Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1903
(1903)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 270]
| |
Plechtige openbare Vergadering van 24 Juni 1903.De zitting heeft, zooals in 1902, plaats in eene zaal van het Provinciehuis, de versieringswerken in de zaal der Academie sedert een half jaar onderbroken en die zaal onbruikbaar zijnde. Aanwezig de heeren Prayon-van Zuylen, bestuurder, Sermon, onderbestuurder, de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr de Pauw, Gailliard, Alberdingk Thijm, Obrie, Coopman, de Vos, Broeckaeit, van Even, Coremans, Bols, de Flou, Claes, Janssens, jhr de Gheldere, de Ceuleneer, Segers en de Vreese, werkende leden; de heer Teirlinck, briefwisselend lid. De heeren Daems, Simons en Hansen, werkende leden, maken schriftelijk bekend dat zij in de onmogelijkheid zijn de vergadering bij te wonen. Te 11 uren en een kwart neemt het bestuur der Academie plaats aan het bureel. Ook de heer G. Segers, die eene lezing doen zal. Onder de aanwezigen zijn te noemen de heeren baron R. de Kerchove d'Exaerde, gouverneur van Oost-Vlaanderen; Jules Lammens, oud-senator; Tuncq, eere-eerste voorzitter bij het Beroepshof; P. van Acker, consul van Nederland; A. Prayonde Pauw, consul van Duitschland; G. Claeys- | |
[pagina 271]
| |
Boúúaert, provincieraadslid; Oscar Pyfferoen, hoogleeraar; Edm. Fabri, ingenieur en opzichter van den arbeid; J. Willems (zoon van wijlen Jan-Frans Willems); gemeenteraadsleden, leeraars, dagbladschrijvers; leden van letterkundige genootschappen; mevrouw Prayon-van Zuylen van Nyevelt en hare twee dochters, mevrouw Vergauwen, jufvr. C. van de Wiele, van Kortrijk, en eenige andere dames. De heer Arthur Verhaegen, lid van de Kamer der Volksvertegenwoordigers, drukt zijn spijt uit, de vergadering niet te kunnen bijwonen.
De heer Bestuurder opent de vergadering met de volgende woorden:
Dames en Heeren,
Het spijt mij U te moeten mededeelen dat ons nieuw eerelid, Dr. Kuyper, minister van Binnenlandsche Zaken van het koninkrijk der Nederlanden, door dringende ambtsbezigheden belet is deze vergadering bij te wonen, zooals hij het beloofd had. Z.E. heeft ons zulks onder betuiging van zijn oprecht leedwezen gemeld, erbij voegende dat hij voornemens was eerlang naar Gent te komen en op eene onzer zittingen aanwezig te zijn. Uitgesteld is dus niet verloren. Maar toch betreuren wij dat het ons niet gegund is Dr. Kuyper heden in ons midden te mogen onthalen. Wij begroeten immers in hem, niet alleen den knappen schrijver en schitterenden redenaar, zelfs niet het hoofd der regeering van de | |
[pagina 272]
| |
zusternatie, waaraan ons zoovele dierbare herinneringen blijven hechten; wien wij vooral in hem begroeten is de man, die Vlaanderen altijd een goed harte toedroeg, die ons streven ten volle beseft en met innige belangstelling volgt, eene belangstelling waarvan hij ons herhaaldelijk afdoende blijken heeft gegeven, o.a. toen hij ons tegen de roekelooze aanvallen van eenen zijner eigene landgenooten, den Franschgezinden Prof. van Hamel, zoo glansrijk verdedigde. Het is verdiend dat alle Vlamingen aan dien beproefden vriend van ganscher harte hulde brengen. (Toejuichingen).
Daarna houdt de heer Bestuurder de volgende toespraak: |
|