uwe is; dat gij zult pogen haren werkkring te verruimen en alzijdiger te maken, en dat zij, onder uwe verlichte leiding, in eendracht en vriendschap immer voorwaarts zal streven en opwaarts! (Toejuichingen.)
De heer Obrie betuigt de vergadering zijnen dank voor het hem geschonken blijk van vertrouwen, dat hij pogen zal door zijne werkzaamheid in 't belang der instelling waardig te zijn. (Toejuichingen).
Thans komen in bespreking de voorstellen van Jhr. de Pauw, waarvan hooger sprake is.
De heer Bestuurder vraagt de meening der vergadering aangaande die voorstellen. Zal aan het eerste: uitgave der Handelingen van het te Brussel gehouden Nederlandsch Taal- en Letterkundig Congres, gevolg worden gegeven?
Naar inlichtingen, te Brussel genomen, zou het blijken dat geene handschriften van de te Brussel uitgesproken redevoeringen bewaard, ofwel dat zij zoek geraakt zijn. De algemeene secretaris en de eerste secretaris van dat Congres zijn sedert jaren overleden en niemand weet te zeggen waar de stukken gebleven zijn.
Wat het tweede voorstel aangaat: het opmaken eener tafel van al wat voorkomt in de gedrukte Handelingen der vijf en twintig Congressen, dit is, meent Spreker, een groote arbeid, welke veeleer toekomt aan de inrichters dier Congressen, wien het niet