Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1905
(1905)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 623]
| |||||
Zitting van 18 October 1905.Aanwezig: de heeren G. Segers, bestuurder; J. Broeckaert, onderbestuurder, en Edw Gailliard, bestendige secretaris; de heeren Dr. H. Claeys, Jhr. Nap. de Pauw, Julius Obrie, Th. Coopman, J. Bols, K. de Flou, Dés. Claes, Jhr. Dr. Karel de Gheldere, Mr. A. Prayon-van Zuylen, Dr. L. Simons, Ad. de Ceuleneer, Dr. Willem de Vreese, J. Muyldermans, Jan Boucherij, Baron de Bethune en Amaat Joos, werkende leden; de heeren Dr. Lecoutere en Omer Wattez, briefwisselende leden.
De heer Mr. Edw. Coremans heeft laten weten, dat hij verhinderd is de vergadering bij te wonen.
De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, leest het verslag over de September-vergadering. - Het wordt goedgekeurd.
Aangeboden boeken. - Daarna legt de Bestendige Secretaris de lijst over van de | |||||
Aangeboden boeken.Door de Regeering: Bibliographie de Belgique, 31e année. Première partie. Livres. Nos 17 et 18 (15-30 Septembre 1905). - Id. | |||||
[pagina 624]
| |||||
Deuxième partie. Publications périodiques. Nos 17 et 18 (15-30 Septembre 1905). - Id. Troisième partie. Bulletin mensuel des sommaires des périodiques. No 8 (Août 1905).
Inventaires sommaires des Archives de l'Etat en Belgique. Inventaire général des Archives ecclésiastiques du Brabant, par Alfred d'Hoop, sous-chef de section aux Archives générales du Royaume. Tome I. Eglises collégiales. Bruxelles, 1905.
Revue Sociale Catholique. 9e année. No 12, 1er Octobre 1905.
Bulletin des Musées royaux des Arts décoratifs et industriels (Antiquités, Industries d'Art, Art monumental et décoratif, Armes et Armures, Ethnographie) à Bruxelles. 4e année. No 11, Août 1905.
Wallonia. 13e an. Nos 8 et 9, Août et Septemb. 1905.
De Belgische Illustratie, uitgegeven ter gelegenheid der 75e verjaring van 's Lands Onafhankelijkheid. Nrs 25, 26 en 27.
Ministère de l'Agriculture. Bulletin de l'agriculture. Publié en exécution de l'arrêté royal du 16 Juillet 1885. 1905. Tome XXI (21o année), livraison IV.
Université de Gand. Recueil de travaux publiés par la faculté de philosophie et lettres. 31e fascicule. Contribution à l'étude des Vies de Paul de Thèbes, par Josué De Decker. Gand, 1905.
Door den Heer Muyldermans, werkend lid: St. Cassianusblad. Tijdschrift voor opvoeding, onderwijs en onderwijzersbelangen. 7e jaargang. Nr 11, 1 October 1905. Bijvoegsel, nr 17.
Door den Heer Baron de Bethune, werkend lid: Redevoering uitgesproken ter gelegenheid van het bezoek des Konings aan de stad Brugge, tijdens de Onafhankelijkheidsfeesten in 1905. | |||||
[pagina 625]
| |||||
Door den Eerw. Heer P.-J. Goetschalckx, pastoor te Donk, onder Eekeren: Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude Hertogdom Brabant. September 1905.
Door den Heer C. Marescaux: Tijdschrift voor Belgische Notarissen. Studiën over burgerlijk en fiscaal recht, rechtspleging, notariaat, opstel der akten, wetgeving en rechtspraak. 5e jaarg., 1904-1905.
Door den heer I. De Vreese: Alcoolbestrijding. I. De strijd in 't algemeen. II. De strijd in de school. Voordracht gehouden in de Normaalschool van Sint-Niklaas. (Overdruk uit Het Katholiek Onderwijs.) Gent, 1905.
Door het Genootschap: Bulletin de l'Académie Royale d'Archéologie de Belgique, te Antwerpen. Nr IV, 1905. Annales de l'Académie Rovale d'Archéologie de Belgique. LVII. 5e série, tome VII, 3e livraison.
Door de Redactie:
Ingekomen boeken. - Voor de boekerij der Academie is navolgend werk ingekomen:
Germania, 7e jaargang. Nr 10, October 1905.
Borstbeeld van wijlen Karel Stallaert. De Bestendige Secretaris staat recht en stuurt tot de vergadering de volgende woorden: | |||||
[pagina 626]
| |||||
Op 28 September 1905, is de heer Hambresin, beeldhouwer te Brussel, het marmeren borstbeeld van Karel Stallaert zaliger, door hem op last van het Gouvernement vervaardigd, in het lokaal der Academie komen plaatsen. Het beeld van ons betreurd medelid is alleszins welgelukt, én in het opzicht van gelijkenis én in dit van uitvoering: het is een echt kunstwerk. Zij onder ons die Karel Stallaert van nabij gekend hebben en met hem in betrekking geweest zijn, zullen gewis in zijn beeld den deugdrijken en minzamen man herkennen, den onvermoeibaren en gemoedelijken werker, aan wiens nagedachtenis onze vriend en ons geacht medelid Th. Coopman, in het Jaarboek van 1895, zoo menige roerende en aandoenlijke bladzijden gewijd heeft. Eene nieuwe hulde zij door ons gebracht aan Karel Stallaert, ‘den man der deugd, des vredes en der taalwetenschap’, zooals de heer Coopman hem in zijn Levensbericht heette. En dat heden op Stallaert de woorden worden toegepast, die hij uitsprak toen hij de beeltenis van den heer Delecourt, onzen braven Waalschen landgenoot, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie, in hare vergadering van 19 April 1893, overhandigde: ‘Dat zijn afbeeldsel in ons midden beruste en bewaard blijve, opdat zijne gelaatstrekken ons steeds den betreurden “broeder”, zijne genegenheid voor onze taal- en letterkunde, en zijne geleerde, karacteristieke schriften herinneren zouden’! | |||||
[pagina 627]
| |||||
Commissievoor Nieuwere Taal en Letteren. Honderdste vergadering. - De heer Dr. Claeys, ondervoorzitter, dd. voorzitter, deelt aan de Academie mede, dat heden die Commissie het verslag harer honderdste zitting heeft goedgekeurd. Honderd verslagen! dat is een Jubeltal!... En die honderd verslagen, alle sierlijk van taal en stijl, zaakrijk en belangwekkend van inhoud, zijn alle door dezelfde hand geschreven, door de hand van ons geacht medelid den heer Th. Coopman, aangebleven Secretaris der Commissie. De Commissie heeft eenstemmig zich aangesloten bij de hulde en dankbetuiging door den dienstdoenden voorzitter gebracht aan de bekwaamheid, de onvermoeide werkzaamheid, de voorbeeldige toewijding van den heer Coopman. Meer dan eens heeft de Academie de hoedanigheden van den heer Coopman erkend, en de voorname diensten door hem aan onze instelling bewezen, kunnen waardeeren. Daarom zal het haar niet onaangenaam zijn te hooren hoe een harer Bestendige Commissiën hem bijzondere erkentenis verschuldigd is en er aan houdt die erkentenis hem te doen blijken. (Toejuiching.)
De heer Segers, bestuurder, acht zich gelukkig den dank van het Bestuur en van geheel de Academie te mogen voegen bij dien van de Bestendige Commissie voor Nieuwere Taal en Letteren, welken dezer dd. voorzitter, de heer Dr. Claeys, | |||||
[pagina 628]
| |||||
zoo hartelijk heeft uitgedrukt, en dát niet alleen om de aan die Commissie bewezen diensten, maar ook voor al het goede dat de heer Coopman in en buiten de Academie heeft gesticht. (Toejuichingen.)
De heer Coopman dankt den heer Claeys, de Commissie, den heer Bestuurder en al zijne geëerde Medeleden voor dat onverdeeld bewijs van achting en vriendschap. Hij meent dat hij slechts zijn plicht heeft gedaan; dien plicht zal hij blijven vervullen; en hij verklaart, onder de herhaalde toejuiching der vergadering, dat hij steeds, en met hart en ziel, zal verkleefd zijn aan onze instelling, die een verheven vaderlandsch grondbeginsel vertegenwoordigt.
Ledeganck's Comiteit te Antwerpen. Mededeeling door den heer Jan Boucherij. Het Ledeganck's Comiteit, dat te Antwerpen werd tot stand gebracht met het doel de honderdste verjaring van Ledeganck's geboortedag in de Scheldestad te vieren, heeft mij den last opgedragen de leden der Koninklijke Vlaamsche Academie tot deze plechtigheid uit te noodigen, of ons genootschap aldaar te laten vertegenwoordigen door enkele zijner leden. Deze feestviering is voorloopig vastgesteld op Zondag, 12 November a.s., te 11 uur 's morgens, in den Nederlandschen Schouwburg; zij zal samengesteld zijn uit een letterkundig en een muzikaal gedeelte. Uit naam van het Aritwerpsch Comiteit druk ik de hoop uit, dat de Academie deze uitnoodiging | |||||
[pagina 629]
| |||||
zal willen aanvaarden, en de namen opgeven van hen, die als hare afgevaardigden aan de plechtigheid zullen deelnemen.
De Academie beslist dien last aan de heeren Segers, Broeckaert en Boucherij op te dragen.
Ingekomen brieven. - De Bestendige Secretaris stelt de vergadering in kennis met de ingekomen brieven:
1o) Rederijkersfeesten en Ommegangen in vroegere eeuwen. Brief van 28 September 1905, waarbij de heer Pieter D'Hondt, van Brussel, aan de Academie het prospectus mededeelt van het werk over de Rederijkersfeesten en Ommegangen in vroegere eeuwen, dat hij thans aan 't schrijven is, en de Heeren Leden der Academie verzoekt de Vragenlijst, die bij het prospectus gaat, in aanmerking te willen nemen. - Bedoelde vragenlijst zal, in de Secretarie der Academie, ter beschikking van de Heeren Leden der Academie liggen.
2o) Xe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres - Brief van 3 October 1905, waarbij de heeren Dr. Eug. van Steenkiste, voorzitter, en Dr. Raphaël Rubbrecht, secretaris, namens het Bestuur van het Xe Vlaamsch Natuur- en Geneeskundig Congres te Brugge te houden, aan de Koninklijke Vlaamsche Academie mededeelen, dat ‘in de laatste vergadering van het plaatselijk Bestuur | |||||
[pagina 630]
| |||||
der Vlaamsche Congressen in Brugge, de wensch werd geuit een Woordenboek te zien uitgeven, in hetwelk de Vlaamsche vakwoorden nevens de Fransche zouden verschijnen’. ‘Wij hebben allen’, - aldus gaat de brief voort, - ‘onze wetenschappelijke opvoeding in het Fransch genoten en velen van ons, die over wetenschappelijke zaken in het Vlaamsch wenschen te schrijven, zijn daardoor verhinderd, dat zij de Vlaamsche vakwoorden niet genoegzaam kennen’. Schrijvers meenen ‘dat zulk woordenboek best zou tot stand komen, wilde de Vlaamsche Academie daartoe een prijskamp uitschrijven en het best ingediend werk bekronen’. Zij verzoeken derhalve het Bestuur der Academie hun voorstel ter bespreking te willen leggen. - De Academie beslist bedoelden brief te verzenden naar de Commissie, die het toekomende jaar met het voorstellen van Prijsvragen zal belast zijn. | |||||
Mededeeling door den Bestendigen Secretaris.Prijsvraag over het Drukkersvak voor 1905. De prijsvraag opnieuw uitgeschreven voor 1908. Het bericht, dat dienaangaande in de Verslagen en Mededeelingen op het verslag der Augustus-vergadering volgde, werd door den Bestendigen Secretaris, den 17 October, medegedeeld aan ettelijke dagbladen uit Gent, uit Brussel, uit Antwerpen en | |||||
[pagina 631]
| |||||
uit Brugge, en aan een dertigtal Nederlandsche tijdschriften uit Noord en Zuid, met beleefd verzoek het op te nemen. | |||||
Mededeelingen namens Commissiën.1o) Commissie voor Middelnederlandsche Letteren. Zitting van 21 Juni 1905. Namens de Commissie deelt de heer K. de Flou, secretaris, het volgend verslag over die zitting mede:
In die vergadering werd besloten, dat de leden der Commissie, welke het voornemen zouden hebben prijsvragen aan de Academie voor te stellen, die prijsvragen bij den Bestendigen Secretaris der Academie kunnen inleveren. De H. de Vreese prijst aan de dialectstudiën voort te zetten. Hij beveelt eene prijsvraag over Middel-Zeeuwsch aan, die tegen 1908 zou kunnen gereed zijn. De uitgeloofde som zou 600 frank bedragen. Na eene korte bespreking wordt er noodig erkend den datum voor het binnenkomen der mededingende handschriften op 31 December te bepalen, in plaats van in Februari. - Verder wordt beslist het ontwerp van Reglement, door den Heer de Vreese voorgedragen, in eene latere zitting te bespreken.
2o) Commissie voor het Onderwijs in en door het Nederlandsch. Zitting van 27 September 1905. Namens de Commissie deelt de heer Jan Boucherij het volgend verslag over die zitting mede:
In hare zitting van 27 September 1905 heeft de Commissie de vraag behandeld, of de regels betrekkelijk | |||||
[pagina 632]
| |||||
de spelling, voorgeschreven door het Koninklijk besluit van 21 November 1864, overal worden nageleefd. Na herinnerd te hebben, dat, in eene harer zittingen van 1900, de Koninklijke Vlaamsche Academie, op de verslagen der heeren Mr Prayon, Dr de Vos en Prof. Obrie, zich verklaard heeft tegen elke wijziging aan de aangenomen spelling van de Vries en te Winkel, heeft de Commissie bij eenparige stemmen besloten zich tot de Regeering te wenden met het verzoek, dat zij aan de naleving van het Koninklijk Besluit van 1864 de hand zou willen houden en geene andere stelsels in hare scholen zou gedoogen, om alzoo alle verwarring bij het onderwijs en in de leerboeken te voorkomen. In de volgende vergadering zal men een ontwerp van brief overleggen en aan de goedkeuring der Koninklijke Vlaamsche Academie onderwerpen, om hem vervolgens naar de bevoegde overheid te laten sturen. | |||||
Letterkundige Mededeeling, door den heer Jan Boucherij.Eugeen Zetternam. - Den 10 October 1905 was het eene halve eeuw geleden, dat de gekende volksschrijver Eugeen Zetternam te Antwerpen overleed, in den jeugdigen ouderdom van 29 jaren. In een tijdverloop van 10 jaren schreef hij niet minder dan 35 werken, waarvan er 32 in de uitgave zijner volledige schriften, in 1876 door J. Jos, van den Branden bezorgd, werden opgenomen. Deze letterkundige arbeid is stellig niet gering en geenszins van waarde ontbloot. Wij behoeven slechts de titels op te noemen van Mijnheer Luchtervelde, Simon Cokkermoes, Bernhardt de Laet, de Kimrische Diluvie, Hoe men Schilder is, Tantje Mortelmans, | |||||
[pagina 633]
| |||||
Voor twee centen minder, Bedenkingen op de Nederlandsche schilderschool, enz., om de hooge verdiensten van den volksschrijver Zetternam in ieders geheugen op te roepen. Niemand zal het ons dan ook ten kwade duiden, dat wij de vijftigste verjaring van Zetternam's afsterven in herinnering brengen. Wij doen zulks met zooveel te meer nadruk, daar Eugeen Zetternam door het tegenwoordig geslacht geheel schijnt vergeten te zijn, en er om zoo te zeggen niets werd gedaan, om zijnen naam aan de vergetelheid te onttrekken. En nochtans was hij niet slechts een der verdienstelijkste schrijvers van zijnen tijd, maar terzelfdertijd een der meest overtuigde Vlaamsche strijders. Om van dit laatste overtuigd te zijn, leze men zijne vlugschriften Iets over Vlaamsche Beschaving, Het Bestuur en de Natie en Burgerrecht, welke hij in 1849, 1850 en 1851 in de wereld zond; in die werkjes vertoont hij zich als een der vurigste voorstanders van eigen taal en eigen leven, een der hardnekkigste kampers voor het onderricht des volks in en door de moedertaal. Wat hij als schrijver eenmaal worden zou, dat heeft de tijd hem niet vergund te laten blijken; maar wat hij in zijn kortstondig leven drukken liet, getuigt genoegzaam voor zijne groote begaafdheid. Bij het verschijnen van zijn eerste boek: Rowna, eene fantastische legende, stond dichter Jan van Beers verbaasd ‘om de rijke verbeelding, de weelderige schildering en den warmen gloed, die het gansche werkje doorstraalde’; en Conscience verklaarde ‘dat in den schepper dier kleine | |||||
[pagina 634]
| |||||
legende de stof lag om een der eerste prozaschrijvers van het land te wordenGa naar voetnoot(1).’ Ook als kunstkenner, als vereerder van eigen schoon en eigen kunst verdient hij lof en dank. Zijne Bedenkingen op de Nederlandsche schilderschool werden door de St.-Lucasgilde van Antwerpen met goud bekroond, en dadelijk gedrukt, daar het boek - zoo sprak de jury - bestemd was om eenen ganschen ommekeer in de thans heerschende kunstbegrippen te weeg te brengen. Zetternam heeft een veelbewogen leven gehad; kommer en ellende verbitterden zijn bestaan; met tegenspoed en ziekte had hij te kampen; maar, ondanks dit alles, behield hij den moed, en streed hij met overtuiging en onverpoosd voor de ontwikkeling van zijn volk en de verheffing zijner taal. Met reden heeft men hem de martelaar der Vlaamsche Beweging geheeten. Als schrijver en strijder heeft hij recht op onze dankbaarheid, op onze vereering. Daarom meenden wij het plicht de vijftigste verjaring van zijn afsterven hier met eenige woorden te herdenken. | |||||
Dagorde.1o) Misericordia's van de koorstoelen uit de kerk van Hoogstraten. Voorstel tot uitgave met verklarenden tekst.Bij brieve van 1 October | |||||
[pagina 635]
| |||||
1905, deelt de heer Lod. Maeterlinck, kunstschilder en bewaarder van het Museum van Schilderijen, te Gent, aan de Academie 44 lichtteekeningen mede van Misericordia's van de koorstoelen uit de prachtige kerk van Hoogstraten. Dergelijke Misericordia's, schrijft de heer Maeterlinck, meest tot heden toe nog onbeschreven, worden meermaals in onze oude Vlaamsche kerken aangetroffen. De fraaiste en belangrijkste zijn voorzeker deze welke nog in de kerk van Hoogstraten voorkomen. Bedoelde beeldhouwwerken staan doorgaans in betrekking, zegt hij, met oude Vlaamsche spreekwoorden of met uitdrukkingen uit de volkstaal, welke deels vergeten zijn geraakt. ‘Wellicht’, - schrijft verder de heer Maeterlinck - ‘zal de Koninklijke Vlaamsche Academie het nuttig achten deze kleine groepjes, ten getalle van 54, in een harer schriften op te nemen. Zoo doende, zou de Academie aan hare leden de gelegenheid verschaffen, des te gemakkelijker deze wonderbare voortbrengselen der Vlaamsche kunst te bestudeeren, waarin de zeden en gewoonten onzer voorzaten van het begin der XIVe eeuw zoo innig herleven’. De heer Maeterlinck is overigens volgaarne bereid de uitgave te bezorgen en daarbij een verklarenden tekst te voegen.
De heer Segers, bestuurder, wenscht het voorstel van den Heer Maeterlinck toe te lichten: | |||||
[pagina 636]
| |||||
Als Hoogstratenaar, zegt hij, is hij in staat eenige inlichtingen mede te deelen aangaande het gedane voorstel. De kerk van Hoogstraten, aan de H. Katharina toegewijd, is een der prachtigste gothische gebouwen van het laatste tijdvak, die men in België aantreft. Wij zijn die verschuldigd aan den godsdienstzin, de milddadigheid en kunstliefde van Antoon de Lalaing, eersten graaf van Hoogstraten, en Elizabeth van Kulenborg, zijne echtgenoote. De bouwmeester is Meester Rombout Keldermans, die insgelijks de plans vervaardigde van het Vleeschhuis te Antwerpen en van het Stadhuis te Gent. Onze kerk is vooral beroemd om hare geschilderde ramen, haar gestoelte en het praalgraf harer stichters. Vooral prachtig zijn de twee geschilderde ramen, van zeer groote afmetingen, in de zijbeuken, en de zeven, bijna even groote in het hooge koor. Het raam in den noorderbeuk, is luidens het opschrift, een geschenk der Staten van Holland. Het middenvak stelt het Laatste Avondmaal voor; het bovenvak, de foltertuigen van Christus' lijden, en het benedenvak, de beeltenissen van Dirk I, Willem II, Willem III, Willem V, Filips den Goede, Maximiliaan van Oostenrijk, Filips den Schoone en Karel V. Het raam in den zuiderbeuk, eene gift van het Antwerpsch magistraat, stelt de Besnijdenis en de Aanbidding der Herders voor. Daaronder heeft men de herauten met de wapenschilden der stad Antwerpen. De ramen uit het hooge koor stellen de zeven sacramenten voor, en in de benedenvakken de doorluchtige schenkers: Echevartius, bisschop van Utrecht; Ferdinand I, keizer van Duitschland, en zijne gemalin Anna; Karel V en Isabella van Portugal, zijne gemalin; Filips den Schoone van Savoye en zijne gemalin Margaretha; Antoon de Lalaing en Elizabeth van Kulenborg met hunne beschermheiligen. Al deze ramen werden omstreeks 1531 geplaatst. Waarschijnlijk hebben zij hunne weerga in België niet. | |||||
[pagina 637]
| |||||
Het praalgraf, te midden van het hooge koor, is zeer indrukwekkend. De graaf en zijne gemalin zijn in albast gehouwen. Aan de voeten van den graaf rust een leeuw, aan die van de gravin een windhond. Vroeger was het praalgraf met eene metalen afsluiting omringdGa naar voetnoot(1). Het gestoelte, langsheen den noorder- en zuidermuur van het hooge koor, vormt eene dubbele rij zetels. Boven elken zetel, heeft men, noordwaarts, de beeltenis van een heiligen man; zuidwaarts, die van eene heilige vrouw. Aan den ingang, naar het hooge altaar gekeerd, prijken de grootere beelden van den heiligen Antonius en de heilige Elizabeth van Hongarijë, beschermheilige der stichters, en daaronder halfverheven beeldwerken, welke tafereelen uit hun leven voorstellen. Op den benedenkant der zitplaatsen heeft men gebeeldhouwde groepen. Zij stellen Vlaamsche spreuken voor: o.a. rozen voor de varkens strooien, veel geschreeuw en weinig wol, enz. Vele zijn bij uitstek grappig. Het gestoelte is het werk van Aelbrecht Gelmers, over wien wij geene levensbijzonderheden kennen. Het werd in 1532 vervaardigd, en in 1540 geplaatstGa naar voetnoot(2). | |||||
[pagina 638]
| |||||
De heer Baron de Bethune spreekt over de ‘Misericordia's’ in het algemeen, over den oorsprong van dien naam, en over de benaming ‘Zitterke’, die daarvoor in Vlaanderen gebruikt wordt. Hij meent dat het uitgeven van een werk, als dit door den Heer Maeterlinck beoogd, van meer algemeene opvatting zou moeten zijn en over de elders bekende Vlaamsche beeldhouwwerken van dien aard ook zou dienen te handelen. Aan de bespreking nemen verder deel de heeren Jhr. Nap. de Pauw, Mr Prayon-van Zuylen, Dr. de Vreese en hoogleeraar de Ceuleneer. De Academie beslist ten slotte, dat de heer Maeterlinck zal verzocht worden zijn handschrift in te zenden; zij belast verder de Bestendige Commissie voor Geschiedenis daarover in tijd en wijle verslag uit te brengen. | |||||
2o) Wedstrijden. - Bespreking van het volgende voorstel van den heer Prayon-van Zuylen:‘Letterkundige Wedstrijden Nadat de leden van den Keurraad afzonderlijk kennis genomen hebben van de ingezondene proefschriften, en hunne opmerkingen schriftelijk hebben ingediend, komen zij bijeen om, aleer tot de stemming over te gaan, de te nemen beslissing te bespreken. De Keurraad benoemt een zijner leden om in zijnen naam verslag uit te brengen. Indien de leden van den Keurraad het niet eens zijn, mag bij het verslag eene nota der minderheid gevoegd worden.’ | |||||
[pagina 639]
| |||||
De heer Prayon-van Zuylen licht zijn voorstel toe. De heer Coopman doet echter opmerken, dat dit in strijd is met de wet der Academie. - Na verdere bespreking, waaraan verschillende leden der Academie deel nemen, beslist de vergadering bedoeld voorstel te verwerpen. | |||||
3o) Spelling der Vlaamsche plaatsnamen.- De heer Obrie ontwikkelt een voorstel betreffende de spelling van de Vlaamsche plaatsnamen. - Dat voorstel zal in de eerstvolgende vergadering besproken worden. | |||||
4o) Lezing door den heer Lecoutere. - Over Volksetymologie in het algemeen en inzonderheid in het Nederlandsch.Spreker begint met er op te wijzen, dat de volksetymologie een bekend onderwerp is, waarover al zoo vaak gehandeld werd in tijdschriften en op vergaderingen, zoodat men reeds eenige jaren geleden heeft kunnen zeggen (Taal en Letteren, 1898, blz. 382), dat het een afgezaagd onderwerp was. Hij aarzelt nochtans niet er hier over te spreken, en zet bondig uiteen waarom. Eerst onderzoekt hij wat volksetymologie eigenlijk is. Zij is maar een onderdeel van de vele veranderingen te wijten aan hetgene men de ‘bijgedachte in de taal’ heeft geheeten. Uit de bepaling, die er spreker van geeft, vloeit voort, dat zij moet voorkomen, niet alleen in alle talen, maar nog in de verschillende dialecten van elke taal; dat wordt aangetoond door eene reeks voorbeelden, gedeeltelijk ontleend aan Nederlandsche dialecten. | |||||
[pagina 640]
| |||||
Op dat gebied nochtans kan men niet veel aanwijzen, omdat de Nederlandsche dialecten van dit oogpunt uit nog zeer weinig onderzocht werden. Nu gaat spreker over tot het nader beschouwen van de oorzaken, die aanleiding kunnen geven tot volksetymologie; vestigt er de aandacht op, dat men verschillende soorten er van kan onderscheiden, en doet uitkomen welke verschijnselen men er niet mede mag verwarren. Aldus mogen, zegt hij, niet tot de volksetymologie gerekend worden: onbewuste woordvervormingen, zonder dat daarbij een streven is waar te nemen naar het in verband brengen met andere bekende woorden en klankengroepen (b.v. Nederlandsch abrikoos); noch de bewuste, opzettelijke vervormingen, die sommige woorden, en wel inzonderheid de vreemde woorden, ondergaan, en waarin zich de speling van het volksvernuft uiting geeft; doorgaans geschiedt dit met een schertsend inzicht. Men kan die vervormingen niet alle over eenen kam scheren; de verschillende gevallen moeten uiteen gehouden worden. Aldus heeft men uitdrukkingen, waar vervormingen van namen in voorkomen, of schertsenderwijze gesmede namen, zoowel eigennamen (b.v. van Aaltje zingen), als plaatsnamen (b.v. Bilderdamsche kermis houden, van Domburg zijn); voorts de bastaardvloeken (b.v. zeven zakken met krenten); dan nog een lange reeks andere vervormingen, die door spreker besproken worden. Ook de zoogenaamde ‘geleerde volksetymologie’ is een verschijnsel, dat wij met de eigenlijke volksetymologie niet mogen verwarren, en evenmin mogen wij tot deze laatste rekenen de volksetymologies, die bij dichters en | |||||
[pagina 641]
| |||||
schrijvers voorkomen (b.v. het elende der 17e eeuw, het vroegere werreld (werrelt); zeebarige boezem bij Potgieter, en derg.). Ten slotte wijdt spreker enkele woorden aan het belang van de volksetymologie, en bespreekt de methode, die bij de studie van die taalfeiten zal gevolgd worden, om tot de gevolgtrekking te komen, dat, heeft men vroeger vaak veel te gemakkelijk tot volksetymologie besloten, de tegenwoordige geleerden te veel alles schijnen te willen verklaren zonder volksetymologie aan te nemen; zij zijn misschien te voorzichtig. Toch is dit minder erg, aangezien er zooveel twijfelachtige gevallen zijn, die niet toelaten uitspraak te doen.
Met een kort overzicht van het voornaamste dat tot nog toe over volksetymologie verscheen (de bekende werken van Weise, Keller, Fass, Palmer, Nyrop, Andresen, Pogatscher, enz.), inzonderheid over volksetymologie in het Nederlandsch (bijdragen en artikelen Verdam, Stoffel, Moltzer, Goemans, Schrijnen, te Winkel, enz.), wordt dit algemeen deel besloten, dat trouwens maar een inleiding is tot het volgende. Daarop begint spreker de bespreking van een aantal voorbeelden van volksetymologie, eerst in vreemde talen (Grieksch, Latijn, Fransch, Engelsch, Duitsch), dan in het Nederlandsch. Deze zijn, als van zelf spreekt, verreweg talrijkst, en betreffen in de eerste plaats het Middelnederlandsch, voorts het Nieuwnederlandsch: alleenstaande woorden, uitdrukkingen, gedeelten van woorden (b.v. uitgangen, als in zeldzaam), enz. Vele daarvan zijn natuurlijk bekend, en werden reeds elders behandeld; bij | |||||
[pagina 642]
| |||||
eenige kan moeilijk met zekerheid beslist worden, of wij al of niet met volksetymologie te doen hebben. Spreker eindigt met den wensch, dat dit zoo belangwekkend onderwerp eens grondig en uitvoerig door een flink beslagen taalgeleerde moge behandeld worden.
De vergadering wordt te 4 1/4 gesloten. |
|