| |
| |
| |
Plechtige vergadering
van 29n Juni 1905 in de Groote Zaal van de Lakenhalle.
De zitting vangt te 11. uur aan.
Aanwezig: de heeren G. Segers, bestuurder; J. Broeckaert, onderbestuurder, en Edw. Gailliard, bestendige secretaris;
de heeren Dr. Claeys, Jhr. N. de Pauw, Th. Coopman, J. Bols, K. de Flou, D. Claes, Alf. Janssens, Jhr. Dr. K. de Gheldere, A. Prayon-van Zuylen, A. de Ceuleneer, Dr. W. de Vreese, J. Muyldermans, J. Boucherij en Am. Joos, werkende leden;
de heer H. Verriest, briefwisselend lid;
de laatstverkozene briefwisselende leden Dr. Lecoutere, Paul Bellefroid, Dr. Eug. van Oye en Omer Wattez.
De heeren Helleputte en Baron de Bethune, werkende leden, hebben bericht gezonden, dat zij de vergadering niet kunnen bijwonen.
***
| |
| |
Vereeren de plechtigheid met hunne tegenwoordigheid de heeren:
Baron K. Greindl, opperbevelhebber der Burgerwacht van Oost- en West-Vlaanderen; - Cyr. Van Overbergh, algemeen bestuurder bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, als vertegenwoordiger van den Weledelen heer minister de Trooz; - Baron R. de Kerchove d'Exaerde, gouverneur der provincie Oost-Vlaanderen; - Eerw. heer kanunnik Segers, aartsdiaken, als vertegenwoordiger van Z.H. Mgr. den Bisschop van Gent; - J. Lammens, oud-senator; - E. de Kerchove d'Ousselghem, senator; - A. Verhaegen, volksvertegenwoordiger; - Eerw. Heer A. De Bock, aartspriester van het Bisdom; - P. Thomas, rector der Hoogeschool; - J. Van der Linden, beheerder en opziener der Hoogeschool; - E. De Heem, hoofdingenieur van Bruggen en Wegen; - K. Stassinet, majoor-bevelhebber van de Schutterij der Burgerwacht; - T. Timmermans, majoor-bevelhebber van de Jagers te voet der Burgerwacht; - F. de Smet, aide-de-camp van luitenant-generaal Baron
| |
| |
Greindl; - C. de Kerchove d'Exaerde, aide-de-camp van luitenant-generaal Baron Greindl; - O. Bruneel, schepen der stad Gent; - A. Casier, Jos. Casier, K. Lybaert, K. Marinx, A. Siffer en P. Zenner, gemeenteraadsleden; - J. de Poorter, provincieraadslid en schepen te Evergem; - Dr. de Cooman, provincieraadslid te Brugge; - A. Bley, J. Nossent en P. Van Durme, hoogleeraren; Eerw. Heer F.-X. Cantaert, kanunnik van Sint-Baafs; - Eerw. Heer E. De Lepeleer, kanunnik van Sint-Baafs en leeraar aan het Koninklijk Atheneum; - Eerw, Heer R. De Ruyver, kanunnik en pastoor van Sint-Baafs; - S. Hartog, rabbijn der Israëlietische Kerk; - Eerw. Heer C. Verbruggen, president van het Bisschoppelijk Seminarie; - Eerw. Heer Standaert, leeraar aan het Seminarie; - E. Mathieu, bestuurder van het Koninklijk Conservatorium; - L. Loos, schoolopziener van het Lager Onderwijs; - A. Vermast, bestuurder der Middelbare School; - Dr. A. Van de Velde, bestuurder van het Stedelijk Laboratorium; - V. Fris, leeraar aan het Koninklijk Atheneum; - Eerw. HH.E. Soens en A. Scheiris, leeraars aan het Sint-Lievensgesticht; - Eerw. Heer Heynssens
| |
| |
der Societeit Jesu te Gent; - D. Van Reyschoot en Edw. Blaes, toondichters; - G. Claeys-Boúúaert, bankier, oud-provincieen gemeenteraadslid; - verder, verscheidene Heeren pastoors en onderpastoors der stad, talrijke onderwijzers, studenten, theologanten, letterkundigen, toonkundigen, beambten bij openbare besturen en een zestigtal Dames.
***
De heer G. Segers, bestuurder, verklaart de vergadering geopend, en betuigt aan de aanwezige personen den dank der Academie voor hunne talrijke opkomst. Hij verleent het woord aan den Bestendigen Secretaris, om de ingekomen stukken te lezen.
De heer Edw. Gailliard, bestendige secretaris, stelt de vergadering in kennis met de ingekomen brieven. Verscheidene hooggeachte personen, zegt hij, hebben schriftelijk hun leedwezen uitgedrukt omdat zij verhinderd zijn deze plechtige Vergadering bij te wonen. Het zijn de Heeren: de Trooz, minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, die zich evenwel door den Heer Cyr. Van Overbergh, algemeen bestuurder van het Hooger Onderwijs, heeft
| |
| |
laten vertegenwoordigen; - Graaf de Smet de Naeyer, minister van Financiën; - Baron van der Bruggen, minister van Landbouw en Schoone Kunsten; - J. Van den Heuvel, minister van Justitie; - Schollaert, voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers; - O. de Meulenaere, eerste voorzitter bij het Hof van beroep; - luitenantgeneraal Lorain, bevelhebber der eerste Krijgsafdeeling; - generaal-majoor A. Ligy, hoofd der Burgerwacht; - Coevoet, eereeerste voorzitter bij het Hof van beroep; - Mgr. A. Stillemans, bisschop van Gent, die zich echter op deze plechtigheid door den Eerw. heer kanunnik Segers, aartsdiaken, heeft laten vertegenwoordigen; - Heiderscheidt, kamervoorzitter bij het Hof van beroep; - generaal Pinte, bevelhebber der Ruiterij te Gent; - Braun, burgemeester der stad Gent, die eerst met de meeste welwillendheid beloofd had de plechtige Vergadering bij te wonen, maar onverwachts, uit hoofde van hoogstdringende aangelegenheden, verhinderd is aan zijne belofte te voldoen; - Cogels-Osy, gouverneur der provincie Antwerpen; - de senatoren Claeys-Boúúaert,
| |
| |
Delanier, Leger, A. Vercruysse en A. Verbeke; - A. Mechelynck, volksvertegenwoordiger; - Th. Wouters, advocaat-generaal; E. De Bast en Baron de Crombrugghe De Looringhe, ondervoorzitters bij de Rechtbank; - C. Wurth, procureur des Konings; - Mory, kolonel van het eerste regiment voetvolk; - Marc Baertsoen, schepen der stad; - H. Boddaert, provincie-raadslid; - Louis De Reu, griffier der provincie; - Kanunnik De Meester, secretaris van het Bisdom; - Domela Nieuwenhuijs, predikant van de Evangelisch Hervormde Gemeente; - Mast de Maeght, advocaat te Gent; - Victor van der Haeghen, archivaris der stad Gent; - Eerw. Heer Van de Ven der Societeit Jesu te Aalst, de milde stichter van het Van de Ven-Heremans' fonds; - Jhr. Arthur Merghelynck, te Iperen; - Karel Mestdagh, bestuurder van het Muziek-Conservatorium te Brugge; - en Allegaert, opzichter der Normaalscholen, te Brussel.
Daarna opent de heer G. Segers, bestuurder, de Vergadering met eene toespraak over Het Vijf-en-zevenligjarig Jubelfeest van
| |
| |
België's Onafhankelijkheid en de Koninklijke Vlaamsche Academie.
Hij hangt een tafereel op van den heerlijken toestand, waarin het Vaderland zich verheugt, en doet uitschijnen, dat deze vooral aan onze Vorsten, aan de eendracht tusschen alle Belgen, aan hunne deugden, aan hunne liefde tot den arbeid te danken is.
Spreker werpt eenen vluchtigen blik op het onstaan en de ontwikkeling der Vlaamsche Beweging, op de herleving der Vlaamsche letterkunde en der Vlaamsche kunst.
De Nederlandsche Taalcongressen bevorderden de studie onzer taal en letterkunde. Zij brachten in ruime mate bij om de duurzame vriendschap tusschen België en Nederland te doen ontstaan.
Aan Z.M. Leopold II wordt hulde gebracht om het stichten der Koninklijke Vlaamsche Academie. Dit geleerd genootschap heeft zich vooral toegelegd op de studie der Middeleeuwsche teksten, der gewestspraken en der nieuwere letterkunde. Ook heeft het zich ieverig bezig gehouden met het onderwijs onzer taal.
De Academie heeft aldus niet alleen een wetenschappelijk doel nagestreefd. Zij heeft het stambewustzijn, het nationaliteitsgevoel, de vaderlandsliefde onzer landgenooten ontwikkeld.
Het Vlaamsche volk is innig verkleefd aan het Koninklijk stamhuis, aan onze taal, aan onze overleveringen, aan het Vaderland. Wij zullen, elk in onzen werkkring, deze gevoelens versterken. De Koninklijke Vlaamsche Academie zal steeds
| |
| |
een brandpunt van vaderlandsliefde en idealismus wezen; aldus zullen wij het Vaderland op de krachtdadigste en doeltreffendste wijze dienen.
De Heer Bestuurder verleent het woord aan den Eerw. Heer Dr. Kanunnik Claeys, die eene rede voordraagt over De Lierzang ter verheerlijking van het Jubelvierend Vaderland.
De heer Claeys bespreekt den wedstrijd geopend door de vijfde prijsvraag: ‘Lierzang. Verheerlijking van den vreedzamen vooruitgang van het Belgische Vaderland op het gebied van letterkunde, kunst, wetenschap, handel en nijverheid’. Tien antwoorden zijn ingekomen. De keurraad heeft den uitgeloofden prijs niet toegekend. Sommige mededingers hadden de vereischten van een lierzang uit het oog verloren en waren tot prozaïsch verhalenden of voorstellenden toon gedaald. Anderen, zangerig, lyrisch, behandelden al te weinig de uitgeschreven prijsvraag.
In dichterlijk proza en naar eigen opvatting, stelde de heer Claeys voor op welke wijze de lierzang ken aangeheven worden. Hij eindigde met lezing te geven van enkele stukken aan verschillende gedichten ontleend en die, echt poëtisch en verdienstelijk, tot getuigenis strekken van groot talent en ernstige bewerking.
Het woord is thans aan den Heer Dr. Willem de Vreese, die spreken zal over De
| |
| |
Gedenkstukken onzer Middeleeuwsche Letterkunde.
Het is een algemeen verspreide meening, dat de Middelnederlandsche handschriften zeer zeldzaam zijn, maar dat is maar betrekkelijk waar. Ten behoeve van Spreker's Bibliotheca Neerlandica Manuscripta zijn er tot op den dag van heden weinig minder dan 5000 opgespoord, en het onderzoek is nog lang niet afgeloopen.
Onze handschriften zijn volgender wijze over Europa verspreid.
Spanje, Zwitserland en Zweden hebben er de minste: elk een 10-tal; Italie: 20; Denemarken: 46; Frankrijk: 170; Engeland: meer dan 200; Duitschland: 724; Holland: 1542; België: ± 1900.
De steden waar er het meeste bewaard worden (openbaar en privaat bezit samengerekend), zijn: Londen: meer dan 120; Parijs: 141; Amsterdam: ± 150; Berlijn: 241; Leiden: ± 400; Den Haag: ± 500; Gent: ± 525; Brussel: meer dan 1200, waarvan ongeveer 1100 op de Koninklijke Boekerij, in dit opzicht dus de rijkste van alle. Naar een matige berekening schat de Spreker het getal bewaarde codices op ruim 7000.
In het kort schetst hij thans het belang van die handschriften voor de beschavingsgeschiedenis van het Nederlandsche volk, door een beredeneerde statistiek van hun inhoud te geven.
Tot nog toe zijn niet veel meer dan een 1000-tal dezer handschriften door de beoefenaars der philologie benuttigd.
Bijbelhandschriften zijn er meer dan 300, niet medegerekend de Souter, die (steeds afzonderlijk)
| |
| |
in meer dan 100 codices voorkomt. De verschillende bewerkingen van het leven van Jezus staan in ongeveer 100 handschriften, terwijl de Passie alleen in een nog grooter getal voorkomt. Heiligenlevens, inbegrepen dat der Maagd Maria en van hare ouders: meer dan 100. De werken van al de groote kerkvaders zijn in het Dietsch vertaald; het talrijkst zijn de codices van S. Augustinus, t.w. 145, en van S. Bernardus: 165. Dit vertaalwerk deed woordenboeken ontstaan. Kleine woordenlijsten werden al heel vroeg aangelegd, maar ook reeds vóor 1400 werd een compleet Latijnsch-Nederlandsch woordenboek samengesteld.
Hand in hand met dit vertalen ging het scheppen van oorspronkelijke werken. Naast de werken van Ruusbroec (150 hss.), Mande, Groote, bestaan er honderden andere, te veel om afzonderlijk te noemen. Slechts een naam wil Spreker niet verzwijgen: Thomas a Kempis' Imitatio werd in de 15de eeuw tot zesmaal toe vertaald, en van de verschillende redacties samen bestaan er meer dan 60 handschriften.
Grooten invloed op de mystiek hebben gehad Tauler en Suso, wier werken reeds in de 14de eeuw uit het Hoogduitsch vertaald werden, en respectievelijk in 83 en 74 hss. voorkomen.
Op het gebied der practische theologie komende, gewaagt Spreker van de sermoenen, in honderden handschriften verspreid.
Het talrijkst vertegenwoordigd zijn de getijden- en gebedenboeken, waarvan er bijna 900 zijn bewaard gebleven, meest alle prachtig verlucht en als zoodanig van groot belang voor de kunstgeschiedenis.
| |
| |
Overgaande tot de wereldlijke literatuur, die tot nog toe bijna uitsluitend bestudeerd werd, wijst Spreker op het groot aantal liedboekjes (± 125), op de land- en stadskronijken (± 700), op de tooneelspelen, waarvan echter nog het meest van al verloren gegaan is, en besluit zijn voordracht met nogmaals er aan te herinneren, welk onmetelijk studieveld nog braak ligt, en hoe het plicht is der Vlamingen, die zich aan de beoefening der taalstudie wijden, dit veld verder te helpen ontginnen.
***
De heer Bestuurder verleent ten slotte het woord aan den heer Edw. Gailliard, bestendigen secretaris, die den uitslag bekend maakt van de Letterkundige Wedstrijden der Academie in 1905 en van de Verkiezingen in de Juni-vergadering:
Sedert de Koninklijke Vlaamsche Academie hare wedstrijden inrichtte, heeft zij niet minder dan 126 prijsvragen uitgeschreven. 36 handschriften werden met goud bekroond en gedrukt. 6 wachten op hunne beurt van uitgave.
Dit jaar beliep het gezamenlijk bedrag der 22 uitgeloofde prijzen voor 1905, 1906, 1907 en 1908 tot de som van 14,650 frank.
Het gebied der Academische wedstrijden heeft zich langzamerhand uitgebreid. Het omvat thans
| |
| |
zoowel de nieuwere als de oudere taal- en letterkunde, en, in verband daarmede, de vaderlandsche geschiedenis, het nationaal onderwijs, ook zoowel de zeden- als de taal- en liederenfolklore.
Dank zij deze verscheidenheid, stijgt voortdurend het aantal schrijvers, die naar den Academischen lauwer dingen, hetgeen voor de toekomst het beste laat verhopen; want het nut van de wedstrijden der Koninklijke Vlaamsche Academie wordt meer en meer begrepen en in steeds ruimeren kring erkend.
Door het stellen van prijsvragen vestigt de Academie de algemeene aandacht op onderwerpen, die anderszins wellicht onbehandeld zouden blijven; door het laten drukken van lijvige verhandelingen, maakt zij mogelijk dat werken het licht zien, welke geen uitgever of boekhandelaar op eigen kosten zou aandurven; door ze te verspreiden in school- of vakboekerijen, bevordert zij de studie der wetenschap; door ze uit te wisselen tegen de uitgaven van buitenlandsche geleerde genootschappen, laat ze onze schrijvers en onze letteren ook tot ver over onze grenzen waardeeren. Aldus zij hier met genoegen vastgesteld, dat menig prijswerk op vleiende wijze werd vermeld en besproken in Nederland en Duitschland.
Dit jaar werden zes prijsvragen beantwoord. Enkel twee der ingezonden verhandelingen werden bekroond.
| |
| |
De eerste dier verhandelingen is een Onomasticon of lijst van persoonsnamen der Middelnederlandsche Letterkunde, met opgave en uitschrift der plaatsen waar ze voorkomen, en naar het plan van het ‘Onomasticon Taciteum’ van Fabia gemaakt.
‘Het is onmiskenbaar’, zegt een der Heeren Verslaggevers, ‘dat het ingezonden antwoord het werk is van een der zake kundig, wetenschappelijk ontwikkeld man, die weet aan welke eischen een werk als het gevraagde dient te voldoen, en bekwaam om er aan te voldoen.’
De drie keurders, de heeren Dr. de Vreese, K. de Flou en J. Broeckaert, door de Academie aangesteld, waren het eens om aan de Academie voor te stellen aan de ingezonden verhandeling den uitgeloofden prijs toe te kennen. Met eenparige stemmen heeft dan ook de Koninklijke Vlaamsche Academie, in hare vergadering van 21n Juni, besloten de ingezonden studie met goud te bekronen. De schrijver daarvan is de Heer Dr. Lecoutere, hoogleeraar te Loven.
De tweede verhandeling, een stuk van geschiedkundigen aard, is een antwoord op de volgende vraag: ‘Welken invloed hebben de Zuidnederlandsche uitgewekenen van de XVIe eeuw uitgeoefend op de taal en letterkunde, de kunst, den handel, de nijverheid en de staatkundige ontwikkeling van Noord-Nederland?
| |
| |
Uit het verslag van een der Heeren Keurders haal ik hier graag de volgende regelen aan:
‘De schrijver der ingezonden verhandeling’, zegt de eerste verslaggever, ‘is blijkbaar volkomen op de hoogte der eischen, welke de historische critiek heden aan den beoefenaar der geschiedenis stelt... Dat de schrijver zijn onderwerp grondig heeft bestudeerd, blijkt uit de opsomming der menigte werken van allen aard, die hij benuttigd heeft. De lijst van die werken is op zichzelve eene hoogst verdienstelijke bibliographische bijdrage die allen, welke de zaak verder zouden wenschen te onderzoeken, als gids en leiddraad te stade zal komen.’
Nogmaals stelden de drie keurders, de heeren Prayon-van Zuylen, hoogleeraar de Ceuleneer en kanunnik Muyldermans, aan de Academie voor de ingezonden studie te bekronen. En, nogmaals met eenparige stemmen, heeft de Koninklijke Vlaamsche Academie in hare vergadering van 21n dezer, zich bij het voorstel van die heeren aangesloten.
De schrijver van de besproken verhandeling is de Heer J.L.M. Eggen, student aan de hoogeschool te Gent.
De prijswinnaren de Heeren Dr. C. Lecoutere en J.L.M. Eggen, ontvangen beurtelings uit de handen van den heer
| |
| |
Bestuurder het Diploma aan hunne bekroonde verhandelingen toegekend. Zij worden door de aanwezigen luidruchtig toegejuicht.
De Bestendige Secretaris zegt verder:
‘Ten slotte vervul ik eenen aangenamen plicht met hier te herinneren aan het bijzonder fonds, waarmede de Eerw. Heer van de Ven uit Aalst de Koninklijke Vlaamsche Academie begiftigd heeft. Wel is dat fonds van 20.000 fr., volgens het verlangen van den milden schenker, niet bestemd tot het uitschrijven van prijsvragen; maar door zijnen aard mag die stichting beschouwd worden als een bestendigen wedstrijd, aangezien met de intresten elk jaar de beste wetenschappelijke bijdragen door de Koninklijke Vlaamsche Academie worden uitgegeven. Het eerste nummer van het Van de Ven-Heremans' fonds is zooeven verschenen. Het draagt voor titel: Kern van ons Burgerlijk Wetboek. Eene poging tot verspreiding der Nederlandsche Rechtstaal, door Mr. L. Dosfel, advocaat te Dendermonde.
Een tweede handschrift over geneeskunde zal denkelijk nog in den loop van dit jaar het licht zien.
Bij deze gelegenheid veroorloof ik mij een warmen oproep te richten tot al onze Vlaamsche rechtsgeleerden, genees- en natuurkundigen, alsmede ingenieurs, opdat zij, door bemiddeling van
| |
| |
dat fonds, onze wetenschappelijke litteratuur zouden helpen verrijken. Alle handschriften zullen in dank ontvangen, met onpartijdigheid gelezen en beoordeeld, en op de kosten van dat fonds door de Academie uitgegeven worden. Na weinige jaren zal dusdoende eene wetenschappelijke bibliotheek tot stand komen, die de beste vruchten leveren zal voor het hooger onderwijs. De geleerde leden van de Vlaamsche Natuur- en Geneeskundige Congressen alsmede die van de Vlaamsche Rechtskundige Congressen zij dat fonds ten warmste aanbevolen. Vooraf zij hun dank gezegd in den naam der Koninklijke Vraamsche Academie.
De Koninklijke Vlaamsche Academie had sedert hare laatste plechtige vergadering het afsterven te betreuren van vier werkende leden, de heeren Hendrik Sermon, Frans de Potter, Dr. August Snieders en Edward van Even, en van een harer buitenlandsche eereleden den Heer Dr. Karl Tannen, uit Bremen. Aan de ons ontvallen medewerkers, en inzonderheid aan den Heer Frans de Potter, den verdienstelijken eersten secretaris der Academie, zij hier eene welverdiende hulde gebracht.
Een onzer briefwisselende leden, de weled. heer Lodewijk de Koninck nam zijn ontslag.
Als opvolgers van onze afgestorven werkende leden, begroeten wij hier de weled. heeren J. Boucherij, letterkundige te Antwerpen, Am. Joos,
| |
| |
bestuurder der vrije Normaalschool te Sint-Nicolaas, Baron de Bethune, gouverneur der provincie West-Vlaanderen, en Dr. J. Mac Leod, hoogleeraar te Gent.
Tot aanvulling van de vier openstaande plaatsen van briefwisselend lid en van de openstaande plaats van buitenlandsch eerelid, werden door de Academie in hare vergadering van 21n Juni verkozen: de heeren Dr. C. Lecoutere, hoogleeraar te Loven; Paul Bellefroid, advocaat te Hasselt en docent aan de hoogeschool te Luik; Dr. Eugeen van Oye, geneesheer en letterkundige te Oostende; Omer Wattez, leeraar aan het koninklijk Atheneum en letterkundige te Doornik; en Dr. Jostes, uit Munster.
Wij heeten hen uit ter harte welkom in ons midden, en zijn overtuigd dat zij op hunne beurt de Koninklijke Vlaamsche Academie tot steun en eer zullen strekken en al het hunne bijdragen tot haren verderen groei en bloei.
***
De heer Bestuurder sluit de zitting met de volgende toespraak:
Hooggeachte Toehoorders en Toehoorderessen,
In naam der Koninklijke Vlaamsche Academie betuig ik U allen, die dit feest met uwe tegenwoordigheid vereert, mijn hartelijksten dank.
| |
| |
Ik dank de WelEdele heeren luitenant-generaal Baron Greindl, Graaf de Kerchove d'Exaerde, gouverneur der provincie Oost-Vlaanderen, Bruneel, schepen dezer stad, den Z.E. Heer Segers, vicaris-generaal, vertegenwoordiger van Z.H. Mgr Stillemans, bisschop van Gent.
Ik dank vooral den WelEdelen Heer Van Overbergh, algemeenen bestuurder bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs.
De Heer Van Overbergh vertegenwoordigt den Heer Minister op dit vaderlandsch feest. Wij zijn er den Heer Minister dubbel dankbaar om, en verzoeken den Heer Algemeenen Bestuurder hem de betuiging onzer dankbaarheid aan te bieden.
Ten slotte dank ik al de burgerlijke, geestelijke en krijgsoverheden. Ik dank de bevolking van deze fiere stad, en aanschouw hunne tegenwoordigheid op dit feest als een blijk van waardeering der pogingen, welke de Koninklijke Vlaamsche Academie aanwendt, om onze moedertaal te verheffen, om door haar het Vlaamsche volk te ontwikkelen, en zijn stambewustzijn te veredelen en te versterken.
***
De heer Bestuurder verklaart te 12 1/2 uur de vergadering gesloten.
|
|