beschreven worden in het Jaarboek der Academie, met de pen der waarheid en in den verhevensten zin van waardeering. In afwachting zij hier gezegd, dat een schat van werkzaamheid, van toewijding aan zijne veelvuldige taak, van grenzenlooze hulpvaardigheid in hem huisde, samen met een streng begrip van eerbied voor zijnen evenmensch en met een hoog gevoel voor vriendschap, die hij nooit tot gemeenzaamheid liet ontaarden.
Gesproten uit het rustig en verstandig gedeelte van ons volk, bezat hij in niet geringe mate de treffendste hoedanigheden van het gezond, echt Vlaamsch ras: aan zijn open oog voor de werkelijkheid dankte hij zijne veelvuldige zaakkennis; aan zijne liefde voor de kunst, aan zijne geestdrift voor klank en kleur, zijne dichterlijke gaven.
Gaf hij, als woordenboekschrijver en woordvorscher, blijken van buitengewoon geduld en kunde, als dichter dwingt zijn vaste, degelijke vorm, het zinrijk gehalte van zijn vers, dat hij smeedde totdat het klonk als eene klok, de bewondering der kieskeurigsten af. Half voltooide gedichten te laten drukken, kon hij niet, wilde hij niet voor geen goed ter wereld; daarvoor lagen zijne kunst en zijne taal hem al te nauw aan het hart, die taal waarvan hij in zijne Makamen en Ghazelen zong:
Dietsch! du schoone, du hemelsche taal, - ons Dietsch!
Bekoorlijke, zonder vlek of faal, - ons Dietsch!
Dietsch, dat het oor verrukt door rijmengeklingel,
Zacht als de toon der zilveren schaal, - ons Dietsch!