Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1903
(1903)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |||||||
Lezing.
| |||||||
[pagina 13]
| |||||||
Ons doel is hier te onderzoeken of de redenen, door L. de Backer bijgebracht, wel doorslaande genoeg zijn om van Ruysbroeck eenen Franschman te maken.
I. - L. de Backer beweert dat Willem van Ruysbroeck eigenlijk Rubroc of Rubrouck hiet, omdat het oudste handschrift, door het Aardrijkskundig Genootschap van Parijs uitgegeven, dien naam aldus schrijft. Daarop maken wij de bemerking dat in vorige eeuwen en tot in de achttiende toe, men niet al te nauw gezet is geweest op het schrijven van eigennamen. Niet zelden, immers, zoo getuigen oude boeken en handschriften, schreef een zelfde persoon, soms zelfs in een en zelfden akt, zijnen naam op twee of drij verschillende wijzen. Daarbij, te allen tijde hebben de Franschen uitgemunt in vreemde namen en bijzonder onze Vlaamsche te radbraken. Wie zegt ons dat het ook hier het geval niet geweest is, te meer daar het Vlaamsche Ruysbroeck voor eene Fransche tong zoo moeilijk is om uit te spreken?
II. Wij kunnen hem niet Ruysbroeck noemen, zegt L. de Backer, omdat die naam degene is van een Belgisch dorp, waar, in 1294, de monnik Jan van Ruysbroeck, beroemd door zijn streng leven en zijne vrome schriften, geboren werd. Dat er een Belgisch dorp is dat Ruysbroeck heet, (er zijn er zelfs twee), is geen beletsel om onzen | |||||||
[pagina 14]
| |||||||
Minderbroeder dien naam te laten, welken zoo velen, ja het grootste getal schrijvers, hem geven. Dat Jan van Ruysbroeck daar geboren is belet niet dat onze Willem er ook kan geboren zijn. met moet niet licht veronderstellen dat zoo vele schrijvers Willem met Jan verward hebben. III. Rubrouck is de naam eener Fransche gemeente van het canton Cassel, in het Noorder-departement, waar men altijd Vlaamsch gesproken heet en waar die taal is blijven bestaan, zegt L. de Backer. Dat er in Frankrijk eene gemeente Rubroc heet, goed! maar in België zjin er wel twee, die Ruysbroeck heeten. Dus dat zegt niets, zoolang het niet klaar en duidelijk bewezen is dat hij Rubroc en niet Ruysbroeck hiet. IV. Eindelijk poogt L. de Backer een gevolg de trekken uit het bestaan van eenen familienaam Rubroc of RUbrouck, doch ook dat bewijst niets. 1o Ook de familienaam van Ruysbroeck heeft bestaan en bestaat nog heden. 2o Wie kan zeggen of bewijzen dat onze Willem dien familienaam droeg? Dat is teenemaal ozeker en, mijns dunkens, zelfs niet waarschijnlijk. Ziehier waarom: In de middeleeuwen, en zelfs tot in de XVIIe eeuw komen de gevallen voor, werd doorgaans de familienaam bij de kloosterlingen achterwege gelaten. Zij noemden zich, over het algemeen, naar de plaats hunner geboorte, of naar eene plaats waar zij lang gewoond hadden. Zoo is het nog | |||||||
[pagina 15]
| |||||||
heden in gebruik bij de Minderbroeders-Kapucienen en in eenige Provinciën onzer Orde. Volgens onze overtuiging is ook zoo het geval met Willem van Ruysbroeck. Immers, waarom zou hij daarin afgeweken zijn van de gebruiken zijner Orde?
Men oordeele uit bovenstaande of de bewijzen, door L. de Backer aangehaald, voldoende zijn om onzen Ruysbroeck goedsmoeds aan Frankrijk af te staan. Wij zijn verre van in de meening te deelen van een Franschen schrijverGa naar voetnoot(1), alhoewel onzen medebroeder, die zegt dat: ‘L. de Backer in zijne geleerde studie allen twijfel wegneemt wegens Rubrouck's geboorteplaats’. Onzes dunkens is, ondanks die geleerde studie, die twijfel nog dezelfde als te voren, en heeft zij niets beslist.
Ons gevoelen, nu, is dat wij dien beroemden man nog immer, totdat men ons het tegendeel bewijze, als onzen landgenoot mogen houden en dat zijn naam Ruysbroeck en niet Rubroc is. Ziehier onze redenen:
| |||||||
[pagina 16]
| |||||||
‘De Tibetanen nog al licht de r met de l verwerrende, wie zou onder dien naam den beroemden Ruysbroeck niet herkennen, den Belgischen franciscanermonnik.....’ Dat die naam na vijf | |||||||
[pagina 17]
| |||||||
eeuwen daar aldus bekend is gebleven, bewijst toch wel ten voordeele van den naam Ruysbroeck, want ware hij Rubrouck geweest, de Thibetaan hadde Lubloeck gezegd.
Eéne opwerping zou men kunnen maken, te weten dat hij zoo goed bekend was met Frankrijk en zoo dikwijls vergelijkenissen maakt van de stroomen, welke hij op zijne reis aantrof, met de Seine; van de afstanden sommiger plaatsen met den afstand van Parijs tot andere steden van Frankrijk, enz. Doch daar is geen gevolg uit te trekken. Dat hij in Frankrijk gewoond heeft, betwijfelen wij geenszins, noch dat hij dat land goed kende. Doch, om Lodewijk IX te onderrichten, moest hij natuurlijk plaatsen, stroomen en afstanden noemen, welke den koning bekend waren. Wat zou deze ervan begrepen hebben, hadde Ruysbroeck gezegd: De stroom N. is zoo breed en diep als de Schelde vóor Antwerpen of als de Maas te Namen, hetgeen den koning wellicht onbekend was? Hadde hij gezegd: de stad N. is zoo groot als bijvoorbeeld: Loven of Brugge, of de stad N. is zoo ver van deze of gene plaats als Gent of Brussel van Keulen, dat ware wellicht onverstaanbaar voor den koning geweest. Hij moest wel, om verstaan te worden, zijne vergelijkingen met Frankrijk maken.
Nu, ten slotte, al ware Ruysbroeck nabij | |||||||
[pagina 18]
| |||||||
Cassel geboren. dan nog kan men van hem geenen Franschman maken, vermits, in zijnen tijd, Cassel en Rubrouc deel uitmaakten van Vlaanderen en hij, bijgevolg, Vlaming en dus Belg was. Omdat zijn geboortegrond nù bij Frankrijk ingelijfd is, daarom kan men hem geenen Franschman noemen. In zijnen tijd was hij Belg en honderden jaren na zijne dood kan hij toch geen Franschman geworden zijn. Kruger en De Wet zijn en blijven Boeren, en, alhoewel hun land nu bij Engeland ingelijfd is, kan men toch niet zeggen dat zij Engelschen zijn, zoo min als men dat van de Ieren kan zeggen, die sedert eeuwen onder Engeland staan. Ook zoo wat Ruysbroeck betreft. Hij was Vlaming, en dus Belg. om het even waar hij het levenslicht ontving, hetzij bij Brussel, hetzij bij Cassel. Ons doel in dit schrijven is onzen landgenooten aan te toonen hoe lichtveerdig de Franschen zich onze beroemdheden toeërgenen, voor ons vaderland te eischen wat er aan toekomt, en geenen perel van deszelfs roemrijke kroon te laten ontstelen. |
|