbeids’ gekost heeft en, om het te voltooien, nog ‘jaren arbeids’ aan twee nooit vermoeide zwoegers kosten zal.
Gij allen, Mijne Heeren, kent dit gewrocht dat hier vooral op het gebied onzer Commissie voor Bibliographie thuis hoort. Gij hebt er het hoog belang, het onschatbaar nut van gewaardeerd voor de geschiedenis van ons volk, van onze taal, van de Vlaamsche Beweging; eene goudmijn is het voor die geschiedenis, en terzelfdertijd een arsenaal van bewijsredenen om onzen strijd voor deze heilige, waarlijk nationale zaak te wettigen. | |
[pagina 120]
| |
Bij het lezen van die enkele twee deelen staat men verbluft als men napeinst welken berg schriften werden bijeengezocht en doorsnuffeld en ontleed, om ons die sedert 1787 in chronologische orde opgegeven ambtelijke oorkonden en staatsakten, die honderden en honderden uittreksels uit boeken en brochuren, uit tijdschrift- en nieuwsbladartikelen, uit redevoeringen in de Kamers en Gouwraden uitgesproken, nu eens verkort, dan eens in-extenso mede te deelen! Bij het lezen van al die als dag voor dag opgegeven stukken en dokumenten, - klaarder en overtuigender sprekende dan een lange uitleg, en boeiend gelijk een verhaal, - daagt het verleden helder voor onze blikken op, en, aangedaan, meêgesleept, juichen wij over onzen vooruitgang, of jammeren over de verblindheid van onze bevolking. Bij het lezen voelen wij ook den eerbied, de dankbaarheid aangroeien voor onze voorgangers in den strijd, voor de vroegere, taaie, struische wroeters, die meer dan velen vermoeden, hunne moeite, hunnen tijd, hun geld besteedden, hunne broodwinning in gevaar brachten, en den last en de hitte van den dag, pondus diei et aestus, hadden te dragen. Wanneer men sommige jongeren van dezen tijd hoort snoeven, vol zelfvereering en verwaandheid, alsof er vóór hen, vóór 1880 of zoo wat, niets verdienstelijks is verricht geweest, wanneer men ze ziet als blind voor het goede, ons ten bate door de ouderen verschaft, dan zou men aan die afbrekers - bijtijd zekere jeugdige edellieden slachtende, enkel edel door den naam hun door heldhaftige voorouders nagelaten, - dan zou men hun de Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd onder den neus willen duwen en hun zeggen: ‘Niet weten wat voor zijnen tijd gebeurde, is altijd kind blijven’!
Mijne Heeren, gekomen aan de laatste bladzijde van dit 2de deel (gaande tot 1862), aan het 1914e aangehaalde | |
[pagina 121]
| |
stuk, besluiten wij onze lezing met de overtuiging dat de Bibliographie van den Vlaamschen Taalstrijd van nu af een monument is aan de ouderen opgericht, eene galerij van tafereelen onze wettige, nationale Beweging verheerlijkende, en dat het, eens voltrokken, het Epos zal zijn der herleving van een volk, - ons volk!
Mogen de bewerkers hunnen uitstekenden arbeid zoo spoedig mogelijk voltooien!
Moge die arbeid de oogen der tegenstrevers - hoog gezeteld of laag staande - openen, moge hij de vooroordeelen doen verzwinden, de lauwen aanvuren, en alle Vlamingen opwakkeren om den strijd zonder zwakheid noch verpoozing tot de eind-overwinning door te zetten! |
|