Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1901
(1901)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| |
Zitting van 18 December 1901.Aanwezig de heeren Coopman, bestuurder; Obrie, onderbestuurder; de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr. de Pauw, Gailliard, Alberdingk Thijm, Daems, de Vos, Broeckaert, van Even, Sermon, Bols, de Flou, Claes, jhr. de Gheldere, Prayon-van Zuylen, Simons, de Ceuleneer en Segers, werkende leden; de heeren de Vreese en Mac Leod, briefwisselende leden. De heeren van Droogenbroeck, werkend lid, en Muyldermans, briefwisselend lid, verontschuldigen hunne afwezigheid. De bestendige Secretaris leest het verslag over de zitting der vorige maand, hetwelk wordt goedgekeurd. | |
Aangeboden boeken.Door de Regeering: Bibliographie de Belgique, 1901, nr 21. Bibliothèque coloniale internationale. Compte rendu de la session tenue à la Haye les 28, 29, 30 et 31 Mai 1901. Académie royale de Belgique. Bulletin de la Classe des Lettres et des Sciences morales et politiques et de la Classe des Beaux-Arts, 1901, nrs 9-10. | |
[pagina 374]
| |
Bulletin bibliographique et pédagogique du Musée belge, Ve jaar, nr 9. Bulletin de l'Agriculture, 1901, nr 5. Bulletijn der maatschappij van Geschied- en Oudheidkunde te Gent, 9e jaar, nr 8. Bulletin de la Société d'Etudes coloniales. Revue sociale catholique, 6e jaar, nr 2. Revue de l'Université de Bruxelles, 1901-1902, nr 2. Bulletin des Commissions royales d'art et d'archéologie, 1900, nrs 11 en 12. Revue néo-scolastique, 1901 nr 4.
Door het provinciaal bestuur van Oost-Vlaanderen: Officieele processen-verbaal en stenographisch verslag der zittingen van den Provincieraad van Oost-Vlaanderen. 1901.
Door de Société d'archéologie de Bruxelles: Annales, 1901, nr 2.
Door den heer P.-J. Goetschalckx: Geschiedenis van Grobbendonck. Derde deel, 1901.
Door den heer Em. Gielkens: Nos moeurs.
Door den heer Heinrich Bischoff: Hendrik Hansjakob. | |
[pagina 375]
| |
Door het Historisch-litterarisch Zweigverein, te Strassburg: Jahrbuch für Geschichte, Sprache und Litteratur Elsass-Lothringens. 1901. De laatstverschenen afleveringen van Biekorf en St.-Cassianusblad.
De heer Bestuurder staat recht en richt tot de vergadering de volgende toespraak:
Waarde Medeleden,
Den 6n December ll. heeft een onzer hooggeachte Medeleden zijn 80sten verjaardag beleefd. Met blijde verwachting werd die dag door U allen te gemoet gezien. Gij steldet U voor den geliefden jubilaris Edward van Even te huldigen; hem, in eene plechtige vergadering, dank te zeggen voor zijne aan deze Academie bewezen diensten; hem te vieren voor den arbeid, dien hij gedurende ruim 56 jaar op het gebied van geschiedenis, kunst en letteren heeft volbracht. Gij koesterdet de hoop Uwen geëerbiedigden Nestor heden, op dit uur, te mogen toejuichen. De hartelijke genegenheid, die Gij hem toedraagt, heeft U een oogenblik laten vergeten, dat onze van Even altijd heeft behoort tot de stilsten onder de stillen in den lande, tot de allernederigsten; dat hij leeft in de eenzaamheid der studie, en zich rijkelijk beloond acht door het genot, dat het werk zijns geestes hem verschaft. Ook hebt Gij, niet zonder leedwezen, maar | |
[pagina 376]
| |
op zijn herhaald en dringend verzoek, afgezien van Uw voornemen tot huldebetoon. Alhoewel die opoffering getuigt voor Uwe strenge begrippen van vriendschap, verbiedt ze niet dat Gij, in besloten kring, een greintje van den wierook uwer toegenegenheid om den edelen man latet geuren, en Uwen Bestuurder veroorlovet hem, in Uw aller naam, den innigsten heilwensch der Koninklijke Vlaamsche Academie aan te bieden. (Toejuichingen).
Waarde van Even,
Een woord uit het hart zult Gij U laten welgevallen. Wij achten U om Uwe noeste vlijt, uwen ijver voor nasporing en onderzoek, uwe liefde voor taal en kunst, luidsprekend uit uw wetenschappelijk werk; niet minder om uwe vaderlandsche bedoelingen, stralend uit alles wat uwe pen is ontvloeid. Wij hebben U lief, omdat schijnvertoon van geleerdheid U teenemaal vreemd is; omdat Gij in den omgang altijd vriendelijk, hulpvaardig en verdraagzaam zijt, steeds éen gelijk gemoed, louter goedheid. En daarom wenschen wij, uit den grond des harten, U nog vele jaren in ons midden te mogen behouden. Dezelfde levens- en arbeidslust, die U steeds heeft bezield, blijve nog lang uw deel! (Toejuichingen.) De heer Claeys bekomt het woord en leest de volgende door hem gedichte en door de vergaring toegejuichte |
|