Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1904
(1904)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |||||||||
De uitspraak onzer taal in het middelbaar onderwijs
| |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
Ik zal mij slechts met de uitspraak bezighouden. Dat het bij uitstek belangrijk is, dat de leerlingen der middelbare scholen onze taal zuiver leeren spreken, valt in elks oog. Zoolang onze hoogere standen de beschaafde, letterkundige spreektaal niet zullen kennen; zoolang zij de gewoonte niet zullen hebben deze in hunnen dagelijkschen omgang te gebruiken, zal de moedertaal eene ondergeschikte rol spelen; zal de vreemde taal de taal der beschaafde kringen, der wetenschap, der hoogere cultuur blijven. Om drie redenen zullen wij, wat de zuivere uitspraak onzer taal betreft, in het middelbaar onderwijs niet zoo licht goede uitslagen verkrijgen, als in het lager onderwijs, indien de onderwijzer er zich inderdaad op toeleggen wil de spreektaal zijner leerlingen te louteren. In het lager onderwijs bestaat het klassenonderwijs; d.w.z. dat dezelfde leeraar al de vakken onderwijst. Hij heeft de leerlingen gedurende den ganschen dag onder zijn toezicht. Gansch zijn onderricht kan dus taalonderricht zijn, iets wat noodig is, en door alle onderwijskundigen van naam wordt voorgeschreven: ‘Indien juist, goed spreken de hoofdzaak is,’ zegt o.a. Kehr, ‘zoo moet hier reeds uitdrukkelijk aangetoond worden, dat niet alleen in de eigenlijke spreeklessen, maar gedurende den ganschen schooltijd, bij alle vakken, goed moet gesproken worden. Wanneer de onderwijzer niet te allen tijde er op | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
let, dat het Hoogduitsch zoo schoon en goed mogelijk gesproken wordt; wanneer hij fouten tegen de zuiverheid der uitspraak onverbeterd laat; indien de spraak niet op den voorgrond staat, indien het spraakonderricht niet door het gezamenlijk onderricht der volksschool ondersteund wordt; kortom, indien alle onderricht ook niet middellijk spraakonderricht is, kan het doel der spraakontwikkeling onmogelijk bereikt worden.’ De leeraar in Moedertaal, bij het Middelbaar onderwijs, heeft de leerlingen slechts enkele uren te zijner beschikking. De meeste vakken worden in de vreemde taal onderwezen. Niet zelden gebeurt het, dat collega's, welke met den leergang van vakken zijn belast, waarbij het Nederlandsch de voertaal is, of hoort te zijn, deze niet behoorlijk kennen. Zij spreken een afschuwelijk dialect, en laten de feilen der leerlingen tegen de uitspraak onverbeterd. Voeg daarbij dat andere leeraars, zelfs bestuurders en inspecteurs, onze taal hoegenaamd niet kennen. Dit feit alleen vermindert haar belang in de oogen der leerlingen, en draagt er in ruime mate toe bij, dat zij zich weinig om eene zuivere uitspraak van het Nederlandsch bekreunen. In het midden, waarin zij leven, in hunnen familiekring, bekleedt de Fransche taal, de taal der schooloverheden, de eereplaats; men spreekt haar zuiver, of ten minste men legt zich daar op toe, terwijl onze taal als dialectspraakje van gering allooi wordt betracht en behandeld, zoodat elkeen zal beseffen, | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
dat de leeraar in Moedertaal, in de middelbare onderwijsinrichtingen, eene moeilijke taak te vervullen heeft. In algemeenen regel heeft zijne pedagogische opleiding meer te wenschen overgelaten, dan die van den lageren onderwijzer. Deze heeft, in de Normaalschool, eenen cursus van aanvankelijke zielkunde, van theoretische methodeleer gevolgd. De professors worden tusschen de beste lagere onderwijzers gekozen. Zij zijn verplicht aan de normalisten het programma der lagere scholen te verklaren, en daar modellessen uit te geven. De aspirant onderwijzers hebben twee proefjaren, gedurende welke zij in de Oefenschool, onder het toezicht van hunne leeraars, van gediplomeerde klassenonderwijzers, zich in de practijk bekwamen. In de Middelbare Normaalscholen, waar de regenten worden gevormd, bestaat dit alles niet; althans laat de pedagogische inrichting, behoudens enkele uitzonderingen, veel te wenschen over. Opmerkelijk is het, dat de lagere normale studiën vier, de middelbare twee jaar duren. Dit oefent vooral een schadelijken invloed uit op het onderricht van de zuivere Nederlandsche spreektaalin de middelbare scholen der Vlaamsche gewesten, waartoe, dringender dan elders, practische bekwaamheid en pedagogische tact onontbeerlijk zijn. Eerst en vooral moeten de Middelbare Normaalscholen zoodanig worden heringericht, dat, niet alleen de toekomstige professors in Moedertaal, maar | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
ook die, welke zich meer bepaald op wetenschappelijke vakken toeleggen, zuiver leeren spreken, maar tevens de zuivere uitspraak leeren onderwijzen. Daaitoe is eene Oefenschool, eene goed ingerichte Oefenschool, onmisbaar. Het spreekt van zelf, dat de leden van het besturend en onderwijzend personeel zich steeds in eene zuivere, keurige taal zullen uitdrukken, en dit van de aspirant regenten eischen. Aan de practische en theoretische methodeleer van dit leervak zal het grootste belang gehecht worden. In de Oefenschool zullen er talrijke lessen aan worden gewijd. In de verschillende examens, zelfs over de wetenschappelijke vakken, zal een zeker getal punten aan de zuivere uitspraak moeten worden toegekend. Bij het verlaten van de Middelbare Normaalschool zouden de jonge leeraars, in hunnen dagelijkschen omgang, eene keurige taal hoeven te spreken, van het hooge belang daarvan overtuigd zijn, en behoorlijk toegerust, om deze te onderwijzen. Daar elke middelbare school eene voorbereidende afdeeling heeft, waar het programma van het lager onderwijs wordt gevolgd, en in de athenaeums de kinderen op elfjarigen leeftijd worden aanvaard, ware het wenschelijk, dat de leeraars het diploma van lageren onderwijzer bezaten, alvorens de Middelbare Normaalschool te bezoeken. Voor hen, die met het onderricht in de voorbereidende afdeeling, of in de lagere klassen der athenaeums belast zijn, | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
is het schier onontbeerlijk. Zelfs voor de professors der hoogere klassen ware het nuttig. Althans ware het wenschelijk, vooral met het oog op het onderricht der zuivere Nederlandsche uitspraak, dat allen, in de Oefenschool, zich in het les geven aan kleine kinderen konden oefenen, en daar het programma van het lager en middelbaar onderwijs leerden toepassen. In de voorbereidende afdeeling der middelbare scholen worden de kinderen aanvaard op hun zesde jaar. Zij moeten twaalf jaar oud zijn, voor zij in de middelbare afdeeling kunnen overgaan.Ga naar voetnoot(1) In de voorbereidende afdeeling wordt het programma der lagere school gevolgd, uitgenomen wat de tweede taal betreft. Deze wordt van het eerste studiejaar, ten minste gedurende drie uren per week onderwezen. De natuurwetenschappen komen insgelijks, als verplichtend vak, op het programma voor. In de Vlaamsche provinciën worden, in de drie studiejaren der middelbare afdeeling van de middelbare scholen voor jongens, wekelijks 6-6-6 uren aan den leergang van Nederlandsche taal gewijd. Aan de Geschiedenis en Aardrijkskunde, en de Natuurwetenschappen, die insgelijks in de Nederlandsche taal worden onderwezen, worden 1-1-1; 2-2-2; 2-2-2 uren besteed. Dit maakt samen 33 uren. | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
In de vakken, waarbij de Fransche taal de voertaal is, wordt gedurende 51 1/2 uren les gegeven. In de middelbare meisjesscholen wordt, in dezelfde studiejaren, gedurende 30 in de Nederlandsche; gedurende 54 1/2 uren in de Fransche taal onderwezen. Het staat den Professor van godsdienst vrij de taal te gebruiken, die hij verkiest. Bij het onderricht der Duitsche en Engelsche talen worden deze talen zelven zoo spoedig mogelijk gesproken. De leergangen zijn overigens niet verplichtend. Men ziet, dat het, in dergelijke omstandigheden, in Vlaamsch België, in het middelbaar onderwijs, moeilijk is de moedertaal zuiver te leeren spreken. Te weinig tijd kan daaraan besteed worden. I. Van het allergrootste gewicht is het onderricht in de voorbereidende afdeeling, vooral in het eerste studiejaar. Daar worden de klanken, de medeklinkers, de verbindingen; in één woord: het werktuigelijk of mechanisch lezen aangeleerd. De onderwijzer zal de klanken zuiver, de medeklinkers scherp uitspreken, en niet tevreden zijn alvorens de leerlingen dit ook doen, zelfs voor dat zij zoozeer daarvan de gewoonte hebben, dat zij onbewust de zuivere uitspraak in acht nemen. Daartoe is veel oefening en inspanning noodig. Al te dikwijls wordt hier met overijling te werk gegaan. De klanken van het plaatselijk dialect worden geduld, en kunnen later schier niet meer, geheel en al, gezuiverd worden. De zaak is niet alleen van pedagogischen, maar | |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
tevens van physiologischen aard. Te recht heeft men aangemerkt, dat de Vlamingen zich, door den band, minder moeite, minder inspanning geven dan de andere volken, om goed te spreken. Men mag het wel zeggen: de gemakzucht van vele onderwijzers en leeraars, en ook der leerlingen, is eene der hoofdoorzaken, waarom de zuiverheid der uitspraak in onze scholen zooveel te wenschen overlaat. Men moet de kinderen voorhouden den mond goed te openen, de letters wel te vormen, te articuleeren, gelijk men dit in de muziekconservatoriums met den besten uitslag doet. II. Het programma van het Lager Onderwijs schrijft o.a. voor: (men vergete niet, dat dit programma in de voorbereidende afdeelingen der middelbare scholen gevolgd wordt) | |||||||||
Aanvankelijke Graad.Uitspraakoefeningen.
| |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
Middelgraad.
Op eene zaak dient de aandacht gevestigd. Al te dikwijls wordt het ware doel dezer oefeningen uit het oog verloren. Zij ontaarden in lessen over natuurwetenschap, over landbouw, grondwettelijk recht enz., zonder dat de onderwijzer zijne taal verzorgt, zonder dat hij dit van de leerlingen eischt. Hij zal het opmerkingsvermogen der kinderen ontwikkelen, en hun leeren hunne denkbeelden en gevoelens in zuivere, beschaafde taal uit te drukken. III. De beschaafde uitspraak moet ingrijpen in de dagelijksche omgangstaal van het kind. Spreekoefeningen over den inhoud der leesles, over het plantenrijk, over de grondwettelijke vrijheden zijn alleszins aan te prijzen. Doch het kind vindt er geene gelegenheid bij, om zijne eigen gewaarwordingen uit te drukken, om zijne taal te beschaven, om deze beschaafde taal met zijn zieleleven te verbinden. | |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
De volgende oefeningen komen mij aanbevelenswaardig voor: 1. De kinderen komen vóór de klas, en vertellen hoe ze den dag doorbrengen. Zij spreken over hunne spelen, over hunne ouders, broeders, zusters en familieleden; over een uitstapje, over een feestje, dat te hunnent werd gevierd, enz. Twee leerlingen houden eene samenspraak over onderwerpen, die binnen hunnen waarnemingskring liggen. Natuurlijk laat de onderwijzer geene enkele gelegenheid voorbijgaan, zonder de uitspraak en den zinnenbouw van feilen te zuiveren. Deze oefeningen zijn slechts middelen, om het doel te bereiken: daarom hoeft het hoofdgewicht op de taal te worden gelegd. Men zal mij opwerpen, dat dit alles veel tijd zou vergen, en het programma thans nog niet kan afgewerkt worden. Ik antwoord, dat de verovering der letterkundige taal het hoofddoel der lagere school, en dus der voorbereidende afdeeling van de middelbare afdeeling hoeft te zijn. Waar geene beschaafde spreektaal onderwezen wordt, is geen middelbaar onderwijs mogelijk. Wie de letterkundige taal beheerscht, en hij alleen, bezit een werktuig, om, ook na het verlaten der school, aan zijne voortvorming te arbeiden. Deze spreekoefeningen leveren een ander nut op. Zij geven den leeraar ruimschoots gelegenheid om bij de leerlingen den dommen angst uit te roeien, die velen belet onze taal zuiver te spreken. Deze kwaal is algemeen bij ons volk. Wij hebben nog | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
nooit gehoord, dat een Vlaming, hoe gering zijne kennis der Fransche taal ook zij, er zich niet op toelegt de fouten tegen de uitspraak zooveel mogelijk te vermijden. Nooit hebben wij iemand ontmoet, die in de Fransche taal, zich vrijwillig aan fouten tegen de uitspraak of spraakleer plichtig maakt. Tevens geldt het algemeen als een bewijs van domheid, ja van gemis aan smaak, van eene verwaarloosde opvoeding, zoo flaters tegen den zinnenbouw, de vervoeging der ww., het gebruik der geslachten enz. begaan worden. In Vlaanderen is het denkbeeld nog diep ingeworteld, dat onze moedertaal dient gesproken volgens de willekeur van den spreker. Hij, die haar zuiver spreekt, is een pedant, een schoolvos, of ten minste een zonderling. Letterkundigen, voorstanders der Vlaamsche Beweging gevoelen al te dikwijls zich niet eens geergerd aan de schromelijkste feilen, terwijl ook zij er zich op toeleggen, wanneer zij eene vreemde taal spreken, zich op sierlijke wijze uit te drukken. Het euvel schijnt insgelijks in Nederland te bestaan. De meeste Nederlanders spreken slordig: ‘aldus drukt Dr Kalff zich uit, wel te verstaan in den dagelijkschen omgang. Voor een deel komt dat voort uit een gemis aan smaak; van fijn gevoel, dat niet gekwetst wordt door onwelluidende, slappe, vaatdoek-achtige taal. Voor een ander deel is de oorzaak van dien toestand te zoeken in eene eigenschap, die | |||||||||
[pagina 61]
| |||||||||
dikwijls hier te lande wordt aangetroffen, eene four, waaraan velen onzer, zich schuldig maken. Het is een zekere angst voor woorden, die maar eenigszins ongewoon zijn of schijnen; een angst, die weer ontstaat uit de vrees zich belachelijk te maken. Die angst belet velen zoo te spreken, dat de door hen gesproken taal weinig afwijkt van de door hen geschrevene. Hoor een Franschman, ook een uit de minder gegoede klassen der maatschappij, een verhaal doen van hetgeen hem hier of daar gebeurd is. Hoe welluidend en sierlijk, hoe krachtig en juist is zijne taal; van hem hoort ge geene half ingeslikte woorden, stoplappen; geene smakelooze samenlapsels van twee, drie, vier woorden, gelijk wij ze zoo dikwijls ten gehoore brengen. Wil men de schrijftaal uit hare boeien verlossen, goed! Maar laten wij de gesproken taal, het voornaamste deel der taal, niet vergeten.Ga naar voetnoot(1) IV. De verslagen over gelezen boeken; het van buiten leeren en voordragen van dicht- en prozastukken, zijn krachtige middelen om de goede uitspraak der leerlingen te bevorderen. Zij worden door de programma's van het lager en middelbaar onderwijs voorgeschreven. V. De spreekoefeningen, waarover hooger wordt gehandeld, zijn eigenlijk mondelinge opstellen. In het programma van den derden graad der lagere scholen komen zij onder de hoofding ‘Opstel- | |||||||||
[pagina 62]
| |||||||||
oefeningen’ voor. In het programma der twee eerste studiejaren van de middelbare afdeelingen der middelbare scholen wordt er niet over gesproken. In dat van het derde studiejaar leest men: 2e Spreek- en steloefeningen over de onder no 1 opgegeven stoffenGa naar voetnoot(1) -. Den zakelijken inhoud van aanbevolen leesstoffen weergeven. - Verslagen over lessen en uitstapjes. Wij hebben redenen te vreezen, dat, in feite, deze verslagen slechts schriftelijk gemaakt worden. Om onze meening onbewimpeld uit te drukken, aarzelen wij niet te verklaren, dat behoudens zeer zeldzame uitzonderingen, deze spreekoefeningen in de middelbare afdeelingen, bijna geheel, om niet te zeggen geheel worden verwaarloosd. Het is te betreuren. Deze oefeningen zijn van het allergrootste belang, vooral in het middelbaar onderwijs. Zij bieden de leeraars eene uitmuntende gelegenheid aan om de zuivere uitspraak der leerlingen te bevorderen. Zij leveren nog andere goede uitslagen op. Nooit zal men over genoegzamen tijd beschikken om de leerlingen, op voldoende wijze, in het schriftelijk opstellen te oefenen. Het mondeling | |||||||||
[pagina 63]
| |||||||||
opstellen moet hierin gedeeltelijk voorzien. De onderwerpen worden opgegeven. Soms laat men de leerlingen zelven kiezen. Het verhaal, de beschrijving enz. wordt vóor de klas voorgedragen. Het schriftelijk opstellen zal er veel baat bij vinden, daar de jongens en meisjes zullen leeren hunne denkbeelden en gevoelens vrij, op eenvoudige, natuurlijke wijze uit te drukken. VI. Het hoeft geen betoog dat de leeraar in Moedertaal deze op onberispelijke wijze hoeft te spreken. Dit is niet genoeg. Hier, gelijk in de andere pedagogische deugden, zijn drie graden. De leeraar moet 1e weten hoe de taal dient gesproken; 2e hij moet dit kunnen; 3e het moet hem onmogelijk zijn die anders dan goed te spreken. Slechts hij, die tot den derden graad is opgeklommen, en dit is slechts mogelijk, indien de Middelbare Normaalschool, waarin hij zijne opleiding heeft genoten, aan de noodige vereischten beantwoordt, kan uitslagen bekomen. Sommige leeraars wanen, dat het voldoende is tijdens de taallessen zuiver te spreken, en van hunne leerlingen eene zuivere uitspraak te eischen. Spreken zij in andere omstandigheden met elkander, zoo heerscht het dialect met onbepaald gezag, van weerskanten; ja, men meent te goeder trouw, dat het onnatuurlijk ware de taal der school ook elders te spreken. Ik herhaal het: de beschaafde uitspraak moet ingrijpen in de omgangstaal der leerlingen. Dezen moeten niet alleen zuiver spreken, wanneer zij de | |||||||||
[pagina 64]
| |||||||||
denkbeelden van anderen vertolken; maar ook, wanneer zij hunne eigen denkbeelden en gewaarwordingen uitdrukken. Zeker het eigenlijk onderwijs der uitspraak is daartoe een middel: een krachtig middel; doch te onzent zal het, vrees ik, machteloos blijken, om het doel te bereiken, dat wij nastreven. Men moet de leerlingen gelegenheid geven, om datgene, wat zij te zeggen hebben, in zuivere taal uit te drukken. De mondelinge opstellen o.a. behooren daartoe. De bestuurder, de verschillende leeraars zullen in hunnen omgang met de leerlingen eene zuivere taal spreken, en dit van hunne leerlingen eischen. Gedurende de uitspanningsuren wordt slechts eene beschaafde taal geduld. Het is wenschelijk, dat de leeraars zooveel mogelijk buiten den schooltijd betrekkingen hebben met hunne leerlingen. De schoolreisjes en uitstapjes, b.v. behalve dat zij eene menigte andere voordeelen opleveren, bieden eene uitmuntende gelegenheid aan, om de uitspraak der leerlingen te zuiveren. Uit dit alles blijkt ten overvloede hoe schadelijk het is, dat de bestuurtaal der middelbare scholen, in de Vlaamsche gewesten, Fransch is, en blijft, en dat het gebruik onzer taal op de speelplaats, tijdens de wandeling enz. blijft verboden. Zoolang deze toestand duurt, zullen wij ons ideaal niet bereiken, zelfs niet nabij komen. VII. ‘Wie de moedertaal aan een gymnasium | |||||||||
[pagina 65]
| |||||||||
onderwijst,’ schrijft Dr. Kalff, ‘moet op zijne collega's als bondgenoten kunnen rekenen, zal hij iets goeds tot stand brengen.’ De Professor erkent, dat, in dit opzicht, in de laatste tijden, verbetering is gekomen. Hij verklaart echter, dat in andere landen meer werk wordt gemaakt van de uitspraak dan in Nederland, en dat de leeraar in moedertaal elders meer onderstand van zijne collega's geniet dan te zijnent.Ga naar voetnoot(1) | |||||||||
[pagina 66]
| |||||||||
Ik wil in geene overdrijving vervallen, doch, dat de professor in moedertaal nergens op meer moeilijkheden stuit en minder onderstand geniet dan in Vlaanderen, acht ik bewezen. Ik ben tevens overtuigd, dat niemand er aan twijfelt. De leeraars, welke met de vakken belast zijn, die in onze taal onderwezen worden, hebben dus dubbel plicht hunnen collega trouw ter zijde te staan. Zij zullen onze taal onberispelijk spreken, en elke feil der leerlingen tegen de uitspraak en de woordschikking met zorg verbeteren. Het is volstrekt noodig, niet alleen om hen aan eene beschaafde omgangstaal te gewennen, doch tevens om de Nederlandsche taal tot de taal der wetenschap te verheffen. Ook in de middelbare scholen, evenals in de Middelbare Normaalscholen, zal zelfs, in de wetenschappelijke vakken, een aantal punten aan de zuivere uitspraak toegekend worden. De algemeene prijskampen oefenen eenen over- | |||||||||
[pagina 67]
| |||||||||
wegenden invloed uit op den gang van het middelbaar onderwijs. Alwie den waren toestand kent, weet, dat de cursussen vooral gegeven worden met het doel om de leerlingen in die wedstrijden te doen schitteren. Slechts schriftelijk werk wordt geëischt. Dit is eene der hoofdredenen, waarom de zuivere uitspraak, het esthetisch lezen, het voordragen van dicht- en prozastukken, - behoudens enkele uitzonderingen - bijna algemeen wordt verwaarloosd. Het staat echter vast, dat geene oefeningen zoo nuttig zijn ter algemeene geestesontwikkeling; het is even zeker, dat mondelinge examens best geschikt zijn, om over de deugdelijkheid van het onderwijs te laten oordeelen. Maakten zij deel van de algemeene prijskampen, zoo zou dit op uitspraak onzer taal den zegenrijksten invloed uitoefenen. Zoolang dit het geval niet is, hebben wij dubbel reden, te vragen, dat de inspectie versterkt worde. Dit is overigens dringend noodig voor alle graden van het onderwijs. Bevoegde schoolopzieners, welke uitsluitend met het toezicht over het onderricht der moedertaal - in de eerste plaats der zuivere uitspraak, belast zijn - en hun ambt ter harte nemen, want dat is de hoofdzaak, zijn volstrekt onontbeerlijk. VIII. Het familieleven van de meeste leerlingen der middelbare scholen, verre van de pogingen te ondersteunen, welke de leeraar aanwendt, om de uitspraak onzer moedertaal te zuiveren, is daar al te dikwijls mede in strijd. Dit is geene reden om | |||||||||
[pagina 68]
| |||||||||
den moed te verliezen. De school moet machtig genoeg zijn, om ook hier de maatschappij te veredelen. De zuivere uitspraak der kinderen hoeft de taal der ouders te beschaven, en dit zal zij, indien de zonen en dochters, gewoon zijn eene letterkundige taal te spreken. Overigens: het kind is de vader van den man. Wanneer men het groote grondbeginsel zal huldigen: de moedertaal is het eenig doelmatig voertuig van alle onderricht, zal het volk de school leeren liefhebben, omdat zij duurzame uitslagen zal opleveren; omdat zij hare veredelende kracht zal doen gevoelen. |
|