Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1905
(1905)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nieuw fragment van Maerlant's Spieghel historiael.Weer is een fragment van den zoogenaamden Grooten Codex van Maerlant's Spieghel historiael aan het licht gekomen; en weer vertoont de tekst ervan opmerkelijke afwijkingen van de vroeger door de Vries en Verwijs voorgeslagen redactie. Het nieuwgevonden blad is een weinig besnoeid; de paginatie is aldus niet te herkennen; het is 420 mm. hoog bij 309 mm. breed. Zijne grafische bijzonderheden zijn alleszins dezelfde als die der vroeger door ons uitgegeven fragmenten. Verkortingen als de volgende ontmoet men herhaaldemaal: cōc (coninc) Jhrlm (Jherusalem), zeder' (zederen), w're (waerre), cōx, scōx (conincx, sconincx), w'ven (werven), w'f (werf), hē d' (hem dus), sp''c (sprac). Gedurig leest men: Antiothus voor Antiochus en Martus voor Marcus, alsook Philopater in de plaats van Philometer; Actolis voor Attalus; Thendcbeus(c) voor Condebons; Griffus voor Grippus, enz. De eigennamen vooral zijn in elk geval zeer afwijkend van wat ze behoorden te wezen. De tekst van dit blad stemt overeen met dien van de kapittelen .l. tot .lx. van de 1e partie, het Ve boek van den Spieghel historiael; doch de nummering onzer hoofdstukken is geregeld één cijfer ten achter bij die van de Vries en Verwijs. De volgende hoofdstukken en rubrieken komen erin voor: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Echter behelst het nieuwontdekte fragment meer versregels dan de tot heden gedrukte teksten. Aldus treft men in hoofdstuk .li. de vier volgende verzen aan, waarvan wij de twee eerste geinterpoleerd achten:
Verder, in hoofdstuk .liij. zijn
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en de twee, waarmede hoofdstuk .lvij. gesloten wordt:
Maar, de grootste toevoeging vinden wij in vss. 24-50 van ons hoofdstuk .lix., dat in de teksten, welke de Vries en Verwijs ten dienste stonden, met vers 23 afbrak, en zelfs anders besloot, namelijk met den versregel: Alsemen daer seget van hem.
Thans zijn ons niet min dan 27 achtergebleven versregels bekend geworden, die wij, evenals de andere bijgevoegde, cursief laten drukken. Het hier in druk gegeven blad heeft tot omslag gediend aan kohieren van ontvangers van Wateringen en gezworen landmeters; men leest er de namen op van de achtereenvolgende bezitters, van 1682 tot 1818. Na dit laatste jaar kwam het stuk in het bezit van den Brugschen landmeter en ontvanger Lucq, die het overgedaan heeft aan zijn opvolger De Leyn, door wien het verkocht werd aan zijn gewezen klerk Maurits Peper, die het op zijne beurt aan het Staatsarchief te Brugge overgedaan heeft, alwaar het nu berustend is. Het werd ons medegedeeld door den Heer Jules Colens, conservateur van gezegd archief, wien wij hier openlijk onzen dank daarvoor betuigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men heeft hier, indien zulks noodig ware, de nadere bevestiging van een feit, waar wij reeds in 1902 op wezen, namelijk dat de zoogenaamde Groote Codex reeds vóór 1652 ontnaaid en tot allerlei doeleinden versneden en versnipperd is geworden. Die verwoesting moet voor vast in de streek ten noorden van Brugge begaan zijn geweest, te oordeelen naar de herkomst van al de thans weergevonden fragmenten.
Wij geven nu, tot besluit, de opgave der aanteekeningen, welke de lotgevallen van het blad tusschen de jaren 1682 tot 1818 laten kennen: Op de versozijde, in margine, tegenover de 1e kolom van den tekst: Nieuwen Omeloopere vande Prochie van Jabbeke de ao 1682 gemart byden lantmre. Jan Messiaens. Vervolgens, nevens de 4e kolom der rectozijde, staan de volgende aanteekeningen in kleine letter:
Het woord oorscamp werd er later, in eene andere hand, bijgeschreven.
In margine, tegenover de 1e kolom versregels, die met lauw water gewreven geweest zijn, om plaats te maken voor het nieuwe opschrift, leest men de volgende vermelding: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3e Cohier der Prochie van gistel onder de waterynge van west over de Waere in houdende het (sic) 14, 15 & 16e beginnen behoorende mij onderschreuen geswe lantm̄re. van̄ vryen. frans Verplancke. 1692.
En tusschen de 1e en de 2e kolom: toe behooren mij ondersch. geswe Lmeter slandts van̄ vryen ten Jaere 1766. Tusschen de 2e en de 3e kolom: Ende alsnu 1789 by coope aen Verder, de volgende cijfering:
Onderaan de 3e kolom vindt men eene schets van eenige perceelen lands geteekend. En, ten slotte, tusschen de 3e en 4e kolom, leest men den naam van den ontvanger Caïmo, van Brugge: nu 1818 J. Caïmo. KAREL de FLOU. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]
Ga naar margenoot+..............
Si quamen daer ende daden cracht,
Ende sloeghen doot doe .lx. man.
Judas dit horen began,
Dat Bachydes is wech ghevaren
5[regelnummer]
Ende hadde tlant heten bewaren
Achymuse in dien tiden.
Op die heydine liet hi sijn striden
Ende slouch die ioden vernoyert.
Achymus merct ende visiert,
10[regelnummer]
Dat hi altoos op ghenen dach
Hem ieghen Iudase verweren mach,
Ende claghede den coninc den torment.
Die coninc heeft mit hem ghesent
Nychanore te doene wrake.
15[regelnummer]
Judas ghemoeten sonder sprake,
Ende vacht op hem mit ghewelt.
Nychanor wan op hem dat velt,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Si quamen daer ende daden cracht,
Ende sloughenre doot .lx. man.
Judas dit horen began,
Dat Bachides wech es gevaren.
Ende hadde tlant heeten bewaren
Alchimus in ghenen tiden.
Uptie heidinen liet hi sijn striden
Ende slouch die Jueden vernoyert.
Alchimus merct ende visiert,
Dat hi altoes up genen dach
Jeghen Judase verweren mach,
Ende claghet den coninc dien torment.
Die coninc hevet mettem ghesent
Nichanorre omme te doene wrake.
Judas gemoetene sonder sprake,
Ende vacht up hem met gewelt.
Nichanor wan up hem tfelt,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Ende Judas die wec mede
Te Jherusalem in die stede,
20[regelnummer]
Ende van danen in Samaria.
Nychanor die volchde na
Mit enen onghetelden here.
Judas die sette hem ter were;
Want God hadden nacht getroest
25[regelnummer]
In drome, dat hi soude sijn verloest,
Ende hier mede troesti sine scaren,
Die vervaert ende luttel waren,
Entie heren vielen te samen.
Daer sloech hi hem af in goods namen
30[regelnummer]
xxxm man op die stede
Enten here Nychanorre mede.
Desen dach van desen zeghe
Vierde men zederen alle weghe.
Van Therenciuse ende van sinen sproken. .l.
In desen tiden Dymetrius
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Ende Judas die weec mede
Te Jherusalem indie stede,
Ende van danen in Samaria.
Nicanor díe volgedem na
Met eenen onghetelden here.
Judas die sette hem ter were;
Want God hadden nachts getroost
In drome, dat hi soude sijn verloost,
Ende hier mede troosti sine scaren,
Die vervaert ende lettel waren,
Entie heren vielen te samen.
Daer slouch hi hem af in Gods namen
xxxm man op die stede
Enten here Nycanorre mede.
Desen dach van desen zeghe
Vierdemen sint alle weghe.
Van Terencius ende sine sproken. .li.
In den tiden van desen Demetrius
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Was te Rome Therenticus (sic),
Die van Cartago was gheboren,
Ghevaen, als die stat was verloren;
5[regelnummer]
Ende om die wijsheit van sinen sinne,
Dat eyghendom, daer hi was inne,
Was hem ghequyt ende of te broken.
Hoert hier van sinen wisen sproken.
Smeken dat mach vriende maken,
10[regelnummer]
Haetscap coemt van waerre spraken.
Elc mensche mint in sine zede
Weelde ende ledichede.
Lere die wile datti mach ghescien,
Sone machti dijn wille niet ontflien.
15[regelnummer]
Hout op die spise entie wijn,
Dijns vleyschs luxurie sal te mater sijn.
Al tfolc is wel na in dien,
Dat si vele nauwer sien
An andren lieden hare lette,
20[regelnummer]
Dan si doen haers selfs smette.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Was te Rome een Terentius,
Die van Carthago was gheboren,
Ghevaen, alse die stede was verloren;
Ende om die wijsheit van sinen zinne,
Dat eigijndoem, daer hi was inne,
Was hem ghequijt ende aftebroken.
Hort hier van sinen wisen sproken.
Smeeken dat mach vriende maken,
Haetscap coemt van waerre spraken.
Elc mensche hate in sinen zeden
Weelde ende ledicheden.
Leere die wile dat di mach gescien,
Sone mach di niet dijn wille onttlien.
Hout up die spise entien wijn
Dijns vleesch luxurie sal te minder sijn.
Al tfolc es welnaer indien,
Dat si nauwere vele sien
An andere lieden hare smette,
Dan si doen haer selves lette.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Scarp recht sonder vroeden raet
Is dicke dorperlike misdaet.
Niet is so lichte te doen, dats waer,
Doestuut node, en is te swaerGa naar voetnoot(1).
25[regelnummer]
Is dit niet ongheval ende quaet,
Te weten eens anders raet,
Entu di, no clene no groot,
En conts gehelpen te ghere noot?
Een sot is gherne ongherecht:
30[regelnummer]
Hi waent dat niet goet en is echt
Sonder dat hi selve doet.
Een out woort is dit ende goet:
Vriende dinc, groot ende clene,
Is tot alre tijt ghemene.
35[regelnummer]
Ghelt verliesen te tijt entie stede,
Is somwile wasdom ende wijshede.
Ghevroeden is na den sinneGa naar voetnoot(2) mijn
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Scaerp recht sonder goeden raet
Es dicken dorpelike daet.
Niet es te doene so lichte, dats waer,
Doestut node, en si di swaer.
Ennes dit niet ongeval ende quaet,
Te gevene enen anderen raet,
Ende du di, no clene no groot,
Ne coens ghehelpen uter noot?
Een sot es gerne ongerecht:
Hi waent dat niet goet si echt
Sonder dat hi selve doet.
Een out wort is dit ende goet:
Vriende dinc, groot ende cleene,
Die es talre tijt ghemeene.
Ghelt verliesen te tijt ende te stede,
Es somwile wasdoem ende wijshede.
Gevroeden es naden zinne mijn
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Niet dinghen die voor oghen sijn
Te bekennen ende te besiene,
40[regelnummer]
Maer dat langhe noch is te ghesciene.
Meest alle die wive die men vint
Ga naar margenoot+ Sijn ghemaniert na tkintGa naar voetnoot(1).
Welc tijt so een daventure
Te ghevoeghe heeft ter cure,
45[regelnummer]
So ist noot dat hi hem besiet,
Wat hi sal doen, als hem missciet.
Also menich hoeft also menich zede,
Ende also menich sin daer mede.
Men can niet so goets gheleren,
50[regelnummer]
Men macht in quade verkeren.
Van Machabeuse entie na hem quamen .li.
Dat ioetsche rike dat lach neder
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Niet dinghen die vor doghen sijn.
Te bekenne ende te besiene,
Maer dat lange es te gesciene.
Meest alle wive diemen vint
Sijn ghemaniert na dat kint.
Welken tijt so di eene aventure
Te ghevoughe es ter cure,
So eist noot dat ghi u besiet,
Wat ghi sult doen, alse u messciet.
Alse menech hovet, alse menege sede,
Ende also menech zin daer mede.
Men can niet so goet gheleeren,
Men en maget in quade verkeeren.
Van Machabeus entie na hem quamen. .li.
Dat Joedsche rike lach ter neder
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Langhe eert wert op heffende weder
Biden Machabeus Judas;
Want sint dat gheboren was
5[regelnummer]
Vanden here van Babilone,
Waer si oyt onder die goudine crone;
Maer nu hebben die ioden ghecoren
Judase, als ic seide te voren,
Bisscop te sine ende hertoghe:
10[regelnummer]
.iij. iaer wast dese prince hoghe.
Na hem wast .ix. iaer
Jonathas sijn broeder, dat(s) waer;
Na Jonathas helt Symoen
Sijn broeder .viij. dit doen;
15[regelnummer]
Doe Symoens broeder Jan Yrcaen
xxvi iaer, sonder waen;
Doe Aristobulus, entie gone
Hadde ghesijn Jonathas sone,
Wert bisscop ende coninc mede.
20[regelnummer]
Doe Jherusalem die stede
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Langhe eert uphief weder
Biden Machabeus Judas;
Want sidert dat ghewonnen was
Vanden here van Babylone,
Waest oint sint onder die heidijnsce crone.
Maer nu hebben die Jueden gecoren
Judas, alsict seide te voren,
Bisscop te sine ende hertoghe:
Drie jaer waest dese prince hoghe.
Na hem waest .xix. iaer
Jonathas sijn broeder, dats waer;
Na Jonathas hilt Symoen
Sijn broeder .viij. jaer dat doen;
Doe Symoens sone Jan Yrcaen
xxv iaer, sonder waen;
Doe Aristobulus, entie gone
Hadde ghesijn Jonathas sone,
Hi wart bisscop ende coninc mede.
Doe Jherusalem die stede
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Die crone verloren hadde, dats waer,
Cccc. ende .lxxxiiij. iaer,
Heefti die crone op geheven.
Maer een iaer en is hi coninc bleven.
25[regelnummer]
Alexander was daer naer
Coninc ende bisscop .xvii. iaer;
Na hem Alexandre sijn wijf
Was coninginne al haer lijf,
ix. iaer na haren man.
30[regelnummer]
Ircanus die volchde hier an,
Haer sone, ende was daer naer
Coninc .xxiij. iaerGa naar voetnoot(1).
Hier na die ioden streden
Om dere van deser moghentheden
35[regelnummer]
Entie romevne gaven die crone
Herodes, die niet een bone
En hadde an dat conincrike.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Die crone verloren hadde, dats waer,
Cccc. ende .lxxxiiij. iaer,
So hevet hi die crone upgeheven.
Ne maer een jaer es hi coninc bleven.
Alexander was daer naer
Bisscop ende coninc xviii jaer;
Na hem Alexandra sijn wijf
Was coninghinne al haer lijf,
ix. iaer naer haren man.
Hyrcanus die volgede hare an,
Haer sone, ende was daer naer
Coninc wel xxiii iaer.
Hier naer die Jueden die streden
Omdie eere vander mogentheden.
Entie Romeine ghaven die crone
Herodes, die niet eene bone
En hadde an dot conincrike.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Entie droech crone moghentlike
xxxvij. iaer, ende galt der doot scout,
40[regelnummer]
Als Onse Here was .vi. iaer out.
Na sine doot, als wijt vinden,
Deelde Augustus sinen .iiij. kinden
Tlant, ende Archelaus daer naer
Was coninc ghinder .ix. iaer;
45[regelnummer]
Doe Herodes, die Baptisten
Onthoefden dede, dat vele wisten,
Was coninc .xx. jaer ende viere
Over die ioden, in sine maniere;
Doe was Herodes Agrippa
50[regelnummer]
.vij. iaer coninc daer na.
Sinte Jacob van Compostelle
Dedi onthoefden, dese felle.
Na hem quam Agrippa sijn sone,
xxxvij. iaer wast die goneGa naar voetnoot(1).
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Ende hi drouch crone mogendelike
xxxvij. iaer, ende galt der doot haer scout,
Als onse here was .vi. iaer out.
Na sine doot, alse wijt vinden,
Deelet Augustus sinen .iiij. kinden
Dlant, ende Archelaus daer naer
Was coninc ghinder .ix. iaer;
Doe Herodes, die Baptisten
Onthoveden dede, dat menech wiste,
Was coninc .xx. jaer ende viere
Over die Jueder, na sine maniere;
Doe was Herodes Agrippa
.vij. iaer coninc daer na.
Ga naar margenoot+ Sinte Jacob van Compostelle
Dedi onthoefden, aese felle.
Na hem quam Agrippa sijn sone,
Ende xxxvij jaer waest die ghone.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]55[regelnummer]
Daer na en hadden niet mere
Die Joden lant, coninc noch here.
Dus ende haer coninclike doen
In ons heren int carnacioen
Lxx. iaer ende daer na twee:
60[regelnummer]
Heren en worden si nemmermee.
Judas Machabeus doot. .lij.
Nu keren wi weder an die Jeeste.
Judas hoorde ende verheeste
Dattie romeyne machtich waren
Ende ghetrouwede (sic), ende wilde varen
5[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Aen hem, ende maecte sekerhede
Ende vrientscap an die stede,
Om helpe ieghen die partien
Van Asien ende van Surien,
Entie dinc was vast ghemaect.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]
Ga naar margenoot+ Daer na en hadden niet mere
Die Joden lant, coninc noch here
Daer endde haer coninclike doen
In ons Heren incarnatioen
Lxx. iaer ende daertoe twee:
Heren ne wordsi memmermee.
Judas Machabeus doot. .liii.
Nu keren wi weder ande jeeste.
Judas horde ende verheeste,
Dat die Romeine machtich waren
Ende getrouwe ende wilde varen
An hem, ende maken sekerhede
Ende vriendscap andie stede,
Omme hulpe jegen die partien
Van Asyen ende van Surien,
Entie dinc wart vaste gemaect.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]10[regelnummer]
Om dese dinc, wat helpt missaect,
Dat hi ander hulpe sochte
Dan an Gode, diet al mochte,
Wilmen wanen dat hi bleef doot
Ten naesten wi (sic) die here groot.
15[regelnummer]
Dymetrius quam die mare
Dat Nychanor versleghen ware,
Ende sende op Judase na des
Achymuse ende Bachides
Die hebben Judase mit .ij. scarenGa naar voetnoot(1)
20[regelnummer]
Vreselike bestaen te waren.
Doe quam den edelen prince daer
Van herten die eerste vaer;
Doch troesti sijn volc ende seide:
Hets beter te sterven op die heide
25[regelnummer]
Voor die viande mit ghenende,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Om dese sake - wat helpt ontsaect? -
Dat hi ander hulpe sochte
Dan an Gode, diet al vermochte,
Willemen wanen dat hi bleef doot
Ten naesten wighe die here groot.
Dymetrius dien quam de mare,
Dat Nychanor versleghen ware,
Ende sende up Judase na des
Alchimus ende Bachides
Die hebben Judase mit .ij. scaren
Vreselike dorevaren.
Doe quam den edelen prince daer
Van herten den eersten vaer;
Doch troosti sijn volc ende seide:
Hets beter sterven upter heide
Voer die vianden met genende,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Dan men ere mit scanden ende.
In desen heefti bestaen
Die meeste heren ende omme gaen;
Entie crancste quamen van bachten,
30[regelnummer]
Ende sloeghen doot al sonder wachten,
Entie sine lieten hem iaghen,
Daer si tlijf waenden ondraghen.
Na hem wert bisscop ende hertoghe
Jonathas verheven hoghe.
35[regelnummer]
Dymetrius die wert versleghen
Saen na dat Judas die deghen
Sinen ende hadde ghedaen;
Want .j., hiet Alexander, die quam saen,
Ende seide, dat hi sone was
40[regelnummer]
Antiochus, daer men of las,
Dien Dymetrius verslaen dede,
Sijns ooms sone. Hem quam mede
Van Surien menich man,
Dymetrius hi of wan
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Dan men ere met scanden ende.
In desen heeft hi bestaen
Die meeste scare ende omgedaen;
Entie crancste quam van bachten,
Ende slougene doot alsonder wachten,
Entie sine lieten hem jaghen,
Daer si tlijf waenden ontdraghen.
Na hem wart bisscop ende hertoghe
Jonathas verheven hoghe.
Dymetrius die wart versleghen
Saen na dat Judas die deghen
Sinen ende hadde ghedaen;
Want een, hiet Alexander, quam saen,
Ende seide, dat hi sone was
Anthyocus, daermen af las,
Dien Dymetrius verslaen dede,
Sijns oems sone. Hem qmam mede
Van Surien menech man,
So dat hi Dymetrius afwan
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]45[regelnummer]
BeideGa naar voetnoot(1) sijn lijf ende sijn lant.
Hi nam te wive al te hant
Philopaters dochter Cleopatra.
In die stat Tholomadia,
Diemen nu hoort Akers nomen,
50[regelnummer]
Wert dat huwelic volcomen.
Dese Alexander ecrde sere
Jonathase ende verhiefen mere
Dan noyt coninc van Surien
Jemen vander joetscher partien.
Hoe die romeyne echt afrike bestonden. .liij.
Philopater die versterf,
Ende tlant van Egypten verwerf
Tholomeus Everghetes
Also als gheheten es
5[regelnummer]
.J. ander, die hier voren staet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Beede sijn leven ende sijn lant.
Hi nam te wive altehant
Filometors dochter Cleopatra.
Indie stat te Tholomarda,
Diemen nu hort Akers nomen,
Wart dat huwelic vulcomen.
Dese Alexander eerde sere
Jonathase ende mindene mere
Dan noit coninc van Surien
Iemen vanner Juedscer pertien.
Hoe die Romeinen echt Afferike bestenden. .liiij.
Filometor die verstaerf,
Ende tlant van Egypten verwaerf
Tholomeus Evergetes,
Also alse gheheeten es
Een ander, die hier voren staet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Dese Everghetes, die hier an gaet,
Regneerde .xxix. iaer.
In sinen tiden wart echt swaer
Torloghe ende tgrote gevecht
10[regelnummer]
Tusschen Rome ende Cartago echt.
Die senaturen bringhen voort
Ende willen, datmen velle die poort;
Maer Sipio Nassica
Dinct beter dattie stede sta.
15[regelnummer]
Hi lyede wel sekerlike,
Dat si swaer was den roemschen rike;
Maer hem dinct, wert si ghevelt,
Ledicheit, weelde ende ghelt
Ende sekerheden van vianden
20[regelnummer]
Niewer bi in ghenen landen
Sal verslapen doen die sinne,
Daer die roemsche ere lach inne.
Hi wilde luxurie verduwen
Mit swaren orloghe ende mit nuwen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Dese Evergetes, die hier angaet,
Regneerde .xxix. iaer.
In sinen tiden wart echt swaer
Dorloghe ende dat grote gevecht
Tusscen Rome ende Cartago echt.
Die senaturen bringen vort
Ende willen, datmen velle die port;
Maer Sypio Nassica
Dinct beter dat die port sta.
Hi lijede wel sekerlike,
Dat soe swaer ware den Roemschen rike;
Maer hem dinct, eist datmense velt,
Ledicheide, weelde ende ghelt
Ga naar margenoot+ Ende sekerheden van vianden
Niewer bi in ghenen landen
Sal verslapen doen de zinne,
Daer dat Roemsce here lach inne.
Hi wilde luxurie verduwen
Met swaren orlogen ende met nuwen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]25[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Catho wille datmense velle;
Mit hem was menich gheselle.
Entie menichte sekerlike
Aldus sende men in Afrike
Enen Luciuse Sensorine
30[regelnummer]
Ende Martus Manlius, geselle sine,
Ende Nascica SipioeneGa naar voetnoot(1).
Dese heren wijs ende coene
Vielen verre vander poort,
Ende senden hare boden voort
35[regelnummer]
Ter stat, ende eyscheden vander stede
Wapene ende scepen mede.
Daer brocht men uter stat gedraghen
So vele hernasch, hem dochte, diet saghen,
Dat mer mede sekerlike
40[regelnummer]
Wapenen mochte al Afrike.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Cato wille dat mense velle;
Mettem was menech gheselle,
Entie meneghe verwint sekerlike.
Dus sendemen in Affrike
Eenen Lucius Sensorine
Ende Marcus ende Manlus, gesellen sine,
Ende oec Nascica Cypioene.
Dese heren wijs ende coene
Vielen verre vander port,
Ende senden hare boden vort
Ter stat, ende eeschten vander stede
Hare wapene ende haer scepe mede.
Daer brochtmen men uter stat gedragen
So vele wapine, hem dochte diet sagen,
Datmer mede sekerlike
Wapenen mochte al Afferike.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Daer na hieten die romeyne dat,
Dat si alle ruumden die stat
Ende hem traken buten ter wile
Vander zee verre .x. mile.
45[regelnummer]
Hier om vielen si in wanhopen,
Als si dus waren belopen;
Want si verloren saghen der stede,
Ende penseden alle te stervene mede
Wil men die stat destruweren
50[regelnummer]
Of dat sise wilden verweren
Ende coren tenen here alle
Onder hem tween Asdruballe,
Cierlijc maecten si menichfoude
Hernasch van silver ende van goude;
55[regelnummer]
Want haer yser was verloren.
Nu seldi van Cartago horen.
Hoe Cartago wert ghevelt ende gestruweert. .liiij.
Cartago, tellet daventure,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Daer na hieten die Romeine dat,
Dat si alle rumen die stat
Ende henen traken verie tier wilen
Vander zee oec .x. milen.
Hier omme vielen si in wanhopen.
Alsi dus waren belopen;
Want si verloren saghen de stede,
Ende pijnden hem alle te sterven mede,
Ga naar margenoot+ Wil men die stat destruweren
Of dat sise wilden verweren
Ende coren te heren alle
Onder hem II Hasdruballe.
Cyerlijc maecten si menechfoude
Haernasch van selvere ende van goude;
Want al haer yser was verloren.
Nu suldi van Cartago horen.
Hoe Cartago wart ghevelt .LV.
Cartago, tellet daventure,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Hadde omme gans vanden mure
xxvm passe ter stedeGa naar voetnoot(1),
Als die pas vijf voete dede,
5[regelnummer]
Ende wel na wast in sijn staen
Alomme mitter zee bevaen,
Dan een half an dene side,
Hadde .iijm. passe an die wide.
Daer was die stat ghevest ter cure,
10[regelnummer]
xxx. voete dicke die mure,
Ende .xl. voete hooch ten tinnenGa naar voetnoot(2).
Een tor stont daer, men conste kinnen
Cume hoe hoghe dat hi was,
Die hiet Biersa, als ict las,
15[regelnummer]
Ende stont ter zee waert op enen hoec:
Die zee hietmen een broec.
Die romeyne vochten sture,
Ende al braken si som die mure,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Hadde ommeganc van mure
xixm passe tier stede,
Alse elc pas v voete dede,
Ende wel naer waest in sijn staen
Al omme metter zee bevaen.
Dan een deel an deene zide,
Ende hadde IIIm passe indie wide.
Daer was die stat gevest ter cure,
xxx. voete dicke die mure,
Ende xxx ellen hooch ten tinnen.
Een tor stont daer, men conste bekinnen
Cume hoe hoghe dat hi was,
Die hiet Biersa, alsict las,
Ende stont ter zee waert up enen hoec:
Die zee hietmen daer een brouc.
Die Romeinen vochten sture,
Ende braken een groet deel vanden mure,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Die Cartagiene hebse verdreven.
20[regelnummer]
Sypio sach hem die vlucht geven,
Ende quam hem tontsette om dat,
Ende dreef die viande in die stat.
Ghinder worden gesleghen dan
Vanden afrikers .xlm. man,
25[regelnummer]
Ende .vim. ghevaen.
Asdrubal vlo, hi was ondaen.
Die raet warpen doot vander stat
Mit stenen daer men op sat;
Want hem teech die moort
30[regelnummer]
Dat hi verraden had die poort.
Doe vielmen an die stat gereet,
Ende men vacht daer ende street
Achter .i. .iij. daghe ende .vi. nachte
Sere gewillichlike ende mit crachte.
35[regelnummer]
Die Cartagiene sere baden.
Datmen haers had genaden.
Eerst gaf hem op, voor dander al
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Die Cartogiene hebse verdreven.
Sypio sach hem die vlucht geven,
Ende quam hem tontsettene om dat,
Ende dreef die vianden indie stat.
Ginder worden verslegen dan
Vanden Affrikers .xlm. man,
Ende .vim. ghevaen.
Hasdrubal vlo, hi was ondaen.
Die raet warpen doot vander stat
Metten steene daermen up sat:
Want men hem anteech de mort,
Dat hi verraden hadde de port.
Doe viel men an de stat gereet,
Ende men stac ende men street
Achter een vi dage ende vi nachte
Gewillichlike met groter crachte.
Die Cartagiene sere baden,
Datmen haers hadde genaden.
Eerst gaf hem up, vor. dandere al
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Diere leefde, .i. Asdrubal.
Doe quamer voort droever keytive
40[regelnummer]
Tere scare .xxxm. wiveGa naar voetnoot(1),
Ende daer na so volchde hem an
Tere ander scare .xxxm. man.
Ga naar margenoot+ Asdrubals wijf die nam ghinder
Ende warp in .i. vuer haer. ij. kinder,
45[regelnummer]
Ende sprancker in selve nochtan
Om die rouwe van haren man.
Dus sterf dachterste van Cartago
Coninginne, ende deerste also.
Deerste was Dydo, die haer verbrande
50[regelnummer]
Om Enease van groter ande;
Om (sic) dit was die achterste vrouwe,
Die haer verbernde om den rouwe.
.xvij. daghe achter een
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Dier levede, dander Hasdrubal.
Doe quamer vort droever keytive
Teere scare xxxvm wive,
Ende daer naer so volgeder an
Teere ander xxxm man.
Hasdrubals wijf nam ghinder
Ende warp in een vier hare .ij. kinder
Ende sprancker in selve nochtan
Omden rouwe van haren man.
Dus staerf dachterste van Cartago
Coninghinne, ende deerste also.
Deerste was Dydo, die hare verbrande
Omme Enease van grotere ande;
Ende dit was die achterste vrouwe,
Die hare verbrande omden rouwe.
.xvij. daghe achter een
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Bernde die stat, dat wonder sceen.
55[regelnummer]
Een swaer bispel gaf si den man,
Die den zeghe al ghinder wan,
Dat dit wereltlike gheval
So onghestade is over al.
Van dien mure alle die stene
60[regelnummer]
Wreefmen te pulver clene.
.vijc. jaer ofte mere
Had si ghestaen in groter ere.
Ende al tfolc vercochten si ghemene,
Sonder someghe princen allene.
65[regelnummer]
.iiij. iaer wasser op ghevochten
Eerse die romeyne winnen mochtenGa naar voetnoot(1).
Van Jonathas, Machabeus broeder .lv.
Alse dese dinc aldus ghesciede,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Bernde die stat, dat wonder sceen.
Een swaer bispel gaf soe den man,
Die den zeghe al ginder wan,
Dat dit werelike gheval
So ongestade es over al.
Vandien mare alle die steene
Wreefmen daer te pulvere rene.
.vijm. jaer ofte mere
Hadde soe gestaen met groter ere.
Ga naar margenoot+ Ende al tfolc vercochten si ghemene,
Sonder someghe princen allene.
.iiij. iaer wasser op ghevochten
Eerse die romeyne winnen mochten.
Van Jonathas, Machabeus broeder. .LVI.
Alse dese dinc aldus gesciede,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Alexander ende sine liede,
Die Asyen helt ende Surien
Ende mit sire stercker partien
5[regelnummer]
Dymetruse doot sloech,
Wies crone hi mit crachte droech,
Wert uten rike al verdreven;
Want Dymetrius was bleven
Een sone, Dymetrius hiet,
10[regelnummer]
Die quam van Creten, ende verstiet
Alexander al te male.
Evergetes also wale
Van Egypten sire dochter nam
Alexander, ende quam
15[regelnummer]
Ende gafse Dymetriuse te wive.
Ende wert gheroeft vanden live
Alexander, ende ghesent
Sijn hoeft over een present
Evergetes, dies vro was daer:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Alexander ende sine liede,
Die Asien hilt ende Surien
Ende mit sire staerker partien
Dymetriuse uten lande slouch,
Wies crone hi mit rechte drouch,
Wart uten rike al verdreven;
Want van Dymetrius es bleven
Een sone, die Demetrius hiet,
Die quam van Creten, ende verstiet
Alexandere altemale.
Evergetes also wale
Van Egypten siere dochter man
Alexandere, ende quam
Ende gafse Demetrius te wive.
Ende wart gerovet vanden live
Alexander, ende ghesent
Sijn hovet over een prosent
Evergetes, dies vro was daer:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]20[regelnummer]
Ten derden daghe sterf hi daer naer.
Dus wert die ionghe Dymetrius here,
Ende wast .iij. iaer ende niet mere
Over Asyen ende Surien.
Een van Alexanders partien,
25[regelnummer]
Die Trifoen hiet, mercte ende versach,
Datten ridderscepe verwach
Des coninx Dymetrius seden;
In Arabien is hi ghereden
Om sconinx Alexanders sone,
30[regelnummer]
Ende brochten in tlant die gone,
Ende maecten coninc sonder were.
An hem trac hi te hant dat here,
Dat Dymetrius was ontsprongen.
Antiochus hietmen den ionghen.
35[regelnummer]
Dymetrius heeft hi verdreven:
Antiochen is hem op ghegeven.
Dese screef an Jonathas,
Die bisscop ende hertoghe was,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Des derds daghes staerf hi daer naer.
Dus wart die jonge Demetrius here,
Ende waest .iij. jaer ende nemmere
Over Azien ende Surien.
Een van Alexanders paertien,
Die Trifoen hiet, mercte ende sach,
Datten ridderscepe verwach
Des coninx Demetrius zeden;
In Arabien es hi ghereden
Om coninc Alexanders sone,
Ende brochtene int lant die gone,
Ende maectene coninc sonder were.
An hem quam tehant dat here,
Dat Demetrius was ontsprongen.
Anthyocus hiet men den jongen.
Demetrius hevet hi verdreven:
Antyochen wart hem upgegeven.
Dese screef an Jonathas,
Die bisscop ende hertoghe was,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Te Jherusalem in die poort,
40[regelnummer]
Vriendelike scone woort,
Ende sendem diere presente van goude;
Want hine te vriende hebben woude,
Dat Jonathas wel gherne sach.
Oec so sende op dien dach
45[regelnummer]
Jonathas boden ten roemschen herenGa naar voetnoot(1),
Om te verniewen mit eren
Die vrientscap die gemaect was
Biden Machabeus Judas:
Dat, wane ic, corte sine daghe.
50[regelnummer]
Trifoen die wilde legghen laghe
Ga naar margenoot+ Om Antiochus den ionghelinc;
Maer hi ontsach hem ere dinc,
Dat hem Jonathas helpen soude.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Te Jherusalem indie port,
Vriendelike scone wort,
Ende senddem diere prosente van goude;
Want hine te vriende hebben woude.
Dat Jonathas wel gerne sach.
Oec soe sendde hem updien dach
Jonathas bode metten Roemheren,
Om te vernieuwene metten heren
Die vriendscap, die gemaect was
Metten Machabeus Judas:
Dat, wanic, corte sine daghe.
Trifoen wilde leggen laghe
Om Anthyochus den jonghelinc;
Maer hi ontsach hem ene dinc,
Dat hem Jonathas helpen soude.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Dien sedi, dat hine eerst woude
55[regelnummer]
Vermoorden, so mochti te bet
Den coninc slaen al onghelet.
Dus is Jonathas vermoort
Entie ionghe Antiochus voort,
Ende Trifoen die wert daer na
60[regelnummer]
Coninc ghemaect in Asya.
Maer in Surien wert, wi lesent dus,
Coninc Sedices AntiochusGa naar voetnoot(1),
Dymetrius broeder, die was verdreven,
Also als wi hier boven screven.
Symons Machabeus doot .lvi.
In desen tiden so bleef doot
Actolis die here groot,
Coninc van Asya dat clene.
Al sijn rike gaf hi ghemene
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Dies peinsdi, dat hi dien eerst woude
Vermorden, so mochti te bet
Den coninc slaen ongelet.
Dus es Jonathas vermort
Entie jonghe Anthyocus vort,
Ende Trifoen wart daer na
Coninc ghemaect in Azia.
Maer in Surien wert, wi lesent dus,
Coninc Sedices Antiochus,
Demetrius broeder, die wart verdreven.
Alse wie hier te voren screven.
Symeoens Machabeus doot, LVII.
In desen tiden soo bleef doot
Attalus die prince groot,
Coninc van Azia dat Cleene.
Al sijn rike gaf hi gemeene
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]5[regelnummer]
Der stat van Rome, dat sijt berechte,
Ende hi sterf ghelijc enen knechte.
Na Jonathas coren te hant
Die ioden in haer lant
Symon te here, sinen broeder.
10[regelnummer]
Tien tiden en was niement vroeder.
Die wert hertoghe ende bisscop mede
Te Jherusalem in die stede,
Ende regneerde .viij. jaer.
Antiochus, weet voor waer,
15[regelnummer]
Die Zedechias bi namen hiet,
En liet Trifoene gherusten niet,
Hine volchde hem mit here na,
Ende jagheden wt Asya.
In Surien liet hi here
20[regelnummer]
Jeghen die ioden ter were,
Hi sende Thendebeuse (sic), daer mede
Jeghen Jherusalem die stede.
Symon heeft dese dinc verstaen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Der stat van Rome, dat sijt berechte,
Ende hi staerf gelijc enen knechte.
Na Jonathas coren te hant
Die Jueden in haer lant
Symoen teenen here, sijn broeder.
(Tien tiden was niemant vroeder.)
Die wart hertoghe ende bisscop mede
Te Jherusalem indie stede,
Ende regneerde .viij. jaer.
Anthyocus, wet voer waer,
Die Sedices bi namen hiet,
Ne liet Trifoen gherusten niet,
Hine volghede hem emmer na,
Ende jaghedene ute Azia.
In Surien liet hi here
Jeghen die Jueden ter were,
Ende sendde Cendebons daer mede
Jeghen Jherusalem die stede.
Symoen hevet dese dinc verstaen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Ende nam sine .ij. sonen saen,
25[regelnummer]
Enen Judas ende enen Jan,
Ende gaf hem xxm man,
Om te bescermen dat lant
Die bestonden den strijt te hant,
Ende riepen helpe an onsen here,
30[regelnummer]
Ende God gaf hem sulke ere,
Dat Thenbedeus (sic) wert verdreven,
Ende daer sijn daer siere bleven
ijm opten velde:
Dus wonnent die ioden mit gewelde.
35[regelnummer]
Cortelike daer na bet voort
Wert die goede Symon vermoort,
Ende sijn sone Jan Yrcaen
Heeft die heerscappie ontfaen,
Ende was .xxvi. jaer
40[regelnummer]
Bisscop ende hertoghe daer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Ende nam sine twee sonen saen,
Eenen Judas ende eenen Jan,
Ende gaf hem xxm man,
Om te bescermene dat lant.
Die bestonden den strijt te hant,
Ende riepen hulpe an onsen Here
Ende God die gaf hem daer die ere,
Dat Cendebons wart verdreven,
Ende daer sijn der sieie bleven
Twee dusentech upten velde:
Dus wonnen die Joden met gewelde.
Cortelike daer naer bet vort
Wart die goede Symoen vermort,
Ende sijn sone Jan Hyrcaen
Hevet die heerscapie ontfaen,
Ende was .xxvi. jaer
Bisscop ende hertoghe daer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]
Vanden Gallen enten Romeynen .lvij.
Orosius spreect: te desen stonden
Die Gallen orloghen begonden
Optie Romeyne, ende met (sic) te scheerne,
Entie coninc van Abieerne,
5[regelnummer]
Butiutus, die was haer hereGa naar voetnoot(1),
Die ghereetscap hadde mere
Torloghene dan die roemsche heren;
Nochtan en wildise niet keren.
Fabius quam ghevaren
10[regelnummer]
Van Rome mit sire scaren,
Ende ghetrect bider sone (sic).
Bitiutus quam harde scone
Mit hem .cm. man,
Ende daertoe .lxxxm. nochtan,
15[regelnummer]
Ende teerste dat hi sach die grote,
Also cleyne die roemsche rote
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]
Vanden Gallen enten Romeinen. LVIII.
Orosius spreect: te desen stonden
Die Gallen orloghen begonden
Uptie Romeine, ende niet te scerne,
Entie coninc van Abierne,
Bituitus, hi was haer here,
Die ghereetsceep hadde mere
Te orloghene dan die Roemheren;
Nochtan en wilsi niet dat keren.
Fabius die quam ghevaren
Van Rome met eere scaren,
Ende ghetrecket bider Rone.
Bituitus quam harde scone
Mettem .cm. man,
Ende .lxxxm. mee nochtan,
Ende teersten dat hi sach sine grote,
Ende also cleyne die Roemsce 10te,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Seidi, dat cume een mael ware
Den honden van sire scare.
Bitiuse (sic) dochte te clene
20[regelnummer]
Over die Rone ene brugghe allene,
Ga naar margenoot+ Ende dede noch ene maken
Van houte ende van sulken saken,
Ende mit vasten ketenen binden.
Daer over hem treckens bewinden
25[regelnummer]
Die Gallen ende over dander mede.
Sere vachtmen daer ter stede
Ende langhe; doch moest misvallen
In die orloghe den Gallen;
Want si verloren dat velt,
30[regelnummer]
Ende vloen enen (sic) mit ghewelt
Over die brugghe, die ontwee brac,
Daer menich of hadde onghemac.
Onder versleghen ende versmoort.
Alsmen tware segghen hoort,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Seide hi, dat cume een mael ware
Den honden van siere scare.
Bituitus dochte te cleene
Over die Rone ene brugge alleene,
Ende dede noch eene maken
Van houte ende van staerken saken,
Ende met vasten ketenen binden.
Daer over hem te gane bewinden
Die Gallen ende over dandere mede.
Sere vachtman daer ter stede
Ende langhe; doch moest mesfallen
Int ende dien van Gallen;
Want si verloren dat velt,
Ende vloen heenen met ghewelt
Over die brugge, die ontwee brac,
Daer menech af hadde onghemac.
Onder versleghen ende versmort.
Alsemen dware bescreven hort,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]35[regelnummer]
Waren .cm. van den Gallen
Ende .lm. dus ist ghevallen.
Oec gheviel int selve iaer,
Scrijft Orosius over waer,
Dat Quintus Mortus (sic) bi MonjuGa naar voetnoot(1)
40[regelnummer]
Van Rome quam, lesen wi nu,
Ende heeft die Gallen begroet,
Die saten an des berchs voet,
Dat si waren Rome onderdaen.
Noyt en ghene wilder in hant gaen,
45[regelnummer]
Maer si roefden vanden live
Hare kindren ende hare wive,
Ende worpense in enen brant,
Ende lieper in selve te hant.
Doe hem dat die Romeyne benamen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Waerre .cm. vanden Gallen
Ende .lm: dus eist ghevallen.
Oec gheviel int selve jaer,
Scrivet Orosius over waer,
Dat Quintus Marius van Monju
Van Rome quam, lesen wi nu,
Ende hevet die Gallen begroet,
Die saten an des berghes voet,
Dat si Rome waren onderdaen.
Niemene en wildere in hant gaen.
Maer si roveden vanden live
Hare kindere ende hare wive,
Ende worpense in enen brant,
Ende hepenre in selve te hant.
Doe hem dat die Romeine benamen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]50[regelnummer]
Ende si some levende bequamen,
Ende vinghen die keytive,
Noyt en wilder .i. bliven te live,
Si coren eer die bitter doot,
Dan te doene dat Rome gheboot.
Vanden ionghen Alexander .lviij.
Die verdreven Dymetrius,
Dien die ionghe Antiochus
Bi Trifoens helpe verdreef,
Ende daer ic te voren of screef,
5[regelnummer]
Is weder comen van Surien,
Ende regneerde, hore ic lien,
Ander werven .iiij. jaer.
Ende Jan Yrcanus, daer dat waer (sic),
Doe verhief hi hem te hant
10[regelnummer]
Jeghen Evergetes, die in hant
Hadde Egypten. Doe hijt verstont,
Maecte hi in corter stont,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Ende si some levende bequamen,
Ende sise vinghen die kaytive,
Noint een wilder bliven te live,
Ga naar margenoot+ Si coren eer die bitter doot,
Dan te doene dat Rome gheboot.
Vanden jongen Alexander. LIX.
Die verdrevene Dymetrius,
Dien die jonghe Anthyocus
Bi Trifoens rade verdreef,
Ende daer ic te voren af screef,
Es weder comen in Surien,
Ende regneerde, horic lijen,
Anderwaerven .iiij. jaer.
In Jan Yrcaens derde, dats waer,
Doe verhief hi hem te hant
Jeghen Evergetes, die in hant
Hadde Egypten. Doe hijt verstont,
Maecte hi in corter stont,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Dat in Surien quam .i. ander,
Die men daer heet Alexander,
15[regelnummer]
Ende wert coninc mit ghewelt.
Helpe, troest, goet ende ghelt
Wert hem van Egypten ghesent:
Dus wert Dymetrius ghescent;
Want Alexander heeft hem verwonnen.
20[regelnummer]
Dymetrius begonde wanconnen
Beide sijn wijf ende sine kinder:
Dus wert hi verdreven ghinder,
Ende is tot Surs ghevloenGa naar voetnoot(1);
Daer deden die baliu verdoen.
25[regelnummer]
Als Alexander teser ere
Bi Evergetes quam den here,
Begondi hem op hem versetten,
Ende Evergetes begonde letten,
Ende maecte enen Antiothus,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Dat in Surien quam een ander,
Diemen daer hiet Alexander,
Ende wart coninc met ghewelt.
Hulpe, troest ende groet gelt
Wart hem van Egypten gesent:
Dus wart Dymetrius gescent;
Want Alexander heeftene verwonnen.
Dymetrius begonste wanconnen.
Beede sijn wijf ende sine kinder:
Dus wart hi verdreven ghinder,
Ende es tote Surs ghevloen;
Daer dedene die bailliu verdoen.
Alse Alexander tesere eere
Bi Evergetes quam den here,
Begonsti up hem versetter,
Ende Evergetes begonsten letten,
Ende maecte eenen Anthyocus,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]30[regelnummer]
Die ghetoenaemt was GriffusGa naar voetnoot(1),
Coninc in Surien te hant,
Die Alexander sinen viant
In enen wighe heeft verdreven.
Daer na is ghevaen bleven
35[regelnummer]
Van rovers, ende alse .i. present
Den coninc Grippuse ghesent,
Die hem dede nemen tlijf.
Grippus bleef here sonder wijf
Ende was coninc, weet vor waer,
40[regelnummer]
In Surien .xij. iaer.
Dymetrius was sijn vader,
Ga naar margenoot+ Die .ij. werf tlant verloes algader;
Ende Evegetes (sic) die was broeder
Cleopatra sire moeder.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Die ghetoenaemt was Affricus,
Coninc in Surien thant,
Die Alexandere sinen viant
In eenen wighe heeft verdreven.
Daer naer es hi ghevaen bleven
Van rovers, ende alse een prosent
Den coninc Affricus ghesent,
Die hem deden neemen tlijf.
Affricus bleef here sonder blijf,
Ende was coninc, wet vorwaer,
In Surien .xij. iaer.
Dymetrius hadde gesijn sijn vader,
Die twee waerven tlant verloes algader;
Ende Evergetes die was broeder
Cleopatroen sire moeder.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]
Van Agrippus Antiochus .lix.
Grippus, die Antiothus hiet,
Was vro om dat hem dus was gesciet;
Maer sijn moeder nauwe dachte,
Hoedat sine ontliven mochte,
5[regelnummer]
Ende si vrouwe ware vanden goede;
Selve was hi in sire hoede.
Eens sine wellecome hiet,
Ende den nap si hem biet,
Wel ghetempert mit venine.
10[regelnummer]
Drinct selve, sprac hi, moeder mine!
Als of hijt dade door haer ere.
Drinct selve, sone here!
Neen, sprac hi, nu drinct vrouwe,
Of ghijt meent op trouwe.
15[regelnummer]
Die moeder scaemde haer ende en weet
Ghene onsculde ghereet,
Ende dranc selve dien dranc,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]
Van Griffus Anthyocus. LX.
Grippus, die Antyocus hiet,
Was vro om dat hem dus was gesciet;
Maer sijn moeder nauwe dochte,
Hoe dat soene ontliven mochte,
Ende soe vrouwe bleve vanden goede;
Maer selve was hi in siere hoede.
Eens soene willecomme hiet,
Ende mettien den nap soe hem biet,
Die getempert was met venine.
Drinct selve, sprac hi, moeder mine!
Alse oft hijt dade dor haer here.
Drinct ghi, sprac soe, sone here!
Neen, sprac hi, lieve moeder, vrouwe,
Drinct voren, of gijt meent up trouwe.
Die moeder scaemde hare ende en weet
Neghene ontsculde ghereet,
Ende dranc selve genen dranc,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]Ende viel doot daer eer yet lanc.
Dus regneerde hi in sijn rike
20[regelnummer]
Grippus een deel sekerlike.
Die Antiochus Grippus,
Seghet Scolastica aldus,
Dat hi besat Jherusalem,
Jan Yrcaen verdingde hem
25[regelnummer]
Entie stede al om scat,
Ende want Salomon tere stat,
Daer hi Davitte den vader eerde,
.Viij. scatte door sine weerde
Om sine edelhede graven dede.
30[regelnummer]
Jan Yrcaen, door noot, ondede
Ghint graf ende nammer wt .ij. scatte,
Die meer in hadden, wi lesen datte,
Dan .iij.m talente,
Om quite te -sine van parlemente,
35[regelnummer]
Gaf hire of Antiothus.
Vanden anderen, wi lesen dus,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]Ende viel doot daer eer iet lanc.
Dus regneerde in sijn rike
Grippus een deel sekerlike.
Dese Anthyocus Grippus,
Seghet Scolastica aldus,
Dat hi besat Jherusalem,
Ga naar margenoot+ Alsemen daer seget van hem.
Entie stede al om scat,
Ende want Salomon tere stat,
Daer hi Davitte den vader eerde,
.Viij. scatte door sine weerde
Om sine edelheden graven dede.
Jan Yrcaen, door noot, ondede
Ghint graf ende nammer wt .ij. scatte,
Die meer in hadden, wi lesen datte,
Dan .iijm. talente,
Om quite te sine van parlemente,
Gaf hire of Antiothus.
Vanden anderen, wi lesen dus,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]
Om tfolc te stillen, datter om sprac
Datmen Davids graf op brac,
Maecti in Jherusalem
40[regelnummer]
Teerste gasthuus, lesen wi van hem,
Om die arme daer in tontfane.
Noch is men seker dies in wane
Datter noch is dander scat;
Maer niement mach ghevinden dat,
45[regelnummer]
Hine conste den selvcn aert
Daer hi bi ghedolven daer waert.
Sint sochter ende vanter scat
Herodes ter selver stat,
Als ghi horen selt hier naer
50[regelnummer]
Daer van Herodese vaer.
Hoemen Fiscoens broeder verdreef. .lx.
In Yrcaens .xv.de jaer
Hadde Antiothus vor waer
ix. jaer crone ghedraghen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]
Om tfolc te stillen, datter om sprac
Datmen Davids graf op brac,
Maecti in Jherusalem
Teerste gasthuus, lesen wi van hem,
Om die arme daer in tontfane.
Noch is men seker dies in wane
Datter noch is dander scat;
Maer niement mach ghevinden dat,
Hine conste den selven aert
Daer hi bi ghedolven daer waert.
Sint sochter ende vanter scat
Herodes ter selver stat,
Als ghi horen selt hier naer
Daer van Herodese vaer.
Hoe Fiscoen sinen broeder verdreef. LXI.
In Hyrcanus XVste jaer
Hadde Anthyocus vorwaer
.ix. jaer crone ghedraghen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Fragment]In Surien sinen daghen,
5[regelnummer]
Ende Evergetes over waer
In Egypten .xxix. jaer.
Doe quam Tholomeus Fiscoen,
Sijn broeder, ende menich baroen
Ende hebben des lants verdreven
10[regelnummer]
Fitoen (sic) wert coninc verheven
In Egypten, ende droech crone
xvi. iaer mit sulker honeGa naar voetnoot(1).
Die ghenote gaven hem trike,
Entie wive des ghelike
15[regelnummer]
Sijns broeder wijf ende suster mede,
Want het was die heydensche zede.
Maer teerste dat hi quam te Alexandrien,
Dedi van tsoens partien,
Die sijn broeder had ghewonnen
20[regelnummer]
An die suster, al ontgonnen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Origineel]In Surien in sinen daghen.
Ende Evergetes overwaer.
In Egypten .xxix. jaer.
Doe quam Tholomeus Fiscoen,
Sijn broeder, ende menech baroen,
Ende hebbene des lants verdreven.
Fiscoen wart coninc verheven
In Egypten, ende drouch crone
.xvi. iaer met sulkere hone.
Die ghenoten gaven hem trike,
Ende te wive dies ghelike
Sijns broeders wijf ende sine zuster mede,
Want het was heidijnsce zede.
Maer teerst dat hi quam tAlexandrien,
So dedi van soens partijen
Dien sijn broeder hadde ghewonnen
Andie zuster, al ontgonnen,
|
|