Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1904
(1904)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hendrik Sermon
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hij leerling der Staatsnormaa'school van Lier, en verkreeg er zijn diploma van onderwijzer in 1854. Na eenigen tijd te Brussel en te Antwerpen het ambt van privaat leeraar te hebben waargenomen, vestigde hij zich voor goed in de Scheldestad en opende er eenen boekwinkel. Intusschen had hij zich bijzonder toegelegd op de studie van het Duitsch en het Engelsch. In 1874 aanvaardde hij het ambt van professor bij het pas opgerichte St. Norbertusgesticht te Antwerpen, en onderwees er tot aan zijnen dood de Nederlandsche, de Duitsche en de Engelsche taal, alsook de geschiedenis, in de middelbare afdeeling. Allen, zoowel leeraars als leerlingen, droegen H. Sermon een goed hart toe. Hij was immers een door en door braaf mensch, wiens edele gaven van geest en hart door iedereen op hoogen prijs werden gesteld. Beminnelijk en dienstvaardig in den omgang met ambtgenooten en studenten, was hij de vriend van allen, de helper en raadgever in menige omstandigheid, maar tevens was hij altijd de zedigheid, de nederigheid in persoon. Deze lofspraak zal niet alleen door zijne leerlingen, maar vooral door de oudstudenten van het gesticht en door allen, die met hem omgingen, volmondig bijgetreden worden. Bijzonderlijk zij, die in zijne omgeving geleefd hebben, weten met hoeveel toewijding en opoffering hij zich te allen tijde van zijne lastige taak gekweten heeft. Bij zijn dagelijksch werk scheen hij onvermoeibaar; steeds was hij de eerste op zijnen post, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en te midden zijner leerlingen voelde hij zich waarlijk gelukkig: hij leefde met en voor hen. Zonder bijbedoeling, zonder hoop op vergelding bewees hij bereidwillig diensten, waarover de buitenwereld nooit iets vernam, en welke des te meer prijzenswaardig waren. Niet slechts met raad, ook metterdaad ondersteunde hij degenen, die zijne hulp behoefden of zijne medewerking kwamen afvragen, en nooit liet zijn mond zich een woord ontvallen over de ondankbaren, die hij meer dan eens op zijnen levensweg ontmoette. Hij mocht zich immers verheugen in de achting van zoovele anderen, die het hart op de rechte plaats droegen en hem in hunnen lateren leeftijd de ondubbelzinnigste blijken hunner dankbare genegenheid gaven. Maar het is ons niet zoo zeer te doen H. Sermon als leeraar en opvoedkundige te beschouwen; wij willen veeleer een beeld van hem ophangen als koene strijder voor het Vlaamsch grondbeginsel, als verdienstelijk Nederlandsch schrijver. Van jongsaf had H. Sermon eene plaats gekozen in de gelederen der strijdende flaminganten. Toen hij te Brussel verbleef, stond hij aan de zijde van den kloeken Michiel Van der Voort en van den Nederduitschen Waal Jottrand, om er de rechten van zijn volk tegenover de franschgezinden der hoofdstad te doen gelden, en de hoofdmannen der Vlaamschhatende partij in hun onvaderlandsch streven te dwarsboomen. Met gloed en overtuiging | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voerde hij alsdan het woord in meetings en volksvergaderingen, en geene enkele gelegenheid liet hij ontsnappen, waar er te strijden viel voor het goede recht. Doch niet slechts met het woord, ook met de pen diende hij de heilige zaak des volks. In den aanvang van het jaar 1857, nog geene 24 jaren oud zijnde, liet hij te Antwerpen, onder den deknaam H. van Walrave, een boek van 80 bl. verschijnen, getiteld: De Vlaming en de Staat in het tegenwoordig België, met het doel ‘den toestand van het dietsche volk in België te doen kennen, zijne rechten tegen de aanmatigingen van het fransch element te verdedigen, het op te wekken om zijne rechten, om zijne ontvoogding van de wetgeving af te eischen, en het van de mogelijkheid der verwezentlijking zijner rechtsherstelling te overtuigen’. In zes hoofdstukken behandelde hij daarin de volgende punten: 1o België onder het Vlaamsch oogpunt; 2o de Vlaamsche Beweging; 4o het vlaamsch onderwijs in België; 4o Tegenstrevers des vlaamsches; 5o het Taalrecht in Vlaamsch-België en in andere landen; 6o Plichten der Vlamingen. Niemand zal het verwonderen, voornamelijk wanneer men het tijdstip der uitgave nagaat, dat dit geschrift niet van jeugdige onervarenheid vrij te pleiten is. H. Sermon vertoont zich hier als een vurig patriot, als een van die onafhankelijke Belgen, die | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘tegen koning Willem verbitterd waren, omdat hij een gereformeerde vorst was, en zekere hinderpalen aan de vrijheid van godsdienst, aan de vrijheid der sprake en aan de vrijheid des onderwijzers stelde; omdat hij het land met buitengewoone belastingen sloeg; omdat men overal Hollanders in het bestuur vond.’ Maar tevens erkent hij, dat ‘het nationaal kongres den vlamingen nog vreemder was dan een Hollandsch bestuur en dat de walen er den baas speelden...’ Het zou ons te verre leiden moesten wij eene volledige ontleding geven van Sermons vlugschrift. Zeggen wij slechts, dat hij zich daarin als een hardnekkig voorstaander der Vlaamsche Beweging doet kennen. Hij geeft de oorzaken op van de onmondigheid van het Vlaamsche volk en van den vernederenden toestand, waarin het zich bevindt in al de vertakkingen des landsbestuurs; maar tevens wijst hij middelen aan om in dien toestand verbetering te brengen. Het schijnt ons niet ongepast deze door H. Sermon in 1857 opgegeven middelen in beknopten vorm mede te deelen. Zij zijn twaalf in getal en maken dus om zoo te spreken zijn credo uit. - Wij schrijven letterlijk af: ‘De eigenweerde des Vlamings, zegt hij, dwingt hem, heden van zijne wetgeving af te eischen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zooals men ziet, doet de schrijver van het vlugschrift er geene doekskens om; doch hij gaat nog verder waar hij, als slot van deze eischen, het volgende schrijft: ‘Ziedaar wat de Vlaming in zijn vaderland kan bezitten en wat hij zou moeten bezitten, maar wat hij niet bezit. De Walen beletten hem dit, en zij alleen kunnen het beletten; maar zoo zij dit blijven onmogelijk denken, zoo zij den vlaming zijne rechten weigeren blijven, heeft dezen nog den middel eene administratieve scheuring, dat is, een bestuur gelijk aan dat van Zweden en Noorwegen te vragen, en dan ontsnapt de vlaming van zelfs uit de handen zijns waalschen broeders’. Bovenstaande zal voldoende zijn om te bewijzen, hoe radicaal de Vlaamschgezindheid van H. Sermon te dien tijde was. In denzelfden zin spreekt hij over het Vlaamsch onderwijs in België en drukt hij de hoop uit, dat ‘dit vertoog den Vlamingen den waren toestand van het onderwijs in hun vaderland zal doen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kennen en het hun beraden zal om van den Staat een met hunne behoeften overeenkomstig onderwijs af te eischen.’ Elk gelegenheid neemt Sermon te baat om de taal van de meerderheid der Belgen te verdedigen en haar goed recht te handhaven; hare tegenstrevers wederlegt hij met doorslaande bewijsgronden en doet daarbij eene groote belezenheid uitschijnen. Hij vergelijkt het taalrecht in Vlaamsch-België met dat in andere landen, en geeft ‘desaangaande eenige aanhalingen, hier en daar uit vreemde staatswetten opgeoogst’ of aan eenen of anderen schrijver ontleend; hij besluit zijn pleidooi met eenen warmen oproep tot de Vlamingen, om dezen hunne plichten te herinneren en hen aan te zetten eendrachtig te werken en te strijden tot het bekomen van al hunne rechten.
Het valt niet in ons bestek te onderzoeken, in hoeverre de taal, welke de schrijver in bovenvermeld vlugschrift bezigde, min of meer aan de vereischten der wetenschap beantwoordt. De lezer zal daarover best kunnen oordeelen door het nagaan der uittreksels, welke wij hebben medegedeeld. Ons doel was enkel de aandacht te vestigen op den moed en de vastberadenheid, door H. Sermon destijds reeds aan den dag gelegd, en op zijne ongeveinsde liefde van het Vlaamsche volk. Doch, verdient hij allen lof voor zijne bemoeiingen in den Vlaamschen taalstrijd, niet minder mogen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wij hem prijzen om zijne werkzaamheid op letterkundig gebied. Deze bedrijvigheid openbaart zich het meest in het tijdschrift Noord en Zuid, welks eerste aflevering in April 1862 verscheen, onder de redactie van Aug. Snieders, L. van Ruckelingen, Herman en Sermon, met de medewerking van verscheidene letterkundigen uit Noord- en Zuid-Nederland. Een aantal bijdragen, voor het meerendeel uit het Engelsch en het Duitsch overgezet, komen van de hand van Sermon in dit maandschrift voor. Daar deze schriften aan velen onbekend zijn, denken wij het niet ongepast ze hier te vermelden. In den eersten jaargang (1862-1863) verschenen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In den tweeden jaargang van Noord en Zuid (1863-1864) treffen wij van hem aan:
De derde jaargang, welke nog altijd onder redactie der vier eerste opstellers verschijnt, vermeldt op zijn titelblad, als medewerkers: Mev. Van Ackere, Mev. David-Van Peene, en de heeren G.J. Van den Bergh, J.J. de Beucker, H. Conscience, Frans de Cort, P. Dubois, Jan Ferguut, L.W. Schuermans, de oude heer Smits, Dr Renier Snieders en andere. Sermon plaatste in dezen jaargang de volgende bijdragen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Sermons hand vinden wij in den vierden jaargang (1865-1866) de volgende bijdragen:
Eindelijk in den vijfden en den zesden jaargang van Noord en Zuid komen nog de volgende stukken voor:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit deze bloote opsomming van 45 titels moge blijken, welk ruim aandeel H. Sermon in de letterkundige beweging van dien tijd gehad heeft. Verder is het algemeen bekend, dat hij de wezenlijke bestuurder van Noord en Zuid geweest is. Dit tijdschrift mocht zich in eenen betrekkelijken bijval verheugen; dit schijnt men althans te kunnen opmaken uit het feit, dat met het begin van den derden jaargang, het getal bladzijden van 576 op 768 gebracht werd. Helaas! Noord en Zuid moest ook het lot ondergaan, dat reeds aan zoovele loffelijke pogingen van uitgevers ten deele viel. In den aanvang van den zesden jaargang (Juli 1868) klaagt de redactie, dat ‘de weinige bijval, welken ernstige gewrochten nog altijd in Vlaamsch-België te gemoet zien, hebben gemaakt dat er op twee jaren tijds slechts een jaargang van het tijdschrift is verschenen’. Zij drukt ook de hoop uit, ‘dat de vrienden van hare onderneming ook hun best zullen willen doen van haar tijdschrift te helpen verspreiden’. IJdele pogingen! De zesde en laatste jaargang van Noord en Zuid bracht het slechts tot blz. 512 en in het begin van 1869 verdween het maandschrift voor goed van het wereldtooneel.
Intusschen had H. Sermon zich, sedert Maart 1865, te Antwerpen als boekhandelaar gevestigd. Terzelfdertijd gaf hij er lessen van Duitsch en Engelsch in enkele vrije gestichten der stad, tot hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in 1874, bij het oprichten van het St. Norbertusgesticht, vrije katholieke middelbare school, tot leeraar bij de middelbare afdeeling werd benoemd. Dertig jaren hebben wij hem daar gekend en aan het werk gezien, met hem dagelijks aangename betrekkingen gehad en zijne vriendschap genoten. Het was voorwaar geene ijdele loftuiting, wanneer de toenmalige bestuurder bij Sermons afsterven van hem getuigde: ‘M. Sermon was de kroon van het St. Norbertusgesticht, en wat ik ook van hem zegge, niemand zijner medeleeraars, zijner leerlingen of oud leerlingen zal mijne woorden kunnen tegenspreken... De buitengewone gaven van zijnen geest en de onuitputtelijke hoedanigheden van zijn hart heb ik naar weerde leeren schatten.... Hij werd te allen tijde geacht en bemind... M. Sermon was steeds bereid iedereen met raad en daad bij te staan, en zijne veelvuldige kundigheden als eene bron ten dienste te stellen van alwie er wilde aan putten... Sermon was ons dierbaar om zijn oprechte en gulle inborst; hij werd bemind om zijne bereidwillige dienstvaardigheid, hooggeacht om zijne uitgebreide kennis’Ga naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze lofspraak, tot den leeraar en opvoedkundige gericht, kon met even veel recht op hem toegepast worden voor zijn werk op maatschappelijk gebied. Niet zonder reden mochten wij dan ook, uit naam der Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde, van hem zeggen: ‘dat de leden hem eenparig tot de waardigheid van Ondervoorzitter hadden verheven, wel wetende dat zij daardoor hulde bewezen aan zijne onvermoeibare werkzaamheid, aan zijn groote belezenheid, aan zijne veelzijdige kennis op taalgebied Sedert jaren hadden zij hem in hun midden aan het werk gezien. Zij hadden de stiptheid en den moed bewonderd, waarmede hij al de vergaderingen bijwoonde; zij waren getuige geweest van zijn streven in alles, wat den bloei der maatschappij kan bevorderen. En daarom hadden zij hem boven zooveel anderen uitverkoren om hun leidsman en raadgever te zijn.’ Ook in andere omstandigheden heeft H. Sermon diensten bewezen. Te Antwerpen, in den Kring der letterkundige Voordrachten, alsook in den schoot der Katholieke Vlaamsche Hoogeschooluitbreiding trad hij als spreker op en wist hij er zijne toehoorders te boeien. Overal, waar iets goeds te stichten of te steunen viel, trof men hem aan; wat het hem ook kosten mocht, uit loutere liefde tot het Vlaamsche volk en zijne taal, arbeidde hij onverpoosd en gaf in menig opzicht aan de jongeren het voorbeeld van onbaatzuchtige toewijding en gewetensvolle plichtbetrachting. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H. Sermon kon, daarenboven, smakelijk vertellen, voornamelijk over de eerste mannen der Vlaamsche Beweging, met wie hij te Brussel en te Antwerpen herhaaldelijk in aanraking was geweest. Meer dan eens hebben wij hem aangezet de hem bekende eigenaardige bijzonderheden uit het leven onzer Vlaamsche schrijvers na 1830, de anekdoten en trekken over zijne eerste lettervrienden op papier te stellen, gelijk hij ons die nu en dan opdischte, bij het eetmaal, dat op de zittingen der Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde volgde. Hij had ons dan ook beloofd, nu hij ‘rustend leeraar’ geworden was, zijne herinneringen uit vroegere dagen te boeken in den vorm van kleine opstellen, zooals hij reeds gedaan had over Emiel Moyson en zijn Lied van de Colonne du Congrès en over de ontmoeting van de dichteres Mevr. David-van Peene met den dichter P.C. Verhulst. Helaas! de dood heeft ook, jammer genoeg, deze verwachting te leur gesteld. Tot het einde toe was Sermons vlaamschgezindheid oprecht; zij was niet - aldus sprak advocaat Ad. Henderickx in zijne lijkrede - zooals bij zoovelen, een dekmantel, dien men omhangt om de gunst zijner medeburgers te winnen, en die binnen de huiskamer of in besloten kring als iets hinderlijks wordt afgeschud. Neen, bij hem was zij rechtzinnig: zooals hij zich toonde, zoo was hij.’ ‘Niet dat hij strijdlustig was van aard; integendeel, de stilte der studiekamer, waar hij kennis | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opdoen, en der klas, waar hij die aan zijne aandachtige hoorders mededeelen kon, was hem liever dan het gewoel der politieke vergaderingen. Ook niet, omdat zucht naar eer hem daartoe aanspoorde: hij was de nederigheid zelf; en werden hem in zijne laatste levensjaren eereplaatsen en onderscheidingenGa naar voetnoot(1) geschonken, dan had hij die, voorwaar, enkel aan zijne begaafdheden van geest en hart te danken. Maar hij had te veel rechtvaardigheidszin en te veel liefde voor zijn volk om niet pijnlijk te worden getroffen door den vernederenden toestand van ondergeschiktheid, waartoe het Vlaamsche volk sedert 1830 gedoemd is, om niet, ook op werkzamer politiek gebied, mede te helpen tot herstelling onzer taalgrieven.’ Deze woorden van een onzer jongeren in den Vlaamschen taalstrijd zal voorzeker ieder rechtgeaard Vlaming willen bijtreden.
Op 8 Juli 1886 werd de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde ingericht. Zij hield hare eerste vergadering te Gent den 27 daaropvolgende. Reeds het jaar nadien, den 6 November 1887, nam zij H. Sermon op onder hare briefwisselende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
leden, willende daardoor dien self made man hulde brengen en hem beloonen om zijn onafgebroken werken op het gebied der Vlaamsche Beweging, der Taal- en Letterkunde en der Geschiedenis. Vier jaren later, den 21 1891, werd hij tot werkend lid verkozen. Verschillende opstellen, in de Verslagen en Mededeelingen alsook in het Jaarboek der Academie opgenomen, bewijzen dat hij in zijnen nieuwen werkkring even arbeidzaam bleef als vroeger. Alzoo verschenen van hem in de Verslagen en Mededeelingen, van 1888 tot 1903, de volgende bijdragen:
Dit laatste geschiedkundig stuk bleef onvoltooid en kon dus niet in druk verschijnen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook in de Jaarboeken der Academie komen bijdragen van H. Sermon voor, namelijk:
Voegen wij daar nog bij, dat in de Verslagen en Mededeelingen tal van bibliographische aanteekeningen en verslagen over wedstrijden van hem werden opgenomen.
Uit al het bovenstaande blijkt ten overvloede, dat H. Sermon ongemeen werkzaam is geweest op velerlei gebied. Geen wonder dan ook dat hij door zijne medeleden der Academie geacht en geëerd werd. Doch laten wij desaangaande het woord aan den heer Gustaaf Segers, die als afgevaardigde der Academie, in zijne lijkrede van hem zegde: ‘In de Novemberzitting van 1902 werd Sermon tot Onderbestuurder verkozen. Het volgende jaar had zijne verkiezing tot Bestuurder plaats. Deze verkiezing gebeurde bij eenparigheid van stemmen. Dit zegt u genoeg welk vertrouwen de Academie in Sermon stelde, in welke mate hij het vertrouwen en de genegenheid zijner collega's genoot. Dit vertrouwen, deze genegenheid waren gewettigd. Al de leden der Koninklijke Vlaamsche Academie, zonder eene enkele uitzondering, ik vrees niet het hier te verklaren, getuigen dat Sermon ten volle aan de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hooge verwachting heeft beantwoord, die zij in hem hadden gesteld. Hij wist onze vergaderingen zonder moeite te leiden. Het geheim daarvan lag in zijne toewijding aan de belangen der Academie, in den ernst waarmede hij zijne taak opnam, in de stiptheid en nauwgezetheid, waarmede hij zijne plichten vervulde. Doch, het gezag, dat hij op ons allen uitoefende, moet meer nog aan zijn karakter, dan aan zijne bevoegdheid worden toegeschreven. Sermon was inderdaad eene beminnelijke persoonlijkheid. Met hem omgaan was zich tot hem aangetrokken gevoelen; hem kennen was hem liefhebben. Hij was gemoedelijk en tevens joviaal; stil en tevens vroolijk en luimig; bescheiden en tevens mededeelzaam. Oprechtheid en welwillendheid waren zijne hoofdeigenschappen. Veinzerij, arglist, linksche middelen en persoonlijke eerzucht waren aan zijn schoon karakter vreemd, dat in zijnen schuldeloozen eenvoud veel van de argelooze braafheid aan een kind had behouden.’ Ongetwijfeld zullen allen, die H. Sermon gekend hebben, deze woorden van M. Gustaaf Segers tot de hunne willen maken; zij zijn eene warme en verdiende hulde aan den man, die zijn volk en dezes taal innig lief had, en zijne beste krachten aan de verheerlijking van zijn Vlaamsch vaderland gewijd heeft.
Op vrijdag, 5 Augustus 1904 hebben wij, met den rouw in het hart, den braven en rechtschapen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlaming naar zijne laatste rustplaats geleid. Overgroot was de schare vrienden en vereerders, die het als een plicht hadden beschouwd deze droevige plechtigheid bij te wonen. Wij bemerkten er eene afvaardiging van de Koninklijke Vlaamsche Academie, met haren Onderbestuurder M. Gustaaf Segers aan het hoofd; den Bestuurder en het talrijk leeraarskorps van het St-Norbertusgesticht; de oud-studenten en de leerlingen der school; leden van Senaat en Kamer, Provincie- en Gemeenteraad; vele hooggeplaatste personen, priesters en wereldlijken; taal- en letterkundigen, kunstenaars en kennissen, kortom, een langen stoet vereerders van den ontslapene. In het sterfhuis, waar de lijkkist ten toon gesteld was, werden vijf redevoeringen uitgesproken. M. Segers sprak er namens de Koninklijke Vlaamsche Academie; de Eerw. H. Van Noyen voerde er het woord als Bestuurder en uit naam van het St-Norbertusgesticht; advocaat Ad. Henderickx herdacht er den Vlaamschen strijder namens den Nederduitschen Bond van Antwerpen; Jos. Fierens, de voorzitter van den Oudstudentenbond, bracht den gewezen leeraar hulde en dank, en de steller van dit levensbericht sprak er als vriend en tevens als afgevaardigde van de Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde. Het stoffelijk overschot van den geachten Bestuurder der Koninklijke Vlaamsche Academie rust thans in den grond van Vlaanderen, voor wiens volk hij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft gewerkt, en wiens zonen hij zoo dikwijls in de taal der vaderen heeft opgewekt. Hij ruste in vrede! Zijne nagedachtenis blijve ons dierbaar! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst der werken van Hendrik Sermon.Behalve de talrijke geschriften, in het tijdschrift Noord en Zuid en in de uitgaven der Academie verschenen, en in bovenstaande Levensbericht vermeld, kennen wij van hem: De Vlaming en de Staat in het tegenwoordig België. Geschiedenis van Peter Coutherele, meier van Leuven, volksvriend uit de 14e eeuw; met onuitgegeven oorkonden. La question Flamande devant la Chambre, ou la vérité sur les débats du 3 et 4 décembre 1864. Over het Onderwijs der Nationale Geschiedenis in de beide Nederlanden. Historische en Kritische Schetsen. Grootvader en Kleinzoon, naar het Hoogduitsch. De Keurvorst in dobbel en Een Hond in Vlaanderen, twee novellen, naar het Duitsch. Ossians Fingal, uit Macphersons proza vertaald en met eene voorrede voorzien. Sermoenen door J.-A. de Vloo. 12 boekdeelen uitgegeven door Sermon en Weemaes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Philips de Stoute, hertog van Burgondië, 1342-1404. Keizer Karel in Duitschland. Twee voordrachten. Don Juan van Oostenrijk, geschiedkundige studie. Praktische en Theoretische Leergang der Hoogduitsche taal, 2 uitgaven. Sermon werkte tevens mede aan vele binnenen buitenlandsche tijdschriften en bladen, als daar zijn: De Vlaamsche School, De Toekomst, De Taalgids, de Navorscher, De Dicht- en Kunsthalle, de Revue trimestrielle, de Litterarischer Handweiser, de Weiner litterarischer Anzeiger, de Historisch-politische Blaetter, the Atheneum, the Academy, enz.
Antwerpen, 1904. |
|