Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1903
(1903)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Zitting van 15 Juli 1903.Aanwezig de heeren Prayon-van Zuylen, bestuurder, Sermon, onderbestuurder, de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr de Pauw, Gailliard, Obrie, Coopman, de Vos, Broeckaert, Coremans, Bols, de Flou, Claes, Janssens, jhr de Gheldere, de Ceuleneer, Segers en de Vreese, werkende leden; de heeren Joos en Bouchery, briefwisselende leden. Bericht is gezonden door de heeren Alberdingk Thijm en van Even dat ongesteldheid hen belet, ter vergadering aanwezig te zijn. Door den bestendigen Secretaris wordt lezing gedaan van het verslag over de Juni-vergadering, hetwelk wordt goedgekeurd. | |
Aangeboden boeken.Door den heer Minister van Binnenl. Zaken en Openbaar Onderwijs: Bibliographie de Belgique, 1903, nr 11 en 12. Académie royale de Belgique. Mémoires couronnés et autres mémoires, tome 63, 8o, 4e aflevering. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, 1903, nr 5. | |
[pagina 6]
| |
Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, 1903, nr 6. Revue sociale catholique, 1903, nr 9. Bulletijn der Maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 1903, nr 5. Wallonia, 1903, nr 6. Het godshuis van St.-Jan en St.-Pauwel te Gent. Oorkonden uitgegeven door den heer Baron Béthune en A. van Werveke.
Door den heer Minister van Nijverheid en Arbeid: Statistique des grèves en Belgique, 1896-1900.
Door den heer W. van Spilbeeck:
Necrologium ecclesiae B.M.V. de Tongerloo, edidit et notis illustravit Fr. W. van Spilbeeck.
Door den heer P.-J. Goetschalckx:
Bijdragen tot de Geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude hertogdom Brabant. Juni 1903.
Door den heer Edm. de Geest:
De Fabelen van Esopus, Phedrus en andere beroemde schrijvers, door Edm. de Geest bewerkt naar Jean de la Fontaine.
Door den Geschied- en Oudheidkundigen Kring te Kortrijk:
De 1e aflevering van zijn Bulletijn. | |
[pagina 7]
| |
Door den heer D. Ursmer Berlière:
Aux archives Vaticanes.
Door de Hoogeschool van Rijsel:
Tableau des cours et conférences de l'année scolaire 1903-1904. Travaux et mémoir es de l'Université de Lille. Tome X. L'Enigme sociale, par A. Penjon. Les déclamations et les déclamateurs, d'aprés Sénèque le père, par Henri Bornecque.
De laatstverschenen afleveringen van De Vlaamsche Kunstbode, Biekorf, Katholiek Onderwijs, St.-Cassianusblad.
Lezing wordt gedaan van de volgende brieven, aan de Academie gezonden:
Aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent.
's Gravenhage, 21 Juni 1903.
Ondergeteekende heeft de eer aan de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde zijn eerbiedigen dank te betuigen voor zijne benoeming, op de meest vereerende wijze, tot buitenlandsch eerelid. Volgaarne neemt hij deze onderscheiding | |
[pagina 8]
| |
aan. Voor Vlaanderen en het Vlaamsche stambelang voelde hij steeds veel en klopt nog zijn hart warm. Vergeten mag door geen Noord-Nederlander dat Vlaanderen de bakermat was van de krachtige en hoogere ontwikkeling van tweeerlei leven, dat in zuid en noord in verschillenden vorm opgebloeid, toch één in den wortel blijft. Kuiper, Hoogleeraar van de Vrije Universiteit te Amsterdam en Minister van Binnenlandsche Zaken in Nederland.
Den Weledelen Heer Fr. de Potter, Bestendig Secretaris der Kon. Vlaamsche Academie, te Gent.
Groningen, 21 Juni 1903.
Weledel Heer,
Ik heb de eer U de goede ontvangst te berichten van Uw schrijven van 17 Juni ll., dat de mededeeling bevat van mijne verkiezing tot buitenlandsch Eerelid der Koninklijke Vlaamsche Academie. De groote onderscheiding, die mij daardoor te beurt valt, wordt door mij met ingenomenheid aanvaard. Beleefdelijk veroorloof ik mij het verzoek tot U te richten, de tolk te willen zijn van mijne erkentelijkheid voor de eer, mij door de Academie bewezen. Met de verzekering van mijne hoogachting verblijf ik Uw dienstw. dienaar, B. Symons. | |
[pagina 9]
| |
De lezing dezer twee brieven lokt de toejuichingen uit der vergadering, welke beslist beide stukken in de Verslagen te drukken.
De heer Bestuurder, overtuigd de tolk te wezen der gansche vergadering, drukt zijne verwondering en leedwezen uit, dat sedert nagenoeg een jaar de werken in de zittingzaal der Academie gestaakt zijn. Hij deelt mede dat brieven geschreven en overheidspersonen te Gent aangesproken zijn om de werken te doen vooruitgaan; dat ook herhaaldelijk brieven naar Brussel gezonden zijn, doch dat alle pogingen vruchteloos bleven. Het belang en de waardigheid der Academie eischen, dat aan dien toestand een einde kome, en de heer Bestuurder vraagt of het niet behoort, mondeling aan te dringen bij de bevoegde overheden te Brussel. De vergadering beaamt dit ten volle en gelast den heer Bestuurder het noodige te doen bij het beheer der Staatsgebouwen.
De heer Broeckaert, namens de Commissie van Geschiedenis, Bio- en Bibliographie, deelt mede dat door pater Schoutens, te Antwerpen, eene notice is ingezonden over Willem van Ruysbroeck,. Daar dit stuk door twee leden der Commissie is goed bevonden, vraagt deze dat het in de Verslagen zou worden opgenomen. De vergadering stemt met dit voorstel in. | |
[pagina 10]
| |
Een voorstel van dezelfde Commissie, strekkende om eene alphabetische inhoudstafel op te stellen van al wat in de Verslagen der Academie voorkomt, alsmede de Bibliographie der werken van de in België verblijvende Leden der Koninklijke Vlaamsche Academie, voor het Jaarboek, zal aan de dagorde der Augustus-zitting worden gebracht.
Door den heer Claes wordt, namens de Commissie voor Onderwijs, gevraagd dat er gevolg zou worden gegeven aan het besluit der Academie, wat betreft de uitgave der mededeelingen en besprekingen in den schoot dier Commissie. - Er wordt besloten dit te doen, en de heer Claes aanvaardt den last, in het kort op te geven wat door de Onderwijs-Commissie, sedert hare inrichting tot heden, is verricht.
Een opstel van den heer Prenau, naar aanleiding van hetgeen in eene vorige zitting der Academie is medegedeeld door den heer Am. Joos, betreffende de uitspraak van het Nederlandsch, wordt verzonden naar de Commissie voor Nieuwere Taal en Letteren. | |
Dagorde.De vergadering kiest tot leden der Commissie, gelast met het voorstellen van nieuwe prijsvragen, de heeren Bols, Coopman, de Vos, Gailliard en Obrie. | |
[pagina 11]
| |
De beraadslaging wordt geopend over het in Juni ll. voorstel der Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde betreffende de uitspraak der Nederlandsche taal in de gestichten van lager en middelbaar onderwijs. De heer Coopman herinnert, dat de quaestie reeds op officieël terrein staat, zooals blijkt uit het verslag over de zitting van Juni ll. De heer Minister schreef ons dat hij gaarne het advies der Academie zou gehad hebben en wij bleven hem, tot heden, daarover het antwoord schuldig. De Academie, immers, had eenen wedstrijd over de uitspraak van het Nederlandsch uitgeschreven, en vroeg om te mogen wachten met de inzending van het antwoord tot na de uitspraak over dien prijskamp. Dewijl deze een gunstigen uitslag had is de tijd nu daar om den heer Minister voldoening te geven. Wij hebben hem een afdruksel van de bekroonde verhandeling des heeren Prenau te zenden, en hem te verzoeken dat hij de Academie gelaste het vraagstuk aan een grondig onderzoek te onderwerpen. De vergadering erkent de gegrondheid van deze opmerkingen, en treedt ze met algemeene stemmen bij.
Thans wordt overgegaan tot de kiezing van een lid voor de Onderwijs-Commissie, ter vervanging van den heer Claes, ontslaggever. De heer Mac Leod bekomt het meeste getal stellen. Te 4 ure verklaart de heer Bestuurder de zitting geheven. |
|