plechtige openingszitting, den 18 1886, tot den 20 Juli l.l. heeft zij geene enkele vergadering gehouden, of hij heeft hier zijne plaats als Secretaris bekleed. Gij allen herinnert u, dat hij, in onze Juli-zitting, hoewel zijne gezondheid reeds voor goed geknakt was, met de grootste stiptheid zijnen plicht vervulde. Met krachtdadigheid en vuur drong hij er op aan, dat onze Academie prijsvragen zou uitschrijven, ter gelegenheid van het aanstaande vijf en zeventigjarig jubelfeest van België's onafhankelijkheid. Het was zeker een zijner laatste wenschen, dat aan de Vlaamsche dichters en prozaschrijvers de gelegenheid werde gegund om ons vaderland te verheerlijken.
Doch, diegenen onzer Collega's, welke met den aflijvige van het Bestuur hebben deel gemaakt, weten vooral, hoe na de Academie hem aan het harte lag, en hoezeer hij bekommerd was, dat zij aan haren geest mocht getrouw blijven, en aan hare hooge bestemming beantwoorden.
Heer de Potter had het geluk eene blijde levensopvatting en een aangenaam karakter te hebben. Hij was levendig, vlug, prikkelbaar van gestel; doch hij had tevens een goed hart en een teeder gemoed.
Wat hij als letterkundige, als geschiedvorscher geweest is, zal, hoop ik, in de levensbeschrijving, die in ons Jaarboek zal verschijnen, in het licht gesteld worden. Het nageslacht zal hem naar waarde weten te vereeren. Het zal hem vooral dankbaar zijn, omdat hij, een kamergeleerde, die in de stilte van