van het wetsontwerp, onlangs door Uw en ons medelid, volksvertegenwoordiger Coremans, aangeboden en strekkende om de wet van 1883 betrekkelijk het gebruik der Nederlandsche taal ook op de vrije onderwijsgestichten toepasselijk te maken.
Ons Bestuur was van oordeel, Weledele Heeren, dat in de eerste plaats diende aangedrongen bij Ued., met het verzoek in dien zin een vertoog naar de wetgevende Kamers te zenden. De invloed, waarover Uw Hooggeleerd gezelschap in het land en bij onze wetgevers beschikt, zou de behandeling en goedkeuring van bewust wetsontwerp verzekeren en bespoedigen. Wij hebben het ons dan ook tot plicht geacht ons tot Ued. te richten, te meer daar dit voor ons Vlaamsche volk zoo belangrijke wetsontwerp naar alle waarschijnlijkheid geduchten tegenstand te verwachten heeft van de zijde dergenen die, niettegenstaande alle verzoeken en klachten, voortgaan in de vrije onderwijsgestichten aan de jeugd een onderwijs te geven dat te recht als geestdoodend, onvaderlandsch werd gebrandmerkt.
Wij durven dan ook hopen, Weledele Heeren, dat gij ons verzoek om de wetgeving aan te zetten tot het invoeren van den door Volksvertegenwoordiger Coremans aangeprezen maatregel zult inwilligen en bieden Ued., in die overtuiging, de verzekering onzer gevoelens van hoogste achting en diepsten eerbied.
Namens het Bestuur:
De Schrijver,
V. De Wandeleer.
De Voorzitter,
Van Kerckhove-Dony.