Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1904
(1904)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |
Zitting van 17 Februari 1904.Aanwezig de heeren Sermon, bestuurder, Segers, onderbestuurder, de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr. de Pauw, Gailliard, Muyldermans, Obrie, Coopman, de Vos, Broeckaert, Coremans, Bols, de Flou, Claes, Janssens, Prayon-van Zuylen, Simons, de Ceuleneer en de Vreese, werkende leden; de heer Boucherij, briefwisselend lid. De bestendige Secretaris leest het verslag over de voorgaande zitting, hetwelk wordt goedgekeurd, waarna hij de lijst overlegt der | |
Aangeboden boeken.Door de Regeering: De Vlaamsche Kunstbode, 1903. Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde, te Gent, 12e jaar, nr 1. Bibliographie de Belgique, 1904 nr 2. Biographie nationale, dl. XVII, 2e aflev. Bulletijn van de Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 1903, no 7. Arbeidsblad, December 1903. Annuaire de l'Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique, 1904. Wallonia, 1904, no I. | |
[pagina 70]
| |
Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, 1904, no 4. Revue sociale catholique, 1904, no 4. Revue de l'Université de Bruxelles, 1903-1904, no 4.
Door den heer P.-J. Goetschalckx: Bijdrage tot de geschiedenis van Brabant, 1904, no 1.
Door de Redactie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal: De 1e aflevering van het negende deel dier uitgave, behelzende: M-Maluwe, bewerkt door Dr. A. Kluyver en Dr. A. Lodewyckx.
Door het Bestuur der Musées royaux des arts décoratifs et industriels: Bulletin, 1904, no 4.
Door de abdij van Maredsous: Anecdota Maredsolana, dl. III, afl. 3.
Door het Observatoire royal de Belgique: Annuaire astronomique pour 1905.
Door den heer J.-W. Muller: Van den Vos Reynaerde, door J. Buitenrust Hettema en J.-W. Muller. De laatstverschenen afleveringen van Biekorf, St.-Cassianusblad, De Tuinbouw. | |
[pagina 71]
| |
De heer Bestuurder richt tot de vergadering de volgende toespraak:
Mijne Heeren en waarde Collegas.
Sedert onze laatste vergadering heeft de onverbiddelijke dood, gelijk het U aangekondigd is geworden, nogmaals eenen onzer verdienstelijkste Collegas weggemaaid. Gij hebt, in den laatsten tijd, den man hier zien verschijnen, uitgeput van krachten; maar onzer instelling zoo innig verkleefd, dat het hem onmogelijk was te huis te blijven, toen er hier zitting was; ja, waarschijnelijk nog in de laatste vergadering, welke hij bijwoonde, heeft hij het woord genomen. Gij weet het allen: Alberdingk Thijm was altijd bereid elke taak te aanvaarden, die men hem wilde opladen. Het verlies, dat wij in hem ondergaan, is dus groot. Zijn gebeente rust thans in de schaduwe der oude abdij van Vlierbeek, in die aangename vallei, tusschen de schilderachtige heuvelen van Brabant, waar hij zoo gaarne vertoefde. Moge weldra een den tijd trotseerende steen zijn aandenken vereeuwigen, dit moet ons aller wensch zijn. Uw bestuurder heeft de droevige eer gehad vóor zijne lijkbaar de volgende rede uit te spreken:
Mijne Heeren,
In naam der Koninklijke Vlaamsche Academie kom ik hier afscheid nemen van onzen hooggeleerden en hooggeachten Collega, Dr Paul Alber- | |
[pagina 72]
| |
dingk Thijm, die ons naar het betere leven is voorafgegaan. Hij werd in 1870 hier aan de hoogeschool tot professor der Nederlandsche Taal- en Letterkunde aangesteld. Alhoewel hij in Amsterdam geboren was, klonk zijn naam te Leuven niet vreemd, want de faam zijns oudsten broeders Jozef was hem voorafgegaan en had hem hier het beste onthaal voorbereid. Dat hij der Nederlandsche taal en harer letterkunde volkomen meester was, hoeft met gezegd te worden. Zijne faam verbreidde zich weldra door het land en bij de instelling der Koninklijke Vlaamsche Academie werd hij, in 1887, bij hare eerste keus, tot werkend lid benoemd. Altijd heeft hij een groot aandeel genomen in hare werkzaamheden en zelfs tot over twee maanden woonde hij, begeleid door eenen ziekendienaar, hare zittingen bij. Zijne groote kennissen en zijne verbazende belezenheid deden hem ook, bijna telken jare, tot lid benoemen der jury, gelast met het beoordeelen der antwoorden, ingezonden op de uitgeschreven prijsvragen. Voorwaar eene moeilijke taak, waarvan hij zich altoos gewetensvol en nauwgezet gekweten heeft. Dr Alberdingk Thijm heeft ook verscheidene werken geschreven, die eene blijvende waarde genieten, en alhoewel zijn St. Willebrord, zijn Karel de Groote en zelfs zijn Marnix maar | |
[pagina 73]
| |
bijdragen tot de geschiedenis zijn, behelsden zij bij hun verschijnen toch veel, dat toen weinig of niet gekend was. Alberdingk kende niet alleen alles wat desaangaande in de Nederlanden voorhanden was, maar hij wist ook wat Duitschlands groote geschiedbronnen bevatten; zoodoende dat zij, die deze onderwerpen uitvoeriger zouden willen behandelen, zijne werken niet kunnen voorbijzien. Zij, die echter over Alberdingk Thijm een oordeel zouden vellen, alleen op zijne werken gegrond, zouden zich erg bedriegen. Het was inderdaad in het vertrouwelijk, het intiem gesprek, dat hij de groote gaven zijns geestes tentoonspreidde; dat hij aanhalingen, anekdoten, bemerkingen onder elkander wierp en zijnen medespreker verwonderde; dat hij met kwistige hand de zaden zijner geestesvoorraadkamer rondstrooide; ongelukkig zijn deze nog al eens op dorren of steenachtigen bodem gevallen. Hij sprak vooral gaarne over schoone kunsten en ijverde er voor; hij heeft in de Academie daarover voorstellen neergelegd, die zeer belangwekkend, ja nuttig waren, doch welke ons korps als voorbarig heeft moeten ter zijde stellen. In de Academie was hij een gevierde Collega: de goedheid zijns harten, de oprechtheid zijns gemoeds, zijne dienstvaardigheid maakten dat hij er niets dan vrienden telde. En nu, waarde Collega, vaarwel tot in het andere leven; vergelde U de God van hierboven, | |
[pagina 74]
| |
door eene onuitsprekelijke vreugde, al het lijden dat Gij op aarde te verduren hebt gehad. | |
Briefwisseling.De heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs meldt bij brief van 13 Januari 11. dat hij het gansch eens is met de Koninklijke Vlaamsche Academie over de te nemen maatregelen ter bevordering der zuivere uitspraak van het Nederlandsch in de gestichten van middelbaar onderwijs. De Inspecteurs, belast met het nazicht van het in 't Nederlandsch gegeven onderwijs, kwijten zich van hunne taak met de noodige bevoegdheid en bezorgdheid. Zij hechten namelijk een gansch bijzonder gewicht, bij hunne inspecties, aan de zuivere en juiste uitspraak, zooals de verslagen over den hun toevertrouwden last het getuigen.
Bij brief uit Elsene, gedagteekend 8 Februari 1904, vraagt de heer kapitein van Seghbroeck, leeraar in de Nederlandsche taal aan de Krijgsschool te Brussel, mededeeling van de Verslagen der Academie, in welke spraak is van de ‘vereenvoudiging der Schrijftaal’. Gaarne zou hij die verslagen raadplegen voor het opstellen van het advies, hem gevraagd door den heer Bestuurder der Krijgsschool, naar aanleiding van het verzoek van een aantal leeraars en geleerden, die de Regee- | |
[pagina 75]
| |
ring verzocht hebben het gebruik van de regels aangaande de vereenvoudiging der schrijftaal toe te laten aan al de jongelingen, die een officieel exaam af te leggen hebben. - De bestendige Secretaris deelt mede, dat aan het verzoek van kapitern van Seghbroeck bereids is voldaan geworden. | |
Bibliographische aanteekeningen.Vanwege den schrijver, den heer Kirsch, leeraar aan de lagere Normaalschool en aan de middelbare afdeeling van Gent, heb ik de eer de Academie twee schoolboekjes aan te bieden, die bestemd zijn het aanleeren der Fransche taal aan de Vlaamsche leerlingen te vergemakkelijken: Beginselen der Fransche Spraakkunst ten dienste der Vlaamsche lagere scholen en voorbereidende afdeelingen der middelbare scholen (Loven, 1899), en Grammaire française à l'usage des écoles moyennes et des classes inférieures des athénées et collèges flamands (Gent, 1900). Beide werkjes zijn heel practisch opgesteld. De schrijver heeft niet verwaarloosd de aandacht der leerlingen te vestigen op de menigvuldige verschillen, die de beide talen kenmerken, en talrijke oefeningen zijn met dit doel opgesteld. De Vlaamsche vertalingen zijn door den heer Van Rijn bezorgd geworden; en ik denk dat deze werkjes aan onze Vlaamsche jongens heel nuttig zullen zijn.
Ad. de Ceuleneer. | |
[pagina 76]
| |
Namens Pater J. Salsmans heb ik de eer aan de Academie aan te bieden de derde uitgaaf van Jozef in Dothan, waarvan de eerste uitgaaf door Pater Verstraeten in 1887 bewerkt werd. Deze eerste uitgaaf hadden reeds met veel lof besproken onze collegas de heeren Alberdingk Thijm en Muyldermans (Belfort II, 1887, bl. 67 en 191). Pater Salsmans heeft ze nog verbeterd en voor Jozef in Dothan gedaan wat zoo goed geslaagd was voor Lucifer, door mij in 1902 aan de Academie aangeboden. (Verslagen, 1902, II, 202.) Dezelfde hoedanigheden kenmerken het nieuwe werk van Pater Salsmans. De derde uitgaaf is veel verbeterd, de methode meer wetenschappelijk geworden, en men zal met overdrijven met te beweren dat dit wel de beste uitgaaf is, die wij van Jozef in Dothan bezitten. Mogen de wetenschappelijke pogingen van Pater Salsmans veel bijdragen om de grondige kennis van den grooten meester meer en meer in onze colleges te verspreiden.
Ad. de Ceuleneer. | |
Dagorde.De begrooting der Academie, namens de Rekendienstcommissie aangeboden, wordt goedgekeurd. |
|