Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1904
(1904)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
De waarheid
| |
[pagina 67]
| |
heilig pochen, eerlijk toepaste, beschouwde het als zijnen plicht voor de uitdrukking van 's volks wil te buigen. Een wetsontwerp, in gemeen overleg met Parnell voorbereid en waarbij aan Ierland het zoo vurig verlangde Home Rule werd vergund, diende het Ministerie zelf in. Maar de poging mislukte. De afval der gematigde Liberalen - de zoogenaamde Whigs - onder Lord Hartington (thans Hertog van Devonshire) en van een gedeelte der Radicalen door den beruchten Joseph Chamberlain geleid, had voor gevolg dat het voorstel der Regeering in het Huis der Gemeenten door 343 stemmen tegen 313 werd verworpen. Een beroep op het kiezerskorps slaagde niet beter. De Iersche bloc ja bleef onaangetast; maar in Engeland en in Schotland behaalden de verbondene Tories en afvallige Liberalen of Unionisten eene schitterende zegepraal. Gladstone moest aftreden en voor Lord Salisbury plaats maken. Lord Salisbury en zijne conservatieve collega's waren er op uit om aan den weerstand der Ieren voor goed een einde te maken en door het aanwenden van brutaal geweld het land plat te drukken. Nieuwe dwangwetten werden uitgevaardigd en met onverbiddelijke strengheid uitgevoerd. Alle mogelijke vrijheden werden opgeschorst: vrijheid van het woord, vrijheid van de pers, vrijheid van vereeniging, vrijheid van den persoon hielden op te bestaan. De gewone rechtbanken werden door afzetbare politiemagistraten, gehoorzame en gewetenlooze werk- | |
[pagina 68]
| |
tuigen van landheeren en Regeering, vervangen. En zelfs waar het wettelijk gerecht in werking mocht blijven, werd het door het ‘pakken’ van de jury en andere middelen van denzelfden aard tot eene walgelijke comedie verlaagd. Het was in den volsten zin van het woord een regiem van onbegrensde politiewillekeur, waarbij men noch op wet, noch op recht lette en allen tegenstand bloedig onderdrukte, kortom iets dat aan het lot van Polen of van Finland herinnert. De Ieren lieten zich niet afschrikken. Op de dwangwetten der Regeering antwoordden zij door het Plan of CampaignGa naar voetnoot(1), de geniale schepping van John Dillon en William O'Brien, waarbij de | |
[pagina 69]
| |
hardvochtige landheeren eerlang in uitersten nood zouden verkeeren en eindelijk tot den rand des afgronds worden gebracht. En wat was er te doen om eene tactiek te verijdelen, die trouwens niets anders was dan het toepassen op de landbouwnijverheid van de beginselen waarop het verzet der werklieden tegen hunne bazen overal berust? De wederspannige pachters uit hunne hoeven jagen? Maar zelfs met den bijstand van gewapende politie en soldaten is het moeilijk eene gansche bevolking op straat te zetten. Daarbij begonnen die uitdrijvingen in massa, welke altijd tot woelige en dikwijls tot aanstootelijke tooneelen aanleiding gaven, in Engeland opspraak te verwekken en werden natuurlijk door Gladstone's volgelingen als kiesmiddel gretig uitgebuit. Alle voorname liberale bladen zonden reporters naar Ierland, mannen van aanzien, Parlementsleden, ja gewezene ministers als G.J. Shaw-Lefevre, begaven zich daarheen om met eigen ooren en oogen wat er gebeurde na te gaan. En toen zij onbewimpeld beschreven wat zij gezien en gehoord hadden, ontstond er in geheel Engeland een storm van verontwaardigde protesten, die met het oog op de aanstaande verkiezingen het ergste deed vreezen. Het Ministerie moest noodzakelijk naar minder drastische middelen uitzien, wilde het zijnen val niet zelf bewerken en met rassche schreden te gemoet loopen. Dan was het dat men op de Kerk dacht... De Ieren zijn niet alleen van nature zeer godvruchtig, zij zijn niet alleen aan hunnen godsdienst | |
[pagina 70]
| |
onverzetlijk gehecht; maar aan de Roomsche Kerk dragen zij eene liefde toe, zoo innig, zoo hartstochtelijk dat men te vergeefs elders een ander voorbeeld van zulk eenen algemeenen gemoedstoestand zou trachten te ontdekken. Zij beminnen die Kerk, voor en met wie zij eeuwenlang geleden en gestreden hebben, als een kind zijne moeder liefheeft. Zij is met hun gansche leven, met hun wezen zelf onafscheidbaar verbonden, ja zij is om zoo te zeggen een deel van hunne nationaliteit geworden. Wat zou er gebeuren indien de hoofden van de Kerk zich bij de Regeering aansloten en onderworpenheid en gelatenheid aan de geloovigen als eenen plicht oplegden? Zeer zeker zou zoo iets volstaan om het verzet der Nationalisten doelmatig te breken. Ongelukkig was er in die richting van de lersche geestelijkheid weinig te verwachten. De Roomsch-Katholieke priesters van Ierland spruiten uit het volk. Zelfs de bisschoppen zijn meestal van zeer nederige afkomst. Geen hunner overigens slijt zijne dagen, zooals de dienaars der Engelsche Staatskerk, in weelde en in wulpsche ijdelheid. Zij leven het leven van hunne kudde, blijven met haar in bestendige, vertrouwelijke aanraking, deelen in hare gedachten, in hare wenschen, begrijpen en ondersteunen, ja dikwijls leiden haar streven op staatkundig en economisch gebied. Kortom, de Iersche priesters, van den hoogsten tot den laagsten, zijn doorgaans warme en overtuigde Patriotten. | |
[pagina 71]
| |
't Is waar, nu en dan was er een kerkoverste, die weifeling of zwakheid liet blijken; maar die hoogst zeldzame uitzonderingen bevestigen eerder den algemeenen regel en waren trouwens niet bij machte om op de houding van het priesterdom eenen blijvenden invloed uit te oefenen. Zelfs Kardinaal Cullen slaagde er niet in de overige Iersche bisschoppen te overtuigen dat hun richtsnoer diende te wezen, niet Ierland's belang, maar de algemeene belangen der Kerk en dat zij bijgevolg in goede verstandhouding moesten trachten te leven met de Britsche Regeering, die in het buitenland voor of tegen de Kerk zooveel kon doen. Het verzet door O'Connell's ouden vriend en strijdgenoot, Aartsbisschop Mac Hale, van Tuam, geleid, was hardnekkig en na Kardinaal Cullen's overlijden (1878) lieten zijne pogingen geene sporen achterna. Overigens stond thans aan de spits der Iersche Kerk Dr. Walsh, Aartsbisschop van Dublin, een ijverige vaderlander en daarbij een man van ongemeene begaafdheid, die aan diepe geleerdheid onbuigbaren moed, beleid en standvastigheid paarde. Zich tot de Iersche Bisschopschap te wenden was dus hopeloos. Maar te Rome zou het mogelijk beter gaan. Daar immers wordt natuurlijk de Cullensche leer gehandhaafd en eerst vooral op het nut der Kerk in het algemeen gelet. De eerste maal was het niet dat men zoo iets beproefde. Reeds in het begin der XIXe eeuw, toen Grattan voor de Emancipatie der Katholieken onver- | |
[pagina 72]
| |
poosd werkte, gaf men te verstaan dat de Regeering om die te vergunnen waarborgen eischte. De voornaamste was het zoogezegd veto of het recht aan de Regeering toegekend om bij het aanstellen van bisschoppen, dekens en andere kerkelijke waardigheidsbekleeders de candidaten af te wijzen die haar niet bevielen, hetgeen feitelijk het begeven van die hooge ambten aan den Staat overmaakte. De Engelsche Katholieken hadden daarmee vrede en op hun aandringen vaardigde de Pauselijke Legaat, Mgr. Quarantotti, een Rescript uit (1814) waarbij hij ‘krachtens het hem toevertrouwde gezag’ verklaarde erin toe te stemmen dat zijne geloofsgenooten zich aan het koninklijk veto zouden onderwerpenGa naar voetnoot(1). De Iersche Katholieken daarentegen teekenden verzet aan bij monde van Dr. Murray, hulpbisschop van Dublin, en toen er daarop geene acht werd geslagen, kwamen de Bisschoppen bijeen en teekenden allen het volgende veelbeduidende protest: ‘Ofschoon wij den Paus als zichtbaar hoofd der Kerk oprecht eerbiedigen, beseffen wij niet dat onze vrees voor de veiligheid der Roomsch-Katholieke Kerk in Ierland kan of moet uit den weg geruimd worden bij eenig besluit door Zijne Heiligheid genomen, of te nemen, niet alleen zonder onze medewerking, maar rechtstreeks in strijd met onze herhaalde beslissingen en met het zeer kracht- | |
[pagina 73]
| |
dadig vertoog in onzen naam voorgesteld en zoo knap verdedigd door onzen afgevaardigde, den Hoogwaardigen Dr. Murray, die in die hoedanigheid bevoegder was om Zijne Heiligheid op de hoogte te brengen van den echten toestand en van de echte belangen der Roomsch-Katholieke Kerk in Ierland dan eenig ander met wien Zijne Heiligheid gezegd wordt te rade te zijn gegaan’Ga naar voetnoot(1). Dit kranig protest, door Dr. Murray en den Bisschop van Cork naar Rome gedragen, bereikte het doel. Geestelijken en leeken, door O'Connell's vlammend woord aangevuurd, hadden zich overigens bij hunne herders geestdriftig geschaard en, zooals men weet, werd vijftien jaar later de Emancipatie der Katholieken zonder voorwaarden hoegenaamd afgedwongen. Wij hebben zooeven op de verdachte houding der Engelsche Katholieken in deze zaak gewezen. Merkwaardig mag het heeten dat zij, die aan de Ieren en aan O'Connell hunne bevrijding te danken hadden, sedertdien de Iersche beweging met zonderlinge hardnekkigheid hebben bestredenGa naar voetnoot(2). Zulks | |
[pagina 74]
| |
is echter het gevolg van historische oorzaken, die in de twee landen aan gansch verschillende toestanden het aanzijn hebben geschonken. In Ierland was de geheele bevolking - Kelten en Anglo-Noormannen, geestelijken en leeken - het eens om de met geweld opgedrongene Kerkhervorming te verwerpen. Dat bracht mede, van den eenen kant dat de katholieke Ieren van hunne goederen ten voordeele van overgewaaide Engelschen en Schotten werden beroofd en door de beruchte Strafwetten als slaven platgedrukt en in armoede gedompeld, en van den anderen, dat de protestantsche regeerders goed of kwaadschiks de stille uitoefening moesten gedoogen, van den Roomschen eeredienst, waaraan de overgroote meerderheid der bevolking trouw was gebleven. En, aangezien de heerschende en gegoede standen zoo goed als uitsluitend uit Protestanten bestonden, was het uit de lagere - of in elk geval min of meer behoeftige - klasse dat de katholieke geestelijkheid werd aangeworven. In Engeland daarentegen veranderde de gansche natie van godsdienst telkens de Vorst zulks beval. Zelfs de priesters, op een paar honderd na, deden hetzelfde. Ieder kent den typischen pastoor van Bray, die in den tijd van dertig jaren eerst gelijk iedereen katholiek was; dan met Henry VIII van Rome afgescheiden; vervolgens onder Edward VI protestantsch; onder Maria weer katholiek, en eindelijk onder Elizabeth nogmaals protestantsch. Tevens werd de uitoefening van den Roomschen godsdienst ten strengste | |
[pagina 75]
| |
verboden en overigens onmogelijk gemaakt, daar alle priesters op straf des doods uit Engeland werden gebannen: tot in de tweede helft der XVIIe eeuw werden er te Londen en elders ongelukkigen gehalsrecht om de eenige reden dat zij op Britschen bodem de ‘bediening van papistischen priester’ vervuld hadden. Op die wijze duurde het niet lang of het katholicisme werd in het eigenlijke Engeland feitelijk uitgeroeid. Alleen eenige rijke familiën, die in afgegelegene streken, vooral in het Noorden en in het Westen, op hunne goederen leefden, ontsnapten met hunne onmiddellijke omgeving aan die algemeene bekeering en hielden er vaak in verborgen schuilhoeken van hunne kasteelen eenen vermomden priester op na, die, trouwens op gevaar van zijn leven, de Sakramenten bediende. Maar anders werden de katholieke lords en squires zelden verontrust, behalve natuurlijk wanneer zij zich aan politieke samenzweringen waagden. Staatkundige rechten bezaten zij niet en werden uit alle ambten gesloten; hunne goederen daarentegen bleven zij gerust bezitten en zelfs de boeten waarmede men degenen strafte, die 's zondags den eeredienst der Staatskerk niet bijwoonden, werden van lieverlede niet meer ingevorderd, althans tegen aanzienlijke personen. Daarbij waren die boeten, welke neringdoende, boer en ambachtsman moeilijk of in het geheel niet konden betalen, voor rijke menschen eene kleinigheid. | |
[pagina 76]
| |
Zoo klein was het getal der Roomsch-Katholieken in Engeland geworden dat men er in 1780 slechts 69,380 vond of 0,89 t.h. der bevolking, nog niet één man op honderd! Heden zijn er minstens 1,500,000, dus omtrent 5 t.h. Op 20 Engelschen is er thans één katholiek. Daaruit zou men geneigd zijn te besluiten dat de Engelschen allengs naar Rome terugkeeren. Dit is echter geenszins het geval. Eenige hoogadellijke heeren en dames hebben zich bekeerd en zulks heeft begrijpelijk veel gerucht gemaakt; ook werden verscheidene Anglikaansche priesters, aanhangers der Ritualistische beweging door Dr. Pusey begonnen, er logisch naartoe gedreven zich met den Pauselijken Stoel te verzoenen en onder hen treft men mannen aan als Manning en Newman. Maar onder het volk en onder de burgerij zijn de aanwinsten uiterst schraal gebleven. De groote en snelle vermeerdering van het getal der Katholieken is bijna uitsluitend aan immigratie te danken en bepaaldelijk aan de Ieren, die tijdens en sedert den Grooten Hongersnood (1846-1849) in Engeland eene broodwinning zijn gaan zoeken: men berekent dat er op 15 Engelsche Katholieken, 14 Ieren of afstammelingen van Ieren zijn.Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 77]
| |
Maar zijn de soldaten van Iersche afkomst, de staf van het leger is Engelsch. Het zijn Engelschen, hoofdzakelijk tot de aristocratie behoorende, die aldaar de Kerk beheerschen en leiden en vooral de meeste kerkelijke ambten, inzonderheid de hoogere, in beslag hebben genomen. En die Engelsche aristocraten, die meestal van de conservatieve partij deel uitmaken, deinzen onthutst terug voor het in hunne oogen revolutionaire streven van hunne Iersche geloofsgenooten op staatkundig en op stoffelijk gebied. Het wereldlijk hoofd der Engelsche Katholieken is overigens de Hertog van Norfolk, een schatrijk en hooggeboren edelman, verreweg de eerste der Britsche Pairs, die in de mannelijke lijn afstamt van den laatsten Angelsaksischen voorvechter, Hereward (vandaar de familienaam Howard), en door de vrouwen van Koning Edward I. En de Hertog van Norfolk is altijd een der machtigste steunpilaren van de behoudsgezinde partij geweest en heeft herhaaldelijk met de Tories in den ministersraad gezeteld. Die groote lord was het aan wien men de netelige taak opdroeg zich naar Rome te begeven en daar officieuze onderhandelingen in het diepste geheim met het Pauselijk Hof aan te knoopen. Naar den afgevaardigde der Britsche Regeering, naar den erkenden leider der Engelsche Katholieken was het moeilijk niet te luisteren en weldra hoorde men (Mei 1887) dat de Heilige Vader besloten had eenen zijner prelaten, Mgr. Ignatius Persico, Aartsbisschop | |
[pagina 78]
| |
van Damietta (in part. inf.), als legaat a latere naar Ierland te zenden om aldaar de toestanden te onderzoeken, bepaaldelijk met het oog op de houding, die de geestelijkheid tegenover den landoorlog, dat is tegenover grondeigenaars en pachters, zou dienen aan te nemen. Mgr. Persico was een geleerd, bekwaam en welmeenend man, die de Engelsche taal volkomen machtig was en daarbij, als hoofd van den Oosterschen Ritus in de Propaganda, ruime gelegenheid had gehad om met het Engelsch bestuur in Indië, alsook met Engelsche gebruiken en gedachten vertrouwd te worden. Hij scheen dus alleszins in staat om zich van de hem toevertrouwde zending naar behooren te kwijten. Maar in Ierland had men het nieuws met wantrouwen, ja met onverholen misnoegen vernomen. Waarom eenen vreemdeling met het nemen van inlichtingen belast? Waarom die inlichtingen aan de Iersche Bisschoppen niet gevraagd, die beter dan wie ook de ware toedracht der zaken aan den Heiligen Stoel hadden kunnen bekend maken? Hadden zij 's Pauzen vertrouwen verbeurd? Of was het uitzenden van den Legaat een loutere pleegvorm, hoogstens een middel om voorwendsels te verzamelen tot staving van een besluit, dat reeds zoo goed als beraamd was? Die laatste veronderstelling werd algemeen beaamd en bij zijne aankomst te Dublin (Juli 1887) werd Mgr. Persico door de geestelijkheid met veelbeteekenende koelheid en door het volk met schier vijandige betoogingen onthaald. | |
[pagina 79]
| |
De onrust steeg naarmate verdere tijdingen uit Rome kwamen en het vermoeden wettigden dat men erop uit was om de Iersche geestelijkheid te muilbanden, ja om haar te dwingen zich tegen hare eigene landgenooten te keeren. En in de bladen begon men openlijk aan Mgr. Persico te verwijten dat hij met vooraf opgevatte vooroordeelen naar Ierland was gekomen en dat de onheilspellende houding van het Roomsche Hof het gevolg was van de verslagen en voorstellen, welke hij daarheen had gezonden. Zoo luid werd de uitdrukking van 's volks ontevredenheid dat de Legaat het voorzichtig achtte, onder voorwendsel dat Ierland's klimaat 's winters te guur was, zijn verblijf naar Engeland te verplaatsen (Januari 1888). Van hunnen kant wilden de Iersche Bisschoppen eene laatste poging wagen om den slag af te wenden. Met zeven zijner ambtsbroeders reisde Aartsbisschop Walsh naar Rome en uit naam van het gansche Episcopaat van Ierland trachtte de feiten in het ware daglicht te stellen en het uitvaardigen van het aangekondigde Rescript te beletten (Februari 1888). Vergeefsche moeite! De invloed van den Hertog van Norfolk woog zwaarder in de schaal dan die der vereende herders van het Iersche volk en den 20 April verscheen het Pauselijk Bevel waarbij het boycotten en het Plan of Campaign ten strengste werden veroordeeld en aan de geestelijkheid voorgeschreven ze uit al hare macht te bestrijden.Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 80]
| |
Het antwoord der Iersche Bisschoppen was afdoende. Eén alleen uitgezonderd, weigerden zij eerbiedig, maar vast het Rescript af te kondigen en toe te passen en Dr. Croke, Aartsbisschop van Cashel, ging nog verder: in eigen naam - en openbaarlijk - stortte hij eene som van £ 50 in de kas van het Plan of Campaign. Groot was de verbijstering te Rome en de onderstaatssecretaris, Mgr. Mocenni, in zijnen toorn aarzelde niet de meening te opperen dat alle Ieren, met inbegrip der Bisschoppen, revolutionairen waren. Het beleid van Paus Leo XIII belette echter de dreigende breuk. Aan de Iersche Bisschoppen werd de gelegenheid gegeven om hunne bezwaren geldend te maken. Eene officieele uitlegging werd afgekondigd, die den slechten indruk van het Rescript grootelijks verminderde. Het stuk bleef overigens eene doode letter en ten slotte werd er besloten dat de H. Stoel eer hij zich verder met Iersche zaken bemoeide, eerst het advies zou inwinnen, niet alleen van de Iersche Bisschoppen, maar ook van die uit Amerika en Australië, eene beslissing die met eene verzending ad calendas gelijk stond. Mgr. Persico werd teruggeroepen en de Hertog van Norfolk moest Rome verlaten zonder zelfs voor zijn vertrek den Paus nogmaals te mogen zien. Zoo eindigde die vernuftige poging om door middel van de Kerk Ierland te temmen. De Ieren hadden dus gezegepraald; maar zij konden niet vergeten hoe weinig het scheelde of zij | |
[pagina 81]
| |
tusschen hun geloof en hun vaderland hadden moeten kiezen en Mgr. Persico, die door de openbare meening, en zelfs door Bisschoppen, als de ziel der gelukkig verijdelde kuiperijen, als de ingever van het Rescript werd uitgekreten, keerde naar Italië terug, door de luide verwenschingen eener gansche natie achtervolgd. En nochtans was hij onschuldig! Het Rescript had hij noch ingegeven, noch aangeraden, noch goedgekeurd. Hij had zelfs niet geweten dat een besluit, hetwelk regelrecht in strijd was met de conclusies van zijne verslagen, ging uitgevaardigd worden en hij vernam het eerst toen hem een exemplaar van het stuk na dezes afkondiging en zonder een enkel woord uitlegging werd besteld! Mgr. Persico hoefde maar den mond te openen om zich oogenblikkelijk wit te wasschen. Hij zweeg en wachtte geduldig totdat het de Kerk zou behagen te spreken. Maar de Kerk achtte zulks niet raadzaam. Denkelijk oordeelde men te Rome dat het beter zou zijn niet te verkonden hoe men zich door den Hertog van Norfolk om den tuin had laten leiden. Het was verkieslijker de geheele schuld op de schouders van eenen gedienstigen zondebok te laten rusten en de laatste jaren van den armen Mgr. Persico werden aldus verbitterd door het bewustzijn dat hij als de listige vijand werd gehaat en verfoeid van een land en van een volk die hij integendeel innig liefhad. Eerst na zijnen dood werd de waarheid bekend gemaakt. Den 14 Mei 1904 verscheen in het | |
[pagina 82]
| |
Dublinsch weekblad The United Irishman onder de hoofding The Vindication of Monsignor Persico eene reeks brieven, door hem aan wijlen Kardinaal Manning gedurende zijne boodschap geschreven, en die inderdaad zonneklaar bewijzen hoe onrechtvaardig men hem destijds veroordeelde. Hoe die brieven ontdekt werden en wie ze aan The United Irishman mededeelde, blijft voorloopig een raadsel. Maar de echtheid ervan wordt door niemand betwist en dat volstaat. De brieven zijn ten getalle van negen. Zij zijn in het Engelsch opgesteld, eene taal die Mgr. Persico, zooals wij het aangestipt hebben, met het grootste gemak sprak en schreef. De eerste brief, gedagteekend Dublin, 8 Juli 1887, is zeer kort. Mgr. Persico meldt aan Kardinaal Manning dat hij juist te Dublin is aangekomen en daar hij hem te Londen niet heeft kunnen zien, belooft dat hij hem bij zijne terugreis zal bezoeken. De tweede brief is van 21 December 1887. Mgr. Persico, die thans in het klooster der Kapucijnen te Cork verblijft, teekent verzet aan tegen de aanvallen der bladen en tegen de inzichten, die zij hem toeschrijven. Hij zegt dat volgens hem alles met en door de Bisschoppen zou moeten geregeld worden en stelt voor te dien einde de vier Aartsbisschoppen en éénen Bisschop uit iedere provincie naar Rome te beroepen. Ten slotte drukt hij den wensch uit dat men hem zal toelaten te vertrekken, aangezien hij in Ierland, waar men hem wantrouwt, geen nut meer kan stichten. | |
[pagina 83]
| |
De derde brief - 28 December 1887 - bevat het nieuws dat de staatssecretaris, Kardinaal Rampolla, weigert Mgr. Persico terug te roepen en hem beveelt in Ierland of in elk geval in Engeland te blijven, maar niet te Londen, daar alle schijn van verkeer met de Regeering moet vermeden worden. Mgr. Persico, die gewaar wordt dat het Iersch klimaat voor zijne gezondheid niet deugt, zal van de toelating gebruik maken en een paar maanden in Engeland gaan doorbrengen. Hij meldt dat hij reeds herhaaldelijk gevraagd heeft om de Iersche Bisschoppen naar Rome te doen komen en drukt zijne spijt uit over het feit dat men aldaar de Iersche quaestie niet begrijpt, al doet hij zijn best om zijne oversten in te lichten. De vierde brief - Driekoningendag 1888 - is van belang. Mgr. Persico treedt op als tegenstander der concordaten, waarbij, zegt hij, de Heilige Stoel mogelijk iets gewonnen heeft, maar de Kerk veel verloren. Hij verklaart overigens het eens te zijn met Kardinaal Manning, die van geenen Pauselijken Nuntius in Engeland en in Ierland wil weten en het Episcopaat als de ‘echte Nuntiatuur’ beschouwt, want niemand is bevoegder dan de Bisschoppen om met kennis van zaken vertrouwbare inlichtingen te geven. Kardinaal Manning is ook van oordeel - en Mgr. Persico beaamt zulks ten volle - dat het voor de Kerk gevaarlijk zou wezen eene politieke drukking op de Regeering te willen uitoefenen. Maar dat wordt noch te Rome, noch | |
[pagina 84]
| |
door de Engelsche Katholieken begrepen. Daarom ook verzekert Mgr Persico dat hij Kardinaal Rampolla zorgvuldig op de hoogte van den waren toestand heeft gehouden. Intusschen klaagt hij weer over de aanvallen der pers en zegt dat hij veel geduld noodig heeft. De vijfde brief - 18 Januari 1888 - bestaat uit eenige regels. Mgr. Persico meldt dat hij naar Teignmouth, Devon, gaat vertrekken en, zonderling genoeg, verzoekt Kardinaal Manning voorloopig er niet aan te denken hem in Engeland te ontmoeten. De zesde brief - 12 Februari 1888 - is ook zeer merkwaardig. Mgr. Persico verblijft in het klooster der Redemptoristen te Teignmouth en is er zeer tevreden. Hij bedankt Kardinaal Manning, die hem aangeboden heeft naar Rome te schrijven om zijne voorstellen te steunen. Het voorstel betreffende het bijeenroepen der Bisschoppen heeft hij weer schriftelijk herhaald. Hij wijst er op dat men tot elken prijs moet voorkomen dat het Iersche volk zich van de geestelijkheid afscheide. En dan veroorlooft hij zich een steekje tegen Dr. Walsh, Aartsbisschop van Dublin. Hij prijst zijne uitmuntende eigenschappen, maar bejammert dat hij wat geestelijker en meer gehecht aan zijne herderlijke plichten zou kunnen wezen. Dit, beweert hij, is ook de meening van Iersche Bisschoppen. En na, eenige uitleggingen over het vertrek van zekeren Fr. Gualdi, die hem vergezelde, en eene nogal humoristische zinspeling op het gebabbel en gepraat | |
[pagina 85]
| |
in de kerkelijke kringen te Rome, laat hij zien waarom hij op Dr. Walsh zoo gebeten is: deze immers beschouwt hem als eenen man aan de Engelsche Regeering verslaafd. Mgr Persico loochent zulks met klem en beweert dat hij integendeel geheel zijn leven een warme vriend van Ierland is geweest. Daarom heeft hij nopens het plan om in Ierland eenen Apostolischen Legaat aan te stellen een ongunstig advies uitgebracht. De uitval tegen den Aartsbisschop van Dublin was in Kardinaal Manning's smaak niet gevallen en blijkbaar had hij zijn gevoelen daaromtrent uitgedrukt, want Mgr. Persico's zevende brief, gedagteekend 29 Februari 1888, is niets anders dan eene vrij nederige vraag om verschooning. Feitelijk trekt hij alles in en voegt er zelfs bij dat hij aan de Kardinalen Rampolla en Simeoni heeft geschreven om hun aan te raden het volste vertrouwen in Dr. Walsh te stellen en in gemeen overleg met hem te handelen. Het incident moet echter Kardinaal Manning ernstig ontstemd hebben, want meer dan twee maanden verloopen eer wij den brief van 9 Mei 1888 - den achtsten - aantreffen en uit dien brief blijkt dat in den tusschentijd de Engelsche Primaat niet meer had geschreven. Inmiddels was de slag gevallen: den 20 April was het Pauselijk Rescript verschenen en Mgr. Persico werd er door iedereen voor aansprakelijk gemaakt. Van alle kanten werd hij aangevallen, ook in brieven waaromtrent ‘het hem schamen zou in bijzonderheden te moeten | |
[pagina 86]
| |
treden.’ De Redemptoristen van Teignmouth gaven hem te verstaan dat het tijd werd te verhuizen; de Kapucijnen van Pontypool (op de grens van Wallis) bedankten er voor hem te herbergen; met moeite werd hem vergund bij de Kartuizers te Partridge Green in Sussex eene schuilplaats te gaan zoeken, en de ongelukkige smeekt dat men hem toch naar Italië zou laten terugkeeren. Met roerenden ernst en zich op God beroepende, zweert hij dat hij onschuldig is, dat hij niets heeft geweten, dat men hem zonder nieuws, zonder onderrichtingen heeft gelaten, ja dat men hem nog den dag voor het verschijnen van het Rescript uit Rome schreef dat er betreffende Ierland nog geen besluit was genomen en dat zijne brieven en verslagen nog altijd in de handen van Kardinaal Rampolla waren. En niet minder plechtig bevestigt hij dat die brieven en verslagen met het Rescript geenszins strooken, dat hij daarin voor de Ieren pleitte en er vooral op aandrong dat men niets zou doen tenzij met en door de Bisschoppen. En nu heeft men aan den Aartsbisschop van Dublin en aan zijne collega's te Rome wijsgemaakt dat hij de vijand is van Ierland, hij die integendeel dat land zoo vurig bemint! Deus est qui judicat me, besluit Mgr. Persico en verzoekt Kardinaal Manning hem in zijne gebeden niet te vergeten. Het is onmogelijk dien aandoenlijken brief te lezen zonder diep medelijden te hebben met den man, wiens oude dag, zooals hij zegt, verbitterd wordt door de gedachte dat men zijne inzichten zoo | |
[pagina 87]
| |
deerlijk miskent, eene onverdiende miskenning, welke hij zwijgend moet verkroppen. In den laatsten brief, den volgenden dag (10 Mei 1888) geschreven, vestigt Mgr. Persico Kardinaal Manning's aandacht op het interview van eenen Franschen gazetschrijver met Dr. Donnelly, hulpbisschop van Dublin, die onbewimpeld staande houdt dat het uitvaardigen van het Rescript reeds sedert 1sten Februari eene besliste zaak was, natuurlijk in gemeen overleg met den Legaat. En nu, besluit Mgr. Persico, na die verklaring van eenen hunner bisschoppen, zal niets meer uit den geest der Ieren de overtuiging drijven dat ik hun vijand ben. Hiermede eindigt de briefwisseling en kort daarna werd Mgr. Persico naar Rome teruggeroepen. Uit bovenstaande korte ontleding - en die indruk zal door het aandachtig lezen van de brieven zelven nog versterkt worden - blijkt genoeg reeds dat Mgr. Persico noch de vader, noch de ingever was van het berucht Rescript van 20 April 1888; dat het stuk in strijd was met de besluiten van zijne verslagen, en dat het buiten zijne voorkennis werd opgemaakt en uitgegeven. Bijgevolg was het gansch ten onrechte dat het Iersche volk hem met zijnen gloeienden haat vervolgde. Omtrent de redenen, die het Roomsche Hof bewogen dien onschuldigen man tot aan zijnen dood onder den last te laten zuchten van ongegronde beschuldigingen, welke zijne laatste jaren | |
[pagina 88]
| |
vergalden, is weinig of niets bekend en voorzichtig is het geen al te haastig oordeel te vellen. Gelijk Graaf Benedetti in 1870, was achttien jaar later Mgr. Persico een slachtoffer der diplomatie, met dit verschil dat terwijl de voormalige Fransche gezant te Berlijn, naar de pen greep en zich naar vermogen weerde, de Italiaansche prelaat met de kalme gelatenheid van eenen martelaar het stilzwijgen bewaarde en het zware kruis dat hem op de schouders werd gelegd tot het einde toe zonder zelfs eene klacht te laten hooren ootmoedig bleef torsen. Zulk een bewijs van zedelijken moed, van niets ontziende zelfopoffering dient de eerbiedige bewondering van alle edeldenkenden te wekken, onverschillig tot welke richting zij behooren. En voor allen is het eene voldoening en een troost dat het, dank aan de tegenwoordige verrassende onthullingen, het eindelijk mogelijk is aan de nagedachtenis van den ongelukkigen Aartsbisschop van Damietta recht te laten wedervaren.
Ledeberg, Juni 1904. | |
[pagina 89]
| |
Bijlagen.Gezien het groo*te belang der brieven van Mgr. Persico aan Kardinaal Manning en de noodzakelijkheid, voor al wie een verlicht en onpartijdig oordeel wil uitspreken, om ieder woord te kunnen wikken en wegen, geven wij hier den oorspronkelijken tekst van die brieven, zooals zij in The United Irishman zijn verschenen. Wij hebben er geene letter aan veranderd. Alleen ééne blijkbare drukfeil hebben wij gemeend te moeten verbeteren: de voorlaatste brief is gedagteekend 19 Mei en het verband bewijst zonneklaar dat het 9 Mei moet wezen. Ten behoeve van hen, die met de Engelsche taal minder vertrouwd zijn, hebben wij bij den oorspronkelijken Engelschen tekst eene nauwkeurige Nederlandsche vertaling ervan gevoegd. Wij geven ook den oorspronkelijken Latijnschen tekst van het Pauselijk Rescript van 20 April 1888. Dien tekst hebben wij letterlijk geknipt uit The Freeman's Journal, nummer van 30 April 1888. Eene Nederlandsche vertaling ervan volgt. | |
[pagina 90]
| |
Bijlage A.
| |
[pagina 91]
| |
una mecum Generalibus Inquisitoribus, propositum fuit dubium: Utrum liceat in controversiis inter locatores et conductores fundorum seu praediorum in Hibernia uti medris vulgo appellatis the Plan of Campaign et the Boycotting - et ab Emis Patribus re diu ac mature perpensa unanimi suffragio responsum fuit: Negative. Quam profecto responsionem SSmus Pater feria IV die 18 huius mensis probavit et confirmavit. Huius iudicii qu anta sit aequitas facile quisque perspiciet, si animadvertat locationis pensionem quae mutua consensione statuta sit, privato unius conductoris arbitrio imminui, salva conventionis fide, non posse; praesertim cum certa tribunalia huiusmodi controversiis dirimendis statuta sint quae pensiones iusto maiores intra aequitatis limites cohibeant et moderentur, habita etiam ratione sterilitatis vel calamitatum quae incidere potuerint. Neque fas putandum, ut a conductoribus extorqueatur pensio et apud ignotos deponatur, locatore posthabito. Denique a naturali iustitia et christiana caritate est omnino alienum, ut nova quadem persecutione et interdictione saeviatur sive in eos qui contenti earum pensionum, de quibus, cum dominis praediorum convenerant, eas potius solvere parati sunt; sive in eos qui vacuos fundos, utentes iure suo, conducunt. Quare erit Ampl. Tuae prudenter quidem sed efficaciter de hac re tum ecclesiasticos viros, tum fideles monere eosque exhortari, ut dum levamen afflictae suae fortunae quaerunt, christianam caritatem servent et iustitiae fines non transiliant. Mihi interim gratum est fausta omnia Ampl. Tuae a Domino adprecari. Romae die 20 Aprilis 1888. A.T. Addictissimus in Domino R. Card. Monaco. | |
[pagina 92]
| |
Nederlandsche vertaling.Zeer Doorluchtige en Zeer Eerwaarde Heer,
Vanwege de Hooge Congregatie der Heilige Roomsche en Algemeene Inquisitie zijn onder dagteekening van den 20n der tegenwoordige maand April, letteren uitgevaardigd, om aan ieder der Iersche Aartsbisschoppen en Bisschoppen te worden toegezonden. Een exemplaar van die letteren zend ik aan Uwe Hoogwaardigheid hierbij ingesloten, en hebbende mij van die taak gekweten, bid ik God dat Hij U bij voortduring helpe en hoede Rome, ten huize der Heilige Congregatie voor de Voortplanting van het Geloof, den 23 April 1888. Uwer Hoogwaardigheid. Zeer verkleefde Broeder Joannes Kard. Simeoni, Prefect. † D. Aartsbisschop van Tyrus, Secretaris.
Zeer Doorluchtige en Zeer Eerwaarde Heer,
Zoo dikwijls hunne zaken het schenen te vereischen, heeft de Apostolische Stoel aan de inwoners van Ierland, wien hij altijd eene bijzondere genegenheid toedroeg, waarschuwingen en raadgevingen verstrekt met het doel om hen in staat te stellen hunne rechten te verdedigen of te vorderen zonder de gerechtigheid en den openbaren vrede te benadeelen. Heden echter, Onze Heilige Vader Leo XIII, vreezende dat het juiste gevoel van rechtvaardigheid en christelijke liefde zou kunnen verdraaid worden in het soort van oorlogstactiek, dat onder dat volk bij de geschillen tusschen verhuurders en huurders van landgoederen en pachthoeven werd ingevoerd en dat men the Plan of Campaign noemt, alsook naar aanleiding van de verbanning Boycotting geheeten uit diezelfde geschillen gesproten, heeft de Hooge Congregatie der Roomsche en Algemeene Inquisitie belast | |
[pagina 93]
| |
nopens de zaak tot een ernstig en zorgvuldig onderzoek over te gaan. Diensvolgens werd aan de Hoogwaardige Vaders Kardinalen, die met mij het ambt bekleeden van Algemeene Geloofsonderzoekers tegen de kettersche dwalingen, deze vraag gesteld: Of het geoorloofd is, bij de geschillen in Ierland tusschen verhuurders en huurders van landgoederen of pachthoeven ontstaan, zich van de middelen te bedienen in de levende taal the Plan of Campaign en the Boycotting geheeten. En door de Hoogwaardige Vaders, werd er, na een lang en rijp onderzoek der zaak, met eenparige stemmen geantwoord: Neen. Dit antwoord heeft de Heilige Vader op Woensdag den 18n dezer maand goedgekeurd en bekrachtigd. Hoe rechtvaardig dit vonnis is zal eenieder gemakkelijk beseffen, die nadenkt dat een pachtgeld, door wederzijdsche overeenkomst bepaald, door de willekeur van den huurder alleen niet kan verminderd worden zonder het verdrag te schenden, inzonderheid daar er, om zulke geschillen te vereffenen, zekere rechtbanken bestaan, die binnen de palen der rechtvaardigheid de pachtgelden vaststellen en verminderen, zelfs met inachtneming van het mislukken van den oogst of van andere rampen, die zouden kunnen voorvallen. Evenmin kan het als geoorloofd aanzien worden dat men de pachters zou dwingen het pachtgeld in handen van onbekenden te storten, zonder op den verhuurder acht te slaan. Eindelijk is het aan de natuurlijke rechtvaardigheid en aan de christelijke liefde gansch vreemd een nieuw soort van vervolging en van verbanning in te stellen, hetzij tegen hen, die, vrede hebbende met het pachtgeld dat zij in gemeen overleg met den landneer bepaalden, bereid zijn om liever hetzelve te betalen, of tegen degenen, die, gebruik makende van hun recht, ledigstaande landen in pacht nemen. Dus behoort het dat Uwe Hoogwaardigheid op voorzichtige, maar afdoende wijze zoowel de geestelijken | |
[pagina 94]
| |
als de geloovigen waarschuwe en hen aanmane opdat, terwijl zij de rampen die hen treffen trachten te lenigen, zij aan de christelijke liefde trouw blijven en de palen der gerechtigheid niet te buiten gaan. Intusschen is het mij aangenaam voor Uwe Hoogwaardigheid alle geluk van den Heer af te bidden. Rome, den 20 April 1888. Uwer Hoogwaardigheid Zeer verkleefde in den Heer R. Kard. Monaco. | |
[pagina 95]
| |
Bijlage B.
| |
II.Capuchin Convent, Cork, My Lord Cardinal - Out of the great respect I entertain for your Eminence, I write to tell you, that as far as I am concerned there is not a word of truth in all that has been lately published in the Pall Mall Gazette and other newspapers about my league with the Government and so on. Everything is nothing but a tissue of calumnies. Neither in word nor in writing have I ever had anything to do with the Governt., either in Ireland, nor much less in England. My intercourse with the Bishops has been straightforward and loyal, and nothing underhand has passeed between me and them. I have strictly confined myself to the object of my mission - to observe, to study, to know - and in due time to make my report. Beyond this I | |
[pagina 96]
| |
have done nothing. and I even safely defy anyone to prove the contrary. Your Eminence will understand that I must remain silent before these attacks; but I have been deeply pained at the language of some newspapers in Ireland, specially two articles in the Freemans of the 17th and 19th instant. I am afraid that the enemies of Ireland will take advantage of that. Of course there are things to be corrected and certain inconvenients to be removed; and when I have the honour of seeing Y.E. I will freely mention them to you. But I may even now tell Y.E. that in submitting my subordinato parere to my Superiors I have said that whatever is deemed necessary or useful for Ireland must be done with and through the Bishops. That any other mode of acting or a different procedure may have deplorable consequences. I hope and trust they will abide by my humble proposals. In fact I would like to see the four Archbishops and one Bishop for every Province in Rome, and there prepare and settle things; and this might be a preparation for their National Synod. Again, I do not see why I am to prolong my stay here, as it is causing comments and suspicions. The object of my temporary mission has terminated, hence I ought to retire. I hope they will allow me to do so. I take this opportunity to lay before Y.E. my humble but sincere good wishes for a happy Xmas. - Y.E., most respectfully, I. Persico, Archbishop of Damietta. | |
III.Capuchin Convent, Cork. My Dear Lord Cardinal - I duly received your letter of the 22nd, which afforded me great comfort, and which reveals your excellent qualities of mind and heart. While I thank you very much for the same, I deem it | |
[pagina 97]
| |
proper to inform Y.E. of a letter I have received from Cardinal Rampolla in reply to a letter of mine in which I mentioned that my mission might now be brought to a termination, since I had all the information required, &c. His Eminence tells me plainly that it is the will of Our Holy Father to prolong this mission indefinitamente, so that if I could not remain on account of the climate, they would appoint a successor. At the same time he urges me to remain, and adds, that I can reside anywhere in the British Isles during this winter, where the climate is milder. It must, however, be understood, his Eminence says, that the mission continues, and that this should be known. Again, that I must not reside in London, so as not to give the least suspicion that I have anything to do with the British Government. Now, my dear Lord Cardinal, I must mention that the dampness of this climate is against me, and the doctors say that I should spend two months, from the middle of January to the middle of March, in a much healthier and milder climate. I have been thinking of spending said two months in some quiet place in England, where the climate is comparatively milder. I have already felt the bad effects of this climate, and I am afraid I shall not be able to stand it in winter. So to prevent my applying to be recalled, I would try to spend two months, as I have said, somewhere in England. Steamers leave Cork regularly for Bristol, Liford, Liverpool, Cardiff, Newport, and Southampton. May I beg of your Eminence to have the great kindness to mention which of said places would be better for me to go to. Whether Bath would be a good place. Of course I must reside where there is a church. Y.E. may not give an immediate reply to this. As to the going of the four Archbishops and four suffragans to Rome, I had already proposed it, and have repeated the same thing. I shall have occasion to | |
[pagina 98]
| |
write again on the same subject, when I shall urge the thing most earnestly. Your Eminence understands the Irish question thoroughly: I wish others in Rome understood it as Y.E. does. As far as I am concerned I shall not fail to make a proper exposé of things. - I beg to express my best wishes to Y.E. for a Happy New Year, and remain your Eminence's most faithful servant, I. Persico, Archbishop of Damietta. | |
IV.Capuchin Convent, Cork. My Dear Lord Cardinal - I had the pleasure of receiving Y.E.'s letter of the 29th ultimo, and thank you very much for your great kindness in giving me the required information about some place in England where the weather is comparatively temperate. I shall write again to let Y.E. know when I leave this for England. I have read and re-read your Eminence's letter with an ever-increasing interest and sincere satisfaction, for I find therein the confirmation of my deeplysettled convictions on the subject of diplomatic relations. Your Eminence may remember that from my early youth I have been engaged in examining the subject of concordats between secular Governments and the Holy See. My studies on that subject commenced on the question of the Portuguese pretended right of patronage in East India. From that time I became persuaded that in all these transactions the Holy See has not gained much; on the contrary the Church lostGa naar voetnoot(1) great deal, especially in the choice of Bishops and in points connected with ecclesiastical jurisprudence and discipline. If so, with the old Catholic countries, what must we say of England and Ireland? Their condition and their | |
[pagina 99]
| |
status is something sui generis and quite exceptional. The history, the succeeding events, and a thousand other circumstances must be taken in consideration; and hence people ought to stop before running to the conclusion that diplomatic relations may be advantageous and useful to England and Ireland. I agree fully with your Eminence that ‘the true Nunciatura for England and Ireland is the Episcopate. If the Bishops do not know the state of the country they are not fit to be Bishops. If they do, what more can una persona ufficiosa o ufficiale do for the Holy See?’ And again, I fully understand what your Eminence adds, ‘The English people tolerate the Catholic Church as a spiritual body. The first sign of a political action on the Government would rekindle all the old fears, suspicions, and hostility.’ It is a great pity that they do not realise this in Rome. And it is also a great pity that English Catholics do not understand all this! I am sure that His Holiness understands it well, but I share your fears that those about him may harrass him with the fickle and vain glory that would accrue to the Holy See by having an accredited representative from England also. I may assure Y.E., of course, in a most confidential way, that even in my humble position I do not fail to represent my views to the Holy See. Above all, I have informed the Secretary of State of the way in which such a thing would be felt in Ireland. As far as my mission is concerned, I must say that the instructions are that I must keep aloof from the English Government; and I may assure Y.E. that I was happy to receive such instructions, and have been most careful in observing them. I hope that when in England I may have the opportunity of seeing your Eminence. I recommend myself to Y.E.'s prayers, as I am tried by the continued attacks of the newspapers, and therefore I need great patience. - Believe me, my dear Lord Cardinal, yours devotedly in Xt., I. Persico, Archbishop of Damietta. | |
[pagina 100]
| |
V.Capuchin Convent, Cork, My Dear Lord Cardinal - I received in due time your Eminence's kind letter of the 8th instant, and thank you very much for it. To-morrow, please God, I leave this for Bristol, and I have arranged to stay a few days with the Redemptorist Fathers at Teignmouth, Devon. When there I shall see where I can go, either to Torquay or about the Isle of Wight. I shall not fail to let your Eminence know the place I may select. I would ask Y.E. not to think of meeting me for some time. I shall be able after a while to suggest the most appropriate time. - I remain, with deep gratitude, your Eminence's most devotedly, Ign. Persico, Archbishop of Damietta. | |
VI.St. Joseph's, Teignmouth, My Dear Lord Cardinal - I have been favoured with your Eminence's kind reply to my letter, and I thank you very much for the offer you make of writing to the Holy Father about Ireland. Indeed a letter from your Eminence corroborating my proposal of a Council of Archbishops in Rome would doGa naar voetnoot(1) great deal of good. Only a week ago I renewed the said proposal in writing both to Cardinal Rampolla and to Cardinal Simeoni. In my humble opinion, it is only by a discussion on certain points that the Holy See on one part, and the Irish Bishops on the other, may | |
[pagina 101]
| |
come to a perfect understanding. I am sure that many things will be cleared up, as the Bishops will have an ample opportunity to give reasons or explain matters, and Rome will rest satisfied that the Bishops are right. Again, the Bishops, being fully satisfied about the propriety, if not the necessity, of adopting certain measures, will do so from conviction and with firm determination to carry them into effect. I am anxious about the greater good of the clergy in a spiritual way, nor for a moment would I separate the clergy from the people. I am entirely of your Eminence's opinion, that the people of Ireland have had no defenders but the priests; and I firmly believe that the clergy in Ireland must be the guides and the protectors of the people. It would be an evil day for Ireland to separate the clergy from the people. I have shown this important fact in my reports to Rome, and I hope that they are persuaded of its necessity. I repeat, I am only anxious about the spirituality of the clergy, especially the young clergy. In fact, my desire is to the effect of protecting the young clergy against anything that may render the priest less holy and disinterested than he ought to be. While on this point I must confide to your Eminence my impression about the Archbishop of Dublin. He has most eminent qualities and can do an immensity of good, not only in his own Diocese, but for the whole of Ireland. I would like to see him a tittle more spiritual and more attached to his pastoral duties. I am in hopes that he will do so in time, for he is young, and has been only a professor all his life. To Y.E. also I must confide, that this is the opinion of many Bishops in Ireland. My intercourse with all the Bishops has been of a most friendly character, and so it has been with the Archbishop of Dublin. He has written to me constantly, except for the last month. On his arrival in Rome he heard (as he himself wrote to me) many things about me. Among others, that I had caused Fr. Gualdi's recall and similar | |
[pagina 102]
| |
things, and from the tenor of his letter I could see that he had doubts about me. I must confess to Y.E. that in my reply I showed some pain about it; and this may be the cause of his silence. With regard to Fr. Gualdi, I may assure Y.E. that the good soul was himself very desirous to return to Rome as soon as possible, and I saw the letters that he wrote to the Propaganda for it. In fact he obtained leave to return in consequence of his own request. And going to Rome, I know that he was received, as he himself wrote to me, with kindness and consideration. I must add, that as far as I am concerned, I was very glad to have him as my companion, and I have invariably entertained for him respect and esteem. The Archbishop of Dublin does not know Rome with regard to rumours and reports. Y.E. knows it well. Often a word from a writer or under-writer of a Sacred Congregation is given as a fact, and goes round Rome. Again, at the evening conversazioni, comments are freely made from unknown sources or from personal feelings, and those comments are given as certain facts the next morning. I am sure Y.E. remembers well what was going on in Rome during the Vatican Council! I am also afraid that the Archbishop of Dublin and the majority of the clergy in Ireland take me for a man ligio al governo inglese. They are greatly mistaken in this. Providence so disposed things, that even from my early youth I should have become acquainted with the sad history of Ireland. That history made so deep an impression upon me, that even then I became convinced of the fact that Ireland had been the most tried and persecuted nation on the face of the earth; while England, the most cruel and cold-blooded towards poor Ireland. I may safely assure Y.E. that I am a great friend of Ireland, and with all my heart I wish Ireland happiness and prosperity. I had forgotten to tell Y.E. that there is another | |
[pagina 103]
| |
point about which I have given my negative opinion in my reports, and that is against the appointment of a permanent Apostolic Delegate for Ireland. Such a thing would not only humble her, but wound the feelings both of clergy and people. Thank God, my health is much better, and I am happy to say that I enjoy very much this peaceful abode. Again I thank you very much for the patience you have with me, and I shall be very much obliged if Y.E. will write to the Holy Father on the subject of a council of the Irish Bishops in Rome. I have full confidence in Y.E., and I thank Y.E. for telling me that our correspondence is sacred, and that you will keep perfect silence about it. - With my best regards, I remain, Y.E.'s most sincerely, Ig. Persico, Archbishop of Damietta. | |
VII.St. Joseph's, Teignmonth, Devon, My Dear Lord Cardinal - I have just had the pleasure of receiving Y.E.'s letter of yesterday, for which I am very thankful. With reference to the person alluded to in my last, I beg to assure Y.E. that I fully agree with you as to the character and aptitude, nay, I acknowledge his eminent qualities. If I opened my mind to Y.E. upon one thing only, I did it from my wish for the greater good. But we must take into consideration his being taken from college life and other circumstances. Above all, I am decidedly of Y.E.'s opinion that it would be a great disaster if the confidence of His Holiness in him should be shaken. On this point I may also assure Y.E. that as far as I am concerned, I have shewn the necessity of hearing and acting in concert with him about everything. And writing to Card. Simeoni and Rampolla I have insisted on their shewing and placing in him great confidence. I opened my | |
[pagina 104]
| |
mind freely to Y.E in my last, because I am convinced that Y.E. can always do good with your wise counsels. I am, indeed, happy to see that the whole of the Irish clergy have great veneration and love for Y.E., and, oh! how I wish that Y.E. would be entrusted with everything! My health, thank God, is bearable. - I wish Y.E. perfect health, while, with my best regards, I beg to remain Y.E.'s most faithful servant, Ig. Persico, Archbishop of Damietta. | |
VIII.Teignmouth, Devon, 9th May, 1888. My Dear Lord Cardinal - Being on the point of changing residence, I deem it my duty to inform Y.E. of it. As the Fathers here expect visitors during the summer season, and for the increasing wants of the community, it is no more possible for me to remain in Teignmouth. I have tried to live with my brother Capuchins at Pontypool, but I saw that my presence might have done them harm, on account of the strong feelings of the Irish against me. Therefore I have sought the hospitality of the Carthusians at Partridge Green, and they have kindly granted it; so I am going there, leaving this next Friday morning, where I intend remaining until I am permitted to return home. I speak of my return to Italy, as I do not see what I could do in Ireland since the publication of the Decree of the Holy Office, especially that all attribute to me the said Decree, and hence I am now considered the greatest enemy of Ireland. Of this I have daily proofs, not only from public utterances, but from letters and messages which I would be ashamed of particularising to your Eminence. In England I do not see what I could do, and so the best thing the Holy See can do is to recall me to Rome. You are a Cardinal of the holy Church, and one I deeply esteem and respect; hence, I feel that I can speak as I | |
[pagina 105]
| |
would before the whole Church, and before God Himself. Now, it is known to Y.E. that I did not expect at all the said Decree, and I was never so more surprised in my life as when I received the circular from the Propaganda on the morning of the 22th ultimo. And fancy, I received the bare circular, as I suppose every Irish Bishop did, without a letter or a word of instruction or explanation. And what is more unaccountable to me, only the day before I had received a letter from the Secretary for the Extraordinary Ecclesiastical Affairs, telling me that nothing had been done about Irish affairs, and that my report and other letters were still nell casetto dell' Emo Rampolla! And yet the whole world thinks and says that the Holy Office has acted on my report, and that the Decree is based on the same! Not only all the Roman correspondents, but all the newspapers avec le ‘Tablet’ en tete proclaim and report the same thing! Hence I must incur and bear the whole odium of the act with all the disagreeable and painful circumstances. I may freely assure Y.E. that my report and all my letters have been written with a most friendly feeling to Ireland; and I need not say that I have been most impartial in all my doings, and in every respect excluding every acceptance of person. The condition of Ireland and all its wants I have exposed most fully; and if I had to touch on certain points I did so in a spirit of charity, making allowance for circumstances, and even when I thoughtGa naar voetnoot(1) my duty to allude to inconvenients, I proposed discreet and prudential remedies. Oh! I wish that my report and all my letters had been studied and seriously considered, and that action had been taken from the same! Above all, I had proposed, and insisted upon it, that whatever was necessary to be | |
[pagina 106]
| |
done it ought to be done with and through the Bishops. As I already mentioned to Y.E., I made a special proposal of having in Rome the four Archbishops, with a Bishop from every Province, and in their presence hold a fair discussion about everything. And the conclusions or resolutions thus taken ought to have formed a matter for the coming Synod. In a word, my desire was that the Bishops should have every opportunity to explain or to defend every controversial point; and so acting on full conviction of their duty, their action might have been firm and united. I know not whether the Archbishop of Dublin has been heard or given an opportunity of explaining things. Upon this also I wrote most urgent letters, both to Cardinal Rampolla and Cardinal Simeoni, showing the necessity that the said Archbishop should be fairly heard and consulted on everything, as he was not only competent, but deserved confidence and consideration. I am afraid, however, that the Archbishop also thinks me adverse to the Irish cause, as he must have heardGa naar voetnoot(1) great deal in Rome about it. I know of old how people talk in Rome; the officials shuffle and speak at random, whereas the writers and underwriters speak most freely, and as knowing everything about affairs and persons. Therefore I must not wonder if the Archbishop of Dublin and other Irish Bishops are now imbibed (sic) with such ideas. The only thing I can say is - Dominus est qui judicat me. I must confess to Y.E. that all this creates a feeling of sadness, not only for the interest of the Church, but for personal considerations also. In my old age I must be hunted (sic) by the thought of being considered and handed down as the enemy of a race which I have ever cherished and loved, and still cherish and love. I need | |
[pagina 107]
| |
not say thatGa naar voetnoot(1) all that is published about instructions received by me from Rome there is no foundation whatever. I have received neither instructions or explanations, and I am in perfect ignorance of what they mean or intend to do. The only letter I received from Cardinal Rampolla some time ago was to the effect to remain in England until further orders. Beyond this I know nothing. And now I must bring this to a close, having taken too much time from your serious occupations. As I said, the day after to-morrow morning I leave for Parkminster, Partridge Green, Sussex - And imploring from your charity a prayer in your prayers, I beg to subscribe myself, of your E. most devoted and faithful servant, Ig. Persico, O.C., Archbishop of Damietta.
P.S. - Just this moment I have read an interview with a French journalist by Dr. Donnelly, Auxiliary Bishop of Dublin. Apart from the great indiscretion of communicating such things, Dr. Donnelly openly affirms that the Decree of the Holy Office is given exclusively from my report! It would be well if your Eminence read the interview. | |
IX.St. Joseph's, Teignmouth, Devon. My Dear Lord Cardinal - I am sorry I have no more with me Dr. Donnelly's interview with the French journalist. else I would send it to Y.E. However, it has been published in several Irish papers, and hence of public notoriety. Dr. Donnelly having assured the journalist that being with his nieces in Rome on the occasion of the Pope's jubilee, he tried to ascertain | |
[pagina 108]
| |
everything and had interviews with members of the Sacred College; then in a positive and distinct manner states the following fact: ‘That the Decree of the H.O. was made and ready since the 1st February!’ Now, two inferences can be made from this startling announcement: 1st. That the Irish Bishops knew of the existence of said Decree, whereas I (the Pope's representative ad hoc) knew nothing whatever about it. 2nd. The Irish Bishops knew of the Decree, and yet they (to all appearance) have remained silent and passive during three months! That I knew nothing whatever about it, I would have not the slightest objection to make the following declaration before the whole world, viz. - That I had no idea that anything had been done about Irish affairs, much less thought that some questions had been deferred to the H.O.: and the first knowledge I had of the Decree was on the morning of the 28th of April, when I received the bare circular sent me by the Propaganda. I must add that had I known of such a thing, I would have felt it my duty to make proper representations to the Holy See. For the same reason it seems incomprehensible to me, if the Irish Bishops knew, that they did not represent matters and lay their. views and reasons before the H.S. As it is, Dr. Donnelly has done me the greatest possible harm before the Irish people, in denouncing me as their informer, or the instrument of the Decree, etc. For nothing will remove from their minds that I am their enemy, after the declaration of one of their Bishops. So the whole onus is thrown on me. Begging Y.E.'s pardon for again trespassing on your time - I remain, with the greatest respect, Y.E.'s devoted servant, Ig. Persico, O.C., Archbishop of Damietta.
P.S. - To-morrow morning I start for Partridge Green. | |
[pagina 109]
| |
Vertaling
| |
II.Kapucijnenklooster, Cork, Mijn Heer Kardinaal,
Uit hoofde van den grooten eerbied, dien ik voor Uwe Em. koester, schrijf ik om U te zeggen dat, voor zooveel mij aangaat, er geen woord waarheid is in al hetgeen laatst werd afgekondigd in de Pall Mall Gazette en in andere bladen betreffende mijn verbond met de Regeering en dies meer. Alles is niets dan een samenweefsel van laster. | |
[pagina 110]
| |
Noch mondeling, noch schriftelijk heb ik ooit iets te maken gehad met de Regeering, hetzij in Ierland of nog veel minder in Engeland. Mijn verkeer met de Bisschoppen is openhartig en eerlijk geweest en tusschen mij en hen is er geen bedekt spel geweest. Ik heb mij stipt bepaald bij het voorwerp mijner zending - gaslaan, bestudeeren, weten - en op tijd en stond verslag doen. Daar buiten heb ik niets gedaan en ik daag gerust iedereen uit het tegendeel te bewijzen. Uwe Em. zal begrijpen dat ik voor die aanvallen het stilzwijgen moet bewaren; maar ik ben diep gegriefd geweest door de taal van enkele bladen in Ierland, inzonderheid door twee artikels in de Freemans van 17n en 19n dezer. Ik vrees dat Ierland's vijanden daaruit voordeel zullen trekken. Stellig zijn er dingen te verbeteren en zekere bezwaren uit den weg te ruimen, en als ik de eer zal hebben Uwe Em. te zien, zal ik ze U onbewimpeld bekend maken. Maar reeds nu mag ik aan Uwe Em. zeggen dat, toen ik mijn subordinato parere aan mijne Oversten onderwierp, ik verklaard heb dat wat men ook voor Ierland noodig of nuttig achtte, zulks met en door de Bisschoppen moest gedaan worden. Elke andere handelwijze of rechtspleging zou betreurenswaardige gevolgen kunnen hebben. Ik hoop en vertrouw dat zij in mijne nederige voorstellen zullen berusten. Inderdaad, ik zag gaarne de vier Aartsbisschoppen met eenen Bisschop voor iedere provincie te Rome bijeenkomen om daar de zaken voor te bereiden en te regelen; en dit zou eene voorbereiding kunnen zijn voor hunne Nationale Synode. Overigens zie ik niet in waarom ik mijn verblijf alhier zou verlengen, aangezien het opspraak en wantrouwen wekt. Het doel mijner tijdelijke zending is bereikt, dus dien ik mij te verwijderen. Ik hoop zij zullen mij toelaten zulks te doen. Ik neem deze gelegenheid waar om aan Uwe Em. mijne nederige, maar oprechte gelukwenschen voor een zalig Kerstfeest aan te bieden. Uwer Em. met den meesten eerbied, I. Persico, Aartsbisschop van Damietta. | |
[pagina 111]
| |
III.Kapucijnenklooster, Cork, Mijn waarde Heer Kardinaal,
Ik heb Uwen brief van 22n dezer wel ontvangen, die mij grooten troost heeft geschonken en mij Uwe uitmuntende gaven van geest en hart heeft ontsluierd. Terwijl ik U ten zeerste daarvoor dank zeg, acht ik het gepast aan Uwe Em. kennis te geven van eenen brief, dien ik gekregen heb van Kardinaal Rampolla als antwoord op een schrijven van mij waarin ik uiteenzette dat er thans aan mijne zending een einde mocht gemaakt worden, vermits ik al de gevraagde inlichtingen had bekomen, enz. Z.E. zegt mij duidelijk dat het de wil van Onzen Heiligen Vader is deze zending indefinitamente te verlengen, zoodat, indien ik om reden van het klimaat niet kan blijven, zij eenen opvolger zouden aanstellen. Tevens dringt hij aan opdat ik blijven zou en voegt er bij dat ik gedurende dezen winter ergens elders in de Britsche Eilanden, waar het klimaat zachter is, mag verblijven. Edoch moet het verstaan worden, zegt Z.E., dat de zending voortduurt en dat zulks bekend zij. Verder, dat ik niet te Londen mag verblijven, om niet het minste vermoeden uit te lokken dat ik met de Britsche Regeering iets zou te maken hebben. Nu, mijn waarde Heer Kardinaal, ik moet bekennen dat de vochtigheid van dit klimaat mij niet meevalt, en de geneesheeren zeggen dat ik twee maanden - van het midden van Januari tot het midden van Maart - in een veel gezonder en zachter klimaat zou moeten doorbrengen. Ik heb gedacht dat ik die twee maanden ergens in eene stille plaats in Engeland, waar het klimaat betrekkelijk zachter is, zou kunnen doorbrengen. Ik heb reeds de slechte gevolgen van dit klimaat ondervonden en ik vrees dat ik niet in staat zal zijn om het gedurende den winter te verdragen. Dus, | |
[pagina 112]
| |
om mijne terugroeping niet te moeten vragen, zou ik, zooals ik zei, twee maanden ergens in Engeland trachten door te brengen. Stoombooten varen regelmatig van Cork naar Bristol, Liford, Liverpool, Cardiff, Newport en Southampton. Mag ik Uwe Em. verzoeken de groote goedheid te hebben mij te zeggen welke van die plaatsen voor mij de beste zijn zou om er naartoe te gaan? Of zou Bath eene goede plaats zijn? Natuurlijk moet ik verblijven daar waar er eene kerk is. Uwe Em. mag hierop niet dadelijk antwoorden. Wat betreft het gaan der vier Aartsbisschoppen en van vier suffraganten naar Rome, ik had het reeds voorgesteld en heb hetzelfde herhaald. Ik zal in de gelegenheid zijn aangaande hetzelfde punt nogmaals te schrijven en zal met den meesten ernst aandringen. Uwe Em. begrijpt de Iersche quaestie ten volle: ik wenschte dat anderen te Rome ze begrepen zooals Uwe Em. het doet. Wat mij aangaat, ik zal niet nalaten de zaken behoorlijk uiteen te zetten. Ik vraag om aan Uwe Em. mijne beste wenschen voor een gelukkig Nieuwjaar aan te bieden en blijf Uwer Em. getrouwste dienaar, I. Persico, Aartsbisschop van Damietta. | |
IV.Kapucijnenklooster, Cork, Mijn waarde Heer Kardinaal,
Ik had het genoegen Uwer Em. brief van 29n der laatste maand te ontvangen en zeg U dank voor Uwe groote goedheid, daar Gij mij de gewenschte inlichtingen geeft nopens eene plaats in Engeland waar het weer betrekkelijk gematigd is. Ik zal nog eens schrijven om aan Uwe Em. te laten weten wanneer ik uit hier naar Engeland vertrek. Uwer Em. brief heb ik gelezen en herlezen met eene im- | |
[pagina 113]
| |
mer stijgende belangstelling en met een oprecht genoegen, want ik vind er de bevestiging mijner diepgegronde overtuiging betreffende diplomatische betrekkingen. Uwe Em. moge zich herinneren dat van mijne eerste jeugd af aan ik mij erop heb toegelegd de vraag der concordaten tusschen wereldlijke Regeeringen en den Heiligen Stoel te bestudeeren. Mijne studies in die richting begonnen met de quaestie van het voorgewend recht van patronaat door Portugal in Oost-Indië geëischt. Sedertdien heb ik mij overtuigd dat bij al die verdragen de Heilige Stoel niet veel gewonnen heeft; daarentegen heeft de Kerk veel verloren, bijzonderlijk met het oog op de keuze der Bisschoppen en in zaken betrekking hebbende tot kerkelijke rechtspraak en tucht. Indien het zoo gaat in oude katholieke landen, wat moeten wij van Engeland en Ierland zeggen? Hun toestand en hun status zijn iets sui generis en gansch uitzonderlijk. De geschiedenis, de reeks der gebeurtenissen en duizend andere omstandigheden moeten in overweging worden genomen: en derhalve zou men wat moeten wachten vooraleer het besluit te trekken dat diplomatische betrekkingen voor Engeland en Ierland voordeelig zouden kunnen zijn. Ik ben het met Uwe Em. volkomen eens dat ‘voor Engeland en Ierland de echte Nuntiatuur het Episcopaat is. Kennen de Bisschoppen 's lands toestand niet, dan zijn zij niet bekwaam om Bisschoppen te zijn. En indien zij dien toestand kennen, wat meer kan una persona ufficiosa o ufficiale voor den Heiligen Stoel doen?’ En verder, ik besef ten volle wat Uwe Em. daarbij voegt: ‘Het Engelsch volk duldt de Katholieke Kerk als geestelijk lichaam. Het eerste teeken van politieke drukking op de Regeering zou de oude vrees, wantrouwen en vijandschap weer aanvuren.’ Het is zeer te bejammeren dat men dat niet beseft te Rome. En het is ook een groot jammer dat Engelsche Katholieken dat alles niet begrijpen! Ik ben zeker dat Zijne Heiligheid zulks goed verstaat, maar met U vrees ik dat zijne omgeving hem mogelijk plaagt met de bedriegelijke en | |
[pagina 114]
| |
ijdele glorie, die de Heilige Stoel zou verwerven mocht ook een vertegenwoordiger van Engeland daarheen worden afgevaardigd. Ik mag aan Uwe Em. verzekeren - natuurlijk op gansch vertrouwelijke wijze - dat ik, zelfs in mijne nederige stelling, niet nalaat mijne zienswijze aan den Heiligen Stoel mede te deelen. Bovenal heb ik den Staatssecretaris bekend gemaakt met de manier waarop zoo iets in Ierland zou gevoeld worden. Voor hetgeen mijne zending betreft, moet ik verklaren dat mijne instructies zijn alle aanraking met de Engelsche Regeering te vermijden; en ik mag Uwe Em. betuigen dat ik gelukkig was zulke instructies te ontvangen en ze heel zorgvuldig heb nageleefd. Ik hoop dat ik, als ik in Engeland ben, de gelegenheid zal hebben om Uwe Em. te zien. Ik beveel mij in Uwer Em. gebeden aan, want ik ben beproefd door de voortdurende aanvallen der nieuwsbladen en heb dus veel geduld noodig. Geloof mij, mijn waarde Heer Kardinaal, Uwen in Christus verkleefden, I. Persico, Aartsbisschop van Damietta. | |
V.Kapucijnenklooster, Cork, Mijn waarde Heer Kardinaal,
Te rechter tijd heb ik Uwer Em. welwillend schrijven van 8n dezer ontvangen en dank U ten zeerste daarvoor. Morgen, als 't God belieft, vertrek ik uit hier naar Bristol en heb schikkingen genomen om eenige dagen te verblijven bij de Paters Redemptoristen te Teignmouth, Devon. Als ik daar ben, zal ik zien of ik naar Torquay of omtrent het eiland Wight kan gaan Ik zal niet nalaten de plaats, die ik zal verkiezen, aan Uwe Em. bekend te maken. Ik zou Uwe Em. willen verzoeken gedurende eenigen tijd er niet aan te denken mij te ontmoeten. Na | |
[pagina 115]
| |
eene wijl zal het mij mogelijk zijn het geschiktste oogenblik aan te wijzen. Ik blijf met diepe erkentelijkheid Uwer Em. meest verkleefde Ign. Persico, Aartsbisschop van Damietta. | |
VI.St. Joseph's, Teignmouth, Mijn waarde Heer Kardinaal,
Ik ben in het bezit van Uwer Em. minzaam antwoord op mijnen brief, en ik dank U ten zeerste voor Uw voorstel om aan den Heiligen Vader omtrent Ierland te schrijven. Inderdaad, een brief van Uwe Em. mijn voorstel betreffende eene bijeenkomst der Aartsbisschoppen te Rome ondersteunende, zou zeer veel goeds doen. Pas eene week geleden heb ik dit mijn voorstel aan Kardinaal Rampolla en aan Kardinaal Simeoni schriftelijk weer herhaald. Naar mijne nederige meening is het alleen door het bespreken van zekere punten dat de Heilige Stoel van den eenen kant en de Iersche Bisschoppen van den anderen tot eene volledige verstandhouding kunnen geraken. Ik ben zeker dat vele dingen zullen opgehelderd worden, daar de Bisschoppen eene ruime gelegenheid zullen hebben om hunne redenen te doen kennen en de zaken uit te leggen, en Rome zal met genoegen daarin berusten dat de Bisschoppen gelijk hebben. Anderzijds, de Bisschoppen, nu ten volle bewust dat het behoorlijk, zoo niet noodig is zekere maatregelen te nemen, zullen daartoe besluiten uit overtuiging en met het vast voornemen dezelve te verwezenlijken. Ik bekommer mij over het grooter nut van het priesterdom in het geestelijk opzicht, en zelfs voor geen oogenblik zou ik de priesters van het volk willen scheiden. Ik deel ten volle Uwer Em. meening dat het volk van Ierland geene andere verdedigers heeft gehad dan de priesters; | |
[pagina 116]
| |
en het is mijn vast geloof dat de geestelijkheid in Ierland het volk dient te leiden en te beschermen. Voor Ierland zou het een droeve dag zijn, indien men de geestelijkheid van het volk scheidde. Ik heb op dat gewichtig feit gewezen in mijne verslagen aan Rome, en ik hoop dat zij overtuigd zijn van de noodzakelijkheid ervan. Ik herhaal het, ik bekommer mij over het geestelijk karakter van de priesters, en inzonderheid van de jongeren. Inderdaad is het mijn wensch de jonge priesters tegen wat ook te beschermen dat hen minder heilig en onbaatzuchtig zou maken dan zij behooren te zijn. Van dit punt gesproken, moet ik aan Uwe Em. mijnen indruk van den Aartsbisschop van Dublin vertrouwen. Hij bezit hoogst uitstekende eigenschappen en kan oneindig veel goeds stichten, niet alleen in zijne eigene Diocese, maar in geheel Ierland. Ik zag hem graag een weinig geestelijker en meer gehecht aan zijne herderlijke plichten. Ik hoop dat hij zulks mettertijd zal doen, want hij is jong en is geheel zijn leven niets anders dan een professor geweest. Aan Uwe Em. moet ik ook vertrouwen dat dit de meening is van verscheidene Bisschoppen in Ierland. Mijn verkeer met al de Bisschoppen was uiterst vriendschappelijk, en zoo ook met den Aartsbisschop van Dublin. Hij heeft mij onophoudend geschreven, behalve gedurende de laatste maand. Bij zijne aankomst te Rome hoorde hij (zooals hij het mij zelf schreef) allerlei dingen over mij. O.a., dat ik Fr. Gualdi had doen terugroepen en dergelijke dingen, en uit den inhoud van zijnen brief kon ik zien dat hij aan mij twijfelde. Ik moet aan Uwe Em. bekennen dat ik in mijn antwoord eenig leedwezen daaromtrent liet blijken; en dat is misschien de oorzaak van zijn stilzwijgen. Wat betreft Fr. Gualdi, ik mag aan Uwe Em. verzekeren dat de brave borst zelf ten zeerste wenschte zoo spoedig mogelijk naar Rome te mogen terugkeeren, en ik heb de brieven gezien, die hij met dat doel aan de Propaganda schreef. Feitelijk was het op zijn eigen verzoek dat hij oorlof kreeg om terug te keeren. En | |
[pagina 117]
| |
toen hij te Rome kwam, ik weet dat, zooals hij mij zelf heeft geschreven, hij met welwillende achting werd onthaald. Ik moet hierbij voegen dat, wat mij betreft, ik altijd zeer blij was hem bij mij te hebben en onveranderlijk gevoelens van eerbied en hoogachting voor hem koesterde. De Aartsbisschop van Dublin kent Rome niet met zijne geruchten en oorblazerij. Uwe Em. kent Rome wel. Dikwijls wordt een woord van eenen klerk of onderklerk in eene Heilige Congregatie beschreven als een feit en door gansch Rome rondgevent. Eveneens, 's avonds op de conversazioni worden met volle vrijheid opmerkingen gedaan van onbekende bron of door persoonlijke gevoelens ingegeven en die opmerkingen worden den volgenden morgen als vaste feiten opgegeven. Ik ben zeker dat Uwe Em. zich herinnert hoe het te Rome toeging gedurende de Vatikaansche Kerkvergadering! Ik vrees ook dat de Aartsbisschop van Dublin en de meeste geestelijken in Ierland mij voor eenen man ligio al governo inglese houden. Hierin zijn ze grootelijks mis. De Voorzienigheid heeft het zoo geschikt dat ik reeds in mijne prilste jeugd met de droevige geschiedenis van Ierland vertrouwd werd. Die geschiedenis maakte op mij zulken indruk dat ik toen reeds tot het overtuigd bewustzijn kwam van het feit dat Ierland het zwaarst beproefde en meest vervolgde volk der aarde geweest was, en daarentegen Engeland opzichtens Ierland het wreedste en hardvochtigste. Ik kan aan Uwe Em. gerust verzekeren dat ik een groote vriend van Ierland ben en van ganscher harte wensch ik aan Ierland geluk en voorspoed toe. Ik had vergeten aan Uwe Em. te zeggen dat er een ander punt is ten opzichte waarvan ik in mijne verslagen een ontkennend advies heb uitgebracht, namelijk tegen het aanstellen van eenen vasten Apostolischen Afgevaardigde in Ierland. Zoo iets zou niet alleen het land vernederen, maar ook de gevoelens van geestelijkheid en volk kwetsen. Goddank, mijne gezondheid is veel beter, | |
[pagina 118]
| |
en ik ben gelukkig te zeggen dat ik den vrede van deze plaats ten volle geniet. Ik dank U nogmaals voor Uw geduld met mij, en ik zal mij zeer verplicht houden, indien Uwe Em. aan den Heiligen Vader wil schrijven aangaande eene bijeenkomst der Iersche Bisschoppen te Rome. Ik stel alle vertrouwen in Uwe Em., en ik dank Uwe Em. voor de verklaring dat onze briefwisseling heilig is en dat Gij erover een streng stilzwijgen zult bewaren. Met beste groeten blijf ik Uwer Em. meest oprechte Ig. Persico, Aartsbisschop van Damietta. | |
VII.St. Joseph's, Teignmouth, Devon. Mijn waarde Heer Kardinaal,
Ik heb juist het genoegen gehad Uwer Em. brief van gisteren te ontvangen en ben U daarvoor zeer dankbaar. Betreffende den persoon op wien ik in mijn laatste schrijven wees, vraag ik om aan Uwe Em. te betuigen dat ik volkomen met U instem wat aangaat zijn karakter en zijne bekwaamheid, ja dat ik zijne uitstekende eigenschappen erken. Indien ik slechts over één punt mijn hart bij Uwe Em. uitstortte, dan was het met den wensch om meer nut te stichten. Maar wij moeten in aanmerking nemen dat hij uit het collegeleven werd gerukt en ook andere omstandigheden. Bovenal ben ik beslist van Uwer Em. meening dat het eene groote ramp zou wezen moest Zijner Heiligheid vertrouwen in hem aan het wankelen gebracht worden Met het oog hierop kan ik ook aan Uwe Em. verzekeren dat, voor zooveel het mij betreft, ik op de noodzakelijkheid heb gewezen om hem te hooren en om in alles in gemeen overleg met hem te handelen. En toen ik aan de Kardinalen Simeoni en Rampolla schreef, heb ik erop gedrukt dat zij groot vertrouwen in hem zouden toonen en stellen. Ik heb in mijnen laatsten brief aan | |
[pagina 119]
| |
Uwe Em. wat ik dacht onbewimpeld uiteengezet omdat ik overtuigd ben dat Uwe Em. met Uwen wijzen raad altijd goed kan stichten. Inderdaad ben ik gelukkig te zien dat de gansche Iersche geestelijkheid zulke eerbiedige hoogachting en liefde Uwe Em. toedraagt, en oh! hoe wenschte ik dat men alles aan Uwe Em. toevertrouwde! Mijne gezondheid, God zij dank, is dragelijk. - Ik wensch Uwe Em. eene voortreffelijke gezondheid, terwijl ik, met beste groeten, blijf Uwer Em. getrouwste dienaar Ig. Persico, Aartsbisschop van Damietta. | |
VIII.Teignmouth, Devon, 9 Mei 1888. Mijn waarde Heer Kardinaal,
Zijnde op het punt om van verblijfplaats te veranderen, acht ik het mijnen plicht Uwe Em. daarvan kennis te geven. Aangezien de Paters hier gasten verwachten voor het zomerseizoen en met het oog op de vermeerderde lasten der kloostergemeente, is het mij niet meer mogelijk in Teignmouth te vertoeven. Ik heb getracht met mijne broeders Kapucijnen te Pontypool te gaan leven, maar ik zag dat mijne aanwezigheid hun schade kon berokkenen uit hoofde van de vijandige stemming der Ieren tegen mij. Daarom heb ik de gastvrijheid gezocht van de Kartuizers te Partridge Green en zij zijn zoo goed geweest mij die te gunnen. Dus ga ik daar naartoe - ik vertrek uit hier Vrijdag morgen - en denk er te zullen blijven totdat het mij geoorloofd is naar huis te keeren. Ik bedoel mijn terugkeeren naar Italië, daar ik niet inzie wat ik in Ierland zou kunnen doen sedert het afkondigen van het Rescript van het Heilig Officie, inzonderheid daar allen mij het vaderschap van dat Rescript toeschrijven en ik aldus als de grootste vijand van Ierland word beschouwd. Daarvan heb ik dagelijks bewijzen, niet alleen door hetgeen in 't openbaar wordt geuit, maar | |
[pagina 120]
| |
ook door brieven en boodschappen, ter gelegenheid waarvan het mij schamen zou aan Uwe Em. bijzonderheden te moeten geven. Ik kan niet inzien wat ik in Engeland zou kunnen uitrichten en bijgevolg, het beste dat de Heilige Stoel doen kan is mij naar Rome terug te roepen. Gij zijt een Kardinaal van de Heilige Kerk en een man, dien ik ten zeerste hoogacht en eerbiedig; dus voel ik dat ik kan spreken zooals ik spreken zou voor de gansche Kerk en voor God zelven. Nu, Uwe Em. weet dat ik voormeld Rescript in het geheel niet verwachtte en dat ik nooit in mijn leven zoo verbaasd was als wanneer ik, den 28n der laatste maand, 's morgens, den omzendbrief der Propaganda ontving. En verbeeld U: ik ontving den louteren omzendbrief, zooals denkelijk ieder Iersch Bisschop, zonder brief erbij, zonder een woord van onderrichting of van uitlegging. En wat mij nog zonderlinger voorkomt, nauwelijks den dag te voren had ik eenen brief ontvangen van den Secretaris voor Buitengewone Kerkelijke Zaken, waarin hij mij zei dat betreffende de Iersche aangelegenheden men niets gedaan had en dat mijn verslag en andere brieven nog altijd lagen nell casetto dell' Emo Rampolla! En toch denkt en zegt de gansche wereld dat het Heilig Officie luidens mijn verslag heeft gehandeld en dat het Rescript op hetzelfde gegrond is! Niet alleen alle briefwisselaars uit Rome, maar alle bladen avec le ‘Tablet’ en tête verkonden en herhalen hetzelfde! Dus wordt mij het gansche odium van de daad op den hals geschoven en ik moet het dragen met al de onaangename en pijnlijke gevolgen. Ik kan Uwe Em. bepaald verzekeren dat mijn verslag en al mijne brieven in eenen jegens Ierland uiterst vriendelijken geest werden geschreven; en ik hoef niet te zeggen dat ik in gansch mijnen handel uiterst onpartijdig was en in elk opzicht alle persoonlijke beweegredenen ter zijde liet. Ierlands toestand en al zijne behoeften heb ik op de volledigste wijze uiteengezet; en toen ik zekere punten moest aanraken, heb ik zulks met eenen geest van christelijke liefde | |
[pagina 121]
| |
gedaan en rekenschap gehouden met de omstandigheden; en zelfs waar ik het mijnen plicht achtte op ongelegenheden te wijzen, stelde ik behoedzame en voorzichtige maatregelen voor. Oh! ik wensch dat men mijn verslag en al mijne brieven had bestudeerd en in ernstige overweging genomen, en dat men in overeenstemming ermede had gehandeld! Vooral had ik voorgesteld, en erop aangedrongen, dat wat ook noodig bleek te worden gedaan, zulks met en door de Bisschoppen zou geschieden. Zooals ik het reeds aan Uwe Em. zegde, deed ik een bijzonder voorstel om de vier Aartsbisschoppen met éénen Bisschop uit elke provincie naar Rome te roepen en in hunne tegenwoordigheid alles onpartijdig te bespreken. En de besluiten of beslissingen aldus genomen hadde men aan de aanstaande Synode dienen voor te leggen. In een woord, mijn wensch was het dat de Bisschoppen alle gelegenheid zouden hebben om elk betwist punt uit te leggen of te verdedigen, zoodat, handelende in het volle bewustzijn van hunnen plicht, zij vast en eendrachtig zouden kunnen optreden. Ik weet niet of de Aartsbisschop van Dublin gehoord werd of de gelegenheid had uitleggingen te geven. Ook daaromtrent heb ik zeer dringende brieven aan Kardinaal Rampolla en aan Kardinaal Simeoni geschreven, aantoonende hoe noodig het was dat voormelde Aartsbisschop over alles onpartijdig zou gehoord en geraadpleegd worden, dewijl hij niet alleen bevoegd was, maar vertrouwen en achting verdiende. Ik vrees echter dat ook de Aartsbisschop denkt dat ik der Iersche zaak vijandig ben en te Rome moet hij daarover veel gehoord hebben. Vanouds weet ik hoe de menschen praten te Rome; de ambtenaars schipperen en spreken op goed kome 't uit, terwijl de klerken en onderklerken vrijpostig spreken alsof zij alles omtrent zaken en menschen kenden. Daarom moet het mij niet verbazen dat de Aartsbisschop van Dublin en andere Iersche Bisschoppen thans van zulke gedachten doordrongen zijn. Al wat ik zeggen kan is: Dominus est qui judicat me. Ik | |
[pagina 122]
| |
moet aan Uwe Em. biechten dat dit alles mijnen geest met droefheid vervult, niet alleen met het oog op het belang der Kerk, maar ook om persoonlijke redenen. In mijnen ouden dag word ik vervolgd door de gedachte dat ik aanzien en zal beschreven worden als de vijand van een volk, dat ik altijd lief had en beminde en steeds lief heb en bemin. Ik hoef niet te zeggen dat voor al hetgeen er uitgegeven wordt betreffende onderrichtingen door mij uit Rome ontvangen, er niet de minste grond bestaat. Ik heb noch onderrichtingen, noch uitleggingen ontvangen, en ik ben volstrekt onwetend van hetgeen zij meenen of voornemens zijn te zulien doen. De eenige brief, dien ik eenigen tijd geleden van Kardinaal Rampolla ontving, had voor doel mij te bevelen tot verder orders in Engeland te blijven. Daarbuiten weet ik niets. En thans moet ik dezen brief eindigen, daar ik reeds uit Uwe ernstige bezigheden te veel tijd in beslag heb genomen. Zooals ik zei, overmorgen, 's ochtends, vertrek ik naar Parkminster, Partridge Green, Sussex. - En van Uwe christelijke liefde een gebed onder Uwe gebeden afsmeekende, vraag ik om mij te mogen teekenen Uwer Em. verkleefdsten en getrouwsten dienaar, Ig. Persico, van de Orde der Kapucijnen, Aartsbisschop van Damietta.
P.S. - Zooeven heb ik een interview gelezen van Dr. Donnelly, hulpbisschop van Dublin, met eenen Franschen gazetschrijver. Daargelaten dat zulke dingen mede te deelen hoogst onbetamelijk is, Dr. Donnelly beweert openlijk dat het Rescript van het Heilig Officie uitsluitend naar mijn verslag werd uitgevaardigd! Het ware goed dat Uwe Em. het interview las. | |
IX.St. Joseph's, Teignmouth, Devon, Mijn waarde Heer Kardinaal,
Het spijt mij dat ik Dr. Donnelly's interview met | |
[pagina 123]
| |
den Franschen gazetschrijver niet meer bij mij heb, anders zou ik het aan Uwe Em. zenden. Het is echter in verscheidene Iersche bladen verschenen en is dus algemeen bekend. Dr. Donnelly, nadat hij aan den gazetschrijver verteld had dat, zijnde met zijne nichten in Rome ter gelegenheid van 's Pauzen jubileum, hij alles trachtte te toetsen en met leden van het Heilig Collegie mondgesprekken hield, stelde op de uitdrukkelijkste en duidelijkste wijze het volgende feit: ‘Dat het Rescript van het Heilig Officie opgemaakt en gereed was sedert 1n Februari!’ Nu, twee gevolgtrekkingen kunnen uit die verbazende verklaring afgeleid worden: 1o Dat het bestaan van voormeld Rescript aan de Iersche Bisschoppen bekend was, terwijl ik - 's Pauzen vertegenwoordiger ad hoc - er niets van wist. 2o Dat de Iersche Bisschoppen het Rescript kenden en niettemin (naar allen schijn) gedurende drie maanden hebben gezwegen en werkeloos zijn gebleven! Dat ik er hoegenaamd niets van wist, zou ik er geen het minste bezwaar tegen hebben in het aanzijn van de geheele wereld aldus te bevestigen, namelijk: Dat ik geene gedachte had dat men aangaande Iersche zaken iets gedaan had, en dat ik nog veel minder dacht dat enkele punten naar het Heilig Officie werden verzonden; en dat de eerste kennis, die ik van het Rescript kreeg, was op 28 April toen ik den louteren omzendbrief ontving, mij door de Propaganda gestuurd. Ik moet er bij voegen dat, hadde ik zoo iets vermoed, ik het als mijnen plicht zou beschouwd hebben mijne bezwaren naar behooren aan den Heiligen Stoel voor te leggen. Om dezelfde redenen schijnt het onverklaarbaar dat de Iersche Bisschoppen, indien zij op de hoogte waren, de zaken niet uiteenzetten en hunne zienswijze en beweegredenen aan den Heiligen Stoel niet onderwierpen. Hoe het zij, Dr. Donnelly heeft mij het grootste kwaad mogelijk gedaan wat het Iersche volk aangaat, daar hij mij als hunnen verrader of als den ingever van het Rescript aankloeg. Want na de verklaring van eenen | |
[pagina 124]
| |
hunner Bisschoppen zal niets uit hunnen geest drijven dat ik hun vijand ben. Zoo wordt het gansche onus op mij geladen. Uwe Em. om verschooning vragende, daar ik weer Uwen tijd in beslag nam, blijf ik met den meesten eerbied Uwer Em. verkleefde dienaar, Ig. Persico, van de Orde der Kapucijnen, Aartsbisschop van Damietta.
P.S - Morgen ochtend vertrek ik naar Partridge Green. |
|